25e JAARGANG
DINSDAG 6 MAART 1934
No. 19
QP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
Gevaar van oorlogsgepraat
OM HET GOUD.
«WIERINGER courant
i -
VERSCHIJNT ELKEN
BUREAU
ADVERTENTIëN:
DINSDAG en VRIJDAG
UITGEVER
Hippolytushoef Wieringen
Van 1 5 regels
f 0.50
ABONNEMENTSPRIJS
CORN. J. BOSKER WIERINGEN.
Telef. Intercomm. No. 19.
Iedere regel meer
f 0.10.
per 3 maanden 1.—.
(uit een artikel van William Norman Ewer in
„Current History", New York Dec. 1933.)
Nimmer sinds den wapenstilstand is er zoo
veel over oorlog gepraat als nu. Op het eerste
gezicht zou men zeggen, dat dit niet zoo be
hoeft te zijn, want naar de feiten te oordee-
len, zou er thans minder oorlogsgevaar in
Europa moeten zijn dan ooit tevoren.
Er is een organisatie voor de handhaving
van den vrede, zooals we nog niet gekend
hebben. Het handvest van den Volkenbond
verplicht zijn onderteekenaars niet alleen
plechtig, den vrede te handhaven, het ver
plicht hen ook onmiddellijk op te treden te
gen eiken staat, die een oorlog begint. Het
handvest is versterkt door het verdrag van
Locarno, het Kellogg-pact, het vier-mogend-
hedenverdrag en de Geneefsche verklaring
tegen het gebruik van geweld als instrument
van politiek, door een geheel netwerk van
non-agressie-verdragen en een netwerk van
arbitrage-verdragen krachtens de facultatieve
clausule van het Permanent Hof. Nooit in
de geschiedenis hebben de landen van Europa
zoo herhaaldelijk beloofd elkaar niet aan te
vallen. Nooit stonden er zulke straffen op
daden van agressie. Nooit waren er zulke
goed georganiseerde instellingen voor het re
gelen van geschillen.
Daarbij komt, dat de landen, die terecht
of ten onrechte grieven hebben tegen de be
staande territoriale orde, en van wie ver
wacht zou kunnen worden, dat zij de wape
nen willen opnemen om hun „recht" te ver
krijgen, militair daartoe niet in staat zijn.
Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Bul
garije verkeeren in een toestand van mili
taire onmocht. Van een aantal hunnerzijds
tegen een goedgewapende buur kan geen
sprake zijn, ook al haalden zij zich daarme
de niet de woede der andere landen op den
hals.
Het eenige zwaarbewapende land met ter
ritoriale grieven was de Sovjet-Unie, doch dit
land gaat zoo op in zijn binnenlandsche
kwesties, dat zijn Westelijke buren niet de
minste vrees meer koesteren voor Russische
agressie. Van geheel Europa is het Oosten wel
het rustigst. Maar in midden- en West-Eu
ropa bestaat ondanks alle vredesbeloften en
vredes-instellingen een constante oorlogs-
vrees, en hier wordt voortdurend over oorlog
gepraat. Naar gelang van de gebeurtenissen
wordt dit gepraat minder of erger, maar het
is er altijd.
Men praat over een Duitschen aanval op
Oostenrijk of den Corridor, over een Hon-
gaarsche poging om de verloren provincies te
herwinnen, over een nieuwe Fransche bezet
ting van het Rijnland, over een botsing tus-
schen Italië en Joegoslavië, altijd wordt er
gepraat over oorlog „ergens in Europa", öf
hij zal komen, höè hij zal komen, wannéér hij
zal komen.
Is er inderdaad dreigend gevaar voor een
nieuwen oorlog in Europa Zijn al de vredes-
garanties inderdaad van geen beteekenis Ik
geloof het niet. Ik wil wedden, dat er in de
komende twee jaar geen oorlog in Europa is.
