BERTELS
?8e JAARGANG
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1937
No. 98
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN
TANDHEELKUNDIGE
INRICHTING
GEBR. GOYARTS.
DE
BULTENAAR.
ADMINISTRATIE- EN
BELASTINGZAKEN.
N.V. W. A. C. O. - HOORN
ZOMERDIENSTREGELING.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER WIERINGEN.
BUREAU1
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels f 0.50
Iedere regel meer f 0.10
VERPLAATST naar Hotel Centraal
S. Kaan Pz., Telefoon 18.
H.-HOEF IEDEKEN DINSDAG 10—3 UUR.
Lage vaste tarieven. Ook voor Ziekenfondsl.
ANNA PAULOWNA HOTEL VEERBURG.
SPREEKURENVOLGENS AFSPRAAK.
IETS OVER RECHTEN EN
VERPLICHTIGEN
door Mr. J. H. van Doorne,
Advocaat en Belastingconsulent.
40.
De vraag „ben ik tot dit of dat verplicht?"
of „mag de inspecteur mij dit of dat vra
gen" ligt den belastingplichtigen die in
conflict met den fiscus is gekomen, meest voor
in den mond. In het algemeen kan men zeg
gen dat het stellen van die vraag bewijst dat
bij den contribuabel niet het juiste idee voor
zit van zijn verhouding tot den fiscus. Begreep
hij die verhouding juist, dan begreep hij dat
hij als belastingplichtige verplicht is bij te
dragen in het huishouden van den slaat in
verhouding tot zijn inkomen en vermogen, en
dat zijn verhouding tot de ambtenaren van
den fiscus geen andere is, dan dat deze aan de
hand van de wet moeten bepalen hoe groot
zijn aandeel in die bijdrage is, dan zou hij
niet vragen of hij dit of dat moet doen en of
de inspecteur dit of dat mag doen, maar zon
der zijn wettelijke verplichtingen haarfijn te
willen afmeten en uitgesponnen te zien, alles
doen wat in zijn vermogen was om zijn inko
men op het juiste bedrag bepaald te zien. Wij
laten hier buiten beschouwing of de wet zelve
niet vaak aanleiding is tot grove onbillijkhe
den, niet alleen omdat door de redactie der
wettelijke bepalingen worden geëischt die de
belasting naar draagkracht geheel miskennen,
maar ook omdat de wet aanleiding geeft tot
willekeur, iets wat in een belastingwetgeving,
uiteraard reeds minder sympathiek beschouwd
bij allen die er aan onderworpen zijn, in het
geheel niet behoort voor te komen. Wij laten
dit echter hier verder buiten beschouwing, en
volstaan met te verklaren dat een en ander
helaas het geval is.
Anderzijds mag niet worden voorbij gezien,
dat er ook belasting ambtenaren zijn, die hun
taak voorbijzien, en wier optreden aanleiding
is om te denken dat het hen niet er om te
doen is belasting te heffen naar recht en
billijkheid voorzoover de wet deze laatste
toelaat doch om zooveel mogelijk binnen
te halen. Het feit, dat niet te ontkennen is,
dat sommige ambtenaren in kringen van ac
countants en belastingconsulenten den naam
hebben „fiscaal" te zijn, bewijst dat er zoo
danige ambtenaren zijn. Waarbij wij niet
onvermeld willen laten dat speciaal de wet
op richtige heffing zeer veel kwaad bloed
gezet heeft, en in genoemde kringen terecht
ontstemming heeft gewekt over de wijze
waarop de toepassing plaats vindt.
Wanneer wij dan ook de bovengenoemde
categoriën uitschakelen, dus zoowel de con-
tribuabelen wien het er om te doen is den
fiscus zoo min mogelijk te vertellen en dezen
FEUILLETON
Naar het Fransch van Paul Féval.
52.)
Wat scheelt u vroeg de prins ver
wonderd.
Een kleine herinnering aan het bal,
monseigneur een verrekking.
Hij zal te veel gedanst hebben, zei
den de jonge volgelingen van Gonza-
ga, die zich in de laatste oogenblik-
keix weder bij hem gevoegd en die ge-
heele tooneel bijgewoond hadden.
Gij wilt spotten, mijne lieeren, zei-
de Gonzaga, een strengen blik op hen
slaande, doch dat zou niet geraden
zijn, want deze persoon zou misschien
wel met ons kunnen spotten.
O, monseigneur riep Esopus zedig
uit.
Ik zeg, wat ik denk, mijne heeren,
hervatte Gonzaga hier hebt go uw
meester. En toen zij dit met veront
waardiging schenen te willen ontken
nen, herhaalde hij nadrukkelijk Hij
is uw meester hij alleen is mij meer
van nut geweest dan gij allen te za-
mon. Hij had ons beloofd, dat mijn
heer de Lagardère op het bal van den
regent zou komen en hij is er geweest.
