28e JAARGANG ZATERDAG 6 FEBRUARI 1937 No. 14 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WNERINGEN EN OMSTREKEN TANDHEELKUNDIGE INRICHTING GEBR. GOYARTS. FISCALE LOGICA ADMINISTRATIE- EN BELASTINGZAKEN. HET MALARIAVRAAGSTUK IN NEDERLAND ZIJN KLEINE MEISJE. WIERINGER COURA VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden I 1. UITGEVER BOSKER WIEKINGEN 1 BÜREAÏ): Kippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels Iedere regel meer f 0.50 f 0.10 Spreekuren 1EDEREN DINSDAG H.-HOEF CAFE KOK 10—12 UUR. DEN OEVER: CAFE ZOMERDIJK 12'/ï—3 u. SPREEKUREN DEN HELDER Loodsgr. 40, iederen MAANDAG en DONDERDAG 9»/=31/; uur. Lage, vasrte tarieven. door Mr. J. H. van Doorne Advocaat en Belastingconsulent. 27. De lezers van deze rubriek zullen wel ge merkt hebben dat de „fiscale logica" een hob by van mij is. In kan me nu eenmaal niet anders indenken, dan dat de belastingwetten en derzelver interpretaties toch begrepen moeten worden door hen, voor wie zij bestemd zijn de belastingbetalers. De ongeletterden wil ik héelemaal uitschakelen. Ik doel dus op hen, die krachtens hun maatschappelijke po sitie in staat geacht moeten kunnen worden begrijpelijk Nederlandsch in zich op te ne men en te verwerken. Dat moet een dokter kunnen, een middenstander, een boekhouder, een onderwijzer, een landbouwer die begrijpt wat er in de krant staat, kortom ieder, wiens omgang met de huidige maatschappij hem een normaal, gezond bevattingsvermogen heeft bijgebracht, voorzoover hij dit niet reeds had aangekweekt door lectuur of studie. Maar probeer dergelijke lieden nu eens belasting problemen uit te leggen. Ieder moment moet je hooren maar dat is toch onlogisch „Niets is onlogisch" zal mij een belastingamb tenaar zeggen „het is maar een kwestie de wet te kunnen lezen en dat moet je geleerd hebben daarom heeft het ook geen zin een belastingvoorschrift of een interpretatie aan een leek uit te leggen, zeg eenvoudig Zóó is het, en daarmee uit!" Heel gemakkelijk Maar vaak is het ech ter niet zoo maar zus. Dat „zóó" is dan de opvatting in de fiscale wereld, en het „zus" de opvatting van den juridischen raadsman van den belastingplichtige. Het is heusch wel meer gebeurd dat een opvatting als evangelie verkondigd van wege den fiscus, later bleek niet gedeeld te worden door den Hoogen Raad. Het belastingbetalend publiek is over het al gemeen dan ook langzamerhand wel zoo wijs geworden bij kwesties van eenig geldelijk belang niet op eigen kompas te varen, mqpr hulp in te roepen van deskundigen, die eigenwijs als ze vaak zijn het dikwijls heelemaal niet met den inspecteur eens zijn. Desondanks zijn er problemen genoeg waar toe de meest scherpzinnige raadsman het zwijgen moet doen; waarbij hij eenvoudig moet zeggen tegen zijn cliëntik weet het niet. Komt men dan bij den fiscus om daar de oplossing te vernemen, dan krijgt men door gaans géén oplossing maar wel een „dood doener" te hooren. Nog zeer onlangs bracht de praktijk schrijver dezes voor een tweetal van dergelijke puzzle's èn dooddoeners. Het eerste geval betrof een belastingplichtige die pas enkele jaren in ons gezegend landje was, uit een streek kwam waar belastingpapieren fen. Want met een grijns haalt de cliënt een onbekend waren, hij was veefokker ge weest in Amerika, waar men hem eens per jaar kwam mededeelen hoeveel hij betalen moest, en daar het een schijntje was be taalde hij en daarmee uit, en zich van den stapel aangiftebiljetten enz. enz. niets had aangetrokken. Derhalve werd hij ambts halve aangeslagen. Het tweede jaar het zelfde gevalalleen was