Dahlia's. Dahlia's.
Fa. F. I.BOEKEE
DE WONDERBAARLIJKE GESCHIEDENIS
I
Belangrifk
WIE HELPT?
EIEREN ZOEKEN.
T. HENNINK - WIERINGEN
ZIEKENFONDSLEDEN
fa. JOH. LAUWERS, Payglop 3 Alkmaar.
BREEZAND (N.H.)
IN 200 VERSCHILLENDE NIEUWE SOORTEN
VRAAG PRIJSLIJST AAN
VAN EEN PAASCHEI.
Zoo'n haast hadden ze. dat sommigen struikelden en languit in de wolken vielen
Eer heerschte groote opwinding in Wol
kenland; de wolkenkindertjes fluisterden
opgewonden tegen elkaar, over de verras
singen, die zouden komen. Maar niemand
wist iets zeker. Moeder Zon lachte alleen,
als de kindertjes haar vroegen; tante Maan
trok een heel geheimzinnig gezicht en ver
stopte zich achter de wolken. Maar dit wis
ten de wolkenkindertjes zeker, het Paasch-
feest zou dit jaar heel bijzonder gevierd wor
den in Wolkenland. Ze holden door de wol
ken en staken hun kleine neusjes in alle
hoeken en gaatjes, maar ze konden niet
vinden, waar de verrassing uit bestond.
Eindelijk was het Paaschmorgen; Moeder
Zon stond groot en stralend aan den hemel.
De wolkenkindertjes waren nog nooit zoo
vroeg uit hun donzen bedjes gesprongen.
Achter elkaar holden ze naar Moeder Zon.
Zoo'n haast hadden ze, dat sommigen strui
kelden en languit in de wolken vielen. Maar
toen stonden ze stil van verbazing, want
daar voor hen op een tafel stonden allemaal
Zé staken hun kleine neusjes in alle hoeken en
gaatjes
Paascheieren uitgestald! En zulke groote..
„Ooooh," deden de wolkenkindertjes, „wat
mooi!" Toen holden ze er naar toe, om te
zien, welk ei voor ieder van hen bestemd
was. Want Moeder Zon, die wel wist, dat de
wolkenkindertjes ook kunnen kibbelen, had bij
ieder ei geschreven voor wie het bestemd
was. Tinkie, het kleinste wolkenkindje had
een ei, zoo groot als hij zelf was. Met de
Tinkie zag nog net hoe een paar hazen versch'kt
wegsprongen.
grootste moeite kon hij het dragen. Het was
heelemaal van chocolade. Tinkie wist van
blijdschap niet, wat hij doen moest.
Heel voorzichtig droeg hij het op zijn
armpjes voor zich uit. Het ei was zoo
groot, dat hg er haast niet overheen kon
kijken. En toen gebeurde het ongeluk
Tinkie stapte in een gat, kon zijn evenwicht
niet meer houden en viel met zijn ei
naar beneden. Van angst deed hij zijn oog
jes stijf dicht. De wind suisde langs zijn
ooren.
Boem! Met een schok kwam hg op de
aarde. Gelukkig op een plaats, waar dik
gra3 groeide, zoodat het ei niet brak. Tin
kie, die zgn oogen open deed, zag nog net,
hoe een paar hazen verschrikt wegsprongen.
Daar stond kléine Tinkie nu op de aarde.
Aan den hemel zag hij Moeder Zon, maar
die was zoo ver weg! Verdrietig stak hij
zijn armpjes naar haar uit. Er dreven een
paar kleine wolkjes. Tinkie zag hoe zgn
broertjes en zusjes met angstige gezichtjes
naar beneden keken. Ze hadden hem zeker
zien vallen. Kgk, nu gingen ze Moeder Zon
waarschuwen. Die schrok; Tinkie wuifde
met zijn handje naar haar.
„Hier ben ik, hier ben ik". Gelukkig, nu
zag ze hem. Twee zonnestralen schoten naar
beneden; pakten Tinkie voorzichtig vast en
vlogen met hem naar Wolkenland terug.
Het ei bleef liggen, dat was precies in een
klein kuiltje terecht gekomen.
„Mijn ei", zei Tinkie boven verdrietig.
Maar Moeder Zon was zoo big, haar kleine
Tinkie weer terug te hebben, dat ze hem
dadelijk een heeleboel kleine eieren gaf.
Eén groot was te gevaarlijk; Tinkie mocht
weer eens naar beneden vallen. Dan zou hij
zich kunnen bezeeren.
Ondertusschen lag het ei in het warme
zandkuiltje.
Daar kwamen twee kuikens aangestapt.
Kleine gele donzen balletjes. Het waren
Wiep en Piep, die een wandelingetje waren
gaan maken, zonder dat hun moeder het
wist.
