P 25e JAARGANG VRIJDAG 33 MAART 1934 No. 24 WIERINGEN EN OMSTREKEN OM HET GOUD. Concurrentie raakt Ford niet NEEN KAATJE pWIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG en VRIJDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1. UITGEVER: CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU: Hippolytnshoef W leringen Telef. Intercomm, No. 19. ADVERTENTIëN: Van 1 5 regels Iedere regel meer f 0.50 I 0.10. Als 't uw gezond- heid betreft waag dan niets! Eisch de echte Aspirin en let op het Bayèr- kruis, den oranje band en op een ongeschonden verpakking. Dan is U zeker van een, sinds-vele jaren, in alle opzichten deugdelijk geble ken geneesmiddel. in de oranjeband-buisjes ,*an lezakjés van 2 tabl.'è IQ.flsj- DE ZILVERVLOOT. Als een scheepje zonder zeilen, en een stoomboot zonder stoom, Als een motor zonder olie, en een lampje zonder stroom. Als een vischje zonder water, en een appel zonder pit, Ben je in 't maatschap'lijk leven Als je zonder centen zit. En, ook Nederland zat „zonder". Scheep op de levenszee, Dreef daar zonder roer en zeilen Al maar verder van de reê, Meegesleurd door snelle stroomen Die men kortweg crisis noemt, Scheen het schip der Nederlanden Tot den ondergang gedoemd. De bemanning, stoere kerels, Negen stuks en kapitein Wendde zich tot laatstgenoemden, Bestevaer, de Heer Colijn, Zij bespraken met z'n tienen In het ha(a)gje der kajuit Of nog redding was te vinden Voor hun ouwe trouwe schuit. Eén van hen, met name Oudt, Die voor 't eerst in 't schuitje zat, Stelde voor om maar te roeien Met de riemen die men had En zoo kwamen de berichten Van de redding in den nood, Die mij even deden denken Aan Piet Hein z'n zil'vren vloot. Schepen kwamen binnenvallen (Met de witte vlag in top) Bij de Inspecteurs en afgeladen Koos men weer het ruime sop. Tienmaal honderdduizend gulden Honderdmalen, en nóg méér Als de wind zóó door blijft waai'en Vaart ons Nêerland als weleer (Nadruk verboden.) NIEK. BIJ DEN DOOD VAN KONINGIN EMMA. „Op het oogenblik overheerscht bo venal het groote leed, waardoor het land getroffen is, het verlies, dat in volle werkelijkheid voor ons staat." WAT DE KRANTEN ZEGGEN. „Eiken dag opnieuw won Zij de liefde van het volk" Het Haagsche liberale blad „Het Vaderland" geeft een schets van het leven van Koningin Emma van den dag af, dat Zij in ons land kwam en wijst erop, dat de Koningin Moeder tot het einde toe eiken dag opnieuw de liefde van het volk heeft gewonnen. En al is de dood nooit zonder een smartelijken trek, hier ech ter," aldus het blad, „hebben wij een zoo mooien levensavond gekend, dat de smart spoedig tot een melancholiek herinneren zal worden, vol eerbied en dankbaarheid." „Voor de Hagenaars blijft het eerbiedwaar dige beeld van de laatste jaren onverbreek baar verbonden aan de herinnering van mooie dagen in de lente en in den herfst, aan groot- sche kunstdemonstraties en allerlei uitingen van edel geestelijk leven, aan dagen en daden van menschlievende zorg en steun." „Koningin en Moeder, door den hoogen adel der gevoelens en der gedachten en door de warmte van het liefderijk zorgende hart „Vereering en dankbaarheid leggen ook ver plichtingen op. De nagedachtenis van de dier bare Koningin, om Wier overlijden het land thans treurt, zullen wij hier en in Indië niet beter kunnen eeren dan door steeds te han delen naar het woord uit de proclamatie tot het volk, waarmede Koningin Emma Haar Re gentschap besloot „Nederland zij groot in alle dingen, waar in ook een klein volk groot kan zijn." „Het voorbeeld van plichtsvervulling, van trouw, van adel en van goedheid, dat de Koningin-Moeder ons allen gegeven heeft, blijft een weldaad en