de aanslag nu een tikje hooger. Het derde jaar alweer zoo maar nu was de aanslag zoo hoog dat hij deskundigen inriep, want van die hooge belastingen hier begreep hij niets. Wat wonder Bij gebreke van aangifte had de inspecteur er maar een slag ingeslagen, en niet zoo mis ook Toen een en ander den inspecteur omstan dig was meegedeeld en een nauwkeurige op gaaf van 'smans vermogen en inkomen was verstrekt, bleek deze genegen na reclame den laatsten aanslag te verminderen conform de werkelijke cijfers. Maar niet die van de vorige jaren. Toen hem gewezen werd op artikel 109 der wet dat de gelegenheid opent om „onjuis te aanslagen ambtshalve te verminderen," werd geantwoord, dat hij daaraan niet dacht „omdat die jaren waren afgedaan." En of hem nu al geantwoord werd dat daar art. 109 nu r.ét precies voor was, om juist „afgedane" aanslagen te verminderen, daar tegen „niet afgedane" de gewone rechtsmiddelen van re clame en beroep open stonden, niets hielp „op een afgedane zaak kom ik niet terug." Probeer nu maar eens een belastingplichtige die volslagen vreemdeling is op het gebied der Nederlandsche wetgeving en „recht"spraak, aan het verstand te brengen waarom, terwijl de wet de gelegenheid geeft om een aanslag waarvan de pertinente onjuistheid is bewezen te verminderen, dat nu juist niet gebeurt Men kan antwoorden dat de inspecteur niet behoeft te doen, dat de wet hem wel de ge legenheid maar niet de verplichting daartoe oplegt, maar dan is het antwoord natuurlijk ook in dit geval „Maar als dat artikel niet op mijn geval van toepassing is, dan is het nergens op van toepassing." Of zou men in dat geval moeten antwoor den „De toepassing hangt af van de huise lijke omstandigheden van den inspecteur. Heeft-ie goed geslapen, gezellig ontbeten en geen ruzie gehad met zijn vrouw, dan wordt art. 109 toegepastheeft-ie de bokkepruik op, dan niet Ik vrees dat wie zoo'n antwoord gaf niet al te serieus genomen zou worden. Maar in feite komt de werkelijkheid daar toch héél dicht bii Het tweede geval. Op gansch ander terrein. Een poelier stelt de vraag of hij voor de om zetbelasting als fabrikant moet worden aan gemerkt, en dus belastingplichting is. De wet wordt opgeslagen, hem wordt voorgelezen dat papier te voorschijn en zegt„Komaan, dan moet U me eens vertellen waarom een visch- handelaar die een visch doodt, schraapt, of stroopt, van de ingewonden ontdoet, schoon maakt en panklaar verkoopt NIET als fabri kant wordt aangemerkt en een poelier die het zelfde doet WEL. Dat is toch zeker zoo onlogisch mogelijk En meteen deponeert hij het papier ter tafel waarop staan gedrukt de twee ministrieele resolutie's, volgens welke een poelier die bovengenoemde verrichten doet met betrekking tot wild enz. wél belasting plichtig is, en een vischhandelaar die precies het zelfde doet met visch, niét O zeker men kan wel weer probeeren er een punt aan te draaien, en zeggen dat de minis ter de wet niet maakt, dat uiteindelijk de tariefcommissie het hoogste orgaan is dat in dezen te beslissen heeft enz. enz. maar, dat krachtens voorschrift van den minister, waar aan alle inspecteurs dus gehouden zijn. Jan die een haas stroopt, schoonmaakt enz. wél „fabrikant" en dus belastingplichtige is, en Piet die een paling stroopt, schoonmaakt enz. niét, wascht al het water van de zee niet af. Dat is „belastinglogica" waar alleen de fisca le autoriteiten bij kunnen. N.V. Centraal Administratiekantoor UtrechtAmsterdamGorinchemGoes-Soest Hoofdkantoor Trans 15, Utrecht Tel. 11871 Dir. Mr. J. H. VAN DOORNE. (een artikel van Dr. J. A. Schuurmans