25e JAARGANG DINSDAG 6 MAART 1934 No. 19 QP NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN Gevaar van oorlogsgepraat OM HET GOUD. «WIERINGER courant i - VERSCHIJNT ELKEN BUREAU ADVERTENTIëN: DINSDAG en VRIJDAG UITGEVER Hippolytushoef Wieringen Van 1 5 regels f 0.50 ABONNEMENTSPRIJS CORN. J. BOSKER WIERINGEN. Telef. Intercomm. No. 19. Iedere regel meer f 0.10. per 3 maanden 1.—. (uit een artikel van William Norman Ewer in „Current History", New York Dec. 1933.) Nimmer sinds den wapenstilstand is er zoo veel over oorlog gepraat als nu. Op het eerste gezicht zou men zeggen, dat dit niet zoo be hoeft te zijn, want naar de feiten te oordee- len, zou er thans minder oorlogsgevaar in Europa moeten zijn dan ooit tevoren. Er is een organisatie voor de handhaving van den vrede, zooals we nog niet gekend hebben. Het handvest van den Volkenbond verplicht zijn onderteekenaars niet alleen plechtig, den vrede te handhaven, het ver plicht hen ook onmiddellijk op te treden te gen eiken staat, die een oorlog begint. Het handvest is versterkt door het verdrag van Locarno, het Kellogg-pact, het vier-mogend- hedenverdrag en de Geneefsche verklaring tegen het gebruik van geweld als instrument van politiek, door een geheel netwerk van non-agressie-verdragen en een netwerk van arbitrage-verdragen krachtens de facultatieve clausule van het Permanent Hof. Nooit in de geschiedenis hebben de landen van Europa zoo herhaaldelijk beloofd elkaar niet aan te vallen. Nooit stonden er zulke straffen op daden van agressie. Nooit waren er zulke goed georganiseerde instellingen voor het re gelen van geschillen. Daarbij komt, dat de landen, die terecht of ten onrechte grieven hebben tegen de be staande territoriale orde, en van wie ver wacht zou kunnen worden, dat zij de wape nen willen opnemen om hun „recht" te ver krijgen, militair daartoe niet in staat zijn. Duitschland, Oostenrijk, Hongarije en Bul garije verkeeren in een toestand van mili taire onmocht. Van een aantal hunnerzijds tegen een goedgewapende buur kan geen sprake zijn, ook al haalden zij zich daarme de niet de woede der andere landen op den hals. Het eenige zwaarbewapende land met ter ritoriale grieven was de Sovjet-Unie, doch dit land gaat zoo op in zijn binnenlandsche kwesties, dat zijn Westelijke buren niet de minste vrees meer koesteren voor Russische agressie. Van geheel Europa is het Oosten wel het rustigst. Maar in midden- en West-Eu ropa bestaat ondanks alle vredesbeloften en vredes-instellingen een constante oorlogs- vrees, en hier wordt voortdurend over oorlog gepraat. Naar gelang van de gebeurtenissen wordt dit gepraat minder of erger, maar het is er altijd. Men praat over een Duitschen aanval op Oostenrijk of den Corridor, over een Hon- gaarsche poging om de verloren provincies te herwinnen, over een nieuwe Fransche bezet ting van het Rijnland, over een botsing tus- schen Italië en Joegoslavië, altijd wordt er gepraat over oorlog „ergens in Europa", öf hij zal komen, höè hij zal komen, wannéér hij zal komen. Is er inderdaad dreigend gevaar voor een nieuwen oorlog in Europa Zijn al de vredes- garanties inderdaad van geen beteekenis Ik geloof het niet. Ik wil wedden, dat er in de komende twee jaar geen oorlog in Europa is. Ik zou niet weten, welke regeering het risico zou willen nemen, dat de „sancties" van het Volkenbondspact worden toegepast, of wie de kans wil loopen de gevolgen van een neder laag te moeten dragen. Ik weet wel, dat vele menschen zeggen, dat de Bond nooit zou op treden en dat het Bondspact een doode letter is. En het geval van Mandsjoerije heeft hen in die meening versterkt, al was dit in vele opzichten een abnormaal geval. Maar het blijft ook waar, dat de Bond zou künnen op treden, dat de sancties wel eens in werking zou künnen treden treden en dat de