eroamscoe nikntui
Belangrijk I
W. F. GORTER
ZIEKENFONDSLEDEN
fa. JOH. LAUWERS, Payglop 3 Alkmaar.
ONS DIERENHOEKJE.
COÖPERATIEVE BOERENLEENBANK
WIERINGEN.
GEWIJZIGDE zituren van den Kassier
TE DEN OEVER
MAANDAGMIDDAG van half twee tot half vier.
TE HIPPOLYTUSHOEF t
WOENSDAGMIDDAG van half twee tot half
Beëedigd Makelaar Schagen
Tel. No. 13,
belast zich met het opmaken van
boedelscheidingen, Successie, Me
mories (naar eigen schatting)
koopacten, ruilingen, huurcon
tracten, enz. en het verstrekken
van gelden onder hypothecair
verband.
Geeft advies in
Zitdag te Hippolytushoef ten
huize van N. KOK aan de Nleuw-
vicr. lederen
ZATERDAG van 10—2 nor.
wy hebben voor
OOK Z. en O. FONDS)
BRILLEN.
Op gereedmaken en reparaties kan gewacht worden.
Gegarandeerd goedbüjvende DOUBLé BRIL met donker©
of lichte randen f 3.
BUIKBANDEN EN ELAST. KOUSEN.
Paskamer en vrouweUJke hulp (verpleegster) aanwezig.
Voortsbreukbanden, enkelstukken, platvoetzolen enz.
Kapitaal en Reserve 70.000.000.
AMSTERDAM DEN HAAG ROTTERDAM.
Verkunrt in hare in het Kantoor Hippolytushoef
te Wieringen geplaatste Safekast, loketten ter
berging van waarden enz.
HUURPRIJS f 6.- PER JAAR.
Credieten-Deposito's, Rekening-courant, Effec
ten, Coupons. 150 Kantoren.
VOOR DE KNAPPERTS.
Hoe moeten zij loopen?
Twee vrienden Dik en Dun, willen een
schilderij-tentoonstelling gaan bekijken.
„Kijk", zegt Dik tegen Dun, „nu heb ik
gedacht een plattegrondje van de tentoon
stelling te maken, opdat we niet sommige
schilderijen tweemaal zien en andere in net
geheel niet".
Dat vindt Dun goed. Hier zie je ze met
hun plattegrond.
Kun jullie hen misschien helpen een weg
te vinden, zoo, dat ze langs iederen muur
slechts één keer gaan?
Oplossing staat aan den rechterkant van
het blad.
TANTE TINE.
MOPSJES STRAF.
Betty fluisterde tegen haar moeder.
„Wat' zeg je allemaal?" vroeg Mopsje
die juist de kamer binnen kwam. Maar
niemand wilde hem iets vertellen en Mopsje
begon boos te worden.
„Zeg het Mopsje maar liever niet", zei
de vrouw, „anders wil hij ook mee!"
Dat was te erg; iedereen had geheimen
voor hem. Mopsje besloot dat hij ook een
geheim zou hebben.
„Je hebt gelijk", zei Tommie, de hond
van ernaast, toen Mopsje hem alles verteld
had. „Mischien gaan ze met de auto uit
zonder jou!"
Misschien; Mopsje was dol op auto
tochtjes.
„Dan ga ik ook weg", zei Mopsje, die
zijn besluit had genomen. „Dan worden ze
misschien wel nieuwsgierig, waar ik naar
toe ga
Het kostte hem erg veel moeite om zijn
besluit te houden; want Betty was extra
vriendelijk tegen hem.
„Lieve Mopsje", zei ze en pakte hem om
zijn nek.
„Dat is nu goed en wel om me lieve
Mopsje te noemen, maar je geheimen ver
tel je niet!" zei Mopsje.
„Wel, Mopsje", zei Bob, die met een arm
vol boeken de kamer binnenkwam. „Wat
kijk je boos!"
