P
25e JAARGANG
VRIJDAG 33 MAART 1934
No. 24
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OM HET GOUD.
Concurrentie raakt Ford niet
NEEN KAATJE
pWIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG en VRIJDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.
UITGEVER:
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN.
BUREAU:
Hippolytnshoef W leringen
Telef. Intercomm, No. 19.
ADVERTENTIëN:
Van 1 5 regels
Iedere regel meer
f 0.50
I 0.10.
Als 't uw gezond-
heid betreft waag
dan niets! Eisch de
echte Aspirin en let op het Bayèr-
kruis, den oranje band en op een
ongeschonden verpakking. Dan is U
zeker van een,
sinds-vele jaren,
in alle opzichten
deugdelijk geble
ken geneesmiddel.
in de oranjeband-buisjes ,*an
lezakjés van 2 tabl.'è IQ.flsj-
DE ZILVERVLOOT.
Als een scheepje zonder zeilen,
en een stoomboot zonder stoom,
Als een motor zonder olie,
en een lampje zonder stroom.
Als een vischje zonder water,
en een appel zonder pit,
Ben je in 't maatschap'lijk leven
Als je zonder centen zit.
En, ook Nederland zat „zonder".
Scheep op de levenszee,
Dreef daar zonder roer en zeilen
Al maar verder van de reê,
Meegesleurd door snelle stroomen
Die men kortweg crisis noemt,
Scheen het schip der Nederlanden
Tot den ondergang gedoemd.
De bemanning, stoere kerels,
Negen stuks en kapitein
Wendde zich tot laatstgenoemden,
Bestevaer, de Heer Colijn,
Zij bespraken met z'n tienen
In het ha(a)gje der kajuit
Of nog redding was te vinden
Voor hun ouwe trouwe schuit.
Eén van hen, met name Oudt,
Die voor 't eerst in 't schuitje zat,
Stelde voor om maar te roeien
Met de riemen die men had
En zoo kwamen de berichten
Van de redding in den nood,
Die mij even deden denken
Aan Piet Hein z'n zil'vren vloot.
Schepen kwamen binnenvallen
(Met de witte vlag in top)
Bij de Inspecteurs en afgeladen
Koos men weer het ruime sop.
Tienmaal honderdduizend gulden
Honderdmalen, en nóg méér
Als de wind zóó door blijft waai'en
Vaart ons Nêerland als weleer
(Nadruk verboden.) NIEK.
BIJ DEN DOOD VAN
KONINGIN EMMA.
„Op het oogenblik overheerscht bo
venal het groote leed, waardoor het
land getroffen is, het verlies, dat in
volle werkelijkheid voor ons staat."
WAT DE KRANTEN ZEGGEN.
„Eiken dag opnieuw won Zij de
liefde van het volk"
Het Haagsche liberale blad „Het Vaderland"
geeft een schets van het leven van Koningin
Emma van den dag af, dat Zij in ons land
kwam en wijst erop, dat de Koningin Moeder
tot het einde toe eiken dag opnieuw de liefde
van het volk heeft gewonnen. En al is de dood
nooit zonder een smartelijken trek, hier ech
ter," aldus het blad, „hebben wij een zoo
mooien levensavond gekend, dat de smart
spoedig tot een melancholiek herinneren zal
worden, vol eerbied en dankbaarheid."
„Voor de Hagenaars blijft het eerbiedwaar
dige beeld van de laatste jaren onverbreek
baar verbonden aan de herinnering van mooie
dagen in de lente en in den herfst, aan groot-
sche kunstdemonstraties en allerlei uitingen
van edel geestelijk leven, aan dagen en daden
van menschlievende zorg en steun."