aanvaller zich toch wel eens geplaatst zou künnen zien tegenover alle staten-leden van den Bond. Ik geloof niet, dat er een Europeesche regeering FEUILLETON. (82. Wie heeft je dat alles medegezegd vroeg hij. Dat doet niets ter zake. Norbert dacht een tijdlang na. Dus dacht je, dat ik comedie gespeeld had? begon hij. Op mijn woord, dat ware een laag hartig spel geweest Durf je het nog loochenen riep zij. Zeker, durf ik datantwoordde de mar kies nadrukkelijk. Ik zweer je, toen je bin nenkwam wist ik niets van hetgeen je mij nu hebt medegedeeld Gabrielle, je moet mij gelooven Mijn leven is ledig en treurig ge noeg door mijn feilen, door mijn misdaden moest ik misschien zeggen, zonder dat je mij nog met andere euveldaden bezwaartIk zweer het je nogmaals bij je eigen leven, dat mij heilig is, ik achtte mij gelukkig je het middel, om mij te vernietigen, aan de hand te hebben gedaan Mijn leven is één verdriet één aanhoudende smart, en je haat heeft het voor mij nog ondraaglijker gemaaktJe gelooft mij niet, wat kan ik doen om je de overtuiging te schenken Je leeft geheel van de wereld teruggetrokken. Ziet niets van al les, wat er rondom je voorvalt. Ik verkeerde in den waan, dat de eerzucht mij mijn liefde zou doen vergeten, ik wikkelde mij in groote staatkundige en geldelijke aangelegenheden en in beide ben ik hoog gestegen. Ik wilde vergeten, dat ik je niet waardig ben, maar het baatte niets, mijn liefde is dezelfde geble ven, mijn ramp onveranderd Ik beminde je van het oogenblik af, dat je voor mij haat be gon te gevoelen Heden zelfs, hoe onwaardig ik ook ben, vertwijfel ik niet, vrouwen zijn dikwijls medelijdend en zachtIk heb alles laten varen om slechts voor mijn liefde te le ven, mijn beurszaken worden door anderen verzorgd en met de staatkunde bemoei ik me niet meer. Ik kon op dit oogenblik minister" is, die, terwille van een betrekkelijk kleine en problematische winst, dat risico zou dur ven nemen. Maar als er dan geen oorlogsgevaar dreigt, waarom dan al dat oorlogsgepraat Waarom praat iedereen over iets dat niet zal gebeu ren Het antwoord is interessant en belang rijk, omdat klaarblijkelijk oorlogsgepraat en oorlogsvoorbereiding niet den vrede helpen handhaven. Zij vormen een factor ten gunste van oorlog, een factor, die de balans te allen zijde naar den oorlogskant kan doen door slaan. Ik zou haast zeggen, dat het eenige oorlogsgevaar schuilt in het gepraat over oorlog en in de oorlogsvoorbereiding. De eerste oorzaak is de ingewortelde vrees van een vasteland, dat nog nimmer twintig jaar ongestoorden vrede heeft gekend. Elk geschiedenisboek van een schooljongen in Europa herinnert eraan en suggereert de idee, dat oorlog een heel natuurlijk, normaal, bijna onvermijdelijk verschijnsel is. Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd, dat regeeringen haar gebied willen uitbreiden en dat het de grootste trots van den staatsburger is voor dat doel te sterven. De krijgshaftig-gezinde Fransche jongen leest met trots van de da gen, toen de Fransche legers overwinnend van stad tot stad oprukten zijn vreedzame kameraad herinnert er aan, dat Pruisische troepen tweemaal in één eeuw Parijs bezetten. De Duitsche jongen weet van Napoleon's in vasie, van Hindenburg's verdediging van Oost-Pruisen tegen de kozakken. Beiden we ten hoe de Elzas vier eeuwen lang naar ge lang van de krijgsfortuin Duitsch of Fransch is geweest. En zoo is het in alle landen van Europa, er is fierheid op de overwinningen, bittere herinneringen aan de nederlagen, maar altijd wordt de oorlog beschouwd als een hechte instelling. Dat is de bodem, waarop oorlogsgeruchten welig tieren. Zonder die lange traditie, die telkens verfrischte herinneringen, dat eeu wige gevoel, dat een oorlog mogelijk is, zou den die schrikaanjagende geruchten niet zoo