Als monseigneur ons had willen he
iasten begon Oriol.
Mijne heeren, her.vatte Gonzaga,
zonder acht op hen te slaan, men laat
Lagardère niet gaan en komen wan
neer men wil. Ik hoop dat wij er niet
eerlang opnieuw de overtuiging van
zullen opdoen.
En toen allen elkander daarop vra
gend aanzagen, vervolgde hij Wij
zoo dom mogelijk te houden, als de belasting
ambtenaren wien het er om te doen is vóór
alles zoo veel mogelijk binnen te halen, en
ons zouden bepalen tot de contribuabelen en
de inspecteurs die in onderling overleg den
keizer willen geven wat des keizers is, maar
ook niet meer dan dat, zou de beantwoording
der gestelde vragen gerust kunnen achter
wege blijven. Maar helaas de toestand
is nu eenmaal zoo, dat goedwillende belas
tingplichtigen de gal wel eens overloopt, en
zij. ten einde „te weten waar zij aan toe zijn,"
wenschen afgebakend te zien, hoever hun
verplichtingen reiken. Wij gaan van de ver
onderstelling uit, bij de beantwoording van
die vragen, dat aan de éérste wettelijke ver
plichting, de richtige invulling van het aan
giftebiljet, ten volle is voldaan. lederen aan
gever staan dan na de aangifte twee moge
lijkheden te wachten dat hem vóór den aan
slag nadere inlichtingen worden gevraagd, en
dat hem gevraagd wordt inzage te verleenen
van boeken en bescheiden. Verplicht is tot
dit laatste slechts de koopman doch ieder
een kan begrijpen, dat, indien hem nadere
telichting tot een of meer posten van zijn
aangiftebiljet wordt gevraagd, en hij geeft
deze niet, er weinig kans is, dat de aanslag
conform de aangifte zal worden opgelegd
immers terecht zal de inspecteur uit de wei
gering opmaken dat er „iets loos" is. Het is
voorgekomen dat een inspecteur vroeg bij de
aangifte een staat van de aanwezige effecten
over te leggen de Minister besliste dat hij
daartoe het recht niet heeft, en dit voortaan
behoorde achterwege te laten. Maar niemand
kan den inspecteur de bevoegdheid ontzeg
gen na gedane aangifte, naar zoodanige ge-
specifeerde opgaaf te vragen wat toch ook
logisch is, daar hij moet kunnen controleeren
of de waarde wel juist is aangegeven.
Men kan worden uitgenoodigd ter inspectie
te verschijnen ten einde een gedane aangifte
mondeling toe te lichten. Ook zonder dat er
van eenige rivaliteit sprake is, kan de contri
buabel daar weinig voor voelen, bijvoorbeeld
omdat zijn aangifte is becijferd door zijn ac
countant of belastingconsulent, omdat hij het
te druk heeft, of om soortgelijke redenen.
Verplicht persoonlijk te komen is hij niet
doch het ligt voor de hand dat hij van zijn
goeden wil blijk geeft door te verzoeken de
opheldering schriftelijk te mogen geven, dan
wel te vragen in zijn plaats zijn gemachtigde
te willen hooren. De zelfde uitnoodiging staat
hem te wachten na ingediende reclame ook
hier geldt weer dat op het niet voldoen aan
de uitnodiging geen sanctie staat, doch dat
men bij een botte weigering zonder meer de
gevolgen af moet wachten. Uit de woorden van
art. 74 der wet„de inspecteur heeft het
recht te vorderen dat de reclamant zijn ge
machtigde vergezelt" leide men niet af, dat
het ter inspectie verschijnen een verplichting
is de bedoeling van den wetgever is, dat
als de inspecteur een gemachtigde toelaat, hij
kan eischen dat de reclamant zelve meekomt.
Zou deze dus zijn gemachtigde zenden, en
ondanks het gedane verzoek zelf niet meeko
men, dan heeft de inspecteur het recht den
gemachtigde te weigeren. Toont de reclamant
echter zijn goeden wil tot het verstrekken van
eventueel te vragen inlichtingen door zich
daartoe bij voorbaat, doch uitsluitend schrif
telijk, bereid te verklaren, dan kan kwalijk
eenig nadeel hieruit voortvloeien.
