Belangrijfk ONS DIERENHOEKJE, r/eaiesR! öanaauKö ZIEKENFONDSLEDEN fa. JOH. LAUWERS, Payglop 3 Alkmaar. Portret-Atelier JAC. de BOER Keizerstr. 75, Den Helder MOEILIJKE OPGAVEN. EEN „SPIEGEL"-TEEKENING. Hen moeilijke opgaaf, hoewel ze op het eerste gezicht dood gemakkelijk lijkt, is de volgende. Het afgebeelde vierkant moet nageteekend worden en wel op de volgende wijze. Neem een handspiegel en zet deze recht voor je op tafel. Leg nu een blad papier voor den spiegel; neem een potlood in de rechter-, een tweede vel papier- in de linkerhand. Met dit vel papier, bedek je gedurende het teekenen de rechterhand, zoodat je de teekening alleen in den spiegel kan zien. Teeken nu, of liever probeer nu het een voudige figuur te teekenen. En je zult ver baasd zijn hoe moeilijk dit schijnbaar zoo gemakkelijke werkje is. DE AANHOUDER WiNT. Hier is een opgave, die jullie geduld wel heel erg op de proef zal stellen, De puntjes in" de witte vakken moeten door een lijn ver bonden worden en wel zoo, dat van punt naar punt rechte lijnen loopen, die elkaar nergens kruisen. Ik zeg vooruit, dat het een geduldwerkje is; maar het kan, het is, als je het eenmaal gevonden hebt, zelfs heel gemakkelijk. Oplos sing staat rechts onderaan het blad; maar niet eerst kijken! TANTE TINE. DE GESCHIEDENIS VAN PRINSES GROENBLAD. Prinses Groenblads herinneringen aan haar eerste kinderdagen waren wondermooi, zoo teer, zoo doorweven van zon, dat het een lentesprcokje leek. Dat was haar levensbegin ook geweest, een lentesprookje. Ze kon zich nog heel goed herinneren, hoe ze in een kort, lichtgroen jurkje in een gouden hangmat had geschommeld, die door een zachten wind heen en weer bewogen werd, Vele gelijkgekleede speelgenootjes waren om haar heen. Toen werd prinses Groenblad heel overmoedig en liet zich verschrikkelijk ver wennen. Ze deed 'n ragfijn spinnewebsluiertje over haar bleeke gezichtje, verborg zich in de groene schaduw van den Boomburcht en liet zich door haar hovelingen verzorgen en be schutten. Fms op een dag reed de Tijdfee op haar zonnewagen door het land, zwaaide haar tooverstaf en sprak: „De bloesems zullen ver gaan; de bladeren blijven bestaan". Toen kwam er plotseling een heftige wind stoot door het geheele rijk en als sneeuw dwarrelden de witte en roze bloesems naar beneden. Ze vielen op de aarde en vergingen ook de sneeuw. En de Tijdfee sprak: Ik heb jullie iets moois ontnomen, bladvolk. Daarvoor in de plaats krijgen jullie nieuwe groene kleedjes!" En werkelijk, prinses Groenblad en haar geheele hofhouding pronkten al in nieuwe gewaden met statige lange slepen. Ze ver» scneurden de oude verbleekte kinderkleertjc-s en als de wind nu woei, ritselden en ruischten hun nieuwe kleeren als zijde. Prinses Groenblad voelde zich als een konin gin; door haar jongste kamenier liet ze zich den spiegel voorhouden, die gemaakt was van een drauwdrop en gevat in zonnegoud, om te zien, of de nieuwe kleur goed bij haar gezicht paste. Teen knikte ze, poederde haar fijne neusje met het stuifmeel, dat de bijen ge bracht hadden en maakte zich mooi voor het avondfeest. Op dit feest werd gedanst op de muziek van een vogelorkest; de wind was zoo vrien delijk om fluit te willen spelen en de dikke bromvliegen zoemden de baspartij. Op dezen avond werd prinses Groenblad erg gevleid; de wind fluisterde haar allerlei com plimentjes in het oor, ja, hij danste zelfs een paar keer met haar. Toen echter vond ze, dat hij zich teveel veroorloofde en trok zich, met haar hofdames, terug. Maar niet iederen avond werd er gedanst en pret gemaakt; er kwamen ook minder prettige uren. Dan had de wind een slechte bui en werd een ruwe klant, die woedend