28e JAARGANG
ZATERDAG 6 FEBRUARI 1937
No. 14
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WNERINGEN EN OMSTREKEN
TANDHEELKUNDIGE
INRICHTING
GEBR. GOYARTS.
FISCALE LOGICA
ADMINISTRATIE- EN
BELASTINGZAKEN.
HET MALARIAVRAAGSTUK IN
NEDERLAND
ZIJN
KLEINE MEISJE.
WIERINGER COURA
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden I 1.
UITGEVER
BOSKER
WIEKINGEN
1
BÜREAÏ):
Kippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels
Iedere regel meer
f 0.50
f 0.10
Spreekuren 1EDEREN DINSDAG
H.-HOEF CAFE KOK 10—12 UUR.
DEN OEVER: CAFE ZOMERDIJK 12'/ï—3 u.
SPREEKUREN DEN HELDER Loodsgr. 40,
iederen MAANDAG en DONDERDAG
9»/=31/; uur.
Lage, vasrte tarieven.
door Mr. J. H. van Doorne
Advocaat en Belastingconsulent.
27.
De lezers van deze rubriek zullen wel ge
merkt hebben dat de „fiscale logica" een hob
by van mij is. In kan me nu eenmaal niet
anders indenken, dan dat de belastingwetten
en derzelver interpretaties toch begrepen
moeten worden door hen, voor wie zij bestemd
zijn de belastingbetalers. De ongeletterden
wil ik héelemaal uitschakelen. Ik doel dus op
hen, die krachtens hun maatschappelijke po
sitie in staat geacht moeten kunnen worden
begrijpelijk Nederlandsch in zich op te ne
men en te verwerken. Dat moet een dokter
kunnen, een middenstander, een boekhouder,
een onderwijzer, een landbouwer die begrijpt
wat er in de krant staat, kortom ieder, wiens
omgang met de huidige maatschappij hem
een normaal, gezond bevattingsvermogen heeft
bijgebracht, voorzoover hij dit niet reeds had
aangekweekt door lectuur of studie. Maar
probeer dergelijke lieden nu eens belasting
problemen uit te leggen. Ieder moment moet
je hooren maar dat is toch onlogisch
„Niets is onlogisch" zal mij een belastingamb
tenaar zeggen „het is maar een kwestie de
wet te kunnen lezen en dat moet je geleerd
hebben daarom heeft het ook geen zin een
belastingvoorschrift of een interpretatie aan
een leek uit te leggen, zeg eenvoudig Zóó is
het, en daarmee uit!"
Heel gemakkelijk Maar vaak is het ech
ter niet zoo maar zus. Dat „zóó" is dan de
opvatting in de fiscale wereld, en het „zus"
de opvatting van den juridischen raadsman
van den belastingplichtige. Het is heusch wel
meer gebeurd dat een opvatting als evangelie
verkondigd van wege den fiscus, later bleek
niet gedeeld te worden door den Hoogen Raad.
Het belastingbetalend publiek is over het al
gemeen dan ook langzamerhand wel zoo wijs
geworden bij kwesties van eenig geldelijk
belang niet op eigen kompas te varen, mqpr
hulp in te roepen van deskundigen, die
eigenwijs als ze vaak zijn het dikwijls
heelemaal niet met den inspecteur eens zijn.
Desondanks zijn er problemen genoeg waar
toe de meest scherpzinnige raadsman het
zwijgen moet doen; waarbij hij eenvoudig moet
zeggen tegen zijn cliëntik weet het niet.
