H DE /n de Pijp 26e JAARGANG DINSDAG FEBRUARI 1935 No. to NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WtERINGEN EN OMSTREKEN DE CHINEESCHE WOLHANDKRAB. GERECHTIGHEID. LANDBOUW - CRISIS - BUREAU. ONDERZOEK NAAR UITVERKOOPEN. rar- üWIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN BUREAU ADVERTENTIëN DINSDAG en VRIJDAG UITGEVER Hippolytushoef Wieringen Van 1 5 regels f 0.50 ABONNEMENTSPRIJS CORN. J. BOSKER WIERINGEN Telef. Intercomm. No. 19. Iedere regel meer f 0.10 per 3 maanden 1. •EeN GAT IN LAK£N.. aaaaR... Oouy*« Egberrs fcchfe frfeKHe Heeren-Baai «i» Varinas Nederlands geurlgsf* pijptabak. Nu zij ook bij Texel is gesigiia leerd, dient bestrijding te wor den voorbereid. Reeds enkele jaren is de Chineesche wolhandkrab in Oost-Friesland gesig naleerd en uit de laatste berichten blijkt, dat ze zich steeds meer ver spreid en via Waddenzee ook ai bij Texel is aangekomen. Daar dit dier 'n gevaar kan vormen in tal van geval len. is het goed er iets naders over te weten. Deze krab heeft zijn naam gekregen doordat de voorpooten (vooral bij de mannetjes) bezet zijn met lange zijde achtige haren. Ze is van Chineescheri oorsprong en wordt b.v. in de Yang- Tse-Kiang gevonden tot op 1300 Km. ,d,n de monding. Hoe deze krab in on ze streken is gekomen, staat niet ge heel vast. Misschien is ze meegeko men in tanks van een schip en ook is het mogelijk, dat ze de lange reis mee beeft gemaakt, verscholen tusschen de aangroeisels aan den buitenkant van een of andere vaartuig. Het eerste lijkt het waarschijnlijkste, daar de eer ste exemplaren in Duitschland ont dekt zijn vlak bij 'n scheeps-slooperij. Reeds in 1912 zijn er een paar in de Duitsche wateren gevangen, maar pas sinds een tiental jaren werd een zoo groot aantal en zoo sterke verbreiding geconstateerd, dat men zich bezorgd begon te maken over de mogelijke ge volgen. Een tweetal geleerden toog aan het werk, om de levensgewoonten van deze nieuweling te bestudeeren. Hun rapport erover is dan ook de bron, waaruit vrijwel alle inzichten worden verkregen en dat als basis zal moeten dienen voor te beramen bestrijdings mogelijkheden. In boomen en huizen aange troffen. FEUILLETON. Toen Hüttl en diens vrouw tegen negen uur 's avonds van hun uitstapje terugkeerden en hun eten in het aan het terras grenzende vertrek namen, lagen de heer Stanway en de commissaris reeds in de woning daarnaast op de loer. Felicia sprak ook nu, daar ze toch niet wist, dat iemand op haar lette, op een opgewek- ten, natuurlijken toon. De luisteraars verston den wel niet alles wat daarnaast gesproken werd, doch eenige door hen toevallig gehoor de wendingen, die aan het gesprek werden gegeven, gaven hun genoeg stof tot naden ken. Felicia had onder het eten haar gemaal wegens zijn onhandig voorsnijden een schert sende opmerking gemaakt. Hüttl antwoordde daarop iets onverstaanbaars. „Ja, ja, die nare wond, mijn arme lieve ling hoorde men daarop duidelijk de jonge vrouw zeggen. „Maar geef mij je bord aan, Theo, ik kan het niet aanzien, dat je jezelf zoo plaagt." „Och, dat is zoo'n onbeduidend iets laten wij daarmee geen tijd verbeuzelen." Hij scheen mopperig te worden, en zijn jonge vrouw beknorde hem daar lachend over. Twee kellners kwamen binnen om de tafel af te nemen enthee te brengen. In dezen tijd spraken de echtgenooten slechts over onverschillige onderwerpen. „Heeft u aan tafel niet op de handen van beiden gelet fluisterde Stanway