een bron van kracht voor het land." „Een nationaal verlirc." Het heengaan van Koningin-Emma acht „De Standaard" ook een „nationaal verlies." „Wijl zij," schrijft het blad, „was moeder en opvoedster van onze Koningin, wijl zij als Regentes gedurende acht jaar het koninklijk gezag voor Haar kind waarnam, en eindelijk, wijl zij als Koningin-Moeder in zoo velerlei opzicht getoond heeft een echte „landsmoe- der" te zijn." „Koningin Emma was groot door haar moe derlijke teederheid, door haar dienende liefde, door haar warme deelneming in het lief en leed van haar volk. Ook door haar ontferming over wat arm, nooddruftig en krank was. Haar leven werd omstraald door den zachten glans der liefde." „Nu, in het aangezicht van den dood, moet al die glans verbleeken. ontroerende gedachte. Op het ziekbed ter neder geworpen lag de Koninginne daar als een hulpeloos menschen- kind. De hand des doods maakt geen onder scheid tusschen koning of onderdaan. Hij rust ook op de Vorstenhuizen en snijdt 't le ven van koningen en koninginnen af. Alleen de levenspsalm van den Christen kan ook in de vorstelijke sterfkamer het lied van den eeuwigen morgen, den jubeltoon der verlos sing doen ruischen." Ontzettend verlies. ,J3e Maasbode" staat als het ware verbijs terd voor een onmogelijk gewaande werke lijkheid de band, die deze geboren vreemde linge zoo innig aan ons volk heeft verbonden is door den onverbiddelijken dood verbroken." In genegen herdenking gaat het blad dan het leven van de Koningin-Moeder na van het oogenblik af, dat op Hare schouders als Koningin-Regentes al de lasten kwamen te drukken van het landsbestuur. „En dat is nu juist het lieflijk-wonderlijke", zegt het blad dan, „in heel de zoo ongemeen aantrekkelijke en zoo hoogstaande figuur van Koningin Emma, dat zij, als 't ware vanaf de eerste schrede, dat zij over onze grenzen zette, aanstonds en ten volle en als met één slag één werd met ons volk. Emma en Nederland heb ben elkaar aanstonds volkomen begrepen zij voelden als bij intuïtie, dat zij bij elkaar pasten, en spoedig verheugde zich de Koning in, de Koningin-Moeder, de Koningin-Regen tes in een grenzenloos, in een onbeperkt ver trouwen van het haar oorspronkelijk vreemde volk. Nooit werd een vertrouwen zoo spont aan, zoo volkomen geschonken, en zoo schit terend beloond." „Waarlijk, Nederland mag in deze dagen van diepen rouw met groote en innige dank baarheid terugdenken aan de nimmer genoeg te waardeeren, nooit in geheel hare volheid te omvatten weldaad van het bezit van deze moederlijke vorstinne." „Thans treurt ons volk te inniger, te op rechter, te dieper omdat het verlies van deze rijk begaafde en zoo zeldzaam aantrekkelijke vrouw zoo ontzettend groot is." FEUILLETON. (87. Rouquin bleef in gezelschap van dokter Sugorel, een man met een onaangenaam valsch lachend gelaat. Des morgens om vier uur bereikten zij Givet. De markies ging daar tegenover het station allereerst in een café, liet zich pen, papier en inkt brengen en schreef aan zijn vrouw het volgende „Ik moet duelleeren, Gabrielle. Ik hoop niet alleen zelf gedood te worden, maar tevens mijn vriend Rouquin te dooden, dan althans zul je gelukkig kunnen zijn Of ik sterf of niet, mijn liefde voor jou zal tot mijn laat- sten ademtocht onveranderd blijven." Hij bezorgde den brief op de post en voeg de zich daarop bij Rouquin, dien hij met zijn geleider een ander koffiehuis had zien binnen gaan. Men had gemakkelijk te voet de grenzen kunnen bereiken, maar zij namen de glim 'lachende dokter stond beurtelings Rouquin en Norbert te woord twee rijtuigen, van welke het eene later noodwendig zou moeten dienen als transportmiddel voor een