Komt men dan bij den fiscus om daar de
oplossing te vernemen, dan krijgt men door
gaans géén oplossing maar wel een „dood
doener" te hooren. Nog zeer onlangs bracht
de praktijk schrijver dezes voor een tweetal
van dergelijke puzzle's èn dooddoeners. Het
eerste geval betrof een belastingplichtige die
pas enkele jaren in ons gezegend landje was,
uit een streek kwam waar belastingpapieren fen. Want met een grijns haalt de cliënt een
onbekend waren, hij was veefokker ge
weest in Amerika, waar men hem eens per
jaar kwam mededeelen hoeveel hij betalen
moest, en daar het een schijntje was be
taalde hij en daarmee uit, en zich van
den stapel aangiftebiljetten enz. enz. niets
had aangetrokken. Derhalve werd hij ambts
halve aangeslagen. Het tweede jaar het zelfde
gevalalleen was de aanslag nu een tikje
hooger. Het derde jaar alweer zoo maar nu
was de aanslag zoo hoog dat hij deskundigen
inriep, want van die hooge belastingen hier
begreep hij niets. Wat wonder Bij gebreke
van aangifte had de inspecteur er maar een
slag ingeslagen, en niet zoo mis ook
Toen een en ander den inspecteur omstan
dig was meegedeeld en een nauwkeurige op
gaaf van 'smans vermogen en inkomen was
verstrekt, bleek deze genegen na reclame den
laatsten aanslag te verminderen conform de
werkelijke cijfers. Maar niet die van de vorige
jaren. Toen hem gewezen werd op artikel 109
der wet dat de gelegenheid opent om „onjuis
te aanslagen ambtshalve te verminderen,"
werd geantwoord, dat hij daaraan niet dacht
„omdat die jaren waren afgedaan." En of hem
nu al geantwoord werd dat daar art. 109 nu
r.ét precies voor was, om juist „afgedane"
aanslagen te verminderen, daar tegen „niet
afgedane" de gewone rechtsmiddelen van re
clame en beroep open stonden, niets hielp
„op een afgedane zaak kom ik niet terug."
Probeer nu maar eens een belastingplichtige
die volslagen vreemdeling is op het gebied der
Nederlandsche wetgeving en „recht"spraak,
aan het verstand te brengen waarom, terwijl
de wet de gelegenheid geeft om een aanslag
waarvan de pertinente onjuistheid is bewezen
te verminderen, dat nu juist niet gebeurt
Men kan antwoorden dat de inspecteur niet
behoeft te doen, dat de wet hem wel de ge
legenheid maar niet de verplichting daartoe
oplegt, maar dan is het antwoord natuurlijk
ook in dit geval „Maar als dat artikel
niet op mijn geval van toepassing is, dan is
het nergens op van toepassing."
Of zou men in dat geval moeten antwoor
den „De toepassing hangt af van de huise
lijke omstandigheden van den inspecteur.
Heeft-ie goed geslapen, gezellig ontbeten en
geen ruzie gehad met zijn vrouw, dan wordt
art. 109 toegepastheeft-ie de bokkepruik
op, dan niet
Ik vrees dat wie zoo'n antwoord gaf niet
al te serieus genomen zou worden. Maar in
feite komt de werkelijkheid daar toch héél
dicht bii
Het tweede geval. Op gansch ander terrein.
Een poelier stelt de vraag of hij voor de om
zetbelasting als fabrikant moet worden aan
gemerkt, en dus belastingplichting is. De wet
wordt opgeslagen, hem wordt voorgelezen dat
papier te voorschijn en zegt„Komaan, dan
moet U me eens vertellen waarom een visch-
handelaar die een visch doodt, schraapt, of
stroopt, van de ingewonden ontdoet, schoon
maakt en panklaar verkoopt NIET als fabri
kant wordt aangemerkt en een poelier die
het zelfde doet WEL. Dat is toch zeker zoo
onlogisch mogelijk En meteen deponeert
hij het papier ter tafel waarop staan gedrukt
de twee ministrieele resolutie's, volgens welke
een poelier die bovengenoemde verrichten doet
met betrekking tot wild enz. wél belasting
plichtig is, en een vischhandelaar die precies
het zelfde doet met visch, niét
O zeker men kan wel weer probeeren er een
punt aan te draaien, en zeggen dat de minis
ter de wet niet maakt, dat uiteindelijk de
tariefcommissie het hoogste orgaan is dat in
dezen te beslissen heeft enz. enz. maar, dat
krachtens voorschrift van den minister, waar
aan alle inspecteurs dus gehouden zijn. Jan
die een haas stroopt, schoonmaakt enz. wél
„fabrikant" en dus belastingplichtige is, en
Piet die een paling stroopt, schoonmaakt enz.
niét, wascht al het water van de zee niet af.
Dat is „belastinglogica" waar alleen de fisca
le autoriteiten bij kunnen.
N.V. Centraal Administratiekantoor
UtrechtAmsterdamGorinchemGoes-Soest
Hoofdkantoor Trans 15, Utrecht Tel. 11871
Dir. Mr. J. H. VAN DOORNE.