Ik zou niet weten, welke regeering het risico
zou willen nemen, dat de „sancties" van het
Volkenbondspact worden toegepast, of wie
de kans wil loopen de gevolgen van een neder
laag te moeten dragen. Ik weet wel, dat vele
menschen zeggen, dat de Bond nooit zou op
treden en dat het Bondspact een doode letter
is. En het geval van Mandsjoerije heeft hen
in die meening versterkt, al was dit in vele
opzichten een abnormaal geval. Maar het
blijft ook waar, dat de Bond zou künnen op
treden, dat de sancties wel eens in werking
zou künnen treden treden en dat de aanvaller
zich toch wel eens geplaatst zou künnen zien
tegenover alle staten-leden van den Bond. Ik
geloof niet, dat er een Europeesche regeering
FEUILLETON.
(82.
Wie heeft je dat alles medegezegd
vroeg hij.
Dat doet niets ter zake.
Norbert dacht een tijdlang na.
Dus dacht je, dat ik comedie gespeeld had?
begon hij. Op mijn woord, dat ware een laag
hartig spel geweest
Durf je het nog loochenen riep zij.
Zeker, durf ik datantwoordde de mar
kies nadrukkelijk. Ik zweer je, toen je bin
nenkwam wist ik niets van hetgeen je mij
nu hebt medegedeeld Gabrielle, je moet mij
gelooven Mijn leven is ledig en treurig ge
noeg door mijn feilen, door mijn misdaden
moest ik misschien zeggen, zonder dat je mij
nog met andere euveldaden bezwaartIk
zweer het je nogmaals bij je eigen leven, dat
mij heilig is, ik achtte mij gelukkig je het
middel, om mij te vernietigen, aan de hand
te hebben gedaan Mijn leven is één verdriet
één aanhoudende smart, en je haat heeft
het voor mij nog ondraaglijker gemaaktJe
gelooft mij niet, wat kan ik doen om je de
overtuiging te schenken Je leeft geheel van
de wereld teruggetrokken. Ziet niets van al
les, wat er rondom je voorvalt. Ik verkeerde
in den waan, dat de eerzucht mij mijn liefde
zou doen vergeten, ik wikkelde mij in groote
staatkundige en geldelijke aangelegenheden
en in beide ben ik hoog gestegen. Ik wilde
vergeten, dat ik je niet waardig ben, maar
het baatte niets, mijn liefde is dezelfde geble
ven, mijn ramp onveranderd Ik beminde je
van het oogenblik af, dat je voor mij haat be
gon te gevoelen Heden zelfs, hoe onwaardig
ik ook ben, vertwijfel ik niet, vrouwen zijn
dikwijls medelijdend en zachtIk heb alles
laten varen om slechts voor mijn liefde te le
ven, mijn beurszaken worden door anderen
verzorgd en met de staatkunde bemoei ik me
niet meer. Ik kon op dit oogenblik minister"
is, die, terwille van een betrekkelijk kleine
en problematische winst, dat risico zou dur
ven nemen.
Maar als er dan geen oorlogsgevaar dreigt,
waarom dan al dat oorlogsgepraat Waarom
praat iedereen over iets dat niet zal gebeu
ren Het antwoord is interessant en belang
rijk, omdat klaarblijkelijk oorlogsgepraat en
oorlogsvoorbereiding niet den vrede helpen
handhaven. Zij vormen een factor ten gunste
van oorlog, een factor, die de balans te allen
zijde naar den oorlogskant kan doen door
slaan. Ik zou haast zeggen, dat het eenige
oorlogsgevaar schuilt in het gepraat over
oorlog en in de oorlogsvoorbereiding.
De eerste oorzaak is de ingewortelde vrees
van een vasteland, dat nog nimmer twintig
jaar ongestoorden vrede heeft gekend. Elk
geschiedenisboek van een schooljongen in
Europa herinnert eraan en suggereert de idee,
dat oorlog een heel natuurlijk, normaal, bijna
onvermijdelijk verschijnsel is. Het wordt als
vanzelfsprekend beschouwd, dat regeeringen
haar gebied willen uitbreiden en dat het de
grootste trots van den staatsburger is voor
dat doel te sterven. De krijgshaftig-gezinde
Fransche jongen leest met trots van de da
gen, toen de Fransche legers overwinnend
van stad tot stad oprukten zijn vreedzame
kameraad herinnert er aan, dat Pruisische
troepen tweemaal in één eeuw Parijs bezetten.