„Koningin en Moeder, door den hoogen
adel der gevoelens en der gedachten en door
de warmte van het liefderijk zorgende hart
„Vereering en dankbaarheid leggen ook ver
plichtingen op. De nagedachtenis van de dier
bare Koningin, om Wier overlijden het land
thans treurt, zullen wij hier en in Indië niet
beter kunnen eeren dan door steeds te han
delen naar het woord uit de proclamatie tot
het volk, waarmede Koningin Emma Haar Re
gentschap besloot
„Nederland zij groot in alle dingen, waar
in ook een klein volk groot kan zijn."
„Het voorbeeld van plichtsvervulling, van
trouw, van adel en van goedheid, dat de
Koningin-Moeder ons allen gegeven heeft,
blijft een weldaad en een bron van kracht
voor het land."
„Een nationaal verlirc."
Het heengaan van Koningin-Emma acht
„De Standaard" ook een „nationaal verlies."
„Wijl zij," schrijft het blad, „was moeder en
opvoedster van onze Koningin, wijl zij als
Regentes gedurende acht jaar het koninklijk
gezag voor Haar kind waarnam, en eindelijk,
wijl zij als Koningin-Moeder in zoo velerlei
opzicht getoond heeft een echte „landsmoe-
der" te zijn."
„Koningin Emma was groot door haar moe
derlijke teederheid, door haar dienende liefde,
door haar warme deelneming in het lief en
leed van haar volk. Ook door haar ontferming
over wat arm, nooddruftig en krank was.
Haar leven werd omstraald door den zachten
glans der liefde."
„Nu, in het aangezicht van den dood, moet
al die glans verbleeken. ontroerende gedachte.
Op het ziekbed ter neder geworpen lag de
Koninginne daar als een hulpeloos menschen-
kind. De hand des doods maakt geen onder
scheid tusschen koning of onderdaan. Hij
rust ook op de Vorstenhuizen en snijdt 't le
ven van koningen en koninginnen af. Alleen
de levenspsalm van den Christen kan ook in
de vorstelijke sterfkamer het lied van den
eeuwigen morgen, den jubeltoon der verlos
sing doen ruischen."
Ontzettend verlies.
,J3e Maasbode" staat als het ware verbijs
terd voor een onmogelijk gewaande werke
lijkheid de band, die deze geboren vreemde
linge zoo innig aan ons volk heeft verbonden
is door den onverbiddelijken dood verbroken."
In genegen herdenking gaat het blad dan
het leven van de Koningin-Moeder na van
het oogenblik af, dat op Hare schouders als
Koningin-Regentes al de lasten kwamen te
drukken van het landsbestuur.
„En dat is nu juist het lieflijk-wonderlijke",
zegt het blad dan, „in heel de zoo ongemeen
aantrekkelijke en zoo hoogstaande figuur van
Koningin Emma, dat zij, als 't ware vanaf de
eerste schrede, dat zij over onze grenzen zette,
aanstonds en ten volle en als met één slag één
werd met ons volk. Emma en Nederland heb
ben elkaar aanstonds volkomen begrepen
zij voelden als bij intuïtie, dat zij bij elkaar
pasten, en spoedig verheugde zich de Koning
in, de Koningin-Moeder, de Koningin-Regen
tes in een grenzenloos, in een onbeperkt ver
trouwen van het haar oorspronkelijk vreemde
volk. Nooit werd een vertrouwen zoo spont
aan, zoo volkomen geschonken, en zoo schit
terend beloond."
„Waarlijk, Nederland mag in deze dagen
van diepen rouw met groote en innige dank
baarheid terugdenken aan de nimmer genoeg
te waardeeren, nooit in geheel hare volheid
te omvatten weldaad van het bezit van deze
moederlijke vorstinne."
„Thans treurt ons volk te inniger, te op
rechter, te dieper omdat het verlies van deze
rijk begaafde en zoo zeldzaam aantrekkelijke
vrouw zoo ontzettend groot is."
FEUILLETON.
(87.