Iets ingewikkelder wordt de zaak, waar
den reclamant de verplichting is opgelegd,
dat hij is „gehouden" zegt de wet, inzage
te verleenen van boeken en bescheiden. Aller
eerst moet vast staan dat deze kunnen „die
nen tot staving van zijne beweringen." Wan-
neer men dus aangegeven heeft een bepaald
bedrag als winst, dito als opbrengst van on-
roerend goed, dito als opbrengst van effecten,
j en, na te hoog te zijn aangeslagen blijkt dat
de inspecteur bezwaar heeft gemaakt tegen
het aangegeven winstcijfer en dit verhoogd
heeft, dan zal men dus reclameeren tegen
dit feit, en bij die reclame beweren dat de
aangifte van dat bedrag juist is geweest.
Heeft dan de inspecteur of de rijksaccoun
tant het recht inzage te vragen van boeken
en bescheiden die geen betrekking hebben op
de gemaakte winst, doch alleen op het onroe
rend goed of het effectenbezit Veelal, ja
wij durven zeggen steeds wordt bij onderzoek
na reclame door den rijksaccountant inzage
van alles gevraagd wat op de aangifte be
trekking heeft. Ten onrechte men is slechts
verplicht over te leggen die boeken en be
scheiden welke kunnen dienen tot staving
der gedane „beweringen." Doch, en dit stel
len wij voorop, dat onroerend goed of dat ef
fectenbezit moet dan ook absoluut afgeschei
den zijn van de winstberekening, en geheel
buiten de bron van inkomen „onderneming en
arbeid" staan.
Eigenaardig is de bepaling dat hij, wien
inzage van de boeken en bescheiden is ge
vraagd, geacht wordt die te hebben, tenzij hij
het tegendeel aannemelijk maakt. Terecht
werd destijds tegen deze redactie blijkens het
Voorloopig Verslag Ie K. bezwaar gemaakt
immers, afgezien nog van de absolute onmo
gelijkheid van bewijs, is het in zeer vele ge
vallen niet doenlijk aannemelijk te maken
dat men iets niet in zijn bezit had, toen de
inzage gevraagd werd. De Minister maakte
zich er van af-met te zeggen dat deze uit
drukking „aannemelijk maken" was gekozen
om te doen uitkomen dat men kan volstaan
met een minimum van bewijs, ja zelfs met
een bloot gemoedelijke overtuiging. Doch dat
er zoowel aan de „gemoedelijkheid" als aan
de „overtuiging" nog wel eens wat ontbreekt
bij de vertegenwoordigers van den fiscus, zal
kwalijk kunnen worden weersproken. En het
is dan ook bij zoodanig conflict steeds de
Raad van Beroep die in appèl moet beslissen
of voldoende is „aannemelijk" is gemaakt of
niet, daar het vrijwel onmogelijk schijnt den
fiscalenambtenaren „bloot gemoedelijk te over
tuigen" dat men iets niet gehad heeft, welks
inzagedoor den juist werd op prijs gesteld.
N.V. Centraal Administratiekantoor
UtrechtAmsterdamGorinchemGoes-Soest
Hoofdkantoor Trans 15 Utrecht Tel. 11871.
Directeur Mr. J. H. VAN DOORNE.
meegesleurd en totaal vernield. De be
stuurder werd op slag gedood. De
wrakstukken van den auto lagen 300
meter het land in.
HOOGE INNINGSKOSTEN
MOTORRIJTUIGENBELASTING.
Gemiddeld f 4.50 per voertuig
per jaar.
In een adres aan den minister van
Waterstaat heeft de K.N.A.C. ver
zocht het daarheen te willen leiden,
dat de inningskosten van de motorrij
tuigen-belasting zooveel mogelijk zul
len worden beperkt.
Op de Verkeersfondsbegrooting 1937
werd voor de inning van de motorrij
tuigen- en rijwielbelasting niet min
der dan 1.2 mill. uitgetrokken, waar
van 9 ton voor de motorrijtuigen- en
o ton voor de rijwielbelasting.
Het uitreiken van belasting-docu
menten voor rond 200.000 voertuigen
vordert een bedrag van 9 ton, hetgeen
gemiddeld per jaar neerkomt op f 4.50
per voertuig.
Maakt men een berekening naar
het aantal benoodig^e handelingen
voor de inning der belasting, dan
komt men ongeveer op f 1 per hande
ling, hetgeen gezien den eenvoudigen
aard van deze handelingen eveneens
zeer hoog moet worden geacht.
De bepaling van het bedrag dei in
ningskosten is van directen invioed
op de vaststelling van de bedragen
voor den aanleg' en verbetering van
rijks- en provinciale planwegen, aan
gezien de wettelijke percentages wor
den berekend naar de opbrengst van
de belastingi, verminderd met de in-
ningskosteiik. Hoewei de opbrengst
xan de belasting voor een gioot. deel
ten goede komt aan de in het
verkeei sfonds vcreehigde verkeers-
categorieën, die alle verlies op.everen
is toch het motorwegverkeer dienten
gevolge het belangrijkste slachtoffer
van de hooge inningskosten.