gemakkelijk opduiken. Degene, die zou gaan praten over een komenden oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Canada, zou gevaar loopen in een krankzinnigengesticht te wor den opgeborgen. Maar die bodem, hoe vruchtbaar ook, heeft zaad noodig. Vanwaar en. waarom dat zaad Wie begint met het oorlogsgepraat Het ant woord is niet ver te zoeken. De eerste schuldigen zijn de regeeringen. Er gaat bijna geen week voorbij of ergens in Europa houdt een minister een redevoe ring over oorlog. We hooren von Papen spre ken over de schande om op zijn bed te ster ven Mussolini bluft, dat Itahë's vliegtuigen den hemel kunnen verduisteren Daladier zegt met trots, dat Frankrijk nu klaar is om zijn gebied en vrijheid te verdedigen sir John Simon beweert, dat Groot-Brittannië heeft ontwapend zoover zijn veiligheid het toelaat. De woorden komen er nauwelijks op aan. De hoofdzaak is, dat zij allen spreken over oorlog, de mogelijkheid, de waarschijn lijkheid van oorlog. Is het wonder, dat als de regeerders er zoo voortdurend over spreken, het publiek aanneemt, dat er een oorlog komt en zich gaat afvragen wanneer Waarom praten de ministers in dien geest? Voor een deel, omdat zij niet los kunnen ko men van Europa's geschiedenis omdat, al hebben zij allen den oorlog afgezworen, zij toch eigenlijk zelf niet in hun eigen eed, of in dien van de anderen kunnen gelooven. Ook zij zijn slachtoffers van de vrees. Als von Pa pen den oorlog verheerlijkt, zeggen de Fran- schen„Zie je welen als Hitier zijn vre delievendheid betuigt, mompelen de Fransche ministers cynisch„Ja, ja." Maar er is meer. Oorlogsgepraat kan voor een regeering een waardevolle actiefpost zijn. Het schept een gevoel van solariteit, van pa- wezen, maar ik verlaat mijn woning niet meer. Ik breng mijn tijd hier treurig en mij merend door ik werk niet meer, ik denk al leen aan jou en aan mijn onbeantwoord ge bleven liefde En je gelooft, dat dit alles slechts comediespel is, nietwaar Zie mij aan, Gabrielle, en zeg, dat ik lieg Gabrielle antwoordde niet. De trekken van haar gelaat bleven even hard. Hij maakte een smartelijk gebaar van on geduld en greep haar beide handen. Liefde en toorn streden in zijn hart om den voor rang, maar de toorn kreeg toch de overhand. Hij beet zich op de lippen en het bloed steeg hem naar het hoofd. - Zoo zie ik je liever, dan met de teeder- heid, zei Gabrielle zonder zich te verdedigen. De markies liet haar los en deed eenige schreden door het vertrek. Daarop greep hij het pistool van de tafel en drukte het zijn vrouw in de hand. - Schiet mij dood riep hij uit, dan is mijn lijden gedaan. Zij stiet hem terug. Ik heb daaraan vroeger ook gedacht, antwoordde zij ijskoud, het is waar, je zou, als ik het deed, uit je lijden zijn, maar juist daarom wil ik het niet doen Den markies overviel bij die woorden een huivering en wild rolden hem de oogen door het hoofd. Hij begreep maar al te goed, hoe veel bitter lijden Gabrielle inwendig had verduurd, om thans zoo wreed tegen hem te kunnen zijn. Hij viel weer op zijn stoel neer, ondersteunde het hoofd met de rechterhand, terwijl de linkerhand nog altoos was gewa pend met het pistool, dat Gabrielle niet van hem had willen aannemen. Luister Gabrielle begon hij opnieuw. Dit wapen had ik hier voor mij gelegd, omdat ik meende, ieder oogenblik gearresteerd te kunnen worden.na je onthullingen bij den rechter van instructie Comediespel natuurlijk, nietwaar Toen ik je hier zag binnenkomen, dacht ik, dat je mij kwaamt mededeelen, dat nu alles voor mij uit was en dat ik mij op het ergste had voor te bereiden. Maar ik zou niet zijn gestor ven, o, je kunt dat veilig van mij aannemen, zonder Rouquin, dien ik evenzeer haat als jij het doet en van wien ik denkelijk nog triotisme, van „gesloten gelederen." De kreet, dat het vaderland