„Wat is dat voor een groot ding?" zei
Wiep verwonderd tegen zijn zusje. Die liep
er eens om heen. „Het lijkt wel een Paasch-
ei, maar een heel groot!"
„Ik weet wat", riep Wiep plotseling.
,,We gaan er een wip van maken!"
Dat vond Piep goed. Wiep, die de sterkste
was, plukte een sleutelbloem af en legde
die dwars over het ei. „Ik ben zwaarder, ga
jij maar aan den kant van de bloem zit
ten", zei hij tegen Piep.
Zoo gezegd, zoo gedaan! Het ging heer
lijk. Op en neer, op en neer. Maar de pret
duurde niet lang, want daar kwam Moeder
Kip aan.
„Leelijke, ondeugende kinderen," riep ze
al van ver. Wiep en Piep schrokken en
sprongen tegelijk op den grond. „Naar huis"
riep Moeder Kip, „en gauw, anders krijg
jullie van Vader".
Of ze liepen, Wiep en Piep! In een paar
tellen waren ze in het kippenhok. Gelukkig
had Vader niets van hun ondeugendheid
gemerkt.
Weer lag het ei alleen. Maar niet lang.
Heerlijk ging het! Op cn
Heel toevallig kwam de Paaschhaas, c
een wandelingetje deed langs het plekje,
„Een Paaschei en wel zoo'n groot! Hoe
komt dat hier? Dat zal een of ander men-
Paschen, 's morgens tegen achten,
liggen, goed verstopt, te wachten
eieren met gekleurde schaal
voor een feestelijk Paaschonthaal.
Paaschhaas wijdde aan hem z'n zorgen
en hij heeft ze goed verborgen
in de boomen, achter hekken.
Toen ging hij de kinderen wekken.
Kgk, daar komen allen aan,
Vader, Moeder, achteraan
Hans en Lucie, Frits en El
en de trouwe hond Fidel.
1
1 i
9
—i
-
--
O
r~
1
De Paaschhaas heeft voor dit kleine
meisje zes eieren verstopt. Wie helpt
haar den weg te vinden om bij de eieren
te komen!?
TANTE TINE.
Vader Paaschhaas zat op het bankje voor zijn huis
te werken.
schenkind wel verloren of vergeten hebben!
Ik zal het maar mee naar huis nemen!"
Voorzichtig raapte hij het mooie ei op
en droeg het op zijn voorpooten naar huis.
Het was een heel leuk huis, waar de
Paaschhaas met zijn vrouw en dochtertje
woonde, n.1. een groote vuurroode vliegen-
zwam.
Klazientje, het dochtertje stond juist voor
de deur, toen Vader Paaschhaas eraan kwam
stappen.
„Wat hebt U daar?" vroeg ze verwon
derd, toen ze zag, wat h\j in z(jn armen
droeg.
„Dat heb ik gevonden", was het antwoord
„Ik weet niet van wie het hoort."
„Oh, Vader", riep Klazientje, „dat treft
prachtig. Ik ging daar straks langs het
kleine hutje, dat daar midden op de hei staat
en toen hoorde ik een vreemd geluid. Ik
gluurde voorzichtig naar binnen en daar
zag ik de vrouw, die er woont, zitten snik
ken. Haar dochtertje, U weet wel, dat kleine
meisje, dat altijd broodkruimels voor de
vogels strooit en dat zoo lief zingen kan,
is ziek. Nu had de moeder haar graag een
Paaschei gegeven, maar daar had ze geen
geld voor. Kunnen we haar nu dit ei niet
geven?"
Nadenkend streek de Paaschhaas langs
zijn snor.
„Dat is een idee", zei hij toen. „Ja, dat
zouden we wel kunnen doen. Het kleine
meisje heeft mjj eens uit een val gehaald,
waar ik in geloopen was. Maar, dan zullen
we het ei eerst een beetje opknappen. Er zit
zand aan en dat staat niet rnooi!"
Klazientje bracht gauw verf en een pen
seel en even later zat vader Paaschhaas
op het bankje voor zgn huis te werken. Een
pracht ei werd het. Klazientje en haar moe
der waren sprakeloos van bewondering.
Eindelijk was vader Paaschhaas klaar.
„We zullen het met zijn drieën weg gaan
brengen", stelde hrj vast.
„Ik draag het Paaschei en jullie moeten
aankloppen. Dan leggen we het neer en
hollen weg!"
Vlak voor de deur van het hutje legde
vader Paaschhaas het mooie ei neer; Kla
zientje en moeder gaven een paar harde
kloppen tegen de deur en weg sprong de
hazenfamilie.