gewonde of een doode. Het was nog niet volkomen dag geworden, toen zij onopgemerkt door de kleine stad re den. Alle winkels waren nog gesloten en slechts bij het station had men de twee of drie café's, die daar waren, geopend gevon den. Achter Givet verdwenen de twee rijtui gen in den nevel, die uit het Maasdal opsteeg. Men ging over een brug en bevond zich zoo doende op Belgisch grondgebied. De drie mannen stapten uit. Het was even wel nog niet helder dag, daar de morgendauw nog altijd over het aardrijk hing. Ze moesten nog wachten. Eindelijk verrees de zon van achter de kim de nevel trok op en de toppen der Ardennen, die in de verte zichtbaar waren, baadden in goudglans. Ze vonden in de vlakte, waar ze waren, een klein bosch en wendden daarheen hun schre den. Zij wilden niet gezien worden door het landvolk, dat zich hier en daar reeds naar het werk begaf. De oogsttijd was juist aangevan gen en het koren moest gemaaid worden. In het bosch waren zij tegen aller blikken gevrijwaard. Langzaam vervolgden zij hun weg. Rouquin liep met dokter Sugorel. die de wapens droeg, vooruit. Diep nadenkend wandelde de markies al leen voort. Waaraan dacht hij Aan het twee gevecht, hetwelk hem het leven kon kosten Ja, Norbert betreurde Gabrielle. Hij betreurde tevens zijn eigen bestaan, dat wellicht door 't staal v. Rouquin zou vernietigd worden, niet omdat hij gaarne nog langer leven wilde, maar omdat hij het schande vond, te vallen door de hand van dien man, die bovendien zijn bondgenoot was, aangezien hij zich door hem tot een slechte daad had laten vervoe ren. Een met varenkruid en gras begroeide weg doorsneed het kleine bosch. Daarop trad men toe. Dokter Sugorel had behalve de wapens, die in een grijslinnen doek 'verborgen waren, ook een kistje met verbandlinnen en enkele in strumenten, die tot zijn vak behoorden, bij zich. Hij legde een en ander op het gras. De markies had een spottend lachje op zijn ge laat bij het beschouwen van dit medicijnkistje. Dat is een onnoodige voorzorgsmaatregel, dokter, zei hij schouderophalend. Dat ben ik niet met u eens, meende de toegesprokene. Gij kunt gewond worden en mijnheer Rouquin kan hetzelfde gebeuren. Heeft mijn tegenpartij u dan niet gezegd, mijnheer, dat het hier niet met een verwon ding, maar bepaald en stellig met den dood moet afloopen Mijnheer Sugorel antwoordde niet. Zijn rol bracht mede, om een afwachtende houding aan te nemen. Hij wierp nu een vijf francstuk „Het moet een voorrecht zijn geweest Haar tot moeder te hebben gehad." „Het Volk" rekent het zich „tot plicht een woord van erkenning te schrijven voor de wijze, waarop zij een waarlijk niet gemakke lijke taak in ons volksbestel heeft vervuld. ,In onze vaderlandsche geschiedenis", ver volgt het blad, „heeft geen enkele vorstin van vreemden oorsprongen zich in zóó sterke mate met haar nieuwe omgeving weten te vereen zelvigen." Vervolgens zegt „Het Volk." „hoe zij bij voortduring een innerlijke beschaving heeft getoond, die aanspraak maakt op onze zuiver menschelijke waardeering." „Haar be langstelling voor werken van liefdadigheid, waarbij inzonderheid de tuberculosebestrij ding mag worden genoemd, wees haar een taak op sociaal gebied", zegt het blad tenslot te. „In niet mindere mate echter interesseerde zij zich voor kunsten en wetenschappen. Het uitgaande publiek in Den Haag ontmoette de Koningin-Moeder bij tal van concerten en ook als er lezingen werden gegeven op weten schappelijk of wijsgeerig terrein zag men haar dikwerf aanwezig. Eenvoudig, zonder preten tie, een oude dame, met een vriendelijk ge zicht en een schrander oogenpaar. Een vrouw, waarvan men slechts kan zeggen, dat het