Ons plaatseli jk blad komt huis aan huis
Daarom hierin uw Nieuwjaarsgroet,
INSTALLATIE EN INHULDIGING
Mr. A. F. KAMP.
De Texelsche Crt. schrijft
Een dag, die met gulden letteren in de an
nalen van Mr. A. F. Kamp en de zijnen zal
worden vermeld.
Een dag ook voor ons eiland en zijn be
woners van verstrekkende beteekenis, vol
goede beloften voor de toekomst, voor zoover
deze door onze nieuwe burgemeester kan
worden beïnvloed. Een blijde dag, ondanks
het troostloos grauwe wolkendek, dat de zon
geen ziertje kans gaf kortom een dag, die
we niet licht zullen vergeten en die wij hier
zoo goed mogelijk aan uw geestesoog willen
doen voorbijgaan.
Het weer was weinig in overeenstemming
met de blijde intocht van deze dag. Maar de
vlaggen, wapperend aan alle kant, ook op
vele schepen in de haven, en de eerepoort,
waarover we reeds schreven, demonstreerden,
dat er iets „feestelijks" op til was.
Aankomst te Oudeschild.
Met de boot, welke om 10 uur uit Den
Helder vertrok, kwamen de heer en mevr.
Kamp, vergezeld van tal van familieleden,s schieden moest.
vrienden en kennissen, Woensdagmorgen te j En zoo zouden we door kunnen gaan, we
Oudeschild aan. Daar werden zij opgewacht zullen dit echter nu niet doen. Maar toch
door een zeer talrijke menigte, ondanks de j willen we hier even de nadruk op leggen,
stevige Z.O. bries, die een verblijf op het dat wij deze ellende zien, voor een groot ge-
haventerrein verre van aangenaam maakte, j deelte althans als een gevolg van de af-
PAmmieeïa van Anfirnrtrrct hapfAn/1 ui f Ql 11 lt.171Q" VflTl rl
bestaan te verschaffen. Op Texel echter heb
ben ook onze visschersbedrijven een geduchte
knak gekregen. Voor onze visschersschepen
is een rijk vischgebied dat voorheen wel tij
delijk, maar over het algemeen zeer gunstige
resultaten gaf, gesloten. Onze zeegrasbedrij-
ven, welke normaal een bate van f 80.000 per
jaar opbrachten, zijn teloor gegaan. De pak
huizen en materialen brengen geen enkele
cent meer op, zij zijn waardeloos geworden.
Onze palingvisschers, die vorheen een flink
bestaan hadden, zijn reeds straatarm gewor
den. Onze geheele visschersbevolking, welke
vroeger op de Waddenzee met het visschen
van garnalen, bot, kruikels, enz. behoorlijk
brood kon verdienen, lijdt een kwijnend be
staan, en is bij tijden hier in de werkver
schaffing ondergebracht. Onze aardappelen,
welke voorheen in de regel gretig werden op
gekocht en weggehaald, blijven dikwijls lig
gen, omdat het vervoer hier niet zoo vlot
kan geschieden en ook de vervoerkosten te
hoog zijn in vergelijking met andere streken,
omreden men gebruik kan maken van het
transport over de Afsluitdijkom per vracht
auto te halen, wat voorheen per schuit ge-
De Commissie van ontvangst bestond uit de
heeren wethouders Vlaming, loco-burgem., en
Kager en de heer C. Jonker, gem.-secr.
Texels Fanfare deed, onder leiding van direc
teur Joh. Dol, feestelijke muziek hooren, ge
volgd door het Wilhelmus, waarna het groote
gezelschap zich per auto we telden er
zeven naar den Burg begaf, voorafgegaan
door 22 ruiters onder leiding van de heer
Joh. Kikkert, Westergeest. Op het Schilder-
elnd, waar Tex. Fanfare zich reeds weer op
gesteld had, voegde dit corps zich bij de stoet,
die via Weverstraat en Parkstraat het raad
huis bereikte. De belangstelling was heel
groot, spontaan werd gejuicht, gewuifd. De
familie Kamp moet wel dadelijk van Texels
ingezetenen een vriendelijke indruk hebben
gekregen.