De vrouw, die binnen zat, had verwonderd
opgehoord. „Wie klopte er bij ons aan?"
Ze deed open, maar zag niemand. Toen viel
haar blik op het prachtige ei.
„Oh, zei ze, „dat heeft vast iemand voor
mijn zieke meisje gebracht!" Haastig raapte
ze het op en liep naar binnen.
„Kijk eens, Pleuntje, wat er voor je ge
bracht is!"
Het meisje sloeg haar oogen open en toen
ze het groote ei zag, dat haar moeder haar
voor hield stak ze haar handje er naar uit.
„Voor mij? Oh, wat mooi!"
Ze wilde het aanpakken, maar doordat het
zoo zwaar was, kon ze het niet houden en
het viel op den grond,Oh", zeiden
de moeder en het meisje tegelijk. Want
daar voor hen blonk tusschen de stukken
chocolade een ster, zoo helder en schit
terend, dat ze hun oogen haast niet open
konden houden.
Het was de ster, die tante Maan aan haar
neefje Tinkie cadeau had willen doen.
„Een diamant", zei Pleuntje's moeder
ademloos. „Pleuntje, kind, nu zijn we gehol
pen. Ik zal een dokter voor je uit de stad
lven komen en dan word je weer beter!"
..Ik droomde, mam, dat een engeltje het ei
voor me naar beneden bracht", zei het
meisje. „Zou het waar zgn?"
„Misschien wel", antwoordde de moeder.
Den volgenden dag ging ze naar de stad,
om den diamant in te wisselen voor geld*
Ze kreeg er een heeleboel voor en haar heelo
verdere leven kon ze onbezorgd met haar
dochtertje in een huisje op de hei blijven
wonen.
Voor de hazenfamilie werd ook goed ge
zorgd, want er ging geen dag voorbij of
Pleuntje strooide heerlgke koolblaadjes en:
aardappelen voor hen.
Zoo had het ei, dat uit den hemel viel,
een heeleboel goede dingen op aarde tot
stand gebracht.
R. v. Br j
SCHOOLINSPECTIE.
De inspecteur is op school. Gerda wordt
voor het bord geroepen en moet een zin
met veel leesteekens opschrijven, „want,"
zegt de onderwijzeres, „daar heeft ze altijd
moeite mee!"
„Och," troost de inspecteur het verlegen i
meisje, „dat hindert niet, hoor. Komma's
zijn van niet veel belang!"
„Schrijf eens op, Gerda," zegt de juffrouw?
„De inspecteur zegt de juffrouw doet het
fout. Heb je dat? Goed, en zet nu achter
inspecteur en juffrouw een komma!"
MET PENSEEL EN VERF.
Het is een oude, aardige gewoonte om met
Paschen eieren te beschilderen. Het meeste
succes hebben we met gezichten en het is
ook werkelijk aardig een ontbijttafel te zien,,
met al die "kijkende" eieren.
Het is een kleine moeite om dit jaar als
verrassing de eieren voor moeder te be
schilderen. En je zult eens zien, hoe leuk
ze het vindt. Op Paaschmorgen sta je dan
een beetje vroeger op, neemt penseel en verf
en verft van allerlei op de eieren.
De voorbeelden hier zijn gemakkelijk na
te maken. Zijn ze klaar, dan zetten we ze
in het eierdopje. Willen we het heel mooi
maken, dan vouwen we van papier, mutsen
en hoeden, die we hen opzetten, of we vlech
ten van wol kleine haarvlechtjes, dié wo
er aan plakken.
Zoo zijn er allerlei aardige verracsirgAO,
die we voor de ontbijttafel kunnen bede»
ken en vooral als je er een paar uurtjes tjil
voor neemt, kun je heel wat grapp'Igc
dingen maken.
ook ne.ra,
COÖPERATIEVE BOERENLEENBANK
WIERINGEN.
GEWIJZIGDE ziturea van den Kassier
JE DEN OEVER
MAANDAGMIDDAG van hall twee tot half vier.
TE HIPPOLYÏUSHOEF
WOENSDAGMIDDAG van half twee tot half vier.
uit de Beltstraat
naar den Koogerweg
en houdt zich verder aanbevolen
voor
Stoomen, VervenWasschen
en Breien
en verkoop van
GEHAAKTE SPREIEN.
Wij hebben voor
OOK Z. en O. FONDS)
BRILLEN.
Op gereedmaken en reparaties kan gewacht worden.
Gegarandeerd goedblijvende DOUBLé BRIL met donkere
of lichte randen 3.—.
BUIKBANDEN EN ELAST. KOUSEN.
Paskamer en vrouwelijke hulp (verpleegster) aanwezig.
Voortsbreukbanden, enkelstukken, platvoetzolen enz.