(een artikel van Dr. J. A. Schuurmans Stek-
hovens Jr. in „Natuur en Mens", Den Haag,
December 1936)
(Vervólg).
De verbreeding van dé infectie bij de bevol
king vindt op verschillende manieren plaats.
De muggen zijn in staat om groote afstanden
te vliegen. In den herfst, in de malaria-over
brengingsperiode dus, doen zij dit in werke
lijkheid niet en worden hoogstens enkele hui
zen bezocht waarvan de bewoners op die
manier besmet kunnen worden. Ook bleek de(
besmetting van nieuwe patiënten plaats te
vinden doordat gezonden in huizen van vroe
gere malaria-patiënten trokken, waarin nog
geïnfecteerde muggen aanwezig waren.
Het laatste buitengewone belangrijke feit,
waarop ik hier de aandacht wil vestigen
meer, dan weer minder parasieten en daaraan
gepaard gaat in hun huizen een grooter of
geringer aantal geïnfecteerde muggen, zoo
dat deze gezonde malaria-patiënten voor het
in stand houden van een malaria-infectie on
der de bevolking een belangrijke rol spelen,
ja, misschien wel de hoofdbron daarvan zijn.
Zij worden niet behandeld, wat wel met de
eigenlijke zieken het geval is en brengen ie
der jaar opnieuw de machinerie van de epi
demie in werking. Bestrijding van malaria
door het genezen van de werkelijke zieken is
dus niet voldoende, ook de gezonde dragers
dienen te worden opgezocht en behandeld, en
wat het uitroeien van de muggen aangaat,
ook dit is niet zoo gemakkelijk als men wel
meende, want behalve de gemakkelijk zicht
bare muggen, die een leek zonder moeite kan
vinden, kunnen er in een huis minstens even
veel verborgen muggenschuilplaatsen aanwe
zig zijn, waarin men de dieren alleen maar
met behulp van toestellen met verre draag
wijdte kan treffen.
Stap voor stap dringt de wetenschap verder
door in dit ingewikkelde malaria-vraagstuk,
maar niet dan na veel en velerlei onderzoe
kingen, die veler medewerking vereischen.
De vraag mag gesteld worden of het gezin
de groote gebieden die de laatste jaren aan
het Nederlandsche grondgebied werden toe
gevoegd en in de komende jaren nog toege
voegd zullen worden, niet wenschelijk is om
voor dit mooie en dankbare werk nieuwe hulp
troepen te recruteeren. Wij beschikken over
meerdere bekwame jonge biologen, die het
niet aan intellect, wel aan voldoende betaald
werk schort. Men geve hun de kans om op
dit gebied mede te werken tot heil van Ne
derland en zijn bevolking.
het bind- en opmaakwerk. Het is dui-
Jdelijk, dat, gezien de reclame-waarde
[van het geheel, men zal trachten het
{geheel zoo smaakvol mogelijk te doen
zijn.
De voorbereidende maatregelen voor
de Boltha 1937 zijn genomen met de
medewerking van de V.Y.V. Heldei's
Belang. Hel bestuur werd gevormd
door cle heeren Klerk, voorz. Yelt-
huys, secr. en Delgorge, penningm.
Tot eere-leden werden benoemd bur
gemeester G. Ritmeester van Den Hel
der en burgemeester G. J Lovink van
Anna Paulowna'
PROVINCIAAL NIEUWS.
het bestaan van zoogenaamde „gezonde" ma-
het „bewerken van goederen waardoor dehuladragers. Deze paradoxale betiteling be-
aard verandert" tot fabrikant bestempelt, en teekent, dat het geval zich voordoet, dat
waar een poelier doode dieren plukt, stroopt, iemand de ziekte onder de leden heeft, zon
schoonmaakt, panklaar maakt, doet hij die der dat hij zich noemenswaard ziek voelt of
dieren een zoodanige bewerking ondergaan neiging heeft zich onder dokters handen te
dat „de aard verandert." j stellen. Dit doet zich veel voor, ja, men mag
Men zegt zulks dan volkomen overtuigd in Jwe* zeggen, dat dragers boven zich ziek voe
den geest van de wet te spreken,, en doet in- j lende patiënten de overhand hebben. Deze
middels een schiedgebedje dat de cliënt maar, menSchen zijn wat men noemt gepremuni-
niet teveel letters gegeten zal hebben, en niet seerd, hebben in hun bloed het evenwicht tus-
behoort tot diegene die alle mogelijke vakbla- j schen parasiet en bloed tot stand gebracht,
den van den eersten tot den laatsten regel na zoodat zij geen aparte malariaziekte-vei schijn
pluizen. Helaas men heeft het slecht getrof- J selen vertoonen. Hun bloed vertoont nu eens
FEUILLETON.