De Duitsche jongen weet van Napoleon's in
vasie, van Hindenburg's verdediging van
Oost-Pruisen tegen de kozakken. Beiden we
ten hoe de Elzas vier eeuwen lang naar ge
lang van de krijgsfortuin Duitsch of Fransch
is geweest. En zoo is het in alle landen van
Europa, er is fierheid op de overwinningen,
bittere herinneringen aan de nederlagen,
maar altijd wordt de oorlog beschouwd als
een hechte instelling.
Dat is de bodem, waarop oorlogsgeruchten
welig tieren. Zonder die lange traditie, die
telkens verfrischte herinneringen, dat eeu
wige gevoel, dat een oorlog mogelijk is, zou
den die schrikaanjagende geruchten niet zoo
gemakkelijk opduiken. Degene, die zou gaan
praten over een komenden oorlog tusschen de
Vereenigde Staten en Canada, zou gevaar
loopen in een krankzinnigengesticht te wor
den opgeborgen.
Maar die bodem, hoe vruchtbaar ook, heeft
zaad noodig. Vanwaar en. waarom dat zaad
Wie begint met het oorlogsgepraat Het ant
woord is niet ver te zoeken.
De eerste schuldigen zijn de regeeringen.
Er gaat bijna geen week voorbij of ergens
in Europa houdt een minister een redevoe
ring over oorlog. We hooren von Papen spre
ken over de schande om op zijn bed te ster
ven Mussolini bluft, dat Itahë's vliegtuigen
den hemel kunnen verduisteren Daladier
zegt met trots, dat Frankrijk nu klaar is om
zijn gebied en vrijheid te verdedigen sir
John Simon beweert, dat Groot-Brittannië
heeft ontwapend zoover zijn veiligheid het
toelaat. De woorden komen er nauwelijks op
aan. De hoofdzaak is, dat zij allen spreken
over oorlog, de mogelijkheid, de waarschijn
lijkheid van oorlog. Is het wonder, dat als de
regeerders er zoo voortdurend over spreken,
het publiek aanneemt, dat er een oorlog komt
en zich gaat afvragen wanneer
Waarom praten de ministers in dien geest?
Voor een deel, omdat zij niet los kunnen ko
men van Europa's geschiedenis omdat, al
hebben zij allen den oorlog afgezworen, zij
toch eigenlijk zelf niet in hun eigen eed, of
in dien van de anderen kunnen gelooven. Ook
zij zijn slachtoffers van de vrees. Als von Pa
pen den oorlog verheerlijkt, zeggen de Fran-
schen„Zie je welen als Hitier zijn vre
delievendheid betuigt, mompelen de Fransche
ministers cynisch„Ja, ja."
Maar er is meer. Oorlogsgepraat kan voor
een regeering een waardevolle actiefpost zijn.
Het schept een gevoel van solariteit, van pa-
wezen, maar ik verlaat mijn woning niet
meer. Ik breng mijn tijd hier treurig en mij
merend door ik werk niet meer, ik denk al
leen aan jou en aan mijn onbeantwoord ge
bleven liefde En je gelooft, dat dit alles
slechts comediespel is, nietwaar Zie mij
aan, Gabrielle, en zeg, dat ik lieg
Gabrielle antwoordde niet. De trekken van
haar gelaat bleven even hard.
Hij maakte een smartelijk gebaar van on
geduld en greep haar beide handen. Liefde
en toorn streden in zijn hart om den voor
rang, maar de toorn kreeg toch de overhand.
Hij beet zich op de lippen en het bloed steeg
hem naar het hoofd.
- Zoo zie ik je liever, dan met de teeder-
heid, zei Gabrielle zonder zich te verdedigen.