Stek- hovens Jr. in „Natuur en Mens", Den Haag, December 1936) (Vervólg). De verbreeding van dé infectie bij de bevol king vindt op verschillende manieren plaats. De muggen zijn in staat om groote afstanden te vliegen. In den herfst, in de malaria-over brengingsperiode dus, doen zij dit in werke lijkheid niet en worden hoogstens enkele hui zen bezocht waarvan de bewoners op die manier besmet kunnen worden. Ook bleek de( besmetting van nieuwe patiënten plaats te vinden doordat gezonden in huizen van vroe gere malaria-patiënten trokken, waarin nog geïnfecteerde muggen aanwezig waren. Het laatste buitengewone belangrijke feit, waarop ik hier de aandacht wil vestigen meer, dan weer minder parasieten en daaraan gepaard gaat in hun huizen een grooter of geringer aantal geïnfecteerde muggen, zoo dat deze gezonde malaria-patiënten voor het in stand houden van een malaria-infectie on der de bevolking een belangrijke rol spelen, ja, misschien wel de hoofdbron daarvan zijn. Zij worden niet behandeld, wat wel met de eigenlijke zieken het geval is en brengen ie der jaar opnieuw de machinerie van de epi demie in werking. Bestrijding van malaria door het genezen van de werkelijke zieken is dus niet voldoende, ook de gezonde dragers dienen te worden opgezocht en behandeld, en wat het uitroeien van de muggen aangaat, ook dit is niet zoo gemakkelijk als men wel meende, want behalve de gemakkelijk zicht bare muggen, die een leek zonder moeite kan vinden, kunnen er in een huis minstens even veel verborgen muggenschuilplaatsen aanwe zig zijn, waarin men de dieren alleen maar met behulp van toestellen met verre draag wijdte kan treffen. Stap voor stap dringt de wetenschap verder door in dit ingewikkelde malaria-vraagstuk, maar niet dan na veel en velerlei onderzoe kingen, die veler medewerking vereischen. De vraag mag gesteld worden of het gezin de groote gebieden die de laatste jaren aan het Nederlandsche grondgebied werden toe gevoegd en in de komende jaren nog toege voegd zullen worden, niet wenschelijk is om voor dit mooie en dankbare werk nieuwe hulp troepen te recruteeren. Wij beschikken over meerdere bekwame jonge biologen, die het niet aan intellect, wel aan voldoende betaald werk schort. Men geve hun de kans om op dit gebied mede te werken tot heil van Ne derland en zijn bevolking. het bind- en opmaakwerk. Het is dui- Jdelijk, dat, gezien de reclame-waarde [van het geheel, men zal trachten het {geheel zoo smaakvol mogelijk te doen zijn. De voorbereidende maatregelen voor de Boltha 1937 zijn genomen met de medewerking van de V.Y.V. Heldei's Belang. Hel bestuur werd gevormd door cle heeren Klerk, voorz. Yelt- huys, secr. en Delgorge, penningm. Tot eere-leden werden benoemd bur gemeester G. Ritmeester van Den Hel der en burgemeester G. J Lovink van Anna Paulowna' PROVINCIAAL NIEUWS. het bestaan van zoogenaamde „gezonde" ma- het „bewerken van goederen waardoor dehuladragers. Deze paradoxale betiteling be- aard verandert" tot fabrikant bestempelt, en teekent, dat het geval zich voordoet, dat waar een poelier doode dieren plukt, stroopt, iemand de ziekte onder de leden heeft, zon schoonmaakt, panklaar maakt, doet hij die der dat hij zich noemenswaard ziek voelt of dieren een zoodanige bewerking ondergaan neiging heeft zich onder dokters handen te dat „de aard verandert." j stellen. Dit doet zich veel voor, ja, men mag Men zegt zulks dan volkomen overtuigd in Jwe* zeggen, dat dragers boven zich ziek voe den geest van de wet te spreken,, en doet in- j lende patiënten de overhand hebben. Deze middels een schiedgebedje dat de cliënt maar, menSchen zijn wat men noemt gepremuni- niet teveel letters gegeten zal hebben, en niet seerd, hebben in hun bloed het evenwicht tus- behoort tot diegene die alle mogelijke vakbla- j schen parasiet en bloed tot stand gebracht, den van den eersten tot den laatsten regel na zoodat zij geen aparte malariaziekte-vei schijn pluizen. Helaas men heeft het slecht getrof- J selen vertoonen. Hun bloed vertoont nu eens FEUILLETON. ROMAN NAAR HET ENOELSGH. 