Ons plaatseli jk blad komt huis aan huis Daarom hierin uw Nieuwjaarsgroet, INSTALLATIE EN INHULDIGING Mr. A. F. KAMP. De Texelsche Crt. schrijft Een dag, die met gulden letteren in de an nalen van Mr. A. F. Kamp en de zijnen zal worden vermeld. Een dag ook voor ons eiland en zijn be woners van verstrekkende beteekenis, vol goede beloften voor de toekomst, voor zoover deze door onze nieuwe burgemeester kan worden beïnvloed. Een blijde dag, ondanks het troostloos grauwe wolkendek, dat de zon geen ziertje kans gaf kortom een dag, die we niet licht zullen vergeten en die wij hier zoo goed mogelijk aan uw geestesoog willen doen voorbijgaan. Het weer was weinig in overeenstemming met de blijde intocht van deze dag. Maar de vlaggen, wapperend aan alle kant, ook op vele schepen in de haven, en de eerepoort, waarover we reeds schreven, demonstreerden, dat er iets „feestelijks" op til was. Aankomst te Oudeschild. Met de boot, welke om 10 uur uit Den Helder vertrok, kwamen de heer en mevr. Kamp, vergezeld van tal van familieleden,s schieden moest. vrienden en kennissen, Woensdagmorgen te j En zoo zouden we door kunnen gaan, we Oudeschild aan. Daar werden zij opgewacht zullen dit echter nu niet doen. Maar toch door een zeer talrijke menigte, ondanks de j willen we hier even de nadruk op leggen, stevige Z.O. bries, die een verblijf op het dat wij deze ellende zien, voor een groot ge- haventerrein verre van aangenaam maakte, j deelte althans als een gevolg van de af- PAmmieeïa van Anfirnrtrrct hapfAn/1 ui f Ql 11 lt.171Q" VflTl rl bestaan te verschaffen. Op Texel echter heb ben ook onze visschersbedrijven een geduchte knak gekregen. Voor onze visschersschepen is een rijk vischgebied dat voorheen wel tij delijk, maar over het algemeen zeer gunstige resultaten gaf, gesloten. Onze zeegrasbedrij- ven, welke normaal een bate van f 80.000 per jaar opbrachten, zijn teloor gegaan. De pak huizen en materialen brengen geen enkele cent meer op, zij zijn waardeloos geworden. Onze palingvisschers, die vorheen een flink bestaan hadden, zijn reeds straatarm gewor den. Onze geheele visschersbevolking, welke vroeger op de Waddenzee met het visschen van garnalen, bot, kruikels, enz. behoorlijk brood kon verdienen, lijdt een kwijnend be staan, en is bij tijden hier in de werkver schaffing ondergebracht. Onze aardappelen, welke voorheen in de regel gretig werden op gekocht en weggehaald, blijven dikwijls lig gen, omdat het vervoer hier niet zoo vlot kan geschieden en ook de vervoerkosten te hoog zijn in vergelijking met andere streken, omreden men gebruik kan maken van het transport over de Afsluitdijkom per vracht auto te halen, wat voorheen per schuit ge- De Commissie van ontvangst bestond uit de heeren wethouders Vlaming, loco-burgem., en Kager en de heer C. Jonker, gem.-secr. Texels Fanfare deed, onder leiding van direc teur Joh. Dol, feestelijke muziek hooren, ge volgd door het Wilhelmus, waarna het groote gezelschap zich per auto we telden er zeven naar den Burg begaf, voorafgegaan door 22 ruiters onder leiding van de heer Joh. Kikkert, Westergeest. Op het Schilder- elnd, waar Tex. Fanfare zich reeds weer op gesteld had, voegde dit corps zich bij de stoet, die via Weverstraat en Parkstraat het raad huis bereikte. De belangstelling was heel groot, spontaan werd gejuicht, gewuifd. De familie Kamp moet wel dadelijk van Texels ingezetenen een vriendelijke indruk hebben gekregen. De installatie. Als regel worden de vergaderingen van Texels gemeenteraad door niet één belang stellende buiten de raad bijgewoond. Maar voor die, waarin Mr. Kamp als burge meester zou worden geïnstalleerd, was de publieke tribune veel te klein. Ook de raads zaal, waar ook familieleden, vrienden en ken nissen een zetel was aangeboden. Behalve Mevr. Kamp, waren bij de aanvang der ver gadering aanwezig de heer en mevr. A. W. Kamp, uit Leiden, ouders