te keer ging. Dan blies hij met volle wangen wolken stof op den Boomburcht en de kleine kameniers hadden handen vol werk om alles netjes te houden. Soms konden ze den regen overhalen om hen te helpen bij de groote schoonmaak. Maar dan scheen deze het alleen maar leuk te vinden om ze met ijskoud water te besproeien, zoodat ze bibberend en klapper tandend vroegen, of hij alsjeblieft op wilde houden. Dat was niet aardig van hem; maar als ver ontschuldiging voerde hij aan, dat de schild wacht zeker op zijn post was ingeslapen en de gieter niet gesloten had. Maar daarmede was het leed nog niet ten einde; er kwamen veel lastige bezoekers of liever vijanden, die de hovelingen slechts met veel moeite van Prinses Groenblad af konden houden. In lange rijen kwamen de rupsen, 1 spinnen, die op een goed onthaal op den Boomburcht rekenden, zonder dat ze er iets voor terug wilden doen. Een dikke rups, die er door de kameniers uitgegooid was, gelukte het om 's nachts liet slaapvertrek van de prinses binnen te dringen en haar prachtige bladerkleed heelemaal stuk te bijten. Wat wai de prinses boos! Ze was ontroostbaar; boven dien merkte ze, dat haar vriendinnen haar er heimelijk om uitlachten. Toen beval ze de zon om met vurige pijlen naar de booswichten te schieten. Dat deed de zon graag; maar by de jacht raakte menige zonnenpijl de bladerslepen van de hovelingen; daar kwamen dan brand- plekken op en dat zag er heel leelijk uit. Toen besloot prinses Groenblad de Tijdfee weer te roepen. „Geef ons toch een nieuw kleed, met mooie kleuren. We worden zoo vaal en zoo leelijk!" smeekte ze. „Een nieuw kleed kan ik jullie niet geven", antwoordde deze. „Dat mag maar eenmaal in 't jaar gebeuren. Maar ga naar toovenaar Herfst, die heeft de macht om jullie kleeren rood, geel, bruin en violet te verven. Wendt jullie tot hem!" Dat lieten de bewoners van den Boomburcht zich geen twee maal zeggen. Ze riepen toove naar Herfst en zeiden: „Is het waar, dat Gij zoo'n groot toovenaar zijt!? Als Gij ons nieuwe kleurige kleedjes xxxxxxxx getal tegenovergestelde van geven, deugelijk, uitstekend. Beroemde schilder uit de 17e eeuw. met een schaaf glad maken, haren van paard of leeuw. lofzang, medeklinker. Van de volgende lettergrepen zijn drie personen te maken, die een rol in onze Va- derlandsche geschiedenis hebben gespeeld. Al, Sa, le. ma, mar, ra, on, par, po, r#, tha, va, van. in. 3, 4, 7. mannelijk schaap. 7, 2, 2, 3. groote waterplas. 1, 4, 7. mak. 7, 4, 3, 5, 2. meisjesnaam. Mijn geheel: 1, 2, 3, 3, 4, 3, 5, 6, 7. is een glazen kweeïtbak IV. Van de volgende lettergrepen zfln ytffi plaatsjes in Noord-Holland te maken. Alk, dam, dam, e, enk, lem, len, hui, haar, maar, vo, zen. OPLOSSINGEN. I. R een nemen probaat Rembrand t s o h a v e n ma n e n ode t n. Alva, Margaretha van Parma, Napoleon. m. Ram, n^er, tam, Marie; Terrarium. IV. Alkmaar, Edam, Volendam, Enkhuizen, HaarïéttL 1 toovert, moogt ge daarvoor vragen wat ge wilt!" „Goed", zei de machtige toovenaar. „Onder die voorwaarde wil ik jullie meteen helpen". En in een oogwenk tooverde hij de vale klee ren om in stralend geel, violet, bruin en rood. Prinses Groenblad, die in goudbrocaat ruischte, sprak tot den toovenaar: „En welk loon wilt ge hebben voor de bewezen dien sten?" „Welk loon?" herhaalde de toovenaar op een eigenaardigen toon. „Ik mocht kiezen. Wel nu. dan kies ik jullie leven. Nog eenige uren van vreugde zijn jullie vergund, dan komt de koude Noorderwind en blaast jullie ter aarde. Daar mag je dan slapen!" Toen begon het bladervolk te klagen en riep: ,Dat is jouw schuld, prinses Groenblad, Dat komt nu van je ijdelheid. En wij hebben je altijd zoo trouw behoed!" „Jullie zijn allemaal onderworpen aan de Tijdfee; ik ben slechts haar dienaar", ver klaarde de Herfst. „Mijn koningin gaf jul lie veel moois, waarover je je verheugen kon. Nu is het haar wil, dat alles zal ver- dan blijven jullie gespaard voor het verdriet, dat de winter brengt.'