De installatie.
Als regel worden de vergaderingen van
Texels gemeenteraad door niet één belang
stellende buiten de raad bijgewoond.
Maar voor die, waarin Mr. Kamp als burge
meester zou worden geïnstalleerd, was de
publieke tribune veel te klein. Ook de raads
zaal, waar ook familieleden, vrienden en ken
nissen een zetel was aangeboden. Behalve
Mevr. Kamp, waren bij de aanvang der ver
gadering aanwezig de heer en mevr. A. W.
Kamp, uit Leiden, ouders van de burgemees
ter en diens broer en zuster, laatstgenoemde
met haar verloofde mevr. dr. Neubecker, de
moeder van mw. Kamp Burgemeester Pee-
ters van Medembük en echtgenoote Ir. Kamp,
hoofd-ing. der Zuiderzeewerken, oom van de
burgemeesterMr. D. Vis, uit Bakkum J.
Feringa, Insp. L. O., den Helder Ir. S. Sme
ding, directeur, Wieringermeer A. D. van
Eek, hoofd bouwk. afd. WieringermeerH.
Harshagen, opziener der Domeinen in de Wie
ringermeer en echtgenooteVogelaar, amb
tenaar in de WieringermeerF. van Assen
en mej. de Montmollin, familieleden Mr.
Fockema Andreae.
Toespraak K. Vlaming.
De heer Vlaming, die drie maanden 't ambt
van loco-burgemeester bekleedde, en wie de
eer te beurt viel Mr. A. F. Kamp als burge
meester te installeeren, ving aan met te her
inneren aan zijn kennisgeving van de beëedi-
ging van Mr. Kamp en benoemde vervolgens,
met instemming van de raad, tot leden van
de Commissie om de nieuw benoemde burge
meester binnen te leiden, de heeren A. Epe,
als oudste en langst zitting hebbend raads
lid, en S. de Waard, als jongste raadslid.
Bij het binnentreden van Mr. Kamp ver
hieven allen zich van hun zetels, waarna de
heer Vlaming als volgt sprak
Zeer geachte heer Burgemeester.
Het is mij een voorrecht en een eer, onder
deze omstandigheden u te mogen installee
ren en mede namens onze burgerij, te uwer
begroeting een enkel woord te mogen zeggen.
Het zal u zeker een oorzaak van meer dan
gewone tevredenheid zijn, dat ge tot Burge
meester van Texel zijt benoemd. Als jonge
man van 30 jaren de voorkeur te mogen heb
ben uit een respectabele reeks van tachtig
sollicitanten is zeker een feit, dat u tot blijd
schap stemt. Hoeveel te meer, als men het
voorrecht heeft, juist tot burgemeester van
onze gemeente te zijn verkozen. Dit schoone
eiland, met zijn bijkans 8000 inwoners, en zijn
ruim 18000 H.A. grondbezit. Dit eiland, eigen
lijk reeds wereldberoemd, om zijn flora en
zijn fauna, zijn natuurschoon, zijn heldere
luchten en zijn wonderschoone wolkenhemel.
Zoo gezien, is er reden om feest te vieren.
Ook met het u, als vertegenwoordiger van
het Gezag bereiden van een blijde inkomst,
kunnen wij ons heel goed vereenigen.. Eén
van de verschijnselen van onze tijd, die ve
len met zorg vervult, is juist de voortgaande
verslapping en odnermijning van het gezag.