van de burgemees ter en diens broer en zuster, laatstgenoemde met haar verloofde mevr. dr. Neubecker, de moeder van mw. Kamp Burgemeester Pee- ters van Medembük en echtgenoote Ir. Kamp, hoofd-ing. der Zuiderzeewerken, oom van de burgemeesterMr. D. Vis, uit Bakkum J. Feringa, Insp. L. O., den Helder Ir. S. Sme ding, directeur, Wieringermeer A. D. van Eek, hoofd bouwk. afd. WieringermeerH. Harshagen, opziener der Domeinen in de Wie ringermeer en echtgenooteVogelaar, amb tenaar in de WieringermeerF. van Assen en mej. de Montmollin, familieleden Mr. Fockema Andreae. Toespraak K. Vlaming. De heer Vlaming, die drie maanden 't ambt van loco-burgemeester bekleedde, en wie de eer te beurt viel Mr. A. F. Kamp als burge meester te installeeren, ving aan met te her inneren aan zijn kennisgeving van de beëedi- ging van Mr. Kamp en benoemde vervolgens, met instemming van de raad, tot leden van de Commissie om de nieuw benoemde burge meester binnen te leiden, de heeren A. Epe, als oudste en langst zitting hebbend raads lid, en S. de Waard, als jongste raadslid. Bij het binnentreden van Mr. Kamp ver hieven allen zich van hun zetels, waarna de heer Vlaming als volgt sprak Zeer geachte heer Burgemeester. Het is mij een voorrecht en een eer, onder deze omstandigheden u te mogen installee ren en mede namens onze burgerij, te uwer begroeting een enkel woord te mogen zeggen. Het zal u zeker een oorzaak van meer dan gewone tevredenheid zijn, dat ge tot Burge meester van Texel zijt benoemd. Als jonge man van 30 jaren de voorkeur te mogen heb ben uit een respectabele reeks van tachtig sollicitanten is zeker een feit, dat u tot blijd schap stemt. Hoeveel te meer, als men het voorrecht heeft, juist tot burgemeester van onze gemeente te zijn verkozen. Dit schoone eiland, met zijn bijkans 8000 inwoners, en zijn ruim 18000 H.A. grondbezit. Dit eiland, eigen lijk reeds wereldberoemd, om zijn flora en zijn fauna, zijn natuurschoon, zijn heldere luchten en zijn wonderschoone wolkenhemel. Zoo gezien, is er reden om feest te vieren. Ook met het u, als vertegenwoordiger van het Gezag bereiden van een blijde inkomst, kunnen wij ons heel goed vereenigen.. Eén van de verschijnselen van onze tijd, die ve len met zorg vervult, is juist de voortgaande verslapping en odnermijning van het gezag. Dat wij in u een ambtsdrager mogen ont vangen, die pas in de volle gerijpte kracht van zijn leven, alles kan geven, wat dat nog jonge leven in zich sluit, wie zou dit niet kunnen toejuichen Dan is er reden om blij de te zijn en vreugde te beloonen. Om met een ruiterstoet, zang en muziek en welke ver- eenigingen hier ook meer aanwezig mogen, terwijl ook onze jeugd zich niet onbetuigd zal laten u in te halen en te defileeren. Ik meen echter, dat ik zelfs nu niet mag verhe len, dat dit feestelijk aanzien geen juist beeld geeft van de toestand in onze gemeen te. En hiervoor mogen we toch allerminst onze oogen sluiten. Wij beleven diep ernstige tijden. Ons geliefde eiland is lang geweest het z.g. „Gouden Bolt je." Maar hiervan kan niet meer gesproken worden. De inkomsten van velen onzer, en dus van onze gemeente, loopen zoo onrustbarend terug, dat wij de toekomst met zorg tegemoet gaan. Nu is eco nomische inzinking overal te constateeren, de werkloosheid neemt overal bijkans nog toe en het wordt hoe langer hoe moeilijker, ieder arbeid, brood en een menschwaardig sluiting van het IJsselmeer. En nu hebben "wij in u zeer zeker een kun dig ambtenaar uit de pas ontgonnen Wierin- germeerpolder weggehaald. Een groot gedeel te onzer burgeij wilde echter, aangenomen dat dit mogelijk was, al is het dan ook met geheel andere bedoelingen ook de afsluit dijk wel weg gaan halen. Dit zal echter niet gaan en is ook voor Texel misschien wel niet noodig. Wij geven toe, dat daar ligt een be wijs van energie, van het Nederlandsche kun nen. Maar wél wenschen