. Na deze woorden sloeg de Herfst zijn vleu gels uit en vloog over den Boomburcht. DINA VAN Z. HOE PETER BETER WESD. Peter was een klein bleek jongetje, dat heelemaal in het achterste bedje van de groote zaal lag. Peter lag altijd heel stil met gesloten oogen en deed nooit mee met de ondeugende dingen, die de andere jon gens van de ziekenhuiszaal uithaalden. Niet omdat Peter bang was om een standje van de zusters of den dokter te krijgen; neen, alleen omdat hg erg ziek was. Als de andere jongens van zaal 10 bezoek kregen van hun moeders en vaders, lag Petertje met zijn gezicht naar den muur; want voor hem kwam er nooit iemand. Het was al heel lang, dat Peter in het ziekenhuis gekomen was. Daarvoor was hg in het weeshuis geweest; want hij had geen ouders meer. Toen hij pas ziek was, had hij nog wel eens bezoek gehad, maar toen het zóó lang duurde, was er niemand meer, die aan Peter dacht. Soms bracht een moeder van een anderen jongen wel eens iets voor hem mee; maar dat gebeurde haast nooit. En zoo lag Peter daar en hg begon hoe langer hoe minder te eten. Vaak kreeg hij' standjes van den dokter, die hij dan met ge sloten oogen aanhoorde en als dokter weg ging wist deze zelf niet, of er iets tot Peter doorgedrongen was. Toen kwam de nieuwe zuster op zaal; ze was jong en blond en had stralende blauwe oogen. Zuster Mien bemoeide zich dadelgk met Peter, veel meer dan de andere zusters ooit gedaan hadden. In het begin deed hg zgn oogen niet eens! open; maar toen ze door bletf.' gaan met vriendelijk tegen hem te: zijn, toen ze niet, als de andere zusters, zich na een tgdje niet meer met hem bemoeide, werd er iets wak ker in Peter. Dan lag hg stilletjes naar haar te kgken, als ze bezig was op zaal. Eens keerde Zuster Mien zich net om, toen Peter haar met groote" oogen lag aan te kyken. „Wel Peter", schalde haar vroolijke jonge stem door de zaal, „ik heb nooit geweten, dat jg zulke mooie oogen had. Het is niet aardig, om ze altijd gesloten te houden. Wg kgken ook graag naar iets moois." En vanaf dien dag dateerde de vriend schap tusschen zuster Mien en Peter. Voor haar deed de jongen alles, hy at zgn bo terhammen heelemaal op, toen zg dat ge zegd had; zyn pap liet hij niet meer, zoo- als vroeger, staan en ook zgn glazen melk dronk hij tot den laatsten druppel op. ,Zoo is het goed, Petertje," lachte zuster Mien. „Ik wil je weer een flinke jongen zien met roode wangen en stevige beenen." In haar vrijen tijd kwam ze dikwgls bg hem zitten en vertelde hem van haar huis, van haar moeder, haar broertjes en zusjes. Woont ij dan niet hier, zuster?" vroeg Peter. „Nee, Petertje, ik woon aan de zee. Ken je de zee?" En op Peters ontkennend schudden, begon ze te vertellen van de zee, als ze kalm was, of als het stormde, zoodat de golven huizenhoog waren en woedend op het strand sloegen. Dan luisterde Petertje mét open mond: van zulke dingen had hij nog nooit gehoord. „Wat zal het mooi zgn, daar by U thuis, zuster Mien!" zei hy eens een keer bedroefd. „Dat alles zie je hier niet!" „Wip weet," troostte zuster hem zoo goed mogelijk, „als je beter bent!" Toen keek Petertje heel verbaasd. ,,Beter? .Hij lag al jsop lang in het ziekenhuis, 'fat hij er wel altijd zou moeten blijven." IETS OVER HERTEN. Ieder van jullie zal wel graag iets meer willen weten over herten, die mooie, sierlijke dieren. Herten behooren tot de orde der