Rouquin bleef in gezelschap van dokter
Sugorel, een man met een onaangenaam
valsch lachend gelaat. Des morgens om vier
uur bereikten zij Givet. De markies ging daar
tegenover het station allereerst in een café,
liet zich pen, papier en inkt brengen en
schreef aan zijn vrouw het volgende
„Ik moet duelleeren, Gabrielle. Ik hoop niet
alleen zelf gedood te worden, maar tevens
mijn vriend Rouquin te dooden, dan althans
zul je gelukkig kunnen zijn Of ik sterf of
niet, mijn liefde voor jou zal tot mijn laat-
sten ademtocht onveranderd blijven."
Hij bezorgde den brief op de post en voeg
de zich daarop bij Rouquin, dien hij met zijn
geleider een ander koffiehuis had zien binnen
gaan.
Men had gemakkelijk te voet de grenzen
kunnen bereiken, maar zij namen de glim
'lachende dokter stond beurtelings Rouquin
en Norbert te woord twee rijtuigen, van
welke het eene later noodwendig zou moeten
dienen als transportmiddel voor een gewonde
of een doode.
Het was nog niet volkomen dag geworden,
toen zij onopgemerkt door de kleine stad re
den. Alle winkels waren nog gesloten en
slechts bij het station had men de twee of
drie café's, die daar waren, geopend gevon
den. Achter Givet verdwenen de twee rijtui
gen in den nevel, die uit het Maasdal opsteeg.
Men ging over een brug en bevond zich zoo
doende op Belgisch grondgebied.
De drie mannen stapten uit. Het was even
wel nog niet helder dag, daar de morgendauw
nog altijd over het aardrijk hing. Ze moesten
nog wachten.
Eindelijk verrees de zon van achter de kim
de nevel trok op en de toppen der Ardennen,
die in de verte zichtbaar waren, baadden in
goudglans.
Ze vonden in de vlakte, waar ze waren, een
klein bosch en wendden daarheen hun schre
den. Zij wilden niet gezien worden door het
landvolk, dat zich hier en daar reeds naar het
werk begaf. De oogsttijd was juist aangevan
gen en het koren moest gemaaid worden.
In het bosch waren zij tegen aller blikken
gevrijwaard. Langzaam vervolgden zij hun
weg. Rouquin liep met dokter Sugorel. die de
wapens droeg, vooruit.
Diep nadenkend wandelde de markies al
leen voort. Waaraan dacht hij Aan het twee
gevecht, hetwelk hem het leven kon kosten
Ja, Norbert betreurde Gabrielle. Hij betreurde
tevens zijn eigen bestaan, dat wellicht door
't staal v. Rouquin zou vernietigd worden, niet
omdat hij gaarne nog langer leven wilde,
maar omdat hij het schande vond, te vallen
door de hand van dien man, die bovendien
zijn bondgenoot was, aangezien hij zich door
hem tot een slechte daad had laten vervoe
ren. Een met varenkruid en gras begroeide
weg doorsneed het kleine bosch. Daarop trad
men toe.
Dokter Sugorel had behalve de wapens, die
in een grijslinnen doek 'verborgen waren, ook
een kistje met verbandlinnen en enkele in
strumenten, die tot zijn vak behoorden, bij
zich. Hij legde een en ander op het gras. De
markies had een spottend lachje op zijn ge
laat bij het beschouwen van dit medicijnkistje.
Dat is een onnoodige voorzorgsmaatregel,
dokter, zei hij schouderophalend.
Dat ben ik niet met u eens, meende de
toegesprokene. Gij kunt gewond worden en
mijnheer Rouquin kan hetzelfde gebeuren.
Heeft mijn tegenpartij u dan niet gezegd,
mijnheer, dat het hier niet met een verwon
ding, maar bepaald en stellig met den dood
moet afloopen
Mijnheer Sugorel antwoordde niet. Zijn rol
bracht mede, om een afwachtende houding
aan te nemen. Hij wierp nu een vijf francstuk
„Het moet een voorrecht zijn
geweest Haar tot moeder te
hebben gehad."