wij van harte, dat de ellende en de nadeelige gevolgen, welke dat grootsche werk, dat overigens een monu ment van nationale trots kan zijn, voor ons veroorzaakt, zooveel mogelijk voor ons mag worden weggenomen. En dat het u van God gegeven mag zijn, met al uw gaven en krach ten, met alle energie, welke in u is, daaraan te mogen meewerken tot heil van Texels ingezetenen, dat is onze wensch. We hebben hier, zooals u bekend, vele werk- loozen. Van harte hopen wij, dat u zich zult kunnen inleven in de verschillende nooden en behoeften, die er bij dezulken gevonden worden. Ook, dat in de bedrijven, waar ar beid is en gearbeid wordt, gij zult weten te bewerken, dat zoowel werkgever als werkne mer elkander beter leeren verstaan. Dat ze, mede door uuw initiatief daartoe opgewekt zullen trachten, het goede voor elkander te zoeken, om met ineen geslagen handen te probeeren de ontzettende moeilijkheden, wel ke er op verschillend gebied zijn, te overwin nen opdat kapitaal en arbeid in eensge zindheid mogen worden aangewend, om van Texel te maken, wat er van te maken is, in het belang van geheel onze bevolking. MEVROUW, ook u heet ik namens Texels burgerij hartelijk welkom. Zonder in bizon- derheden te treden,mag ik toch wel even zeg gen, dat ons volk kent edele vrouw van Duit- schen bloede. Daarom treden wij, ook u, me vrouw, met vertrouwen tegemoet. Ons wel kom geldt ook u. Wij twijfelen er niet aan, of u zult uw echtgenoot, bij het vervullen van zijn taak, waar noodig, tot steun en bij stand zijn. Zoo ongekunsteld gaf u, bij onze eerste kennismaking alhier, te kennen, zoo blij te zijn op Texel te wezen. Welnu wij ho pen, dat dit met u en uw echtgenoot bij voort during zoo mag blijven. En dat Texels inge zetenen wederkeerig blij mogen zijn met hun burgemeester en zijn trouwe gade. En waar, naar mijn vaste overtuiging is, althans het welslagen van al ons streven en werken af hangt van de zegen Gods, wensch ik u, me neer de burgemeester en mevrouw, die ook voor Texels ingezetenen, naar wij hopen, een Burgervader en een Burgermoeder zult zijn, gezondheid, kracht en wijsheid tot het ver vullen van uw taak en Gods zegen toe. Mr. A. F. Kamp spreekt. Hierna hangt de heer Vlaming Mr. Kamp het teeken zijner waardigheid, de ambtsketen om. Burgemeester Kamp is zichtbaar ont- ontroerd, en spreekt, nadat hij de aanwezi gen, die met hem staande de installatierede hadden aangehoord, had verzocht te willen gaan zitten, als volgt Edelachtbare heeren Wethouders en leden van de raad Zeer geachte aanwezigen. Nu ik voor de eerste maal in de Raadszaal van dit oude gemeentehuis van deze plaats het woord tot u mag richten, moge ik be ginnen met te overtuigen van mijn groote vreugde over het feit, dat het juist te den Burg op het schoone Texel mag zijn, waar het begin ligt van mijn burgemeestersloop baan. Verheugend en ontroerend tevens is voor mij, dat van deze plechtigheid getuige mogen zijn mijn ouders, die mij mijn leven lang zooveel gegeven hebben, en die mij, na een onbezorgde jeugd en heerlijke studententijd, thans bevestigd zien in dit mooie en door mij zoo zeer geambieerde ambt. Zeer gelukkig ben ik voorts over de aanwe zigheid van familieleden en vrienden, de laat- sten uit en buiten de ambtelijke kring van mijn vorige functie. Ik h%b het steeds een voorrecht geacht, in de Wieringermeer op mijn bescheiden plaats mede te mogen wer ken aan de opbouw van het nieuwe land, waaraan ook wel moeilijkheden verbonden waren, doch welk gebied onmiskenbare char mes bezit, omdat er alles jong en frisch is terwijl zelfs de tradities er vaak nog geboren en uitgedacht moesten worden. Bij vergelij king valt het groote verschil op met Texel, waar oude gewoonten en tradities in eere worden gehoudenwaar in het historisch gegroeide groote aantrekkelijkheden schuilen, waar evenals elders alles wat vele eeuwen heeft meegemaakt loutering onderging dooi de tijd. In de Wieringermeer is het gebruik te spre ken van „Het oude land", wanneer men een naam wil geven aan die contreien, die niet Bij de foto va we deze toelichting: 1. De begroeting aan de haven. U ziet de heer en mevr. Kamp, weth. K. Vlaming en gem.