De markies liet haar los en deed eenige
schreden door het vertrek. Daarop greep hij
het pistool van de tafel en drukte het zijn
vrouw in de hand.
- Schiet mij dood riep hij uit, dan is
mijn lijden gedaan.
Zij stiet hem terug.
Ik heb daaraan vroeger ook gedacht,
antwoordde zij ijskoud, het is waar, je zou,
als ik het deed, uit je lijden zijn, maar juist
daarom wil ik het niet doen
Den markies overviel bij die woorden een
huivering en wild rolden hem de oogen door
het hoofd. Hij begreep maar al te goed, hoe
veel bitter lijden Gabrielle inwendig had
verduurd, om thans zoo wreed tegen hem te
kunnen zijn. Hij viel weer op zijn stoel neer,
ondersteunde het hoofd met de rechterhand,
terwijl de linkerhand nog altoos was gewa
pend met het pistool, dat Gabrielle niet van
hem had willen aannemen.
Luister Gabrielle begon hij opnieuw.
Dit wapen had ik hier voor mij gelegd, omdat
ik meende, ieder oogenblik gearresteerd te
kunnen worden.na je onthullingen bij den
rechter van instructie
Comediespel natuurlijk, nietwaar Toen ik
je hier zag binnenkomen, dacht ik, dat je
mij kwaamt mededeelen, dat nu alles voor
mij uit was en dat ik mij op het ergste had
voor te bereiden. Maar ik zou niet zijn gestor
ven, o, je kunt dat veilig van mij aannemen,
zonder Rouquin, dien ik evenzeer haat als
jij het doet en van wien ik denkelijk nog
triotisme, van „gesloten gelederen." De kreet,
dat het vaderland in gevaar verkeert, is de
nuttigste van alle regeeringsleuzen, en de ver
leiding om haar te gebruiken is bijna onweer
staanbaar.
Men placht vroeger te zeggen, dat een re
geering, die in het binnenland moeilijkheden
had, licht afleiding zocht in oorlog, of in een
oorlogsgezinde buitenlandsche politiek. Dat
is nu te gevaarlijk geworden. Maar de moder
ne demagoog heeft beseft, dat oorlogsgepraat
even doelmatig is als het gevaarlijke en kost
bare spel van den oorlog zelf. Schep een
sfeer van vrees of van verontwaardiging te
gen den buitenlander en het volk zal zijn
binnenlandsche grieven vergeten en anders
kan men het als onpatriottisch brandmerken.
Richt de oogen der menschen op den „vijand"
in het buitenland en zij zullen hun eigen
vijanden in het binnenland vergeten. Als
patriotisme niet is „de laatste toevlucht van
een schurk", is het de troef van den politi
cus, of om een anderen beroemden term te
gebruiken, het meest doeltreffende „opium
voor het volk."
Bovendien, als er legers en vloten zijn, moe
ten er ook recruten komen. En hoe zal dat
kunnen als de „krijgshaftige geest" sterft?
Legers en vloten zijn voor hun bestaan af
hankelijk van patriottisch gezwijmel en van
menschen, die in elk geval in de mogelijkheid
van oorlog gelooven. De regeeringen hebben
dus het grootste belang bij het oorlogsge
praat.
Dat belang hebben ook de wapenfabrikan
ten. Zij leven van de oorlogsvrees. Als die
verdween, was het met hun zaken gedaan.
Zij willen niet bepaald oorlog, tenzij hij ver
genoeg weg is om tevens winstgevend en vei
lig te zijn. Maar zij willen vooral oorlogsbe-
reidheid, zij willen zware bewapeningen, waar
voor de menschen graag hun belasting beta
len. Daarom moet de belastingbetaler voort
durend in een toestand van vrees leven. De
groote wapenfabrikanten besteden millioenen
per jaar voor propaganda, propaganda voor
paraatheid. Daartoe worden de volken tegen
elkaar opgezet, worden ze bang voor elkaar
gemaakt. Onbenullige incidenten worden op
geblazen, de kranten schreeuwen, de men
schen kijken elkaar boos aan, en met af
schuw of geestdrift praten zij over het drei
gende onvermijdelijke oorlogsgevaar.