een voorrecht moet zijn geweest haar tot moeder te hebben gehad." BOEKBESPREKING. „De Wandelaar." Zooeven verscheen bij den uitgever A. G. Schoonderbeek te Laren de Maart-aflevering van „De Wandelaar", maand blad, gewijd aan natuurstudie, natuurbescher ming, heemschut, geologie, folklore, buiten leven en toerisme. Rinke Tolman, de redacteur, laat in een schets uitkomen, dat Maart niet alleen op het gebied der vogels, maar ook op dat der insec ten, de maand der herleving is, Henk Vink beschrijft de weelde van bloeiende narcissen, die in de buurt van Groenekan bij duizenden in een bosch zijn uitgeplant en P. L. Rusti- cus zet uiteen wat er alzoo aan een goed ver zorgden tuin in Maart vastzit. De gebroeders L. en N. Tinbergen zetten hun roofvogelstu dies voort en vragen ditmaal aandacht voor twee boeiende roovers sperwer en havik, G. D. Swanenburg de Veye weidt uit over den zeldzamen paddenstoel Lepiota odorata of odeurzwam en L. van Wallenburg geeft inte ressante bizonderheden omtrent de in Zeeland voorkomende vluchtbergen. Voor een weinig bekend en in ons land schaars voorkomend zoogdier, den das, vraagt A. B. Wigman aan dacht, met dr. A. C. de Koek bekijken wij de grillige formaties van het maanoppervlak, terwijl J. L. A. Kremer onze gids is bij een bezoek aan Beekbergen en Practicus vinger wijzingen geeft, wat de behandeling der ka merplanten in Maart betreft. In de rubriek „Van en voor de lezers" (na tuurhistorisch allerlei) vertelt o.a. M. van Leeuwen dat het wandelbosch „Groenendaal' een merkwaardige metamorphose zal onder gaan, daar er honderd-duizenden bloembol len aan den bodem zijn toevertrouwd. Overbodig is het mee te deelen, dat het il lustratieve gedeelte weer op hoog peil staat o.a. zijn verschillende wedstrijdfoto's gerepro duceerd. INGEZONDEN STUKKEN AMSTERDAM, Maart 1934. Comité GOEDE VRIJDAG - HERDENKING Amsterdam. Zeer geachte Heer Redacteur, Beleefd verzoeken wij U het onderstaande een bescheiden plaatsje te willen geven in Uw geacht blad en zoo mogelijk een opwek kend woord er aan toe te willen voegen, waar voor wij U bij voorbaat dank zeggen. Gaarne zullen wij daarvan een nuttig ge omhoog. Munt, riep Rouquin, zonder zich te buk ken, om te zien of het „kruis" dan wel „munt' boven lag. Hij had zijn Jas en zijn vest uitge trokken en zijn hemdsmouwen opgestroopt. „Kruis" is boven, deelde Sugorel mede. Het lot begunstigde hiermede den markies. Hij maakte zich gereed den degen, waaraan hij gewoon was te hanteeren. Dokter Sugorel reikte den anderen degen zijn vriend Rouquin toe. Rouquin deed het fijne stuk staal fluitend de lucht doorklieven en daarop liet hij de scherpe punt van zijn wapen spelen op de laars van zijn vooruit gestoken rechtervoet. Ik ben bereid, zei hij. Norbert had zich van zijn kant eveneens op het gevecht voorbereid. Daar stonden dan" die twee mannen tegen over elkander, beiden groot, zwaargebouwd en vol spierkracht, beiden evengoed geoefend in het schermen. Alvorens uit te vallen, zagen zij elkander aan. Je wilt dus werkelijk de domheid tot het uiterste drijven vroeg Rouquin. Bedenk, dat het nog tijd is om terug te trekken. Maar de markies hief zijn degen op, terwijl hij zeide Verdedig Je 't Is om dol te worden, mompelde de an der en nam een verdedigende houding aan. Het was alsof de twee mannen gedurende de eerste vijf minuten niet anders deden dan hun beider krachten meten, want het staal kruiste het staal en de uitvallen geschiedden zonder hevigheid. Plotseling evenwel begon de markies met een vreesdijke verwoedheid uit te vallen. Rouquin pareerde bedaard de slagen. Hij had een ijzeren vuist en op den degen was hij even sterk als de markies, dat