-secr. C. jonker. 2. Texels Fanfare voor het T.E.S.O.-gebouw. 34. De Jeyeuse Entrée. (Parkstraat). 5. De eerepoort, opge trokken tusschen de Waag en het perceel van mej. J. C. Eelman. (Dinsdag door de gemeente aangekocht voor de bouw zoodra de finantiën het toelaten van een nieuw raadhuis). 6. De heer en mevrouw Kamp en anderen op het balcon van Hotel De Lin deboom. 7 en 9 Hoe druk het was op de Groeneplaats. De orde werd echter volkomen bewaard. Rechts op de voorgrond enkele ruiters van de stoet, welke gedurende de feestelijkheid op het marktplein stond opgesteld. 8. De heer en mevr. Kamp welk een beeld des modernen tijds tusschen microfoon en filmcamera. (Bovenstaande cliché werd ons welwillend afgestaan door de Redactie der Texelsche Courant terwijl wij tevens uit dit blad eenige deelen uit het uitvoerig overzicht van de installatie overnamen. tot de eerste Zuiderzeepolder zelf te behoo- ren, zooals men op Texel naar ik meen te weten pleegt te spreken van „de overkant", wanneer men het vaste land wil aanduiden. De Wieringermeer, omringd door het oude land, het eiland Texel omspoeld door de golven, soms bijna al te krachtig beiden stellen zij hun speciale eischen aan hun be- stuurderen, beiden zijn zij om verschil lende redenen, de aandacht van het Neder landsche volk ten volle waard. Het zijn be slotenheden, gemeenschappen, waarvoor eens gezindheid hoofdzaak is én levensvoorwaarde, zooals tweedracht, waar het de belangen van het geheele gebied betreft bron kan zijn van onnoemelijk veel schade voor de streek, van heel veel leed voor de menschen. Dat de directeur van de Wieringermeer- polder Ir. Smeding, deze dag heeft willen meemaken, stel ik bizonder op prijs. Voorts mag ik hoewij 1 hij niet aanwezig is niet nalaten Ir. Roebroek, mijn vorige chef in de Wieringerdirectie, te gedenken, onder wiens forsche leiding ik de eerste schreden heb ge zet op het ambtelijk pad. In het bizonder wil ik dankzeggen voor zijn presentie de heer Peters, burgemeester van Medemblik, aan wie ik zeer veel dank verschuldigd ben, doch vooral voor het feit, dat hij de eerste gedach ten tot het burgemeestersambt bij mij heeft doen rijpen. Missen zal ik ongetwijfeld de gezellige wekelijksche bezoeken van mijn vriend Van Eek, hoofd van de bouwkundige afdeeling, en voorts zeg ik u, gasten op Texel, dat ik mij ten zeerste verheug over het uitgeleide van allen, die met mij in de Meer belangstelden. U zult het mij, mijne heeren aan deze groene tafel, wel willen vergeven, dat ik met een enkel woord afscheid heb genomen van schillende menschen, die voor mijn vrouw en mij verbonden blijven aan een volmaakt gelukkige periode uit ons leven. Doch wat wij ook achterlaten aan de overkant, ik kom naar Texel met veel moed en werkkracht voor de schoone doch moeilijke taak, die mij wach' en ik hoop, dat het mij gegeven zal zijn, het in mij gestelde vertrouwen niet te beschamen. Mijn diepgevoelde dank moge ik richten tot H. M. de Koningin, Die het mocht beha gen mij te stellen op deze plaats, teneinde Haar te vertegenwoordigen in deze gemeente en voorzitter te zijn van Haar Raad. Tevens moge ik in deze dank betrekken Zijne Exc. de Minister van Binnenl. Zaken en de Heer Comm. der Koningin in deze Provin cie en voorts allen, die mijn benoeming wel hebben willen bevorderen. U, mijnheer de loco-burgemeester, mag ik voor veel dankzeggen voor de vriendelijke woorden, aan de Haven en hier tot mij ge sproken en voorts voor Uw daden het waar nemen van het burgemeestersambt. In Uw zoo te waardeeren toespraak hebt U wel willen wijzen op de moeilijke tijd, die Texel