Allemaal onzin. De Bulgaarsche kwestie,
zeide Bismarck, is de botten van een Pom-
mersehen grenadier niet waard. Er is in Eu
ropa niet één kwestie, welke de ontzettende
gevolgen van een Eüropeeschen oorlog waard
is. In hun verstandige oogenblikken weten
de staatslieden dat welik geloof niet, dat er
één ernstig oorlog wil. Maar zij kunnen zich
niet bevrijden van de eeuwenoude gewoonte
om over oorlog te denken en te praten. Bo
vendien dient het hun doelhet past hun
als politici.
Het is niet waar, dat er thans in Europa
over oorlog gepraat wordt, omdat er oorlogs
gevaar dreigt. Maar het is stellig waar, dat
er oorlogsgevaar dreigt, omdat er over oor
log wordt gepraat. Schep voldoende vrees,
schep voldoende wantrouwen, en het oogen
blik komt waarop „de geweren vanzelf af
gaan."
DE BELASTINGPLICHT.
Uit de mededeelingen, welke druppelsge
wijze thans in de pers komen over de fiscale
ontduikingen, blijkt wel, dat op dit terrein
heel wat vaderlanders een nog al ruim gewe
ten hebben, constateert „Ons Noorden" (R.K.)
Het bedrag van te weinig aangegeven in
komsten en vermogens loopt reeds in de mil
lioenen en het feit, dat de Minister nu den
termijn van de straffelooze aanmelding heeft
verlengd tot 1 Mei a.s. wijst er wel op, dat de
stroom van de zich bezwaard voelende be-
meer afschuw heb dan jij zelfs, zonder zeg
ik, de ongelukkige familie Senechal, waarvan
reeds twee leden slag op slag getroffen heeft,
uit de handen van Rouquin te hebben ge
rukt.
Door Rouquin in kennis gesteld met het
geen zijn plan was, heb ik beproefd Andreas
te redden en hem bij zijn vlucht behulpzaam
te zijn. Ik heb mij naar den quai de la Tour-
nelle gespoed. Ik heb met den jongeman ge
sproken. O, als de liefde hem geen parten
gespeeld had, zou hij thans in veiligheid zijn
en kon hij in mijn voordeel getuigen.
Ja, maar Andreas Senechal is nu dood
of ligt althans op sterven, hij kan niets meer
zeggen. Ik houd je tusschenkomst om hem te
redden, voor een leugen.
- Goed, maar een ander slachtoffer van
Rouquin h^b ik, in spijt van al zijn listige be
rekeningen, dan toch wel gered, hoewel
Rouquin zelf daarvan niet het geringste ver
moeden heeft. Ik heb hier het oog op een
man, die je kan zeggen, wat ik voor hem ge
daan heb, op iemand, dien iederen voor dood
houdt, jij niet uitgezonderd, en die nochtans
leeft, verborgen voor het oog der wereld, ie
mand dien jij liefhebt en die jou liefheeft,
aan wien je het leven verschuldigd bent, je
vader.
Mijn vader, riep Gabrielle terugdeinzend.
Mijn hemel, is het waar Leeft mijn ongeluk
kige vader Neen, neen het is al weer een
nieuwe leugen.
Neen, Gabrielle, dat is het niet. Je vader
leeft en is gezond.
Mijn vaderherhaalde de markiezin,
haar handen tegen het voorhoofd drukkend,
als vreesde zij het verstand te zullen verlie
zen. Wat spreekt die man daar en wat zegt
hij van mijn vader
Dat hij.leeft, Gabrielle Ik zeg je, dat
hij leeft en gezond is.
Mijn vader riep zij opnieuw. Mijn va
der, wiens verminkt lichaam ik heb gezien,
mijn vader, dien zij begraven hebben, mijn
doode vader O, je liegt, je ligt, of je bent
krankzinnig en weet niet meer wat je zegt
Blijf bedaard, Gabriellevermaande
Norbert. Je vader leeftHij moest als Sene
chal, als Andreas, als jijzelf een offer van
Rouquin worden, maar ik liet hem verdwij-
lastingontduikers nog allerminst geluwd is.