ROMAN NAAR HET ENOELSGH.
11.)
„En de Russische familie, bent u daar ook
nog geweest
„Ja, bij allebei. De beide dames waren heel
beleefd en zeer onder den indruk dat hun
leerares overkomen was. Ze wilden graag alle
mogelijke inlichtingen geven, maar ook die
bleken niet veel waarde te hebben. Mrs. Bur-
nett had in de plaatselijke bladen geadverteerd
dat zij les gaf in Engelsch en Russisch kende
en ze was aangenomen om den kinderen van
de beide families les te geven dat was alles.
Iedereen, die met haar in aanraking kwam,
was getroffen door haar schoonheid en lieve
manieren. Maar ze deed niet de minste moei
te de menschen een weinig nader te komen."
„Hoe kende ze Russisch? Dat is toch iets
ongewoons, dat een Engelsche dames Russisch
kent."
„Ik kan het u niet zeggen. Maar de Russi
sche dames vertelden mij, dat ze die moeilijke
taal voor een vreemdeling wonderbaarlijk
vloeiend sprak, maar waar Mrs. Burnett die
geleerd had, wisten ze niet. Het is wel een
toevalligheid dat de man in den auto, die haar
overreden heeft, ook een Rus was. Ik hoorde
hem met zijn chauffeur praten."
„Kent U ook Russisch?" Mr. Duncan keek
op van de figuurtjes, die hij aan 't teekenen
was op zijn vloeiboek en zag zijn overbuurman
onderzoekend aan.
„Ik heb er speciale studie van gemaakt.
Onder de tegenwoordige politieke omstandig
heden is het noodig, dat een aantal officieren
van het Indische leger Russisch kent. Ik heb
in de grensdistricten behalve ingenieurswerk
ook heel wat politieken arbeid verricht."
„Maar u zult nu toch wel uw militaire loop
baan opgeven, nu u de erfgenaam van Sir
Philip bent geworden
„Uit het leger weggaan riep Giles hoogst
verbaasd uit. „Ik denk er voorloopig nog niet
aan Ik houd veel van den dienst, ik ben pas
zes-en-twintig en voel me nog veel te jong
om nu al als landedelman mijn dagen te gaan
slijten. Neen, ik hoop dezen zomer te gaan
trouwen, zooveel mogelijk te genieten van
mijn verblijf op Manderby Court en dan.
terug te gaan naar Indië met mijn vrouw.'
De toon van geluk, waarop hij dit zei
bracht een glimlach op het gezicht van den
ouden advocaat.
„Ik wensch u alle goeds. En zal de jonge
mevrouw uw pupil met even veel enthousias
me ontvangen als u doet, tenminste als u bij
uw plan blijft om de voogdij over Sylvia Bur
nett op u te nemen
Er kwam een glans in Giles' oogen.
„Ik twijfel geen oogenblik, of ik kan deze
vraag zonder voorbehoud met „ja" beantwoor
den. Miss Cardew is voor een paar dagen uit
de stad. Ik heb haar nog niet gezien naJ mijn
terugkeer in Engeland. Maar ik weet wel ze
ker wat ze zeggen zal.... ze zal een moeder
zijn voor de kleine Sylviade liefste en
beste van alle moeders
ZESDE HOOFDSTUK.
Een ontmoeting.
,Ik denk, Cir Giles, dat U misschien niet
eens een idee hebt van de waarde van dit
juweel."
„Geen flauw idee. Dat is ook de reden dat
ik bij U kom om het te laten taxeeren," ant-
woordde Tredman, geamuseerd kijkend naar
het gezicht van den juwelier, een wereldbe
kend expert op het gebied van edelgesteenten.
Mr. Sharpland, de taxateur, keek zijn bezoe
ker glimlachend aan. Hij had meermalen za
ken gedaan met Sir Giles hij kende de fa
milie Tredman al sinds hijzelf, op jongen leef
tijd, in de zaak van zijn vader was gekomen.