den com missaris toe. Weindel schudde het hoofd, alsof hij zich over zichzelf ergerde. „Ik heb slechts op die van de jonge vrouw gelet. De verwonding van den directeur is in ieder geval van meer beteekenis voor ons." De wolhandkrab verdraagt zoowel zout als zoet water en ze kan zelts op het land leven men heeft ze in boo men zien klimmen en zelfs zijn ze in Hamburg in een huis gevonden. De lar ven worden geboren in brak water, waar de eieraflegging en de bevruch ting plaats vinden. Zij ondergaan daar de noodige metamorphosen. tot kleine krabbetjes zijn ontstaan, die nu de riviermonden gaan opzoeken en de rivieren op zwemmen, waar ze volwassen worden. Zijn ze geslachts rijp, dan trekken ze weer de rivieren af naar de kust en naar brak water. Men vindt in de rivieren wel weer ou de exemplaren, zooals wijfjes zonder eieren. Terwijl de eerste exemplaren gesig naleerd werden in een bijrivier van de Wezel, vindt men die krabben te genwoordig in alle rivieren van Duitschland en zijn ze zelfs al door gedrongen tot Bohemen en tot het meer van Constanz. Ook in ons land zijn ze gevonden. Een enkel wijfje kan 500.000 eitjes leggen, zoodat het geen wonder is, dat in streken, waar blijkbaar de natuur lijke vijanden ontbreken, binnen een vrij kort aantal jaren enorme aantal len gevonden worden. Men meende eerst, dat deze krab van visschen of kuit zou leven, maar bet blijkt dat ze het aas der visscherij inpikken, zoodat de vischvangst er door wordt benadeeld bovendien vernielen ze, wegens het buitenge woon groot aantal, de netten. Het dier is ongeveer 7,5 cm. groot, in volwassen staat, en kan iets meer dan 40 grajm smakelijk vleesch opleveren. Als voedsel voor mensch en dier is echter de grootste voorzichtigheid ge boden, daar het de gastheer is van een zeer gevaarlijke parasiet, die een zwa re longziekte kan veroorzaken. Op het oogenblik ziet men dus alleen nog maar nadeelen van dezen immi grant. Misschien is wel een der ergste nadeelen, dat de rivieroevers door de Wolhandkrab doorzeefd worden met gangen, zoodat aan de kadewerken buitengewone schade gedaan kan wor den. Men vindt deze gangen speciaal in het gebied, waar eb en vloed merk baar is. Men is begonnen allerlei bestrijdings wijzen te zoeken. Zoo heeft men in de rivieren, waarin de wolhandkrab reeds in massa voorkomt, een soort „weer" gemaakt, waar de jonge krabben niet tegenop kunnen, zoodat ze over land hun weg jmoeten vervolgen bier heeft men kuilen gegraven, waaruit de krab ben niet meer kunnen ontsnappen. Men heeft'op eenigen afstand van Ber lijn in drie maanden meer dan een millioeri jonge krabben kunnen van gen, maar dit heeft vrijwel geen in vloed gehad op bet aantal, zoo groot is dit reeds geworden. Men zoekt dus naar andere bestrijdingsmiddelen en misschien zullen deze wel moeten wor den gezocht bij de natuurlijke vijan den, die de wolhandkrab, of verwante soorten, in China en omliggende lan den heeft. Men heeft gehoopt, dat deze krab een welkom voedsel zou zijn voor allerlei 'watervogels, die dan de visschen zou den sparen ,men merkt er echter nog niet veel van. Als voedsel voor mensch en dier durft men ze niet aanprijzen, wegens bovengenoemde parasiet. Mis schien is het echter mogelijk deze op afdoende manier te dooden en dan zou de kans bestaan, dat het vis schen van die krabben weer voordee- len ging opleveren, en tegelijk hei aan tal iets zou beperken. Alg. Hbld. R. C. V. PERSBERICHT. Een dezer dagen