Mopsje was ook erg boos; gewoonlijk
vertelde de baas of de vrouw hem, als ze
middags met de auto uitgingen, maar
nu niet.
„Jullie zullen me wel missen, als je terug
komt", dacht Mopsje, terwijl hij naar de
auto keek, die voor de deur stond en hij
rende weg.
psje, Mopsje", riep Griete, maar
Mopsje kwam niet. Hij wist wel een plekje
waar hij heen kon gaan. Even buiten het
stadje was een groot weiland, waar Tommie
en hg vaak heen gingen. Daar holden ze
dan, joegen vogels en katten op en hadden
het'grootste plezier. Vooral op koude dagen
was het een prettige bezigheid. Zaterdags
middags ging Bob er vaak met Mopsje
heen; het was een fijne wandeling.
„Als niemand met mij mee wil, ga ik
wel alleen", dacht Mopsje opstandig! Maar
op het weiland gekomen, vergat hij spoedig
alles; hij zat achter de katten aan, joeg de
vogels op en had pret voor tien. Opeens
herinnerde hij zich de familie weer.
„Nu zal ik hen maar vergeven en boven
dien zullen zij langzamerhand wel terug
zijn", zei Mopsje. „Ik heb honger. Als ze
uit geweest zijn, eten we altijd veel lek
kerder".
Hij voelde zich heel vroolijk en opgeruimd
en hij verlangde er naar om iedereen weer
te zien.
„Ik was misschien wel een beetje erg
boos", zei Mopsje in zichzelf. „Ik hoop maar,
dat ik ze er geen verdriet mee gedaan heb.
Maar ik zal het goed maken, als ik weer
thuis ben!"
Het was heel raar, maar er brandde ner
gens licht, toen Mopsje thuis kwam. Dat
was vreemd; ze kwamen meestal terug
tegen theetijd. En het was nu al veel later,
dat voelde Mopsje aan zijn maag. Hy pro
beerde er bij de achterdeur in te komen;
maar die was gesloten.
„Griete", jankte Mopsje, maar er was
niemand thuis.
„Ze zijn weg", blafte Tommie, die juist
in den tuin kwam.
WAT ETEN DEZE VOGELS?
Verbind de cijfertjes en Je hebt het antwoord.
I.
9, 10, 8, 7, rustig, kalm.
5, 6, 4 een dwaas.
4, 3, 9 bewoner van Rusland.
9, 10, 6, 7 slaapplaats voor koeien en
paarden. I
7, 8, 9, 10 sluwheid.
4, 2, 9 paard.
1, 6, 5 jongensnaam.
Mijn geheel:
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 is een ander
woord voor verslaggever, reporter.
n.
Van de volgende lettergrepen is een
spreekwoord te maken:
ap. de, den, niet, pel stam, valt, van, ver.
m.
x medeklinker.
x gat in het ijs, bgt.
x strgdtuig.
x x x x x x x waar kleeren aan opgehan
gen worden.
x werktuig om te ratelen.
x graaf dier.
x medeklinker.
Op de kruisjeslgn komt hetzelfde woord
(f _£jaan.
IV.
VERBORGEN BOOMNAMEN.
a. „Dat ei kan niet bedorven zgn!"
b. „Wie plakt de photo's in het album
c. „Ik bibber, kind", zei het meisje tegen
haar vriendin.
V.
Mijn eerste deel is een dik touw;
mijn tweede een bevestiging;
mijn derde een bezittelijk voornaamwoord.
Mijn geheel is een zeevisch.
Wie ben ik?
OPLOSSINGEN.
I.
Stil, nar, Rus, stal, list, ros. Jan;
journalist.
n.
De appel valt niet ver van den stam.
m.
k
wak
wapen
kapstok
ratel
mol
k
IV.
VERBORGEN BOOMNAMEN.
a. „Dat ei kan niet bedorven zijn!" (Eik.)
b. „Wie plakt de photo's in het album?