Dat wij in u een ambtsdrager mogen ont
vangen, die pas in de volle gerijpte kracht
van zijn leven, alles kan geven, wat dat nog
jonge leven in zich sluit, wie zou dit niet
kunnen toejuichen Dan is er reden om blij
de te zijn en vreugde te beloonen. Om met
een ruiterstoet, zang en muziek en welke ver-
eenigingen hier ook meer aanwezig mogen,
terwijl ook onze jeugd zich niet onbetuigd
zal laten u in te halen en te defileeren. Ik
meen echter, dat ik zelfs nu niet mag verhe
len, dat dit feestelijk aanzien geen juist
beeld geeft van de toestand in onze gemeen
te. En hiervoor mogen we toch allerminst
onze oogen sluiten. Wij beleven diep ernstige
tijden. Ons geliefde eiland is lang geweest
het z.g. „Gouden Bolt je." Maar hiervan kan
niet meer gesproken worden. De inkomsten
van velen onzer, en dus van onze gemeente,
loopen zoo onrustbarend terug, dat wij de
toekomst met zorg tegemoet gaan. Nu is eco
nomische inzinking overal te constateeren,
de werkloosheid neemt overal bijkans nog
toe en het wordt hoe langer hoe moeilijker,
ieder arbeid, brood en een menschwaardig
sluiting van het IJsselmeer.
En nu hebben "wij in u zeer zeker een kun
dig ambtenaar uit de pas ontgonnen Wierin-
germeerpolder weggehaald. Een groot gedeel
te onzer burgeij wilde echter, aangenomen
dat dit mogelijk was, al is het dan ook met
geheel andere bedoelingen ook de afsluit
dijk wel weg gaan halen. Dit zal echter niet
gaan en is ook voor Texel misschien wel niet
noodig. Wij geven toe, dat daar ligt een be
wijs van energie, van het Nederlandsche kun
nen. Maar wél wenschen wij van harte, dat
de ellende en de nadeelige gevolgen, welke
dat grootsche werk, dat overigens een monu
ment van nationale trots kan zijn, voor ons
veroorzaakt, zooveel mogelijk voor ons mag
worden weggenomen. En dat het u van God
gegeven mag zijn, met al uw gaven en krach
ten, met alle energie, welke in u is, daaraan
te mogen meewerken tot heil van Texels
ingezetenen, dat is onze wensch.
We hebben hier, zooals u bekend, vele werk-
loozen. Van harte hopen wij, dat u zich zult
kunnen inleven in de verschillende nooden
en behoeften, die er bij dezulken gevonden
worden. Ook, dat in de bedrijven, waar ar
beid is en gearbeid wordt, gij zult weten te
bewerken, dat zoowel werkgever als werkne
mer elkander beter leeren verstaan. Dat ze,
mede door uuw initiatief daartoe opgewekt
zullen trachten, het goede voor elkander te
zoeken, om met ineen geslagen handen te
probeeren de ontzettende moeilijkheden, wel
ke er op verschillend gebied zijn, te overwin
nen opdat kapitaal en arbeid in eensge
zindheid mogen worden aangewend, om van
Texel te maken, wat er van te maken is, in
het belang van geheel onze bevolking.
MEVROUW, ook u heet ik namens Texels
burgerij hartelijk welkom. Zonder in bizon-
derheden te treden,mag ik toch wel even zeg
gen, dat ons volk kent edele vrouw van Duit-
schen bloede. Daarom treden wij, ook u, me
vrouw, met vertrouwen tegemoet. Ons wel
kom geldt ook u. Wij twijfelen er niet aan,
of u zult uw echtgenoot, bij het vervullen
van zijn taak, waar noodig, tot steun en bij
stand zijn. Zoo ongekunsteld gaf u, bij onze
eerste kennismaking alhier, te kennen, zoo
blij te zijn op Texel te wezen. Welnu wij ho
pen, dat dit met u en uw echtgenoot bij voort
during zoo mag blijven. En dat Texels inge
zetenen wederkeerig blij mogen zijn met hun
burgemeester en zijn trouwe gade. En waar,
naar mijn vaste overtuiging is, althans het
welslagen van al ons streven en werken af
hangt van de zegen Gods, wensch ik u, me
neer de burgemeester en mevrouw, die ook
voor Texels ingezetenen, naar wij hopen, een
Burgervader en een Burgermoeder zult zijn,
gezondheid, kracht en wijsheid tot het ver
vullen van uw taak en Gods zegen toe.