hebben de dagelij ksche besturen der drie Centrale Landbouworgani saties een telegram, gericht aan den Minister van Economische Zaken, in de pers doen pu- bliceeren, waarin zij er tegen op kwamen, dat het besluit tot verlaging van de richtprij zen voor tarwe en Peulvruchten was geno men zonder dat zij daarin op eenigerlei wijze waren gekend. In antwoord op dit telegram heeft genoem de Minister de 3 Centrale Landbouworgani saties er op gewezen, dat alvorens bedoeld besluit is genomen daarover is geadviseerd door het bestuur der Nederlandsche Akker- bouwcentrale en vervolgens door de Centrale Commissie ex. artikel 27 der Landbouwcrisis- wet 1933. In beide colleges hebben vertegen woordigers van de besturen der Centrale Landbouworganisaties zitting, die, naar mag worden aangenomen, de meening van deze organisaties daarin vertolken. Op grond hier van heeft de Minister dan ook gemeend, het te dezer zake geuite protest te moeten afwij zen. BINNENLANDSCH NIEUWS. „Heeft u het haar van mevrouw Hüttl met de bewaarde haren vergeleken „Het is precies hetzelfde. Ik twijfel er geen oogenblik aan of de lange vrouwenharen, die wij aan de knoopen van uw overjas vonden, zijn van haar afkomstig. Ik heb dit eigenaar dige zachte blonde haar slechts nog eens en wel bij Beijer gezien." „Hoor nu, Weindelviel hem de Ameri kaan op fluisterenden toon in de rede, „er wordt nu over u gesproken Beiden luisterden opmerkzaam toe. Felicia scheen aan den kleinen haard te zijn gaan zitten. Men hoorde het kraken van de schommelstoel van bamboes, waarin hij zich heen en weer wiegde. Theo was naar de deur van het terras gegaan en opende het bovenste raam hiervan. „Wat is de nacht heerlijk zoel hoorde men hem zeggen. De jonge vrouw keerde zich, terwijl ze 't schommelen naliet, naar hem toe. „Zullen wij nog een wandelingetje maken „Och, dan vallen ons weer opdringerige rei zigers lastig." „O je spreekt van den officier Vind je hem werkelijk zoo onsymphatiek „Kun je het mij kwalijk nemen, dat ik de eerste weken, nadat we lang gescheiden ge weest zijn, en steeds moesten wachten en na den angst, waarin we den laatsten tijd leef den, rustig met je wil doorbrengen Het zou wel het beste zijn om ons plan van onlangs te volvoeren." „Je meent een reis naar Schotland „En misschien zelfs nog verder weg." Weindel zag den Amerikaan met een blik vol beteekenis aan. „En dat alles alleen om dien éénen niets nutten Duitscher, dien wij voorheen nooit ontmoet hebben en later allicht nimmer weer zullen zien .,Ik heb toevallig gehoord, dat hij uit Ham burg komt. Om nu over alle plaatselijke nieuw tjes met personen te moeten praten, vind ik vervelend. Ze boezemen mij in 't geheel geen belang in." Daar Felicia van kou rilde, sloot Theo het venster. De beide luisteraars hoorden van Op verzoek van den Minister van eco nomische Zaken, stelde 't Economisch Instituut voor den Middenstand in het tijdvak November 1933 tot en met Februari 1934 een onderzoek in naai de uitverkoopen, dat zich uitstrekte over ruim 2000 winkels in de gemeen te Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Groningen, Maastricht, Rotter- dajn en Utrecht. Men beperkte zich daarbij tot zeven takken van kleinhan del in bepaalde stadswijken en ver kreeg zoodoende blijkens bet dezer dagen onder den titel „Onderzoek naar de uitverkoopen" verschenen ver schenen verslag onderstaand beeld (uitverkoopen in pCt. van het totaal aantal winkels) le Week van het onderzoek (5-11 Nov. '33) 9.6 pCt,. 