(Iep.)
c. „Ik bibber, kind", zei het meisje tegen
haar vriendin. (Berk.)
Kabeljauw; kabel, ja, uw.
,Weg?" herhaalde Mopsje; „maar ze
komen toch terug!"
„Ze zeiden, dat je een ondeugende hond
was; ik hoorde het toen ze weg gingen. Ze
komen niet terug. Dat is je straf", blafte
Tommie. „Nu moet je bg ons komen!"
„Woef", Mopsje begTeep, dat Tommie de
waarheid sprak. Hg was boos geweest; dht
bad Bob gezegd. En toen Betty hem lieve
Mopsje noemde, was hij weggeloopen. Ze
hadden misschien gedacht, dat hg nooit
meer terugkwam en daarom besloten dan
ook maar weg te gaan. Tommie blafte, dat
hg bij hem in zijn hok moest komen, maar
Mopsje wilde niet.
„Woef, woef", jankte hij, terwyi hy op
de koude stoep zat.
Hg snikte zoo luid, dat Tommle's
vrouwtje naar bulten kwam. Haar stem
was vriendeiyk toen ze zei: „Kom maar hier,
Mopsje. Je baas zei, dat je by ons moet
komen", maar Mopsje was niet te troosten.
Mopsje hield veel van Tommie, maar nu
kon hy hem niet zien. En toen Tommie's
vrouw hem aan zgn halsband wilde grypen,
draalde Mopsje zich om en rende weg.
Het glas rinkelde toen hy door het raam
van de eetkamer sprong.
„Oh, ondeugende hond!" riep Tommle's
vrouw geschrokken.
Mopsje wist wel, dat hg ondeugend was,
anders was de familie niet weggegaan en
had hem by Tommie achtergelaten.
Hy had zijn poot gesneden, maar dat kon
hem niet schelen. Hy ging voor de stoel van
den baas liggen en jankte zachtjes. Maar
opeens hoorde hy den sleutel in de voordeur
en het was niet alleen Tommle's vrouw,
die hem kwam halen, maar de heele familie
en Tommle's vrouw vertelde hoe ondeugend
Mopsje geweest was.
„Wat is dat nu, Mopsje", zei de baas.
„We zgn naar de bioscoop geweest, daar
kun jg niet mee naar toe. We wilden je
zoolang by Tommie laten; wat heb je nu
gedaan
Maar ze waren toch niet boos op hem
voor het gebroken raam.
„Je hebt je straf al, Mopsje", zei de baas.
„Laat die poot van je eens zién".
Maar Mopsje vond het niets erg, dat het
pyn deed en ook niet toen de baas er een
verband om wond. Want de familie was
er weer.
„En", dacht Mopsje, „al ben ik nu nog
zoo'n ondeugende hond, ze houden toch wel
van me!"
DINA v. Z.
DOM JANTJE.
Jantje Is een ventje van een jaar of ze
ven met blonde krullen en groote blauwe
oogen.
Nu is ons Jantje niet dom; maar hg
gelooft onvoorwaardeiyk alles, wat andere
menschen hem vertellen.
Op een keer moet Jan voor moeder naar
den drogist om een paar boodschappen
voor haar te doen. De drogist, mynheer de
Wit, is een speciale vriend van Jantje.
Alleenmgnheer de Wit, houdt Jantje
graag een beetje voor den gek!
Zoo ook nu weer. Jantjes mondje staat
geen oogenblik stil; met z'n vingertje wyst
hy heel parmantig naar de hooge planken
en z'n stemmetje schalt door den winkel:
„En mynheer de Wit, wat zit daar nu
in?"
Meneer de Wit fluistert Jantje iets in het
oor.
„Oh....!!' zegt de kleine jongen verbaasd.
Ondertusschen heeft de drogist z'n bood
schappen klaargemaakt en Jan gaat naar
huis. Op een holletje Meteen naar de
keuken, waar z'n moeder bezig is.