herkau wende zoogdieren. Zij vormen een familie van dieren, waarvan het voornaamste ken merk is, dat de mannelijke dieren veelal een massief, vertakt gewei bezitten. Alleen bij het rendier, het huisdier der Eskimo's en andere in de Poolstreken levende volken, komt het gewei zoowel bg de mannelijke als bij de vrouwelijke dieren voor. De familie der herten bevat 22 soorten, waarvan de eland, het rendier, het damhert, het edelhert, het ree en het muskusdier de meest bekende zijn. Zij leven in de bosschen van Europa, Azië, Afrika en Amerika. Uit Australië is geen enkele soort bekend. Het gewei bestaat uit vertakte horens, die zich op rolronde uitsteeksels van het voor hoofdsbeen den zoogenaamden rozestok ontwikkelen. Het gewone hert of edelhert onderscheidt zich door een fraaie gestalte, door vlugheid en kracht. Het heeft een scherp gezicht en gehoor, een fgnen reuk en legt bij zgn loop de horens van den moedig opgeheven kop op zgn rug. Het heeft geen snijtanden in den bovenkaak; maar acht in den onderkaak, (eigenlijk zijn de twee buitenste vervormde hoektanden), van welke de middelste twee veel grooter zgn dan de overige en zes kie zen aan elke zijde. Het wijfje of de hinde is kleiner, bezit geen gewei; maar onderscheidt zich eveneens door vlugheid en schranderheid. Het gewei van het edelhert loopt uit in dunne scherpe lakken, wier aantal tot 24, ja zelfs tot 32 kan klimmen. De kleur der oude herten is ros- of kastanjebruin en zij zgn geteekend met een zwartachtigen streep langs den rug. De kleur dér hinden is lich ter en eenigszins vial. Deze herten houden verblijf zoowel in de bosschen der bergstreken, als die der vlak ten, en voeden zich met allerlei soorten van knoppen, bladeren en grassen; 's winters met boomschors en mes. In dit seizoen komen ze voor in troepen in de dichtste wouden. In den winter valt het gewei af, om in het voorjaar weer aan te groeien en dan meestal met een tak meer, dan het oude. De hinde is een goede moeder; het jonge dier blijft den geheelen zomer onder haar hoede. Edelherten Komen voor :n de onbewoonde bosschen van geheel Europa; in ons land in het bgzonder in het Soerensche b03Ch bg Apeldoorn. Vroeger schijnt het aantal van deze dieren veel en veel grooter geweest te zgn dan thans. In Europa leven behalve het edelhert nog het damhert en het ree; de wapiti is de vertegenwoordiger van ons hert in N. Ame rika, terwijl in Z. Amerika het moerashert en het pampashert leven. De grootste van alle nog levende herten is de eland, terwijl tot de uitgestorven soor ten het reuzenhert behoort, dat in de venen van Ierland gevonden is. OOM KEES. Tot op een dag dokter kwam, goedkeurend met het hoofd knikte en zei: „Jonge man, morgen mag je probeeren, of je loopen kunt." Dat loopen zoo moeilijk zou zijn, had Peter nooit gedacht, hangend tusschen zuster Mien zuster Marie, kon hij een paar stapjes doen; maar toen moest hij, doodmoe, weer naar bed worden gedragen. Eindelijk was Peter al zoo ver, dat als het weer mooi was, een poosje in den tuin mocht. Op een ochtend kwam de dokter bg zijn bed. „Peter, je bent nu bijna heelemaal gene zen en nu ga je uit het ziekenhuis." Met wijd geopende oogen keek Peter den dokter aan; zgn gezicht was wit geworden. „Weg?" herhaalde hg. „Weg? Maar waar moet ik toe, dokter?" „Zou je het erg naar vinden om weer naar het weeshuis te gaan? Niets zei Peter. „Het weeshuis. Hoe lang was dat al geleden? hij wist er niets meer van. En danweg van zuster Mien!" Toen hy weer opkeek, was dokter weg. Zuster Mien vond hem erg stil. „Wat scheelt er aan, jongetje?" „Ik ga hier weg, zuster Mien!" „Oh," zei zuster, haar oogen tintel den, „en vind je dat naar?" Toen