11e week van het onderzoek (14--20 Jan. '34 63.6 pCt laatste week (18-24 Febr. '34) 26.2 pCt. Het verloop vertoont in alle steden en branches groote overeenstemming. Na een geleidelijke toename van het aantal uitverkoopen gedurende de maanden November en December volg de een sprongsgewijze vermeerdering in de eerste weken van Januari en werd overal het hoogtepunt in de pe riode 14-20 Januari bereikt. Als alge- meene indruk drong zich tijdens het onderzoek meer en meer op, dat het aankondigen van uitverkoopen en op- toen af slechts nog het gegons van stemmen, zonder er een woord van te kunnen verstaan. Langer op wacht te staan was dan ook onnoo- dig en ze verlieten spoedig daarop de woning. Terwijl zij in het park wandelden, wissel den ze van gedachten. Den volgenden dag kon er van een ontmoeting van den commis saris met het echtpaar niets komen, daar de jongelieden reeds bij zonsopgang de villa ver laten hadden Men vernam dat zij voor den ganschen dag een rijtuig te hunner beschik king hadden genomen. „Het is mogelijk, dat zij een rit langs de kust naar Yarmouth doen meende de com missaris. „Wanneer ze te Yarmouth komen of over Newport naar Cowes, dan zou hun spoor voor ons niet meer te vinden zijn." „Onder deze omstandigheden schijnt het mij het beste, dat wij ieder een anderen kant uitgaan om hun spoor weer te zoeken." Stanway nam op zich de vluchtelingen in het midden van het eiland op te sporen. Wein del een goed ruiter was, huurde een paard, en sloeg den weg langs de kust naar Yourmouth in. Het was een prachtige morgen. De rit over den goud aangelegden kunstweg, vanwaar men aan de linkerzijde een prachtig gezicht op de zee had en rechts op een schilderach tige rotsachtige streek, was een waar genoe gen. Over Chale, Grange, Brook en Campan, waar hij slechts korten tijd rust nam, kwam hij eindelijk, na een weg van meer dan 23 K.M. afgelegd te hebben, in de bekoorlijk ge legen badplaats Freschwater aan. Onderweg had hij, door telkens te vragen, de zekerheid gekregen, dat zijn vermoeden juist was geweest en dat het jonge Duitsche paar den weg langs de kust naar Freschwater gereden was. Door een sportvereeniging werd op het lawntennisveld voor het badhotel juist een feest gegeven. De commissaris vond, zooals hij vermoed had, de beide Duitschers daar onder de toeschouwers. Theo Hüttl was dit keer nog geslotener en meer terugstootend dan voorheen. Weindel ruimingen in de eerste plaats geschiedt ter vergrooting van den oïnzet en dat het opheffen of verplaatsen van de winkelnering, alsmede het opruimen van incourante of beschadigde goede ren een ondergeschikte rol speelt. Zoo verklaarden b.v. 55.7 pCt. der winke liers. dat zij uitverkoopen uitsluitend toepasten als een reclamemiddel of als afweer en navolging van concur renten de invloed van grootbedrijf en „vliegende winkels" bleek in laatst bedoeld opzicht sterk te zijn. In slechts 20.4 pCt. der gevallen werd de seizoen- en mode-invloed als reden genoemd. Het meerendeel der winkeliers gaf voorts toe, dat de werkelijke gronden en bedoelingen veelal niet overeen stemden met de publieke aankondi ging. De merkwaardige „bloemlezing" van opschriften, alsook de andere attrac ties met betrekking tot het uitverkoo pen, welke in hoofdstuk III van het rapport zijn weergegeven, kojmen in verband met een en ander ook in een bijzonder licht te staan. Ook de duur der uitverkoopen en op ruimingen wijst op eigenaardige ge-, woonten. Gedurende de 4 maanden van het onderzoek bleek n.1. 