doormaakt, getroffen als het is in zijn hoofdbestaansmogelijkheden met als gevol gen van dien de rampspoed der omvangrijke werkloosheid, beproevend voor het maat schappelijk en gezinsleven naast de op deze wijze getroffen arbeidersstand werden ook anderen het slachtoffer van de ongunst de! economische omstandigheden, waaraan wei nigen ontkomen. De toeneming van het vreem delingenbezoek de laatste jaren is intusschen verheugend. Uiteraard ben ik nog geenszins vertrouwd met al datgene, wat elk uwer automatisch voor oogen komt, wanneer het woord „Texel" U genoemd wordt. Nochtans zij 't mij geoor loofd op te merken, dat naar mijn meening in de komende bestuursperiode niet zal ver geten mogen worden, dat bij het alles wat we willen ondernemen om bestaansmogelijk heden te verruimen, om het levenspeil der bewoners te verbeteren kortom om de ge meente op hooger plan te brengen dat deze nieuwe maatregelen ook meestal nieuwe lasten beteekenen voor de ingezetenen. Het juiste evenwicht in deze te vinden zal moeilijk zijn groote waakzaam heid is vereischt op ieder gebied van het maatschappelijk bestaan zwaar is de taak van hem, van wie mag worden verwacht, dat hij leiding weet te geven en de juiste weg weet aan te wijzen, welke dient te worden gevolgd. Het is in dit verband, dat ik dank baar moge herdenken de arbeid van mijn ambtsvoorganger, die hier heden niet aanwe zig kan zijn, doch die ongetwijfeld in gedach ten met deze plechtigheid medeleeft, wel licht tevens terugdenkt aan 1 September 1925, de dag van zijn installatie. Bij zijn vertrek heeft de heer Oort willen spreken van de „goede jaren" op Texel doorgebracht en ik ben er van overtuigd, dat die hem met inte resse het wel en wee van deze gemeente zullen doen gadeslaan, een belangstelling, waarin ik mij zelf gaarne aanbeveel. Voorts moge ik herinneren aan de toespraak waarin mijn ambtsvoorganger afscheid nam van de Raad en waarin hij zijn dank betuig de voor de hem door zoovelen verleende me dewerking gedurende zijn ambtsperiode. Het is op die medewerking, leden van de Raad, dat ook ik een beroep doe. Bij de veel heid van problemen, die zich juist te Texel voordoen, mag ik U vragen de groote lijnen met mij te willen trekken, waarlangs wij ho pen dat de ontwikkeling dezer gemeente op moge gaan en bij dit alles slechts voor oogen te houden het belang van de gemeente Texel en haar inwoners, zooals de eed of gelofte, door U en mij afgelegd, het zoo duidelijk zegt. Van ons wordt geeischt met geheel ons kunnen ons te geven aan de belangen der ge meente en al datgene te doen, wat kan strek ken ter bevordering van haar ware belangen, hetgeen moge leiden tot haar groei en ont wikkeling. Ik vertrouw, dat Gij te dezen aanzien bereid zijt tot eenheid, tot eendrachtig samen werken. Dat hierbij verschil van inzicht mo gelijk is, ik weet het, doch daarmede kan eendracht samengaan, wanneer het doel hoog gesteld is en ons streven beheerscht wordt door een groote leidende gedachte. Mijner zijds kunt U er op rekenen dat ik met U zal samenwerken zonder voorkeur, ontleend aan staatkundige richting, zonder aanziens des persoons. Ik vraag U mij te laten deelen in de vruchten Uwer ervaring, in het voordeel van Uw kennis van plaatselijke toestanden en verhoudingen en eindelijk in de veelheid van Uw persoonlijke gaven en karakter. Op U, mijnheer de secretaris, moge ik te vens een beroep doen, op Uw groote ervaring in de zaken der gemeente, in de ruimste zin des woords, op Uw kennis van deze uitge strekte gemeente, op Uw geheele werkzaam heid. Met groote liefde mocht ik een viertal jaren helpen een administratie op te bouwen en uit ondervinding weet ik hoe in dat werk kunnen liggen groote bevrediging en vol doening. Moge die in de komende jaren, waarin ik vertrouw met U op prettige wijze te mogen samenwerken, in ruime mate Uw deel zijn. En in U, mijnheer de secretaris, moge