leed geen twijfel. Hij stelde zich intusschen tevreden met zich te verdedigen en viel niet ernstig gemeend aan. Norbert, die het gevest van zijn degen on wrikbaar in de hand hield geklemd, werd dan ook niet gewond. Hij begreep wel de bedoe ling van zijn tegenpartij, die hem wilde ver meien, teneinde hem daarna een lichte ver bruik maken om opnieuw de aandacht te ves tigen op het doel van ons Comité n.1. den Goeden Vrijdag meer dan tot nog toe zijn recht te doen komen. Om dat te bereiken, voeren wij elk jaar in de dagen die aan den Goeden Vrijdag vooraf gaan, een of andere actie. Meestal zenden wij circulaires aan bepaalde groepen van perso nen en kunnen onder dank mededeelen, dat de dames en heeren, die hunne handteekening zonden, dit niet vergeefs deden. Reeds 30.000 namen staan in het Rijksarchief, die bij 5.000 gebundeld, telkens door ons met een request aan de Hooge Regeering werden aan geboden en welwillend aanvaard. In 1932 heeft ons Comité voor de microfoon van de N. Chr. R. V. een 5 minuten-rede mo gen uitspreken, die direct en indirect 5.000 handteekeningen en instemming bracht. Tijdens het bestaan van ons Comité hebben honderden Heeren Predikanten en vele Ker keraden hunne bizondere symphatie betuigd ook H.H. Hoofden van Chr. Scholen en hun personeel, benevens vele vooraanstaande per sonen en zelfs autoriteiten, deden dat. Verleden jaar hebben wij ons verstout een verzoek te richten tot Burgemeester en Wet houders van Gemeenten in Nederland en mochten daarop honderden antwoorden ont vangen, waarvan de meesten gunstig waren eenige brieven behelsden de toezegging, dat voortaan de Goede Vrijdag zal gehouden wor den. Voor deze adhesle-betuigingen spreken wij bij dezen openlijk onze diep gevoelde er kentelijkheid uitzij geven ons tevens de vrijmoedigheid, om de Edelachtbare Heeren in wier Gemeenten het daartoe nog niet ge komen is, eerbiedig te verzoeken om de rust op dien gewichtigen dag eveneens te willen bevorderen, of althans geen markt te laten houden op Goeden Vrijdag. Niettegenstaande al deze medewerking is de Goede Vrijdag nog niet opgenomen tusschen de officiéél erkende feestdagen, waarbij de sterfdag van onzen Heer en Heiland toch niet gemist mag worden. En daarom Geachte Lezeressen en Lezers durven wij U verzoeken dat ieder, in afwach ting van de sanctie der Regeering, reeds nu, voor zoover mogelijk, persoonlijk den Goeden Vrijdag wijding zal geven. Zend' als bewijs van dit voornemen Uwe handteekening en adres naar ons Comité. Doe het nu, want morgen hebt U weer zoo veel anders te doen, zend Uw handteekening met adres nog heden vóór de nacht daalt. Dank U. Comité GOEDE VRIJDAG-HERDENKING W. Mulder, (voorz.) den Haag, Valkenboschlaan 107. J. A. v. Putten, (secr. pgm.), Olympiaweg 93 Amsterdam Zuid. (uit een artikel in „Fortune", New York, December 1933). UOEVEEL auto's Chevrolet verleden jaar heeft verkocht, weet ik niet. Evenmin weet ik, hoeveel zij er dit jaar zullen verkoopen. Ik weet niet, hoeveel hun verkoop volgend jaar zal bedragen. En het kan mij geen steek schelen ook Ziehier het standpunt van Henry Ford, een onverschilligheid die ongelooflijk schijnt, 99 NIET met een NAADJE, maar steekje voor steekje, en draadje voor draadje, breien wij de wollen kousen zeer netjes voor u aan. Ook alle andere soorten wollen-kleeding, kousen en sokken. Voor nieuw werk zijn wij No. 1. Vraagt onze schoolkousen, sportkou sen, voetbalkousen, visscherskousen, truien enz. enz. JAAP SNOR, DEN HELDER, Zuid straat 19. (Let op den Gelen Winkel). Voor Wieringen bij Jb. Kaleveld. wanneer men bedenkt, dat hij nu reeds voor het derde achtereenvolgende jaar in een ver bitterden