11.) „En de Russische familie, bent u daar ook nog geweest „Ja, bij allebei. De beide dames waren heel beleefd en zeer onder den indruk dat hun leerares overkomen was. Ze wilden graag alle mogelijke inlichtingen geven, maar ook die bleken niet veel waarde te hebben. Mrs. Bur- nett had in de plaatselijke bladen geadverteerd dat zij les gaf in Engelsch en Russisch kende en ze was aangenomen om den kinderen van de beide families les te geven dat was alles. Iedereen, die met haar in aanraking kwam, was getroffen door haar schoonheid en lieve manieren. Maar ze deed niet de minste moei te de menschen een weinig nader te komen." „Hoe kende ze Russisch? Dat is toch iets ongewoons, dat een Engelsche dames Russisch kent." „Ik kan het u niet zeggen. Maar de Russi sche dames vertelden mij, dat ze die moeilijke taal voor een vreemdeling wonderbaarlijk vloeiend sprak, maar waar Mrs. Burnett die geleerd had, wisten ze niet. Het is wel een toevalligheid dat de man in den auto, die haar overreden heeft, ook een Rus was. Ik hoorde hem met zijn chauffeur praten." „Kent U ook Russisch?" Mr. Duncan keek op van de figuurtjes, die hij aan 't teekenen was op zijn vloeiboek en zag zijn overbuurman onderzoekend aan. „Ik heb er speciale studie van gemaakt. Onder de tegenwoordige politieke omstandig heden is het noodig, dat een aantal officieren van het Indische leger Russisch kent. Ik heb in de grensdistricten behalve ingenieurswerk ook heel wat politieken arbeid verricht." „Maar u zult nu toch wel uw militaire loop baan opgeven, nu u de erfgenaam van Sir Philip bent geworden „Uit het leger weggaan riep Giles hoogst verbaasd uit. „Ik denk er voorloopig nog niet aan Ik houd veel van den dienst, ik ben pas zes-en-twintig en voel me nog veel te jong om nu al als landedelman mijn dagen te gaan slijten. Neen, ik hoop dezen zomer te gaan trouwen, zooveel mogelijk te genieten van mijn verblijf op Manderby Court en dan. terug te gaan naar Indië met mijn vrouw.' De toon van geluk, waarop hij dit zei bracht een glimlach op het gezicht van den ouden advocaat. „Ik wensch u alle goeds. En zal de jonge mevrouw uw pupil met even veel enthousias me ontvangen als u doet, tenminste als u bij uw plan blijft om de voogdij over Sylvia Bur nett op u te nemen Er kwam een glans in Giles' oogen. „Ik twijfel geen oogenblik, of ik kan deze vraag zonder voorbehoud met „ja" beantwoor den. Miss Cardew is voor een paar dagen uit de stad. Ik heb haar nog niet gezien naJ mijn terugkeer in Engeland. Maar ik weet wel ze ker wat ze zeggen zal.... ze zal een moeder zijn voor de kleine Sylviade liefste en beste van alle moeders ZESDE HOOFDSTUK. Een ontmoeting. ,Ik denk, Cir Giles, dat U misschien niet eens een idee hebt van de waarde van dit juweel." „Geen flauw idee. Dat is ook de reden dat ik bij U kom om het te laten taxeeren," ant- woordde Tredman, geamuseerd kijkend naar het gezicht van den juwelier, een wereldbe kend expert op het gebied van edelgesteenten. Mr. Sharpland, de taxateur, keek zijn bezoe ker glimlachend aan. Hij had meermalen za ken gedaan met Sir Giles hij kende de fa