Mr. A. F. Kamp spreekt.
Hierna hangt de heer Vlaming Mr. Kamp
het teeken zijner waardigheid, de ambtsketen
om. Burgemeester Kamp is zichtbaar ont-
ontroerd, en spreekt, nadat hij de aanwezi
gen, die met hem staande de installatierede
hadden aangehoord, had verzocht te willen
gaan zitten, als volgt
Edelachtbare heeren Wethouders
en leden van de raad
Zeer geachte aanwezigen.
Nu ik voor de eerste maal in de Raadszaal
van dit oude gemeentehuis van deze plaats
het woord tot u mag richten, moge ik be
ginnen met te overtuigen van mijn groote
vreugde over het feit, dat het juist te den
Burg op het schoone Texel mag zijn, waar
het begin ligt van mijn burgemeestersloop
baan.
Verheugend en ontroerend tevens is voor
mij, dat van deze plechtigheid getuige mogen
zijn mijn ouders, die mij mijn leven lang
zooveel gegeven hebben, en die mij, na een
onbezorgde jeugd en heerlijke studententijd,
thans bevestigd zien in dit mooie en door mij
zoo zeer geambieerde ambt.
Zeer gelukkig ben ik voorts over de aanwe
zigheid van familieleden en vrienden, de laat-
sten uit en buiten de ambtelijke kring van
mijn vorige functie. Ik h%b het steeds een
voorrecht geacht, in de Wieringermeer op
mijn bescheiden plaats mede te mogen wer
ken aan de opbouw van het nieuwe land,
waaraan ook wel moeilijkheden verbonden
waren, doch welk gebied onmiskenbare char
mes bezit, omdat er alles jong en frisch is
terwijl zelfs de tradities er vaak nog geboren
en uitgedacht moesten worden. Bij vergelij
king valt het groote verschil op met Texel,
waar oude gewoonten en tradities in eere
worden gehoudenwaar in het historisch
gegroeide groote aantrekkelijkheden schuilen,
waar evenals elders alles wat vele eeuwen
heeft meegemaakt loutering onderging dooi
de tijd.
In de Wieringermeer is het gebruik te spre
ken van „Het oude land", wanneer men een
naam wil geven aan die contreien, die niet
Bij de foto va we deze toelichting: 1. De begroeting aan de haven. U ziet de heer en mevr. Kamp, weth. K. Vlaming en
gem.-secr. C. jonker. 2. Texels Fanfare voor het T.E.S.O.-gebouw. 34. De Jeyeuse Entrée. (Parkstraat). 5. De eerepoort, opge
trokken tusschen de Waag en het perceel van mej. J. C. Eelman. (Dinsdag door de gemeente aangekocht voor de bouw zoodra de
finantiën het toelaten van een nieuw raadhuis). 6. De heer en mevrouw Kamp en anderen op het balcon van Hotel De Lin
deboom. 7 en 9 Hoe druk het was op de Groeneplaats. De orde werd echter volkomen bewaard. Rechts op de voorgrond enkele
ruiters van de stoet, welke gedurende de feestelijkheid op het marktplein stond opgesteld. 8. De heer en mevr. Kamp welk een
beeld des modernen tijds tusschen microfoon en filmcamera.
(Bovenstaande cliché werd ons welwillend afgestaan door de Redactie der Texelsche Courant terwijl wij tevens uit dit blad eenige
deelen uit het uitvoerig overzicht van de installatie overnamen.
tot de eerste Zuiderzeepolder zelf te behoo-
ren, zooals men op Texel naar ik meen te
weten pleegt te spreken van „de overkant",
wanneer men het vaste land wil aanduiden.