concurrentiestrijd is gewikkeld en daarbij voortdurend de verliezende partij is geweest. En toch is deze onverschilligheid een feit, Voor Ford bestaat er maar één auto en zal er ook in de toekomst slechts één auto bestaan. Zijn verkoopen zijn verminderd, zijn verliezen hebben een schrikbarenden omvang aangenomen en hij is zóóver bij Chevrolet ten achter geraakt, dat de Plymouth hem bij na heeft ingehaald. Maar desondanks blijft hij onverschillig. Eens, bij de dagelij ksche conferentie aan de lunch, waar Ford zijn voornaamste onderge schikten pleegt te ontmoeten, kwam het ge sprek op den vooruitgang, dipn Chevrolet en Plymouth hadden geboekt. Vooral de bedrijfs leiders van de enorme River-Rougefabrleken maakten zich bezorgd. Eindelijk mengde Ford zich in het gesprek. „Inderdaad," merkte hij op, „die lui van Chevrolet schijnen dat, wat zij wilden, te heb ben bereikt." „Hoe bedoelt u dat?" vroeg men hem. „Wel", vervolgde Ford, „die kerels daar pro- beeren jullie gedachten van het werk af te lelden. En dat schijnt hun wonderwel te zijn gelukt." Van dat oogenblik af werd over Chevrolet en Plymouth niet meer gesproken. Dit alles zou in 1923 logisch hebben gele ken, toen Ford 2.000.000 auto's produceerde tegen Chevrolet 76.000, terwijl er van Ply- mout nog niets te bekennen was. Op het oo genblik schijnt het ongelooflijk, met Chevro let ver aan den kop en Plymouth vlak op de hielen. Hoewel de General Motors in het tweede kwartaal van 1933 netto-ontvangsten ten beloope van 41.000.000 boekten (en in December de uitkeering van een extra-divi dend aankondigden), bedroeg Ford's totale verlies over 1933 omstreeks 20.000.000 terwijl het totale verlies over de jaren 1931—1933 zelfs 140.000.000 beloopt. Men kan dit ook zoo uitdrukken, dat Ford 140 weken lang ie dere week 1.000.000 heeft verloren Zij, die Ford niet kunnen uitstaan, verklaren ronduit, dat hij „op" is, dat de Ford Motor Co. aan het eind van haar Latijn is gekomen. Maar Ford met zijn zeventig jaren laat zich niet van de wijs brengen. Wie Ford bezoekt, zal ongetwijfeld ook zijn enorme River-Rouge-fabrieken bezoeken, die vijf vierkante kilometer beslaan. Ford zelf heeft zijn kantoor echter niet in de River- Rouge fabrieken. Zijn hoofdkwartier heeft hij opgeslagen in het gebouw, waarin ook het laboratorium en de inrichtingen voor con structie-onderzoek zijn gevestigd. Dit gebouw bevindt zich op 6Va km afstand van de River- Rouge fabrieken en is vlak bij zijn Amerlcan- Museum en zijn Greenfield Village gelegen. Gewoonlijk stapt Ford des ochtends tus schen half acht en half negen zijn laborato rium binnen. Een vast program voor zijn werkdagen houdt hij er niet op na. Hij doet, wat hem juist in den zin komt. Nu eens be geeft hij zich naar het museum, om er te luis teren naar een deuntje uit een van zijn mu- ziekdoozen, waarvan hij een ongeëvenaarde sorteering bezit. Een anderen keer maakt hij een wandeling door het dorp en luistert naar het gezang der schoolkinderen in de oude „Koloniale" kerk. Ofwel hij requireert een van zijn ouderwetsche vedelaars, om zich een ouderwetsche wijs te laten voorspelen. Dan, plotseling, zal hij een der drie Fords, waar over de maatschappij voor eigen gebruik be schikt, laten voorkomen en met een vaart van 100 km naar Macon snellen, waar hij een oppervlakte van 30 vierkante kilometer met soyaboonen heeft laten beplanten. Deze soya- boonen nemen een belangrijke plaats in in zijn productieplannen en tevens geven zij hem de gelegenheid, om met landbouwers over landbouw te praten, 's Middags zal hij wanneer hij althans reeds uit Macon terug is in het laboratorium lunchen en 's avonds begeeft hij zich naar zijn