Nu moet men op het gebied van de mo
raai bij de beoordeeling en kwalificeering
van bepaalde delicten altijd zeer voorzichtig
zijn, want bekend is, dat onder de moralisten
op dit gebied niet eenstemmig wordt gedacht.
Maar afgezien daarvan moet men bij de
beoordeeling van deze dingen ook rekening
houden met de volksmentaliteit en dan valt
niet te weerspreken, dat tal van menschen,
dat er niet aan denken zouden, om zich maar
met één cent te verrijken door middel van
diefstal, er niet de minste bezwaren in zien,
om door het smokkelen bij het passeeren van
de grenzen, of door een te lage raming van
hun zuiver inkomen, den fiscus te kort te
doen. Het blad heeft een vooraanstaand pries
ter in ons land gekend, die veel naar het bui
tenland reisde en die er zich op beroemde,
hoe hij den fiscus herhaaldelijk bij den neus
heeft gehad.
En welke Nederlandsche rooker, hoe hoog
in waardigheid ook, heeft nooit een poging
gedaan om een hoevelheid Hollandsche siga
ren, ver boven het toelaatbare aantal, over
de grens te brengen, zonder den keizer te
geven wat des keizers is
Het is naar de opvatting van het blad dan
ook niet juist, om gevallen van belasting
ontduiking en smokkelen op één lijn te stel
len met diefstal of het doen van opzettelijk
valsche aangiften om zich op een ongeoor
loofde wijze te verrijken.
Intusschen wil het met bovenstaande op
merkingen allerminst beweren, dat het, voor
al in deze tijden, niet voor iedereen een plicht
van gemeenschapsgevoel is om aan zijn fis
cale verplichtingen ten volle te voldoen. Want
het is volkomen juist, dat men, door zich te
onttrekken aan dezen plicht, mede oorzaak
wordt, dat anderen, die van hun inkomen
niets kunnen verzwijgen, meer aan belasting
betalen moeten, dan waartoe zij verplicht
zouden zijn, indien ieder zijn inkomen juist
opgaf.
Terwijl ook in deze tijden, nu de Staat ter
bestrijding van de ellendige gevolgen van de
crisis, voor bijna niet te betalen uitgaven
staat en zelfs op den karigen steun aan werk
loozen moet gaan beknibbelen, het een mo-
reele plicht is van de meer gegoeden om
thans den Staat tot den laatsten cent te ge
ven, waarop deze recht heeft.
Het blad acht het daarom een gelukkig ver
schijnsel, dat, nu de Minister op een royale
wijze de gelegenheid geopend heeft zich van
dien plicht te gaan kwijten, zonder dat men|
daar door in ernstige moeilijkheden komt, er
zeer velen zijn geweest, die thans de gelegen
heid hebben aangegrepen om een verzuim te
herstellen.
Daar blijkt uit, dat het besef, dat men in
deze tijden, meer dan ooit, ernstige verplich
tingen heeft tegenover de gemeenschap en
ieder het zijne moet bijdragen om den alge-
meenen nationalen nood te lenigen, groeien
de is.
BINNENIANDSCH NIEUWS.
EEN RUMOERIGE N.S.B.-VERGADERING
NIEUWE NIEDORP.
Men eischtte, dat er ook gedebatteerd
zou worden.
Donderdagavond had in de Prins Maurits
een vergadering plaats van de N.S.B. met als
spreker de heer Swemmelaar. Behalve de
N.S.B.-aanhang, die met den spreker mee
kwam, waren een ruim 150 personen aanwe
zig.