„Het Volk" rekent het zich „tot plicht een
woord van erkenning te schrijven voor de
wijze, waarop zij een waarlijk niet gemakke
lijke taak in ons volksbestel heeft vervuld.
,In onze vaderlandsche geschiedenis", ver
volgt het blad, „heeft geen enkele vorstin van
vreemden oorsprongen zich in zóó sterke mate
met haar nieuwe omgeving weten te vereen
zelvigen." Vervolgens zegt „Het Volk." „hoe
zij bij voortduring een innerlijke beschaving
heeft getoond, die aanspraak maakt op onze
zuiver menschelijke waardeering." „Haar be
langstelling voor werken van liefdadigheid,
waarbij inzonderheid de tuberculosebestrij
ding mag worden genoemd, wees haar een
taak op sociaal gebied", zegt het blad tenslot
te. „In niet mindere mate echter interesseerde
zij zich voor kunsten en wetenschappen. Het
uitgaande publiek in Den Haag ontmoette de
Koningin-Moeder bij tal van concerten en ook
als er lezingen werden gegeven op weten
schappelijk of wijsgeerig terrein zag men haar
dikwerf aanwezig. Eenvoudig, zonder preten
tie, een oude dame, met een vriendelijk ge
zicht en een schrander oogenpaar. Een vrouw,
waarvan men slechts kan zeggen, dat het een
voorrecht moet zijn geweest haar tot moeder
te hebben gehad."
BOEKBESPREKING.
„De Wandelaar." Zooeven verscheen bij den
uitgever A. G. Schoonderbeek te Laren de
Maart-aflevering van „De Wandelaar", maand
blad, gewijd aan natuurstudie, natuurbescher
ming, heemschut, geologie, folklore, buiten
leven en toerisme.
Rinke Tolman, de redacteur, laat in een
schets uitkomen, dat Maart niet alleen op het
gebied der vogels, maar ook op dat der insec
ten, de maand der herleving is, Henk Vink
beschrijft de weelde van bloeiende narcissen,
die in de buurt van Groenekan bij duizenden
in een bosch zijn uitgeplant en P. L. Rusti-
cus zet uiteen wat er alzoo aan een goed ver
zorgden tuin in Maart vastzit. De gebroeders
L. en N. Tinbergen zetten hun roofvogelstu
dies voort en vragen ditmaal aandacht voor
twee boeiende roovers sperwer en havik, G.
D. Swanenburg de Veye weidt uit over den
zeldzamen paddenstoel Lepiota odorata of
odeurzwam en L. van Wallenburg geeft inte
ressante bizonderheden omtrent de in Zeeland
voorkomende vluchtbergen. Voor een weinig
bekend en in ons land schaars voorkomend
zoogdier, den das, vraagt A. B. Wigman aan
dacht, met dr. A. C. de Koek bekijken wij de
grillige formaties van het maanoppervlak,
terwijl J. L. A. Kremer onze gids is bij een
bezoek aan Beekbergen en Practicus vinger
wijzingen geeft, wat de behandeling der ka
merplanten in Maart betreft.
In de rubriek „Van en voor de lezers" (na
tuurhistorisch allerlei) vertelt o.a. M. van
Leeuwen dat het wandelbosch „Groenendaal'
een merkwaardige metamorphose zal onder
gaan, daar er honderd-duizenden bloembol
len aan den bodem zijn toevertrouwd.
Overbodig is het mee te deelen, dat het il
lustratieve gedeelte weer op hoog peil staat
o.a. zijn verschillende wedstrijdfoto's gerepro
duceerd.
INGEZONDEN STUKKEN
AMSTERDAM, Maart 1934.
Comité
GOEDE VRIJDAG - HERDENKING
Amsterdam.