groot, prettig huis te Dearborn. wonding te kunnen toebrengen, maar zijn doel was anders. Hij was bereid te sterven, maar niet alleen, daarom had hij, zoo aan hem de keus ware geweest, zeer zeker pistolen genomen, daar de kogel niet meer is af te weren, als hij eenmaal den loop heeft verla ten. Hij wilde gedood worden, maar Rouquin eveneens dooden. De slagen, die hij toebracht, werden zoo snel en hevig, dat Rouquin zich tegen wil en dank genoodzaakt zag, om, wilde hij niet zelf gewond worden, van zijn kant betere uitval len te doen. Het staal van den markies sneed door zijn hemd, vlak bij het hart, zonder hem nochtans te wonden. Rouquin stiet op zijn beurt toe. Een enkele bloeddruppel vertoonde zich aan Norberts schouder de opperhuid was doorsneden. Rouquin trad terug en hield zijn degen ter aarde gebogen. Je ziet, dat ik je niet dooden wil, sprak hij bedaard, zijn gevoel van haat een weinig onderdrukkend. Dan zal ik je daartoe dwingen, ellende ling riep de ander. Dat gaat zoo gemakkelijk niet, mijn wil is even sterk als de jouwe Niet praten, maar vechten, beval de mar kies. Vooruit Welnu, vooruit dan herhaalde Rouquin. Hij is gek, bromde hij, totaal krankzinnig De stooten van Norbert verdubbelden met een waarlijk wiskunstige zekerheid duizelend snel doorkliefde zijn degen de lucht. Rouquin kon niet anders dan zijn uitvallen beantwoor den. De haat der beide mannen had het top punt bereikt. De arm van Norbert verlamde schier onder de hevige slagen van Rouquin. O, als ik je had willen dooden, had ik het wel twintigmaal reeds kunnen doen siste hij tusschen zijn tanden. Welk een genot wa re mij dat niet, maar ik heb je noodig. Dood mij toch, Rouquin riep Norbert. Zie je dan niet dat ik sterven wil Dood mij of ik zeg je dat ik In dit oogenblik wierp hij plotseling met uitgestrekten arm, terwijl Rouquin's degen op hem gericht was, zich op de borst van zijn tegenpartij. Het is bij zulk een uitval meermalen ge beurd, dat beide partijen gelijktijdig gewond werden. Bij zulk een handelwijze, als hij, wiens borst wordt bedreigd, in plaats van te paree- ren, zelf uitvalt, kan het gebeuren, dat zij beiden den dood vinden. Rouquin had met bliksemsnelheid Norberts plan doorzien. Bij het glijden van het staal was het hem evenwel onmogelijk zijn stoot te veranderen of in te houden, maar hij wist nochtans zich zoodanig te wenden, dat zijn eigen borst minder gevaar liep. Op hetzelfde oogenblik voeldè hij iets kouds, dat diep door zijn schouder ging. Hij duizelde. De markies stond nog voor zijn tegenpartij, maar wankelend, want Rouquin's degen trof hem in de volle borst. Zijn eigen degen viel op den grond en hij greep het staal van Rou- quni's degen, om dat met zijn beide handen nog dieper in het lichaam te doen dringen. Maar de dokter schoot pijlsnel toe en verhin derde het vreeselijke opzet. Nu zonk Norbert bewusteloos ineen. Het is nog goed met mij afgeloopen, zei Rouquin op het gras neervallend, die dolle man wilde zoowel mijn dood als den zijne De dokter verbond hem snel, na de wond voorzichtig te hebben gepeild. Toen begaf hij zich tot Norbert en nam ook hem onder be handeling. De markies was nog in onmacht. Uw wond komt wel terecht, verklaarde Sugorel aan Rouquin, maar wat dezen heer betreft Welnu, ga voort Ik twijfel, of die er het leven afbrengt Rouquin fronste zijn wenkbrauwen. Zou het werkelijk met hem afloopen, dokter vroeg hij gejaagd. Dat mag niet. Het is nog te vroeg Sugorel wendde zich af en gaf den voorsten koetsier te kennen, dat deze hem moest ko men helpen. De belde rijtuigen kwamen dichterbij. Wordt vervolgd#

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1934 | | pagina 1