Zes politie-agenten waren voor de orde in
de zaal tegenwoordig. Na opening door den
voorzitter, kwam uit de zaal de vraag of er
gelegenheid was voor debat. Gezegd werd dat
men schriftelijk vragen kon stellen. Hierop
nen. Het lichaam, dat jij voor het lijk van je
vader hield, was dat van een armen onbe
kende, dien men aan de snijkamer had ver
kocht voor anatomische lessen. Ik wist mij
dat lijk te verschaffen, het werd in de kleede
ren van je vader gestokenhet was alleen
noodig het gelaat onkenbaar te maken en
dat is gebeurd. Ik heb dien doode doen begra
ven en een steen op het graf doen plaatsen
onder een anderen naam, dat is waar, maar
ik heb geen wanbedrijf daarmede gepleegd.
Die list redde je vader, die door Rouquin ter
dood was veroordeeld
Groote hemel, welk een booswichtriep
Gabrielle.
Ja, ja, fluisterde Norbert met het hoofd
naar Gabrielle gebogen, vloek over Rouquin
Alles wat hij gedaan heeft, komt eenmaal op
zijn hoofd terug
Gabrielle hief haar oogen op naar Norbert.
De harde uitdrukking was van haar gelant
geweken.
De markies zag dit en een schemering van
hoop kwam hem daarbij in het hart. Hij
haalde met eenige verlichting adem en er
kwam weder eenige glans in zijn oogen.
Bestaat er iets ter wereld, waarbij je nog
kunt zweren vroeg Gabrielle, maar zij deed
dit blijkbaar in de hoop op een bevredigend
antwoord.
Maar Norbert schudde langzaam het hoofd.
Ik kan alleen zweren bij jou, want niets
heeft meer waarde voor mij.
Goed, ik geloof je, antwoordde zij, na
even te hebben nagedacht. Ja, ik geloof je.
Hij werd bleek en drukte zijn hand tegen-
zijn borst, om zoodoende het hevige kloppen
van zijn hart tot bedaren te brengen.
Je zweert mij dus, dat je de waarheid
spreekt, dat mijn vader leeft, dat je hem te
gen een gewelddadige dood zeker niet min
der wreed dan die van vader Senechal
hebt beveiligd Zweer het mij bij het aan
denken van je vader, van je moeder, die je
dan toch zeker liefde en achting hebt toege
dragen
Waarom te zweren, Gabrielle Kan een
eed je overtuigen, vooral een eed van mij
Ha, je zoekt reeds naar uitvluchten, niet
waar vroeg Gabrielle, terwijl haar verden
king terugkeerde.
ontstond een geweldig rumoer. Verklaard werd
door een der aanwezigen, dat door een N.S.B.-
er hier gezegd is, dat er wel gelegenheid tot
debat was en dat men nu 20 minuten voor
debat eischte.
De heer Swemmelaar zeide van oordeel te
zijn, dat debat vruchteloos is.
Een honderdtal aanwezigen stond op om te
vertrekken terwijl er werd geroepen geld
terug.
Nadat de voorzitter eenige stilte had ver
kregen verklaarde men zich bereid 20 minu
ten debat toe te staan.
Hierna behandelde de heer Swemmelaar
ons tegenwoordige parlementaire stelsel, daar
tegenover stellende de corporatieve staat.
Van de gelegenheid tot debat werd gebruik
gemaakt door den heer Gé Nabrink, die wees
op de praktijk waartoe de politiek van de
N.S.B. voert o.a. in Duitschland.
Hierna heeft de heer Swemmelaar den de
bater weder geantwoord.
Door verschillende personen waren schrif
telijke vragen gesteld die wegens het sluitings
uur niet konden worden beantwoord.
De vergadering had na het eerste incident
een rustig verloop. Slechts zeer weinig aan
wezigen namen deel aan het zingen van het
Wilhelmus met den fascistengroet.
In de pauze werd druk gecolperteerd, niet
alleen door N.S.B.-ers, maar ook door com
munisten,,, Boerencomité-ers, I.A.M.V. enz.
„bata" te best.
Fabrieken weldra gereed.