milie Tredman al sinds hijzelf, op jongen leef tijd, in de zaak van zijn vader was gekomen. Hij en Giles mochten elkaar gaarne lijden. Ze stonden nu tegenover elkaar in het privé- kantoor van mr. Sharpland, achter in den grooten winkel en de juwelier hield in zijn hand 't ivoren étui uit de nalatenschap van Sylvia's moeder. „U weet natuurlijk dat smaragden tot de duurste edelseenen behooren", vervolgde de kleine, vriendelijke man „en de smaragden in dezen hanger zijn wel de schiterendste die ik ooit gezien heb. Ik wil U wel zeggen, wat ik niet licht tegen een ander zeggen zou, wat: het zijn geen steenen die ik in het bezit van een gewoon particulier zou verwachten." ,Wat bedoelt U Giles keek den juwelier verwonderd aan. „Ik bedoel dat deze steenen van een soort zijn, die men zou verwachten te vinden in kroonjuweelen, in elk geval bij personen uit een vorstelijke familie. Eerlijk gezegd, Sir Giles, toen ik het sieraad nauwkeurig bekeek kreeg ik een schok. Het is iets buitengewoons kostbaars, zoo iets bijzonders „Wat is uw idee van de waarde „Zonder aarzelen taxeer ik het op 80.000 pond. Maar ik denk dat ik met 100.000 pond nog dichter bij de waarheid ben." Giles staarde den man van verbazing aan. „Meent U dat werkelijk zei hij eindelijk, „is dit sieraad werkelijk zóó veel waard „Ik meen het werkelijk. Als U op het oogen- Den Helder krijgt zijn „Boltha 1S37." „Lente in Februari." Reeds eenige maanden geleden werd door verschillende belanghebbende in stanties het denkbeeld geopperd in Den Helder een holblocrnen-tentoon- stelling te organiseeren en thans is hiertoe inderdaad definitief besloten. Deze tentoonstelling zal genaamd zijn „Boltha 1937", in verband met de met zooveel succes bekroonde expo sitie van bolbloemen, gehouden in 1931, en zal te bezichtigen zijn in de beide zalen van Musis Sacrum. Als tentoonstellingsdagen zijn vast gesteld 18, 19, 20 en 21 Februari. Na Aalsmeer met zijn „Lente in Ja nuari" thans dus Den Helder niet „Lente in Februari." Deze expositie is het resultaat van een vruchtbare samenwerking tus- schen kweekers in de omgeving van Den Helder en de handelaren ter plaat se. Middels de veiling heeft men dit contact gezocht en men verwacht dat de „Boltha 1937" gezien de belangstel ling die in Noordhollandsch noordpunt voor dezen tak van industrie bestaat, ongetwijfeld een succes zal zijn. Dooi de kweekers zal hun beste pro duet ingezonden worden, doch daar naast zijn het de Heldersche handela ren, die zorg dragen voor de algemeene aankleeding der zalen en tevens voor blik het juweel zoudt willen verkoopen, zou ik U er contant 70.000 pond voor geven. Beter kan ik toch niet zeggen." „Maar Tredman, „het is onbegrijpelijk. Ik vond dit sieraad in de nalatenschap van een dame, die in uiterst armoedige omstandighe den leefde. Ze stierf plotseling bij een tragisch ongeval en liet haar eenig kind en dit ju weel in mijn hoede achter. Ze moest hard werken voor haar brood en leefde zoo'n beetje, eigenlijk gezegd, van de hand in de tand. Voor zoover ik uit haar onsamenhan gende laatste woorden kon opmaken, wilde zij niet dat dit sieraad van de hand zou worden gedaan. Tenminste, dat heb ik eruit begre pen, want de arme vrouw heeft niet meer al les kunnen zeggen wat ze bedoelde. De zin werd middenin afgebroken maar ik heb toch duidelijk de woorden verstaan„Doe het niet weg, totdat. „Ik veronderstel", zei de juwelier aarzelend terwijl hij een beetje zenuwachtig met zijn handen over het ivoren étui streek „ik ver onderstel dat U geen reden hebt om te twij felen aan de .eerlijkheid van de dame