Hij en Giles mochten elkaar gaarne lijden. Ze
stonden nu tegenover elkaar in het privé-
kantoor van mr. Sharpland, achter in den
grooten winkel en de juwelier hield in zijn
hand 't ivoren étui uit de nalatenschap van
Sylvia's moeder.
„U weet natuurlijk dat smaragden tot de
duurste edelseenen behooren", vervolgde de
kleine, vriendelijke man „en de smaragden
in dezen hanger zijn wel de schiterendste die
ik ooit gezien heb. Ik wil U wel zeggen, wat
ik niet licht tegen een ander zeggen zou, wat:
het zijn geen steenen die ik in het bezit van
een gewoon particulier zou verwachten."
,Wat bedoelt U Giles keek den juwelier
verwonderd aan.
„Ik bedoel dat deze steenen van een soort
zijn, die men zou verwachten te vinden in
kroonjuweelen, in elk geval bij personen uit
een vorstelijke familie. Eerlijk gezegd, Sir
Giles, toen ik het sieraad nauwkeurig bekeek
kreeg ik een schok. Het is iets buitengewoons
kostbaars, zoo iets bijzonders
„Wat is uw idee van de waarde
„Zonder aarzelen taxeer ik het op 80.000
pond. Maar ik denk dat ik met 100.000 pond
nog dichter bij de waarheid ben."
Giles staarde den man van verbazing aan.
„Meent U dat werkelijk zei hij eindelijk,
„is dit sieraad werkelijk zóó veel waard
„Ik meen het werkelijk. Als U op het oogen-
Den Helder krijgt zijn „Boltha 1S37."
„Lente in Februari."
Reeds eenige maanden geleden werd
door verschillende belanghebbende in
stanties het denkbeeld geopperd in
Den Helder een holblocrnen-tentoon-
stelling te organiseeren en thans is
hiertoe inderdaad definitief besloten.
Deze tentoonstelling zal genaamd
zijn „Boltha 1937", in verband met
de met zooveel succes bekroonde expo
sitie van bolbloemen, gehouden in
1931, en zal te bezichtigen zijn in de
beide zalen van Musis Sacrum.
Als tentoonstellingsdagen zijn vast
gesteld 18, 19, 20 en 21 Februari.
Na Aalsmeer met zijn „Lente in Ja
nuari" thans dus Den Helder niet
„Lente in Februari."
Deze expositie is het resultaat van
een vruchtbare samenwerking tus-
schen kweekers in de omgeving van
Den Helder en de handelaren ter plaat
se. Middels de veiling heeft men dit
contact gezocht en men verwacht dat
de „Boltha 1937" gezien de belangstel
ling die in Noordhollandsch noordpunt
voor dezen tak van industrie bestaat,
ongetwijfeld een succes zal zijn.
Dooi de kweekers zal hun beste pro
duet ingezonden worden, doch daar
naast zijn het de Heldersche handela
ren, die zorg dragen voor de algemeene
aankleeding der zalen en tevens voor
blik het juweel zoudt willen verkoopen, zou ik
U er contant 70.000 pond voor geven. Beter
kan ik toch niet zeggen."
„Maar Tredman, „het is onbegrijpelijk. Ik
vond dit sieraad in de nalatenschap van een
dame, die in uiterst armoedige omstandighe
den leefde. Ze stierf plotseling bij een tragisch
ongeval en liet haar eenig kind en dit ju
weel in mijn hoede achter. Ze moest hard
werken voor haar brood en leefde zoo'n
beetje, eigenlijk gezegd, van de hand in de
tand. Voor zoover ik uit haar onsamenhan
gende laatste woorden kon opmaken, wilde zij
niet dat dit sieraad van de hand zou worden
gedaan. Tenminste, dat heb ik eruit begre
pen, want de arme vrouw heeft niet meer al
les kunnen zeggen wat ze bedoelde. De zin
werd middenin afgebroken maar ik heb toch
duidelijk de woorden verstaan„Doe het
niet weg, totdat.
„Ik veronderstel", zei de juwelier aarzelend
terwijl hij een beetje zenuwachtig met zijn
handen over het ivoren étui streek „ik ver
onderstel dat U geen reden hebt om te twij
felen aan de .eerlijkheid van de dame
Het sieraad kwam in haar bezitop, ahem!