14.1 pCt. der uitverkoopen zich over een tijdsbe stek van 2 maanden of langer uit te strekken. De gemiddelde duur van alle geconstateerde uitverkoopen bedroeg in de periode van het onderzoek niet minder dan 47 dagen. Niet minder dan 80 pCt. der winke liers sprak zich onomwonden uii voor een wettelijke regeling dezer jnaterie. Een desbetreffend wetsontwerp is, ge lijk bekend, bij de Tweede Kamer aan hangig gemaakt. Rumoerige raadsvergadering te G-inniken. Eenige leden loopen kwaad weg. Vrijdag vergaderde de Raad der ge meente Ginneken onder voorzitter schap van jhr. mr. Th. Serraris. Er hing een zéér „geladen stemming'' in de zaal. Het begon al over het vraag stuk of de oude vuilnis-auto nog gere pareerd kon worden of dat er een nieu we moest komen. Doch bij de behandeling! van de ge- grooting brak de storm los. Vooraf hield de voorzitter een rede en deelde mede, dat twee dagen gele den plotseling een nota binnenkwam van een achttal Raadsleden van diver se partijen. Hierin stond, dat nog best f17.000 kon worden bezuinigd. Dit is echter -- aldus de voorzitter onjuist. De heeren blijken wel erg slechte rekenmeesters te zijn geweest. Verschillende posten zijn verkeerd be keken; tenslotte zou er slechts f 12.000 te bezuigen zijn. Vervolgens hekelde de voorzitter op zéér scherpe wijze de houding van deze Raadsleden. Hij zeide, bij Gedepu teerde Staten zijn bezwaren tegen deze doorgevoerde bezuinigingsplannen te zullen indienen. De voorzitter vroeg, waarom deze Raadsleden, die zich toch zulke knappe rekenmeesters toon drong zijn gezelschap nog meer op en liet zich niet meer zoo gemakkelijk afschepen. Hij legde een groote vreugde aan den dag over dit toevallige weerzien en was er dade lijk voor, gemeenschappelijk te gaan lunchen. „Het is zoo jammer," voegde hij er aan toe, toen Hüttl zijn vrouw met de oogen trachtte te beduiden, dat zij er voor bedan ken moest, „dat ik dat genoegen niet nog dikwijls zal kunnen smaken. Ik moet van avond naar Duitschland terug. Veel eerder dan ik verwacht had. Mijn regiment heeft een nieuwen commandant gekregen, zooals ik in de courant zag en daarom wil ik liever niet, zooals Ik van plan was, langer verlof nemen Theo Hüttl haalde zichtbaar verruimd adem. „U wilt naar Duitschland terug vroeg hij verrast. „Ja, daarom moest ik vandaag nog even vliegend de bekoorlijke badplaats Freschwa ter bezoeken." „Neem het ons niet kwalijk overste, dat wij afscheid van u nemen. We hadden reeds ons eten besteld „O, wanneer u er niets tegen heeft, zal ik u daarbij gezelschap houden." De verhouding was zoo gespannen, dat Felicia zich liever, totdat het eten opgedragen werd, terugtrok. Weindel deed, alsof hij van de ontstemming niets bemerkte. Hij speelde den goedhartigen leeglooper, die nimmer om een praatje ver legen is. Daar Hüttl hem slechts korte ant woorden gaf, trok de commissaris1 eensklaps een courant uit zijn zak en begon weer over Hamburgsche nieuwtjes te praten. De com missaris verloor daarbij geen oogenblik het gelaat van zijn overbuur uit het oog, die de courant met angstige, strakke blikken volgde. „Hierin zag ik namelijk de bevordering van mijn kolonel tot generaal-majoor," babbelde de vermeende overste, „en gelijktijdig ver nam ik een opzienbarend nieuwtje uit Ham burg." „En datis vroeg Hüttl met gedruk te stem. „Een inbraak bij een