ik belichamen al de leden van het gemeenteper- soneel, bij welke tak van dienst en in welke rang zij ook werkzaam zijn. Groote eerbied heb ik steeds gehad voor degenen, die tot goede resultaten wisten op te wekken niet alleen, doch die daarbij tevens hun medewer kers wisten te inspireeren TOT VREUGDE IN DE ARBEID. Mogen degenen, die anderen onder hun dagelij ksche leiding mogen hebben en ik weet thans hier tot hen te behooren mo gen zij het besef kweeken van de onmisbaar heid van elk, op de plaats waar hij staat, waaruit geboren wordt de verantwoordelijk heid voor de taak, het geloof in de plicht. Kan hier op deze wijze gewerkt worden, dan is er eenheid in het doel, gemeenschap pelijke vreugde in de arbeid, waarover ik mij altijd innig zal verheugen en steeds zal ik naar waarde weten te schatten het werk van een ieder op zijn plaats. Waar het mogelijk is, zal ik voor de belangen van hen, die dit werk verrichten, op de bres staan. Ook tot de pers moge ik een verzoek tot medewerking richten. Ik ben nog steeds dank baar voor de tijd, gedurende welke ik aan een groot dagblad werkzaam mocht zijn ik leende toen de aantrekkelijkheid kennen van dit beroep, die gelegen is in de mogelijkheid tot critiek en de groote invloed op de lezers kring. Moge deze critiek steeds opbouwend, moge deze invloed steeds ten goede zijn. Tenslotte een beroep op u, burgerij van Texel, verspreid over een groote oppervlakte, doch gebonden door veel in deze gemeente met haar speciaal karakter, die dit bekoor lijke eiland tot haar gebied heeft. Wij weten allen, dat de bestuurderen alléén niets kunnen uitrichten, wanneer zij zich niet ge dragen weten door de krachten, die uit de burgerij zelf op bloeien, door de eenergie en taaie wilskracht der burgers, welke leiden tot daden van burgerzin. Vooral/ in tijden als deze is de innerlijke bloei der gemeente ten zeerste afhankelijk van de geestesgesteldheid der burgers. Moge zij vertrouwen hebben in degenen, die zij afvaardigden en in wie over hen werden gesteld. Ik moge tenslotte een aanhaling doen over bevolking en land van Texel, uit twee van de vele brieven, die ik als gelukwensch bij mijn benoeming mocht ontvangen. Het eer ste citaat is uit de brief, van een oud vriend mijner ouders, de auteur van een der weinige boeken, die iets geven uit het leven en de strijd van de bewoners onzer noorderlijke eilandenreeks. Wij weten allen, dat het 't goede recht is van schrijvers en dichters, in hun bespiegelingen en beschouwingen over menschen en toestanden wat te idealiseeren en te generaliseeren. Doch ook als ik dit voor oogen houd, doet het mij goed, in genoemde brief o.a. het volgende te lezen „Gij zult u onder de Texelaren spoedig thuis gevoelen, omdat zij, als alle bewoners van onze Waddeneilanden, menschen zijn met een oprecht gemoed, een open hart en een stoere geest.' Een vriend uit mijn studententijd schreef, dat Texel hem daarom het liefst was van heel ons land„omdat het als een miniatuur- Holland, met zijn kleurig bouquet van qua- liteiten, die ons land zoo aantrekkelijk ma ken, doch die op dit eiland door hun scherpe tegenstelling onderling zoo bizonder bekorend zijn." De belangen van dit miniatuur-Holland dienen met al mijn krachten, zijn bewoners leiden, en helpen, waar mij dat mogelijk zal zijn, trachten meerdere en rijkere bloei te geven aan de gemeente Texel, dat is mijn vaste wil, dat is mijn heilig voornemen. Moge op ons aller arbeid Gods onmisbare zegen rusten. Met deze bede wil ik aanvaarden mijn taak als burgemeester van Texel. Ik heb gezegd. (Applaus). Hierna voerden nog verschillende sprekers het -woord en begaven de heer en mevrouw Kamp zich naar de Lindeboom, waar zij op het balcon staande, de hulde in ontvangst na men van het overtalrijke publiek, dat op de Groeneplaats verzameld was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1935 | | pagina 4