..absoluut correcte manier?"
„Ik weet niets. „Giles keek den juwelier
onbevangen in de oogen. „Het was puur toe
val... als er tenminste zooiets als toeval in
de wereld bestaatdat ik bij het auto
ongeluk tegenwoordig was, dat aan Mrs. Bur
nett het leven kostte. Ik wandelde juist op
den weg waar het gebeurde. En omdat het
slachtoffer een landgenoote was en die hond
van een automobilist er van door ging zon
der hulp te verlenen, deed ik wat ik kon voor
de arme alleenstaande vrouw en haar kind.
Dat is heel in het kort de geschiedenis. Ik had
nooit van tevoren van mevrouw Burnett ge
hoord en ik kan geen spoor ontdekken van
DEN ORANJE-BAND!
GEMEENTE WIERINGEN.
Bond van Plattelandsvrouwen.
Lezing óver leder-handwerk.
Dinsdagavond hield bovengenoemde
vereeniging (afd. Wieringen) weer een
intieme bijeenkomst in Hotel De Haan.
Te ongeveer 8 uur spreekt Mevr. Bak-
ker-Kuut hel. welkom uit om direct
daarop het woord te geven aan den be
drijfsleider der N.Y. Fijnlederhandel
de Auerhaan" te Amsterdam. Na een
korte interessante inleiding vertoont
deze spr. ons een serie lantaarn-plaat
jes, waarvan de inhoud min of meer
ironisch was bedoeld. Wij zagen de op
humoristische wijze geschetste teeke-
ningen van een Engelschmau, waarin
tot uiting kwam op welke wijze men
het vee, dat in aanmerking komt voor
de levering van leer, moet behandelen
om superieure kwaliteit te krijgen. On
tegenzeggelijk had de teekenaar een
kolossale fantasie. Het leek meer op 'n
serie plaatjes uit „Tit-bits." Tegen het
moment, dat deze plaatjes flauw be
ginnen te worden, krijgen wij eenige
beelden van luxe leder-producten te
zien, welke zeer in den smaak vielen.
En dan toont spr. de aanwezigen de re
sultaten van leder-handwerk gefabri
ceerd door schoolkinderen en inder
daad waren daar prachtige produc
ten gij.
Nadat er thee was rondgediend aan
haar bloedverwanten of van haar verleden.
Maar ik heb genoeg van de wereld gezien om
te weten dat de gestorven vrouw een „Lady"
was, een vrouw van opvoeding en beschaving
en absoluut geen avonturierster. Daarom
weiger ik ook te gelooven dat dit juweel op
incorrecte manier in haar bezit is gekomen."
„Misschien heeft ze een man gehad, die een
ruimer geweten had dan zij opperde de
j uwelier.
„Dat is niet onmogelijk. Toen ze stierf,
maakte zij toespelingen op een man, voor wien
ze bang scheen te zijn. Maar evenals het an
dere dat zij zei, was ook dit onsamenhangend
en afgebroken. Ik kreeg den indruk maar
dat kan ook wel verbeelding geweest zijn
oat ze verlangde dat het kleine meisje tegen
iemand beschermd zou worden., en ze sprak
van het juweel als van een „sleutel". Maar
Wat voor sleutelik heb er geen flauwe
notie van, mr. Sharpland."
,Een sieraad dat zoo verdacht-kostbaar is,
zou zeker de sleutel kunnen zijn tot iemand
van wien bekend is dat hij 't bezeten heeft
en als er ook maar de minste vrees bestaa:t,
dat het meisje, waar U over gesproken hebt,
er door in moeilijkheden zou kunnen komen,
zou ik U aanraden om het goed verborgen te
houden. Tenzij U er de voorkeur aan zou ge
ven om het direct te verkoopen."
„Dat kan ik onmogelijk," antwoordde Giles
gedecideerd, „in elk geval niet voor ik iets
meer weet omtrent mijn kleine pupil. Ik heb
op mij genomen voor het kleine meisje te
zorgen," voegde hij er haastig bij, „en met
het oog op het dringende verzoek van haar
moeder om het niet van de hand te doen, ben
ik op het oogenblik verplicht om het vast te
houden, zeker tot het meisje beslissen kan."
(Wordt vervolgd).