Zeer geachte Heer Redacteur,
Beleefd verzoeken wij U het onderstaande
een bescheiden plaatsje te willen geven in
Uw geacht blad en zoo mogelijk een opwek
kend woord er aan toe te willen voegen, waar
voor wij U bij voorbaat dank zeggen.
Gaarne zullen wij daarvan een nuttig ge
omhoog.
Munt, riep Rouquin, zonder zich te buk
ken, om te zien of het „kruis" dan wel „munt'
boven lag. Hij had zijn Jas en zijn vest uitge
trokken en zijn hemdsmouwen opgestroopt.
„Kruis" is boven, deelde Sugorel mede.
Het lot begunstigde hiermede den markies.
Hij maakte zich gereed den degen, waaraan
hij gewoon was te hanteeren. Dokter Sugorel
reikte den anderen degen zijn vriend Rouquin
toe. Rouquin deed het fijne stuk staal fluitend
de lucht doorklieven en daarop liet hij de
scherpe punt van zijn wapen spelen op de
laars van zijn vooruit gestoken rechtervoet.
Ik ben bereid, zei hij.
Norbert had zich van zijn kant eveneens op
het gevecht voorbereid.
Daar stonden dan" die twee mannen tegen
over elkander, beiden groot, zwaargebouwd en
vol spierkracht, beiden evengoed geoefend in
het schermen. Alvorens uit te vallen, zagen
zij elkander aan.
Je wilt dus werkelijk de domheid tot het
uiterste drijven vroeg Rouquin. Bedenk, dat
het nog tijd is om terug te trekken.
Maar de markies hief zijn degen op, terwijl
hij zeide
Verdedig Je
't Is om dol te worden, mompelde de an
der en nam een verdedigende houding aan.
Het was alsof de twee mannen gedurende
de eerste vijf minuten niet anders deden dan
hun beider krachten meten, want het staal
kruiste het staal en de uitvallen geschiedden
zonder hevigheid.
Plotseling evenwel begon de markies met
een vreesdijke verwoedheid uit te vallen.
Rouquin pareerde bedaard de slagen. Hij had
een ijzeren vuist en op den degen was hij even
sterk als de markies, dat leed geen twijfel. Hij
stelde zich intusschen tevreden met zich te
verdedigen en viel niet ernstig gemeend aan.
Norbert, die het gevest van zijn degen on
wrikbaar in de hand hield geklemd, werd dan
ook niet gewond. Hij begreep wel de bedoe
ling van zijn tegenpartij, die hem wilde ver
meien, teneinde hem daarna een lichte ver
bruik maken om opnieuw de aandacht te ves
tigen op het doel van ons Comité n.1. den
Goeden Vrijdag meer dan tot nog toe zijn
recht te doen komen.
Om dat te bereiken, voeren wij elk jaar in
de dagen die aan den Goeden Vrijdag vooraf
gaan, een of andere actie. Meestal zenden wij
circulaires aan bepaalde groepen van perso
nen en kunnen onder dank mededeelen, dat
de dames en heeren, die hunne handteekening
zonden, dit niet vergeefs deden. Reeds 30.000
namen staan in het Rijksarchief, die bij
5.000 gebundeld, telkens door ons met een
request aan de Hooge Regeering werden aan
geboden en welwillend aanvaard.
In 1932 heeft ons Comité voor de microfoon
van de N. Chr. R. V. een 5 minuten-rede mo
gen uitspreken, die direct en indirect 5.000
handteekeningen en instemming bracht.
Tijdens het bestaan van ons Comité hebben
honderden Heeren Predikanten en vele Ker
keraden hunne bizondere symphatie betuigd
ook H.H. Hoofden van Chr. Scholen en hun
personeel, benevens vele vooraanstaande per
sonen en zelfs autoriteiten, deden dat.