snikte Petertje luid op. „Maandag ga je weg," had de hoofdzuster tegen hem gezegd. Het was nu Zaterdag. Nog twee dagen en dan Dien dag en ook den volgenden dag zag hy zuster Mien niet. Toen hy een andere zuster vroeg waar ze was, kreeg hg ten antwoord: „Naar huis!" Dus ze was naar de zee en ze had hem niet eens goedendag ge zegd. Nu zou hy haar nooit meer zien. Heel yroeg was Peter 's Maandags wak ker. ,Om tien uur ga je weg, Peter!" kwam zuster Marie hem zeggen. Net zooals vroe ger, lag Petertje met gesloten oogen. „Zou je me niet eens aankgken," hoorde hy plotseling een bekende stem zeggen. Peter vloog op. Daar stond zuster Mien bg zgn bed; maar niet in haar verpleegsters- kleeren; nee, net zoo gekleed als de dames, die de andere jongens kwamen bezoeken. In haar armen droeg ze een pak, dat ze voor hem legde. „Kgk eens gauw, wat ik heb meegebracht!" Hy maakte het pakje open, haalde er dan verwonderd alleriei kleeren uit. „Wat is dat?" stotterde hg. Toen juichte zuster Mien: „Begryp je het nog niet, domme Petertje. Je mag met my mee naar huis. Voorgoed. Je hoeft niet meer naar het weeshuis. Nooit meer. Je wordt een broer tje van me en je mag by ons wonen in ons huis aan de zee!" Sprakeloos had Peter geluisterd. Altgd bg zuster Mien! Maar denk je, dat Peter toen begon te lachen! Nee, die .domme jongen begon van vreugde zoo hard te huilen, dat zuster Mien ook de tranen in haar oogen schoten- DE HERONSBAL. Dit aardige, kleine fonteintje, dat ten on rechte toegeschreven wordt aan Hero, een leerling van den beroemden Ale.xandrgn- schen werktuigkundige Ktesibius, die op het einde der tweede eeuw voor Christus leefde, is gemakkelijk zelf te maken. De teekening laat zien hoe. Om het fonteintje in werking te stellen, moet men het volgende doen: eerst zorgen, dat het glaspgpje, dat door de kurk gestoken wordt, goed schoon is, want het minste stofje kan de werking belemmeren. Dan blaast men zoo hard mogelgk in het buisje; er zullen nu luchtbellen door het wa ter gaan. Trekt men den mond nu terug, dan spuit er een dun straal tje water omhoog. De werking is heel gemakkelgk te verkla ren: de lucht, die men naar binnen blaast, dringt door het water i en komt in het fleschje. Deze lucht krggt een grootere spanning dan de buitenlucht, zal dus op haar beurt een drukking op het water uitoefenen. En het water spuit door het buisje omhoog. Dit is één van de aardige natuurkunde- proeven, die je gemakkelgk zelf thuis kunt nemen. OOM KJfEÓ. DE AANHOUDER WINT. Oplossing. fiüü» wzmaw Kil COÖPERATIEVE BOERENLEENBANK WIERINGEN. Zitdagen van den Kassier te DEN OEVER MAANDAGAVOND van ZEVEN tot ACHT UUR. Te HIPPOLYTUSHOEF WOENSDAGMIDDAG van HALF DRIE tot HALF VIJF Nalatigen worden alsnog verzocht op de eerste zittingen hunne spaarboekjes ter controle in te leveren. Wij hebben voor OOK Z. en O. FONDS) BRILLEN. Op gereedmaken en reparaties kan gewacht worden. Gegarandeerd goedblijvende DOUBLé BRIL met donkere of lichte randen 3. BUIKBANDEN EN ELAST. KOUSEN. Paskamer en vrouwelijke hulp (verpleegster) aanwezig. Voorts breukbanden, enkelstukken, platvoetzolen enz. g Levert uitsluitend 1ste kla> FOTOWERK. FOTOHANDEL. Atelier 's Zondags geopend van 10 4 uur. SPECIALITEIT VERGROOTIN- GEJJ. LIJSTEN. Groote keuze camera's, statieven enz. Steeds versche platen, papie ren en films. Kapitaal en Reserve 70.000.000. AMSTERDAM DEN HAAG ROTTERDAM. Verhuurt in hare in het Kantoor Hippolytushoef te Wieringen geplaatste Safekast, loketten ter berging van waarden enz. HUURPRIJS f 6.- PER JAAR. Credieten-Deposito's, Rekening-courant, Efiec- •»n Coupons 150 Kantoren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1934 | | pagina 6