in gevaar verkeert, is de nuttigste van alle regeeringsleuzen, en de ver leiding om haar te gebruiken is bijna onweer staanbaar. Men placht vroeger te zeggen, dat een re geering, die in het binnenland moeilijkheden had, licht afleiding zocht in oorlog, of in een oorlogsgezinde buitenlandsche politiek. Dat is nu te gevaarlijk geworden. Maar de moder ne demagoog heeft beseft, dat oorlogsgepraat even doelmatig is als het gevaarlijke en kost bare spel van den oorlog zelf. Schep een sfeer van vrees of van verontwaardiging te gen den buitenlander en het volk zal zijn binnenlandsche grieven vergeten en anders kan men het als onpatriottisch brandmerken. Richt de oogen der menschen op den „vijand" in het buitenland en zij zullen hun eigen vijanden in het binnenland vergeten. Als patriotisme niet is „de laatste toevlucht van een schurk", is het de troef van den politi cus, of om een anderen beroemden term te gebruiken, het meest doeltreffende „opium voor het volk." Bovendien, als er legers en vloten zijn, moe ten er ook recruten komen. En hoe zal dat kunnen als de „krijgshaftige geest" sterft? Legers en vloten zijn voor hun bestaan af hankelijk van patriottisch gezwijmel en van menschen, die in elk geval in de mogelijkheid van oorlog gelooven. De regeeringen hebben dus het grootste belang bij het oorlogsge praat. Dat belang hebben ook de wapenfabrikan ten. Zij leven van de oorlogsvrees. Als die verdween, was het met hun zaken gedaan. Zij willen niet bepaald oorlog, tenzij hij ver genoeg weg is om tevens winstgevend en vei lig te zijn. Maar zij willen vooral oorlogsbe- reidheid, zij willen zware bewapeningen, waar voor de menschen graag hun belasting beta len. Daarom moet de belastingbetaler voort durend in een toestand van vrees leven. De groote wapenfabrikanten besteden millioenen per jaar voor propaganda, propaganda voor paraatheid. Daartoe worden de volken tegen elkaar opgezet, worden ze bang voor elkaar gemaakt. Onbenullige incidenten worden op geblazen, de kranten schreeuwen, de men schen kijken elkaar boos aan, en met af schuw of geestdrift praten zij over het drei gende onvermijdelijke oorlogsgevaar. Allemaal onzin. De Bulgaarsche kwestie, zeide Bismarck, is de botten van een Pom- mersehen grenadier niet waard. Er is in Eu ropa niet één kwestie, welke de ontzettende gevolgen van een Eüropeeschen oorlog waard is. In hun verstandige oogenblikken weten de staatslieden dat welik geloof niet, dat er één ernstig oorlog wil. Maar zij kunnen zich niet bevrijden van de eeuwenoude gewoonte om over oorlog te denken en te praten. Bo vendien dient het hun doelhet past hun als politici. Het is niet waar, dat er thans in Europa over oorlog gepraat wordt, omdat er oorlogs gevaar dreigt. Maar het is stellig waar, dat er oorlogsgevaar dreigt, omdat er over oor log wordt gepraat. Schep voldoende vrees, schep voldoende wantrouwen, en het oogen blik komt waarop „de geweren vanzelf af gaan." DE BELASTINGPLICHT. Uit de mededeelingen, welke druppelsge wijze thans in de pers komen over de fiscale ontduikingen, blijkt wel, dat op dit terrein heel wat vaderlanders een nog al ruim gewe ten hebben, constateert „Ons Noorden" (R.K.) Het bedrag van te weinig aangegeven in komsten en vermogens loopt reeds in de mil lioenen en het feit, dat de Minister nu den termijn van de straffelooze aanmelding heeft verlengd tot 1 Mei a.s. wijst er wel op, dat de stroom van de zich bezwaard voelende be- meer afschuw heb dan jij zelfs, zonder zeg ik, de ongelukkige familie Senechal, waarvan reeds twee leden slag op slag getroffen heeft, uit de handen van Rouquin te hebben ge rukt. Door Rouquin in kennis gesteld met het geen zijn plan was, heb ik beproefd Andreas te redden en hem bij zijn vlucht behulpzaam te zijn. Ik heb mij naar den quai de la Tour- nelle gespoed. Ik