„Mam", zegt hg, „Mam, weet je wat myn
heer de Wit nu heeft? Hg heeft een soort
gelei en als je daar de vischjes mee vangt, en
je maakt ze dan open, zit het blikje met het
sleuteltje al ln hun buik! Dan hoef je ze
er nog alleen maar ln te stoppen en je hebt
sardientjes in een blikje!"
Wat zeggen jullie van zoo'n dom Jantje??
R. v. B.
VIOOLTJES.
Met een big, verwachtingsvol hartje
daalt Mies de trap af naar de huiskamer
om daar de vriendinnetjes te ontvangen,
die ter eere van haar verjaardag mogen
komen. Ze verheugt zich nu al op de
cadeautjes, die ze zonder twijfel krggen
zal; want ze heeft veel vriendinnen.
Daar gaat de bel en Jannie, de eerste,
brengt haar een bos kostbare kasbloemen.
Tineke, die erna komt, een paar prachtige
geborduurde zakdoekjes, Lies een armband,
Coba een shawl, Ans een boek. De cadeaux
stapelen zich op en Mies, danig in haar
schik, bedankt al haar vriendinnen harte-
ïyk. Het laatste komt Elisabeth; verlegen
geeft ze Mies een bos snoezige voorjaars
viooltjes, versch geplukt, die een lieflgke
geur uitstralen.
De ouders van Elisabeth zgn niet rgk; het
I meisje is de oudste van zes kinderen; maar
haar moeder heeft haar geleerd, dat er
geen geld noodig is om iemand een plei-
zier of een genoegen te bereiden.
Dien ochtend is Elisabeth met haar twee
broers, Jan en Joop het bosch ingegaan en
daar hebben ze viooltjes geplukt, in alle
kleuren. Er waren er nog niet veel en zg
hebben lang moeten zoeken voor ze een
mooie bos hadden. Elisabeth heeft ze met
moeders hulp geschikt tot een allerliefst
ruikertje, dat in zgn lieflijkheid en frisch-
heid een lust voor de oogen werd.
Elisabeth geeft het aan Mies met een
hartelgke felicitatie.
„Wat een klein geschenk!" De jarige ont
vangt het met een minachtend gezichtje,
bedankt met een onverstaanbaar gemompel
en toen, alsof het te min voor haar was,
legde ze het onverschillig op den schoor
steen.
Elisabeth is heel rood geworden en de
tranen zyn in haar oogen gesprongen. Vindt
Mies de viooltjes, die zy met zooveel zorg
geplukt en geschikt heeft, dan heelemaal
niet mooi? Het liefst zou Elisabeth haar
viooltjes teruggepakt hebben en naar huis
gehold zyn.
Anne-Marie, de groote nicht van Mies,
die net na Elisabeth gekomen is, heeft het
heele tooneeltje gezien en het doet haar
verdriet de verwarring en de verlegenheid
van Elisabeth te zien. Zonder iets te zeg
gen, pakt ze de viooltjes, kiest het mooiste
vaasje, dat zy vinden kan, vult het met
water en zet er de bloempjes in. Dan gaat
ze naar de kamer, waar de tafel met lek-
kerny'en gedekt staat en waar de meisjes
zich straks te goed aan zullen doen. Ze zet
de vaas met viooltjes in het midden, vlak
voor de plaats waar Mies straks komt te
zitten.
De meisjes gaan aan tafel; ze verlangen
er naar om te snoepen van de koekjes,, de
chocolaadjes, de taart en de verdere lek-
kernyen. Mina, het meisje, staat klaar om
thee te schenken. Met één oogopslag ziet
Mies de viooltjes en ontevreden fronst ze
de wenkbrauwen. Wie heeft die bloemen
van niets de eereplaats op tafel durven
geven? Ze wil Mina een teeken geven, zeg
gen, dat die bloemen weggenomen moeten
worden. Maar Anna-Marie voorkomt de
woorden, die een kinderhart tot in het
diepst moeten treffen en zegt:
„Ik zag, dat je deze snoezige viooltjes
apart had gelegd en ik dacht wel naar je
te handelen met ze hier op tafel te
zetten, zoodat je het volle gezicht hebt op
hun schoonheid en je hun geur goed kunt
ruiken. Niet waar, meisjes, is het geen al
lerliefst bouquetje? Ik heb nog nooit zulke
mooie en frissche viooltjes gezien. Elisa
beth moet zich heel wat moeite getroost
hebben, om je zulke mooie te kunnen geven,
Mies!"