zekeren heer Beijer in de Groszen Bleichen." Alle bloed week den directeur uit het ge- den, nog niet meer hadden bezuinigd en stelde het werk van de acht Raads leden in een belachelijk daglicht. Maar het loopt tegen de verkiezin gen, vervolgde de voorzitter zijn phi- lippica, en de Raadsleden willen bij de kiezers in het gevlei komen En wat te denken van de R.K. Raadsfrac tie die haar hulptroepen zoekt in de rangen van de sociaal-democratie. Na deze rede brak een geweldig tu mult los. De heer Braakhuis (r.k.) zeide, dat hij deze rede kalm zou trachten te beant woorden. De voorzitter zeer verstandig, want opwinding is voor dikke men- schen heel gevaarlijk De heer Braakhuis Dat is niet uw, doch mijn zaak. De heer Van Kessel ((r.k.) met de vuist op tafel slaand Het is meer dan schande, zooals hier de zaken worden behandeld. De heer Braakhuis woedend Val me niet in de rede ik zit hier niet voor mijn plezier. Hierna ontstond een hevig tumult, dat nog erger werd, toen wethouder Van Gestel den voorzitter aanviel. De heer Vedaasdonk (r.k.) beter nog dan zulk een toestand zou een Re- geeringscommissaris zijn. Dat zou u 'wel willen zijn, nietwaar mijnheer Braakhuis Een oorverdoovend tumult volgde op deze woorden, waarboven liet geroep van schande, schande, uitklonk. De heer Loerakker (c h.) verweet den voorzitter partijdigheid. Wethouder Van Gestel (r.k.) Ik trek er tusschen uit. Gedeputeerde Staten moeten maar de begrooting vaststellen. De heer Braakhuis (r.k.) Wel ja, la ten we allemaal maar gaan. De voorzitter De heeren blazen verzamelen Wethouder Van Gestel (r.k.) met op geheven vuist Ge zult er pleizier van hebben Hierna verlieten de meeste Raadsle- laat. Onzeker keek hij naar den ingang. Spoe dig scheen hij zich echter hersteld te heb ben. „Door een inbraak worden de goede Hamburgers toch niet licht uit hun huizen opgeschrikt?" vroeg hij losweg. „O, deze inbraak heeft bijzonder veel van zich doen spreken, want de ongelukkige Beij er is er bij om 't leven gekomen." Op dit laatste legde de commissaris den nadruk, zon der ook maar één seconde den directeur uit het oog te verliezen. De uitwerking van zijn gezegde was verbazend. Theo Hüttl stond bij de drie laatste woorden half op. Zijn gelaat was doodsbleek geworden en werd dadelijk daarop weer vuurrood. „Beijer dood onmogelijk mompelde hij in zichzelf. „Kende u den ongelukkige Hüttl wilde eerst ontkennend antwoorden. Daarop knikte hij echter toestemmend en zei de verward „Ja hij was verzekerd bij de vereeniging, die ik vertegenwoordig Dood „Vertelde u mij onlangs niet, dat u de di recteur van de „Hammonia" zijt in Ber lijn Was Beijer daar verzekerd „Ja, daarom ben ik door dat bericht, dan ook wat getroffen. Heeft men den moorde naar reeds gevat vroeg Hüttl „Neen, ongelukkig nog niet. Lees zelf de bekendmaking van de Hamburgsche politie. Denk toch eens, er is een groote belooning uitgeloofd voor het opsporen van den misda diger. Mevrouw, uwe echtgenoote, zal daar zeker ook wel belang in stellen, denkt u ook niet „Mijn vrouw O dat och dat denk ik niet." Hüttl keek angstig naar de deur. „U moet namelijk weten, dat mijn vrouw een weinig hm, hoe zal ik zeggen zenuwachtig is hartkloppingen. Zulke berichten winden haar op en maken haar angstig „Hm, niettegenstaande de vermoorde u bei den toch geheel vreemd was." (Wordt vervolgd.) Iv «6CIIWH» nouder of

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1935 | | pagina 1