heb met den jongeman ge sproken. O, als de liefde hem geen parten gespeeld had, zou hij thans in veiligheid zijn en kon hij in mijn voordeel getuigen. Ja, maar Andreas Senechal is nu dood of ligt althans op sterven, hij kan niets meer zeggen. Ik houd je tusschenkomst om hem te redden, voor een leugen. - Goed, maar een ander slachtoffer van Rouquin h^b ik, in spijt van al zijn listige be rekeningen, dan toch wel gered, hoewel Rouquin zelf daarvan niet het geringste ver moeden heeft. Ik heb hier het oog op een man, die je kan zeggen, wat ik voor hem ge daan heb, op iemand, dien iederen voor dood houdt, jij niet uitgezonderd, en die nochtans leeft, verborgen voor het oog der wereld, ie mand dien jij liefhebt en die jou liefheeft, aan wien je het leven verschuldigd bent, je vader. Mijn vader, riep Gabrielle terugdeinzend. Mijn hemel, is het waar Leeft mijn ongeluk kige vader Neen, neen het is al weer een nieuwe leugen. Neen, Gabrielle, dat is het niet. Je vader leeft en is gezond. Mijn vaderherhaalde de markiezin, haar handen tegen het voorhoofd drukkend, als vreesde zij het verstand te zullen verlie zen. Wat spreekt die man daar en wat zegt hij van mijn vader Dat hij.leeft, Gabrielle Ik zeg je, dat hij leeft en gezond is. Mijn vader riep zij opnieuw. Mijn va der, wiens verminkt lichaam ik heb gezien, mijn vader, dien zij begraven hebben, mijn doode vader O, je liegt, je ligt, of je bent krankzinnig en weet niet meer wat je zegt Blijf bedaard, Gabriellevermaande Norbert. Je vader leeftHij moest als Sene chal, als Andreas, als jijzelf een offer van Rouquin worden, maar ik liet hem verdwij- lastingontduikers nog allerminst geluwd is. Nu moet men op het gebied van de mo raai bij de beoordeeling en kwalificeering van bepaalde delicten altijd zeer voorzichtig zijn, want bekend is, dat onder de moralisten op dit gebied niet eenstemmig wordt gedacht. Maar afgezien daarvan moet men bij de beoordeeling van deze dingen ook rekening houden met de volksmentaliteit en dan valt niet te weerspreken, dat tal van menschen, dat er niet aan denken zouden, om zich maar met één cent te verrijken door middel van diefstal, er niet de minste bezwaren in zien, om door het smokkelen bij het passeeren van de grenzen, of door een te lage raming van hun zuiver inkomen, den fiscus te kort te doen. Het blad heeft een vooraanstaand pries ter in ons land gekend, die veel naar het bui tenland reisde en die er zich op beroemde, hoe hij den fiscus herhaaldelijk bij den neus heeft gehad. En welke Nederlandsche rooker, hoe hoog in waardigheid ook, heeft nooit een poging gedaan om een hoevelheid Hollandsche siga ren, ver boven het toelaatbare aantal, over de grens te brengen, zonder den keizer te geven wat des keizers is Het is naar de opvatting van het blad dan ook niet juist, om gevallen van belasting ontduiking en smokkelen op één lijn te stel len met diefstal of het doen van opzettelijk valsche aangiften om zich op een ongeoor loofde wijze te verrijken. Intusschen wil het met bovenstaande op merkingen allerminst beweren, dat het, voor al in deze tijden, niet voor iedereen een plicht van gemeenschapsgevoel is om aan zijn fis cale verplichtingen ten volle te voldoen. Want het is volkomen juist, dat men, door zich te onttrekken aan dezen plicht, mede oorzaak wordt, dat anderen, die van hun inkomen niets kunnen verzwijgen, meer aan belasting betalen moeten, dan waartoe zij verplicht zouden zijn, indien ieder zijn inkomen juist opgaf. Terwijl ook in deze tijden, nu de Staat ter bestrijding van de ellendige gevolgen van de crisis, voor bijna niet te betalen uitgaven staat en zelfs op den karigen steun aan werk loozen moet gaan beknibbelen, het een mo- reele plicht is van de meer gegoeden om thans den Staat tot den laatsten cent te ge ven, waarop deze recht