Een welsprekende blik vergezelt deze
woorden. Al is ze soms een beetje onaardig
en verwend, toch heeft Mies een goed hart
en ze begrijpt, dat ze Elisabeth door haar
houding verdriet heeft gedaan. Ze keerde
zich glimlachend naar het meisje:
„Wat een goed idee van Anna-Marie om
de mooiste bloemen te kiezen voor de tafel
versiering. Nu heb je niet alleen mg een
plezier gedaan, Elisabeth, maar ons alle
maal!"
Later bedankte Mies Anna-Marie harte
lijk, dat ze haar de gelegenheid heeft ge
geven, goed te maken, wat zy in een oogen
blik van trots had misdaan.
M. B.
HOE MOETEN ZIJ LOOPEN?
Oplossing.
Hier zie je den weg, die ze moeten loo
pen, met een stippellijn aangegeven. Het
geeft niet, bij welke der vier ingangen ze
beginnen, als ze maar één kant houden.
TANTE TINE.
IETS OVER HET STEKELBAARSJE.
„Oom!" kwam Kees opgewonden bij zgn
peetoom binnenloopen. „Ik heb een aquarium
gekregen van vader, Maar er zitten nog
geen visschen in. Welke zal ik er nu in
koopen?"
Oom Kees dacht even na en zei toen:
„Je moet er niets in koopen. Je kunt
beter zelf de vischjes er voor vangen.
Stekeltjes byv., die kun je overal vinden.
Het zyn aardige beestjes. Vooral in het
voorjaar, in den tgd dat de jonge stekeltjes
geboren moeten worden, zyn ze allerleukst
om gade te slaan. Het mannetje bouwt een
nest, zoo groot als een aardappel, van
vezeltjes, halmpjes en van waterplanten,
die hy met zgn lichaamsgewicht samen
drukt, hier en daar verzwaart met zand en
tenslotte met het slgm van zyn huid aan
elkaar kleeft. In dit nest worden de eitjes
gelegd en nu houdt het mannetje scherp
de wacht er voor, om te verhoeden, dat de
eieren door begeerige roovers opgegeten
worden.
Door voortdurend zyn vinnen te bewegen,
wordt er telkens versch water over de
eitjes gebracht. Na 10 of 12 dagen komen
de jongen er uit. Maar daarmee zijn de
bezigheden van het zorgende mannetje nog
lang niet beëindigd. Uit de bouwstoffen
van het vervallen nest maakt hij een soort
speelplaats met een schutting er om en
hier blgven de jongen nog geruimen tijd
onder toezicht van hun vader. AJa één van
de jongen te ver weg gaat, zwemt de vsdcr
hem achterna en brengt hem zoo snel mo
gelijk naar de speelplaats terug. Iloo?
Wel, door het eenvoudig ln zyn bek te
nemen, er mee weg te zwemmer» en het op
de bestemde plek weer los te later.'"
Oom zweeg, Kees had met glinsterende
oogen geluisterd.
„Ik heb vanmiddag vrij, Oom; ik ga
meteen wat van die leuke diertjes vangeu.
Anneke gaat misschien wel mee; dan zal
ik haar vertellen, wat U mij nu allemaal
verhaald hebt over die stekeltjes. Dat xnl
zy ook niet geweten hebben!"
Ï.-1! der ondeugende kinderen wordt door vader
teruggehaald.