Verleden jaar hebben wij ons verstout een
verzoek te richten tot Burgemeester en Wet
houders van Gemeenten in Nederland en
mochten daarop honderden antwoorden ont
vangen, waarvan de meesten gunstig waren
eenige brieven behelsden de toezegging, dat
voortaan de Goede Vrijdag zal gehouden wor
den. Voor deze adhesle-betuigingen spreken
wij bij dezen openlijk onze diep gevoelde er
kentelijkheid uitzij geven ons tevens de
vrijmoedigheid, om de Edelachtbare Heeren
in wier Gemeenten het daartoe nog niet ge
komen is, eerbiedig te verzoeken om de rust
op dien gewichtigen dag eveneens te willen
bevorderen, of althans geen markt te laten
houden op Goeden Vrijdag.
Niettegenstaande al deze medewerking is de
Goede Vrijdag nog niet opgenomen tusschen
de officiéél erkende feestdagen, waarbij de
sterfdag van onzen Heer en Heiland toch niet
gemist mag worden.
En daarom Geachte Lezeressen en Lezers
durven wij U verzoeken dat ieder, in afwach
ting van de sanctie der Regeering, reeds nu,
voor zoover mogelijk, persoonlijk den Goeden
Vrijdag wijding zal geven.
Zend' als bewijs van dit voornemen Uwe
handteekening en adres naar ons Comité.
Doe het nu, want morgen hebt U weer zoo
veel anders te doen, zend Uw handteekening
met adres nog heden vóór de nacht daalt.
Dank U.
Comité GOEDE VRIJDAG-HERDENKING
W. Mulder, (voorz.) den Haag,
Valkenboschlaan 107.
J. A. v. Putten, (secr. pgm.),
Olympiaweg 93 Amsterdam Zuid.
(uit een artikel in „Fortune", New York,
December 1933).
UOEVEEL auto's Chevrolet verleden jaar
heeft verkocht, weet ik niet. Evenmin
weet ik, hoeveel zij er dit jaar zullen
verkoopen. Ik weet niet, hoeveel hun verkoop
volgend jaar zal bedragen. En het kan mij
geen steek schelen ook
Ziehier het standpunt van Henry Ford, een
onverschilligheid die ongelooflijk schijnt,
99
NIET met een NAADJE, maar steekje voor
steekje, en draadje voor draadje, breien wij
de wollen kousen zeer netjes voor u aan.
Ook alle andere soorten wollen-kleeding,
kousen en sokken. Voor nieuw werk zijn wij
No. 1. Vraagt onze schoolkousen, sportkou
sen, voetbalkousen, visscherskousen, truien
enz. enz. JAAP SNOR, DEN HELDER, Zuid
straat 19. (Let op den Gelen Winkel). Voor
Wieringen bij Jb. Kaleveld.
wanneer men bedenkt, dat hij nu reeds voor
het derde achtereenvolgende jaar in een ver
bitterden concurrentiestrijd is gewikkeld en
daarbij voortdurend de verliezende partij is
geweest. En toch is deze onverschilligheid een
feit, Voor Ford bestaat er maar één auto en
zal er ook in de toekomst slechts één auto
bestaan. Zijn verkoopen zijn verminderd, zijn
verliezen hebben een schrikbarenden omvang
aangenomen en hij is zóóver bij Chevrolet
ten achter geraakt, dat de Plymouth hem bij
na heeft ingehaald. Maar desondanks blijft
hij onverschillig.
Eens, bij de dagelij ksche conferentie aan de
lunch, waar Ford zijn voornaamste onderge
schikten pleegt te ontmoeten, kwam het ge
sprek op den vooruitgang, dipn Chevrolet en
Plymouth hadden geboekt. Vooral de bedrijfs
leiders van de enorme River-Rougefabrleken
maakten zich bezorgd. Eindelijk mengde Ford
zich in het gesprek.
„Inderdaad," merkte hij op, „die lui van
Chevrolet schijnen dat, wat zij wilden, te heb
ben bereikt."
„Hoe bedoelt u dat?" vroeg men hem.