heeft. Het blad acht het daarom een gelukkig ver schijnsel, dat, nu de Minister op een royale wijze de gelegenheid geopend heeft zich van dien plicht te gaan kwijten, zonder dat men| daar door in ernstige moeilijkheden komt, er zeer velen zijn geweest, die thans de gelegen heid hebben aangegrepen om een verzuim te herstellen. Daar blijkt uit, dat het besef, dat men in deze tijden, meer dan ooit, ernstige verplich tingen heeft tegenover de gemeenschap en ieder het zijne moet bijdragen om den alge- meenen nationalen nood te lenigen, groeien de is. BINNENIANDSCH NIEUWS. EEN RUMOERIGE N.S.B.-VERGADERING NIEUWE NIEDORP. Men eischtte, dat er ook gedebatteerd zou worden. Donderdagavond had in de Prins Maurits een vergadering plaats van de N.S.B. met als spreker de heer Swemmelaar. Behalve de N.S.B.-aanhang, die met den spreker mee kwam, waren een ruim 150 personen aanwe zig. Zes politie-agenten waren voor de orde in de zaal tegenwoordig. Na opening door den voorzitter, kwam uit de zaal de vraag of er gelegenheid was voor debat. Gezegd werd dat men schriftelijk vragen kon stellen. Hierop nen. Het lichaam, dat jij voor het lijk van je vader hield, was dat van een armen onbe kende, dien men aan de snijkamer had ver kocht voor anatomische lessen. Ik wist mij dat lijk te verschaffen, het werd in de kleede ren van je vader gestokenhet was alleen noodig het gelaat onkenbaar te maken en dat is gebeurd. Ik heb dien doode doen begra ven en een steen op het graf doen plaatsen onder een anderen naam, dat is waar, maar ik heb geen wanbedrijf daarmede gepleegd. Die list redde je vader, die door Rouquin ter dood was veroordeeld Groote hemel, welk een booswichtriep Gabrielle. Ja, ja, fluisterde Norbert met het hoofd naar Gabrielle gebogen, vloek over Rouquin Alles wat hij gedaan heeft, komt eenmaal op zijn hoofd terug Gabrielle hief haar oogen op naar Norbert. De harde uitdrukking was van haar gelant geweken. De markies zag dit en een schemering van hoop kwam hem daarbij in het hart. Hij haalde met eenige verlichting adem en er kwam weder eenige glans in zijn oogen. Bestaat er iets ter wereld, waarbij je nog kunt zweren vroeg Gabrielle, maar zij deed dit blijkbaar in de hoop op een bevredigend antwoord. Maar Norbert schudde langzaam het hoofd. Ik kan alleen zweren bij jou, want niets heeft meer waarde voor mij. Goed, ik geloof je, antwoordde zij, na even te hebben nagedacht. Ja, ik geloof je. Hij werd bleek en drukte zijn hand tegen- zijn borst, om zoodoende het hevige kloppen van zijn hart tot bedaren te brengen. Je zweert mij dus, dat je de waarheid spreekt, dat mijn vader leeft, dat je hem te gen een gewelddadige dood zeker niet min der wreed dan die van vader Senechal hebt beveiligd Zweer het mij bij het aan denken van je vader, van je moeder, die je dan toch zeker liefde en achting hebt toege dragen Waarom te zweren, Gabrielle Kan een eed je overtuigen, vooral een eed van mij Ha, je zoekt reeds naar uitvluchten, niet waar vroeg Gabrielle, terwijl haar verden king terugkeerde. ontstond een geweldig rumoer. Verklaard werd door een der aanwezigen, dat door een N.S.B.- er hier gezegd is, dat er wel gelegenheid tot debat was en dat men nu 20 minuten voor debat eischte. De heer Swemmelaar zeide van oordeel te zijn, dat debat vruchteloos is. Een honderdtal aanwezigen stond op om te vertrekken terwijl er werd geroepen geld terug. Nadat de voorzitter eenige stilte had ver kregen verklaarde men zich bereid 20 minu ten debat toe te staan. Hierna behandelde de heer Swemmelaar ons tegenwoordige parlementaire stelsel, daar tegenover stellende de corporatieve staat. Van de gelegenheid tot debat werd gebruik gemaakt door den heer Gé Nabrink, die wees op de praktijk waartoe de politiek van de N.S.B. voert o.a. in Duitschland. Hierna heeft de heer Swemmelaar den de bater weder geantwoord. Door verschillende personen waren schrif telijke vragen gesteld die wegens het sluitings uur niet konden worden beantwoord. De vergadering had na het eerste incident een rustig verloop. Slechts zeer weinig aan wezigen namen deel aan het zingen van het Wilhelmus met den fascistengroet. In de pauze werd druk gecolperteerd, niet alleen door N.S.B.