Het sieraad kwam in haar bezitop, ahem! ..absoluut correcte manier?" „Ik weet niets. „Giles keek den juwelier onbevangen in de oogen. „Het was puur toe val... als er tenminste zooiets als toeval in de wereld bestaatdat ik bij het auto ongeluk tegenwoordig was, dat aan Mrs. Bur nett het leven kostte. Ik wandelde juist op den weg waar het gebeurde. En omdat het slachtoffer een landgenoote was en die hond van een automobilist er van door ging zon der hulp te verlenen, deed ik wat ik kon voor de arme alleenstaande vrouw en haar kind. Dat is heel in het kort de geschiedenis. Ik had nooit van tevoren van mevrouw Burnett ge hoord en ik kan geen spoor ontdekken van DEN ORANJE-BAND! GEMEENTE WIERINGEN. Bond van Plattelandsvrouwen. Lezing óver leder-handwerk. Dinsdagavond hield bovengenoemde vereeniging (afd. Wieringen) weer een intieme bijeenkomst in Hotel De Haan. Te ongeveer 8 uur spreekt Mevr. Bak- ker-Kuut hel. welkom uit om direct daarop het woord te geven aan den be drijfsleider der N.Y. Fijnlederhandel de Auerhaan" te Amsterdam. Na een korte interessante inleiding vertoont deze spr. ons een serie lantaarn-plaat jes, waarvan de inhoud min of meer ironisch was bedoeld. Wij zagen de op humoristische wijze geschetste teeke- ningen van een Engelschmau, waarin tot uiting kwam op welke wijze men het vee, dat in aanmerking komt voor de levering van leer, moet behandelen om superieure kwaliteit te krijgen. On tegenzeggelijk had de teekenaar een kolossale fantasie. Het leek meer op 'n serie plaatjes uit „Tit-bits." Tegen het moment, dat deze plaatjes flauw be ginnen te worden, krijgen wij eenige beelden van luxe leder-producten te zien, welke zeer in den smaak vielen. En dan toont spr. de aanwezigen de re sultaten van leder-handwerk gefabri ceerd door schoolkinderen en inder daad waren daar prachtige produc ten gij. Nadat er thee was rondgediend aan haar bloedverwanten of van haar verleden. Maar ik heb genoeg van de wereld gezien om te weten dat de gestorven vrouw een „Lady" was, een vrouw van opvoeding en beschaving en absoluut geen avonturierster. Daarom weiger ik ook te gelooven dat dit juweel op incorrecte manier in haar bezit is gekomen." „Misschien heeft ze een man gehad, die een ruimer geweten had dan zij opperde de j uwelier. „Dat is niet onmogelijk. Toen ze stierf, maakte zij toespelingen op een man, voor wien ze bang scheen te zijn. Maar evenals het an dere dat zij zei, was ook dit onsamenhangend en afgebroken. Ik kreeg den indruk maar dat kan ook wel verbeelding geweest zijn oat ze verlangde dat het kleine meisje tegen iemand beschermd zou worden., en ze sprak van het juweel als van een „sleutel". Maar Wat voor sleutelik heb er geen flauwe notie van, mr. Sharpland." ,Een sieraad dat zoo verdacht-kostbaar is, zou zeker de sleutel kunnen zijn tot iemand van wien bekend is dat hij 't bezeten heeft en als er ook maar de minste vrees bestaa:t, dat het meisje, waar U over gesproken hebt, er door in moeilijkheden zou kunnen komen, zou ik U aanraden om het goed verborgen te houden. Tenzij U er de voorkeur aan zou ge ven om het direct te verkoopen." „Dat kan ik onmogelijk," antwoordde Giles gedecideerd, „in elk geval niet voor ik iets meer weet omtrent mijn kleine pupil. Ik heb op mij genomen voor het kleine meisje te zorgen," voegde hij er haastig bij, „en met het oog op het dringende verzoek van haar moeder om het niet van de hand te doen, ben ik op het oogenblik verplicht om het vast te houden, zeker tot het meisje beslissen kan." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1937 | | pagina 1