„Wel", vervolgde Ford, „die kerels daar pro-
beeren jullie gedachten van het werk af te
lelden. En dat schijnt hun wonderwel te zijn
gelukt."
Van dat oogenblik af werd over Chevrolet
en Plymouth niet meer gesproken.
Dit alles zou in 1923 logisch hebben gele
ken, toen Ford 2.000.000 auto's produceerde
tegen Chevrolet 76.000, terwijl er van Ply-
mout nog niets te bekennen was. Op het oo
genblik schijnt het ongelooflijk, met Chevro
let ver aan den kop en Plymouth vlak op de
hielen. Hoewel de General Motors in het
tweede kwartaal van 1933 netto-ontvangsten
ten beloope van 41.000.000 boekten (en in
December de uitkeering van een extra-divi
dend aankondigden), bedroeg Ford's totale
verlies over 1933 omstreeks 20.000.000 terwijl
het totale verlies over de jaren 1931—1933
zelfs 140.000.000 beloopt. Men kan dit ook
zoo uitdrukken, dat Ford 140 weken lang ie
dere week 1.000.000 heeft verloren Zij, die
Ford niet kunnen uitstaan, verklaren ronduit,
dat hij „op" is, dat de Ford Motor Co. aan
het eind van haar Latijn is gekomen. Maar
Ford met zijn zeventig jaren laat zich niet
van de wijs brengen.
Wie Ford bezoekt, zal ongetwijfeld ook zijn
enorme River-Rouge-fabrieken bezoeken, die
vijf vierkante kilometer beslaan. Ford zelf
heeft zijn kantoor echter niet in de River-
Rouge fabrieken. Zijn hoofdkwartier heeft hij
opgeslagen in het gebouw, waarin ook het
laboratorium en de inrichtingen voor con
structie-onderzoek zijn gevestigd. Dit gebouw
bevindt zich op 6Va km afstand van de River-
Rouge fabrieken en is vlak bij zijn Amerlcan-
Museum en zijn Greenfield Village gelegen.
Gewoonlijk stapt Ford des ochtends tus
schen half acht en half negen zijn laborato
rium binnen. Een vast program voor zijn
werkdagen houdt hij er niet op na. Hij doet,
wat hem juist in den zin komt. Nu eens be
geeft hij zich naar het museum, om er te luis
teren naar een deuntje uit een van zijn mu-
ziekdoozen, waarvan hij een ongeëvenaarde
sorteering bezit. Een anderen keer maakt hij
een wandeling door het dorp en luistert naar
het gezang der schoolkinderen in de oude
„Koloniale" kerk. Ofwel hij requireert een
van zijn ouderwetsche vedelaars, om zich een
ouderwetsche wijs te laten voorspelen. Dan,
plotseling, zal hij een der drie Fords, waar
over de maatschappij voor eigen gebruik be
schikt, laten voorkomen en met een vaart
van 100 km naar Macon snellen, waar hij een
oppervlakte van 30 vierkante kilometer met
soyaboonen heeft laten beplanten. Deze soya-
boonen nemen een belangrijke plaats in in
zijn productieplannen en tevens geven zij hem
de gelegenheid, om met landbouwers over
landbouw te praten, 's Middags zal hij
wanneer hij althans reeds uit Macon terug is
in het laboratorium lunchen en 's avonds
begeeft hij zich naar zijn groot, prettig huis
te Dearborn.
wonding te kunnen toebrengen, maar zijn
doel was anders. Hij was bereid te sterven,
maar niet alleen, daarom had hij, zoo aan
hem de keus ware geweest, zeer zeker pistolen
genomen, daar de kogel niet meer is af te
weren, als hij eenmaal den loop heeft verla
ten. Hij wilde gedood worden, maar Rouquin
eveneens dooden.