-ers, maar ook door com munisten,,, Boerencomité-ers, I.A.M.V. enz. „bata" te best. Fabrieken weldra gereed. Zooals bekend heeft de Tsjecho-Slo- waaksche schoenenfabriek „Bata" te Best (N.Br.) grond gekocht pm daar een fabriek te vestigen. Dat gebeurde ongeveer een half jaar geleden het terrein is groot pl.rri. circa 160 ha. Snel is met den bouw begonnen en thans zijn verrezen twee fabrieksgebouwen elk van 80 bij 20 M. Voorts zijn opge richt een ketelhuis eri tien woningen; een gezellenhuis is nog in aanbouw „Bata" heeft op het terrein betonwegen aangelegd. Wellicht zal de fabriek reeds in de volgende week gaan wer ken, voorloopig imet één band. Zoo heeft de „Bata" zich in Noord- Brabant gevestigd. De Tjechisch-Slo- waaksche fabriek gaat de Waalwijk- sche industrie beconcurreeren „in' ei gen huis". Uit gesprekken die het „Hbld;" on langs met Noord-Brabanders heeft ge had, is gebleken, dat men zich niet al te ongerust maakt. jBata" concurreerde toch al,tot nu toe met ge-importeerde schoenen. Die mededinging blijft, in dit opzicht is er weinig verschil. Echter de „Bata"-schoe nen zullen nu worden gemaakt door Nederlandsche arbeiders, waarschijn lijk met Nederlandsch leer. Dus meer werkgelegenheid. Samenvattend meent men, dat de voordeelen de nadeelen zullen overtreffen. BUITENLANDSCR NIEUWS. sovjet-rusland. W.eg met de haarden Bloeiende schoonheidsmidde len-industrie. Peter de Groote verkeerde in de meening, dat 'hij de Russische edellie den kon civiliseeren door hun te beve len hun baarden af te scheren. Iwan Vosko, de hoeder van het uiterlijk Neen, Gabrielle, dat doe ik niet. Ik vraag alleen, waartoe in dit geval, een eed zou die nen Is het niet veel eenvoudiger zelf je va der te gaan bezoeken Als je hem met eigen oogen hebt gezien, zul je dan nog twijfelen Neen, neen, sprak Gabrielle, ik wil zelfs nu niet langer twijfelen Waar is hij In het kasteel Bois-Tordu bij Corvigny in het Morvangebergte. En niets belet mij, hem daar te bezoe ken Niets. Zij beschouwde den markies opmerkzaam. Het was of haar argwaan weer bovenkwam. Hij zag dat. Vrees je een valstrik vroeg hij op droe- vigen toon. Ronduit gezegd, ja Ik ben bang voor de dingen, die je misschien tegen mij in het schild voert. Hier kan ik mij verdedigen. Wat bewijst mij, dat je mij niet op Bois-Tordu wilt hebben, omdat je hoopt, daar, evenals vroeger, een grootere macht op mij te kunnen uitoefenen Neen, daaraan heb ik waarlijk in de verste verte niet gedacht, Gabrielle Zij deinsde voor hem terug. De markies deed onwillekeurig een bewe ging om haar tegen te houden. Heb je dan, vroeg hij, heb je dan na al les, wat je gezgd werd, nog angst voor mij Het is waar, ik heb schuld, veel schuld, daar mijn slechtste daad niet door mijn lief do te verontschuldigen is, die liefde kwam eerst la ter en het is juist daardoor, dat ik zoo name loos veel moet lijden Je weet niet, welk een foltering het voor mij is, dat je, hoe dikwijls ik het je ook herhaal, toch niet aan mijn lief de wilt gelooven en in die liefde hebben zich andere gedachten en wenschen bij mij opge lost Wat is mij eerzucht, weelde, macht op dit oogenblik Niets, hoegenaamd niets Mijn droom van zaligheid is het mij met jou hier of daar op een afgelegen plaatsje te mo gen terugtrekken, altoos om en bij je te zijn en je te bewijzen, hoe groot de omvang mij ner liefde is (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1934 | | pagina 1