De Wieringermeer, omringd door het oude
land, het eiland Texel omspoeld door de
golven, soms bijna al te krachtig beiden
stellen zij hun speciale eischen aan hun be-
stuurderen, beiden zijn zij om verschil
lende redenen, de aandacht van het Neder
landsche volk ten volle waard. Het zijn be
slotenheden, gemeenschappen, waarvoor eens
gezindheid hoofdzaak is én levensvoorwaarde,
zooals tweedracht, waar het de belangen van
het geheele gebied betreft bron kan zijn van
onnoemelijk veel schade voor de streek, van
heel veel leed voor de menschen.
Dat de directeur van de Wieringermeer-
polder Ir. Smeding, deze dag heeft willen
meemaken, stel ik bizonder op prijs. Voorts
mag ik hoewij 1 hij niet aanwezig is niet
nalaten Ir. Roebroek, mijn vorige chef in de
Wieringerdirectie, te gedenken, onder wiens
forsche leiding ik de eerste schreden heb ge
zet op het ambtelijk pad. In het bizonder wil
ik dankzeggen voor zijn presentie de heer
Peters, burgemeester van Medemblik, aan
wie ik zeer veel dank verschuldigd ben, doch
vooral voor het feit, dat hij de eerste gedach
ten tot het burgemeestersambt bij mij heeft
doen rijpen. Missen zal ik ongetwijfeld de
gezellige wekelijksche bezoeken van mijn
vriend Van Eek, hoofd van de bouwkundige
afdeeling, en voorts zeg ik u, gasten op
Texel, dat ik mij ten zeerste verheug over het
uitgeleide van allen, die met mij in de Meer
belangstelden.
U zult het mij, mijne heeren aan deze
groene tafel, wel willen vergeven, dat ik met
een enkel woord afscheid heb genomen van
schillende menschen, die voor mijn vrouw
en mij verbonden blijven aan een volmaakt
gelukkige periode uit ons leven. Doch wat
wij ook achterlaten aan de overkant, ik kom
naar Texel met veel moed en werkkracht voor
de schoone doch moeilijke taak, die mij wach'
en ik hoop, dat het mij gegeven zal zijn, het
in mij gestelde vertrouwen niet te beschamen.
Mijn diepgevoelde dank moge ik richten
tot H. M. de Koningin, Die het mocht beha
gen mij te stellen op deze plaats, teneinde
Haar te vertegenwoordigen in deze gemeente
en voorzitter te zijn van Haar Raad.
Tevens moge ik in deze dank betrekken
Zijne Exc. de Minister van Binnenl. Zaken en
de Heer Comm. der Koningin in deze Provin
cie en voorts allen, die mijn benoeming wel
hebben willen bevorderen.
U, mijnheer de loco-burgemeester, mag ik
voor veel dankzeggen voor de vriendelijke
woorden, aan de Haven en hier tot mij ge
sproken en voorts voor Uw daden het waar
nemen van het burgemeestersambt.
In Uw zoo te waardeeren toespraak hebt U
wel willen wijzen op de moeilijke tijd, die
Texel doormaakt, getroffen als het is in zijn
hoofdbestaansmogelijkheden met als gevol
gen van dien de rampspoed der omvangrijke
werkloosheid, beproevend voor het maat
schappelijk en gezinsleven naast de op deze
wijze getroffen arbeidersstand werden ook
anderen het slachtoffer van de ongunst de!
economische omstandigheden, waaraan wei
nigen ontkomen. De toeneming van het vreem
delingenbezoek de laatste jaren is intusschen
verheugend.
Uiteraard ben ik nog geenszins vertrouwd
met al datgene, wat elk uwer automatisch
voor oogen komt, wanneer het woord „Texel"
U genoemd wordt. Nochtans zij 't mij geoor
loofd op te merken, dat naar mijn meening
in de komende bestuursperiode niet zal ver
geten mogen worden, dat bij het alles wat
we willen ondernemen om bestaansmogelijk
heden te verruimen, om het levenspeil der
bewoners te verbeteren kortom om de ge
meente op hooger plan te brengen dat
deze nieuwe maatregelen ook meestal nieuwe
lasten beteekenen voor de ingezetenen.