De slagen, die hij toebracht, werden zoo
snel en hevig, dat Rouquin zich tegen wil en
dank genoodzaakt zag, om, wilde hij niet zelf
gewond worden, van zijn kant betere uitval
len te doen. Het staal van den markies sneed
door zijn hemd, vlak bij het hart, zonder hem
nochtans te wonden. Rouquin stiet op zijn
beurt toe. Een enkele bloeddruppel vertoonde
zich aan Norberts schouder de opperhuid
was doorsneden.
Rouquin trad terug en hield zijn degen ter
aarde gebogen.
Je ziet, dat ik je niet dooden wil, sprak
hij bedaard, zijn gevoel van haat een weinig
onderdrukkend.
Dan zal ik je daartoe dwingen, ellende
ling riep de ander.
Dat gaat zoo gemakkelijk niet, mijn wil
is even sterk als de jouwe
Niet praten, maar vechten, beval de mar
kies. Vooruit
Welnu, vooruit dan herhaalde Rouquin.
Hij is gek, bromde hij, totaal krankzinnig
De stooten van Norbert verdubbelden met
een waarlijk wiskunstige zekerheid duizelend
snel doorkliefde zijn degen de lucht. Rouquin
kon niet anders dan zijn uitvallen beantwoor
den. De haat der beide mannen had het top
punt bereikt. De arm van Norbert verlamde
schier onder de hevige slagen van Rouquin.
O, als ik je had willen dooden, had ik het
wel twintigmaal reeds kunnen doen siste
hij tusschen zijn tanden. Welk een genot wa
re mij dat niet, maar ik heb je noodig.
Dood mij toch, Rouquin riep Norbert.
Zie je dan niet dat ik sterven wil Dood mij
of ik zeg je dat ik
In dit oogenblik wierp hij plotseling met
uitgestrekten arm, terwijl Rouquin's degen op
hem gericht was, zich op de borst van zijn
tegenpartij.
Het is bij zulk een uitval meermalen ge
beurd, dat beide partijen gelijktijdig gewond
werden. Bij zulk een handelwijze, als hij, wiens
borst wordt bedreigd, in plaats van te paree-
ren, zelf uitvalt, kan het gebeuren, dat zij
beiden den dood vinden.
Rouquin had met bliksemsnelheid Norberts
plan doorzien. Bij het glijden van het staal
was het hem evenwel onmogelijk zijn stoot te
veranderen of in te houden, maar hij wist
nochtans zich zoodanig te wenden, dat zijn
eigen borst minder gevaar liep. Op hetzelfde
oogenblik voeldè hij iets kouds, dat diep door
zijn schouder ging. Hij duizelde.
De markies stond nog voor zijn tegenpartij,
maar wankelend, want Rouquin's degen trof
hem in de volle borst. Zijn eigen degen viel
op den grond en hij greep het staal van Rou-
quni's degen, om dat met zijn beide handen
nog dieper in het lichaam te doen dringen.
Maar de dokter schoot pijlsnel toe en verhin
derde het vreeselijke opzet.
Nu zonk Norbert bewusteloos ineen.
Het is nog goed met mij afgeloopen, zei
Rouquin op het gras neervallend, die dolle
man wilde zoowel mijn dood als den zijne
De dokter verbond hem snel, na de wond
voorzichtig te hebben gepeild. Toen begaf hij
zich tot Norbert en nam ook hem onder be
handeling.
De markies was nog in onmacht.
Uw wond komt wel terecht, verklaarde
Sugorel aan Rouquin, maar wat dezen heer
betreft
Welnu, ga voort
Ik twijfel, of die er het leven afbrengt
Rouquin fronste zijn wenkbrauwen.
Zou het werkelijk met hem afloopen,
dokter vroeg hij gejaagd. Dat mag niet. Het
is nog te vroeg
Sugorel wendde zich af en gaf den voorsten
koetsier te kennen, dat deze hem moest ko
men helpen.
De belde rijtuigen kwamen dichterbij.
Wordt vervolgd#