Zooals bekend heeft de Tsjecho-Slo-
waaksche schoenenfabriek „Bata" te
Best (N.Br.) grond gekocht pm daar
een fabriek te vestigen. Dat gebeurde
ongeveer een half jaar geleden het
terrein is groot pl.rri. circa 160 ha. Snel
is met den bouw begonnen en thans
zijn verrezen twee fabrieksgebouwen
elk van 80 bij 20 M. Voorts zijn opge
richt een ketelhuis eri tien woningen;
een gezellenhuis is nog in aanbouw
„Bata" heeft op het terrein betonwegen
aangelegd. Wellicht zal de fabriek
reeds in de volgende week gaan wer
ken, voorloopig imet één band.
Zoo heeft de „Bata" zich in Noord-
Brabant gevestigd. De Tjechisch-Slo-
waaksche fabriek gaat de Waalwijk-
sche industrie beconcurreeren „in' ei
gen huis".
Uit gesprekken die het „Hbld;" on
langs met Noord-Brabanders heeft ge
had, is gebleken, dat men zich niet
al te ongerust maakt.
jBata" concurreerde toch al,tot nu
toe met ge-importeerde schoenen. Die
mededinging blijft, in dit opzicht is er
weinig verschil. Echter de „Bata"-schoe
nen zullen nu worden gemaakt door
Nederlandsche arbeiders, waarschijn
lijk met Nederlandsch leer. Dus meer
werkgelegenheid. Samenvattend meent
men, dat de voordeelen de nadeelen
zullen overtreffen.
BUITENLANDSCR NIEUWS.
sovjet-rusland.
W.eg met de haarden
Bloeiende schoonheidsmidde
len-industrie.
Peter de Groote verkeerde in de
meening, dat 'hij de Russische edellie
den kon civiliseeren door hun te beve
len hun baarden af te scheren. Iwan
Vosko, de hoeder van het uiterlijk
Neen, Gabrielle, dat doe ik niet. Ik vraag
alleen, waartoe in dit geval, een eed zou die
nen Is het niet veel eenvoudiger zelf je va
der te gaan bezoeken Als je hem met eigen
oogen hebt gezien, zul je dan nog twijfelen
Neen, neen, sprak Gabrielle, ik wil zelfs
nu niet langer twijfelen Waar is hij
In het kasteel Bois-Tordu bij Corvigny
in het Morvangebergte.
En niets belet mij, hem daar te bezoe
ken
Niets.
Zij beschouwde den markies opmerkzaam.
Het was of haar argwaan weer bovenkwam.
Hij zag dat.
Vrees je een valstrik vroeg hij op droe-
vigen toon.
Ronduit gezegd, ja Ik ben bang voor
de dingen, die je misschien tegen mij in het
schild voert. Hier kan ik mij verdedigen. Wat
bewijst mij, dat je mij niet op Bois-Tordu
wilt hebben, omdat je hoopt, daar, evenals
vroeger, een grootere macht op mij te kunnen
uitoefenen
Neen, daaraan heb ik waarlijk in de
verste verte niet gedacht, Gabrielle
Zij deinsde voor hem terug.
De markies deed onwillekeurig een bewe
ging om haar tegen te houden.
Heb je dan, vroeg hij, heb je dan na al
les, wat je gezgd werd, nog angst voor mij
Het is waar, ik heb schuld, veel schuld, daar
mijn slechtste daad niet door mijn lief do te
verontschuldigen is, die liefde kwam eerst la
ter en het is juist daardoor, dat ik zoo name
loos veel moet lijden Je weet niet, welk een
foltering het voor mij is, dat je, hoe dikwijls
ik het je ook herhaal, toch niet aan mijn lief
de wilt gelooven en in die liefde hebben zich
andere gedachten en wenschen bij mij opge
lost Wat is mij eerzucht, weelde, macht op
dit oogenblik Niets, hoegenaamd niets
Mijn droom van zaligheid is het mij met jou
hier of daar op een afgelegen plaatsje te mo
gen terugtrekken, altoos om en bij je te zijn
en je te bewijzen, hoe groot de omvang mij
ner liefde is
(Wordt vervolgd.)