Het juiste evenwicht in deze
te vinden zal moeilijk zijn groote waakzaam
heid is vereischt op ieder gebied van het
maatschappelijk bestaan zwaar is de taak
van hem, van wie mag worden verwacht, dat
hij leiding weet te geven en de juiste weg
weet aan te wijzen, welke dient te worden
gevolgd. Het is in dit verband, dat ik dank
baar moge herdenken de arbeid van mijn
ambtsvoorganger, die hier heden niet aanwe
zig kan zijn, doch die ongetwijfeld in gedach
ten met deze plechtigheid medeleeft, wel
licht tevens terugdenkt aan 1 September 1925,
de dag van zijn installatie. Bij zijn vertrek
heeft de heer Oort willen spreken van de
„goede jaren" op Texel doorgebracht en ik
ben er van overtuigd, dat die hem met inte
resse het wel en wee van deze gemeente zullen
doen gadeslaan, een belangstelling, waarin ik
mij zelf gaarne aanbeveel.
Voorts moge ik herinneren aan de toespraak
waarin mijn ambtsvoorganger afscheid nam
van de Raad en waarin hij zijn dank betuig
de voor de hem door zoovelen verleende me
dewerking gedurende zijn ambtsperiode.
Het is op die medewerking, leden van de
Raad, dat ook ik een beroep doe. Bij de veel
heid van problemen, die zich juist te Texel
voordoen, mag ik U vragen de groote lijnen
met mij te willen trekken, waarlangs wij ho
pen dat de ontwikkeling dezer gemeente op
moge gaan en bij dit alles slechts voor oogen
te houden het belang van de gemeente Texel
en haar inwoners, zooals de eed of gelofte,
door U en mij afgelegd, het zoo duidelijk zegt.
Van ons wordt geeischt met geheel ons
kunnen ons te geven aan de belangen der ge
meente en al datgene te doen, wat kan strek
ken ter bevordering van haar ware belangen,
hetgeen moge leiden tot haar groei en ont
wikkeling.
Ik vertrouw, dat Gij te dezen aanzien
bereid zijt tot eenheid, tot eendrachtig samen
werken. Dat hierbij verschil van inzicht mo
gelijk is, ik weet het, doch daarmede kan
eendracht samengaan, wanneer het doel hoog
gesteld is en ons streven beheerscht wordt
door een groote leidende gedachte. Mijner
zijds kunt U er op rekenen dat ik met U zal
samenwerken zonder voorkeur, ontleend aan
staatkundige richting, zonder aanziens des
persoons. Ik vraag U mij te laten deelen in
de vruchten Uwer ervaring, in het voordeel
van Uw kennis van plaatselijke toestanden
en verhoudingen en eindelijk in de veelheid
van Uw persoonlijke gaven en karakter.
Op U, mijnheer de secretaris, moge ik te
vens een beroep doen, op Uw groote ervaring
in de zaken der gemeente, in de ruimste zin
des woords, op Uw kennis van deze uitge
strekte gemeente, op Uw geheele werkzaam
heid. Met groote liefde mocht ik een viertal
jaren helpen een administratie op te bouwen
en uit ondervinding weet ik hoe in dat werk
kunnen liggen groote bevrediging en vol
doening. Moge die in de komende jaren,
waarin ik vertrouw met U op prettige wijze
te mogen samenwerken, in ruime mate Uw
deel zijn.
En in U, mijnheer de secretaris, moge ik
belichamen al de leden van het gemeenteper-
soneel, bij welke tak van dienst en in welke
rang zij ook werkzaam zijn. Groote eerbied
heb ik steeds gehad voor degenen, die tot
goede resultaten wisten op te wekken niet
alleen, doch die daarbij tevens hun medewer
kers wisten te inspireeren TOT VREUGDE
IN DE ARBEID.
Mogen degenen, die anderen onder hun
dagelij ksche leiding mogen hebben en ik
weet thans hier tot hen te behooren mo
gen zij het besef kweeken van de onmisbaar
heid van elk, op de plaats waar hij staat,
waaruit geboren wordt de verantwoordelijk
heid voor de taak, het geloof in de plicht.
Kan hier op deze wijze gewerkt worden,
dan is er eenheid in het doel, gemeenschap
pelijke vreugde in de arbeid, waarover ik mij
altijd innig zal verheugen en steeds zal ik
naar waarde weten te schatten het werk van
een ieder op zijn plaats. Waar het mogelijk is,
zal ik voor de belangen van hen, die dit werk
verrichten, op de bres staan.
Ook tot de pers moge ik een verzoek tot
medewerking richten. Ik ben nog steeds dank
baar voor de tijd, gedurende welke ik aan
een groot dagblad werkzaam mocht zijn ik
leende toen de aantrekkelijkheid kennen van
dit beroep, die gelegen is in de mogelijkheid
tot critiek en de groote invloed op de lezers
kring. Moge deze critiek steeds opbouwend,
moge deze invloed steeds ten goede zijn.
Tenslotte een beroep op u, burgerij van
Texel, verspreid over een groote oppervlakte,
doch gebonden door veel in deze gemeente
met haar speciaal karakter, die dit bekoor
lijke eiland tot haar gebied heeft. Wij weten
allen, dat de bestuurderen alléén niets
kunnen uitrichten, wanneer zij zich niet ge
dragen weten door de krachten, die uit de
burgerij zelf op bloeien, door de eenergie en
taaie wilskracht der burgers, welke leiden tot
daden van burgerzin. Vooral/ in tijden als
deze is de innerlijke bloei der gemeente ten
zeerste afhankelijk van de geestesgesteldheid
der burgers. Moge zij vertrouwen hebben in
degenen, die zij afvaardigden en in wie over
hen werden gesteld.
Ik moge tenslotte een aanhaling doen over
bevolking en land van Texel, uit twee van
de vele brieven, die ik als gelukwensch bij
mijn benoeming mocht ontvangen. Het eer
ste citaat is uit de brief, van een oud vriend
mijner ouders, de auteur van een der weinige
boeken, die iets geven uit het leven en de
strijd van de bewoners onzer noorderlijke
eilandenreeks. Wij weten allen, dat het 't
goede recht is van schrijvers en dichters, in
hun bespiegelingen en beschouwingen over
menschen en toestanden wat te idealiseeren
en te generaliseeren. Doch ook als ik dit voor
oogen houd, doet het mij goed, in genoemde
brief o.a. het volgende te lezen
„Gij zult u onder de Texelaren spoedig
thuis gevoelen, omdat zij, als alle bewoners
van onze Waddeneilanden, menschen zijn met
een oprecht gemoed, een open hart en een
stoere geest.'
Een vriend uit mijn studententijd schreef,
dat Texel hem daarom het liefst was van heel
ons land„omdat het als een miniatuur-
Holland, met zijn kleurig bouquet van qua-
liteiten, die ons land zoo aantrekkelijk ma
ken, doch die op dit eiland door hun scherpe
tegenstelling onderling zoo bizonder bekorend
zijn."
De belangen van dit miniatuur-Holland
dienen met al mijn krachten, zijn bewoners
leiden, en helpen, waar mij dat mogelijk zal
zijn, trachten meerdere en rijkere bloei te
geven aan de gemeente Texel, dat is mijn
vaste wil, dat is mijn heilig voornemen. Moge
op ons aller arbeid Gods onmisbare zegen
rusten.
Met deze bede wil ik aanvaarden mijn taak
als burgemeester van Texel.
Ik heb gezegd. (Applaus).
Hierna voerden nog verschillende sprekers
het -woord en begaven de heer en mevrouw
Kamp zich naar de Lindeboom, waar zij op
het balcon staande, de hulde in ontvangst na
men van het overtalrijke publiek, dat op de
Groeneplaats verzameld was.