De inningskosten staan op de Ver
keersfondsbegrooting onder de uitga
ven van het hoofdstuk Landwegen ge
boekt, waardoor voor vélen ten on
rechte de indruk wordt gewekt, dat
dit bedrag aan wegenbouw wordt be
steed.
BINNENLANDSCH NIEUWS.
CHAUFFEUR GEDOOD.
Op onbewaakten overweg.
Donderdagmorgen is een vracht
auto uit Papendrecht op den onbewaar
jten overweg in den achterweg onder
Nootdorp, bestuurd door een 23-jari-
gen chauffeur, door een sneltrein uit
de richting Gouda komende, gegrepen
De vracht-auto werd ongeveer 400 M.
kunnen openhartig spreken. Ik zal
dezen persoon aan mij verbinden,
want ik heb vertrouwen op hem, en
ik zeg zoowel ten aanhoore van hem
als van u allen Als Lagardère niet
dood is, verkeeren wij allen in gevaar.
Gedurende de stilte, die er volgde
scheen de bultenaar nog meer verwon
derd dan iemand der anderen en mom
pelde hij Hebt ge hem dan laten ont
snappen
Ik weet het niet. De mannen, die ik
om tijding uitgezonden heb, blijven
buitengewoon lang weg. Ik ben er
niet gerust op en ik zou goed geld wil
len geven om met zekerheid te weten,
waaraan ik mij te houden heb.
De financiers en edellieden, die het
gezelschap uitmaakten, poogden een
onbevangen gezicht te zetten
Wij zijn gelukkig talrijk en sterk ge
noeg, zeide Navailles.
Gij spreekt zonder kennis van za
ken, viel Gonzaga hem in de rede. Ik
hoop, dat niemand meer zal beven
dan ik, wanneer het noodig is een
grooten slag te slaan.
Monseigneur wij zijn u trouw,
werd er van allez zijde .geroepen.
Dat weet ik, antwoordde de prins
droogjes daar heb ik voor gezorgd.
En daarop vervolgde hij tegen den
bultenaar
Gij hebt ons een groote dienst bewe
zen, vriendje.
O, dat heeft niets te beteekenen,
monseigneur.
Geen valsche schaamte als 't u be
lieft. Gij hebt goed gewerkt zeg,
welk loon gij verlangt.
De bultenaar, den lederen zak nog
altijd in de hand om en om draaiende
antwoordde
Waarlijk, het is de moeite niet waard
Daaruit merk ik op dat gij een bui-
sporigen prijs zult vragen. Maar be
ter dat, dan een kostelooze dienst
want daar schuilt altijd verraad ach
ter. Noem uw prijs.
Als monseigneur het dan volstrekt
verlangt, zeide de bultenaar met groo
te verlegenheid. Maar ik durf mijn ver
verzoek bijna niet doen aan monseig
neur. Ik ben zeker dat monseigneur
den draak met mij zal steken.
Ik wed honderd louis d'or, dat
vriend Esopus verliefd is riep Na
vailles uit, waarop een algemeen ge
lach volgde. Gonzaga en de bultenaar
waren de eenigen, die in deze vroo-
lijkheid niet deelden, want de eerste
hield zich overtuigd, dat hij den laat
ste nog zou noodig hebben. Gonzaga
was wel hebzuchtig, maar niet gierig.
Hij was niet aan geld gehecht en kon
het bij voorkomende gelegenheden met
volle handen uitstrooien. Thans ver
langde hij vooral twee dingen hij
wilde dezen geheiraziimigen persoon
tot zijn werktuig maken en hij witcle
hem leeren kennen. Naar dit tweele
dige doel richtte hij zich.,
Waarom zou hij niet verliefd zijn
vroeg Gonzaga dus met den meesten
ernst. Als het van mij afhangt, be
loof ik, dat hij zijn wensch zal krij
gen, want er.zijn diensten, die men
niet uitsluitend met geld betaalt.
Monseigneur, ik ben u erkentelijk,
zeide de bultenaar. Het is liefde, of
eerzucht, of nieuwsgierigheid, - ik
weet het niet, welken naam ik moet
geven aan den hartstoch;, die mij
kwelt. Deze heeren lachen en niet ten
onrechte maar ik lijd er onder.
Gonzaga reikte hem de hand en de
bultenaar kuste die, maar men zag,
dat zijne lippen trilden.
Nieuwsgeierigheid, eerzucht of ver
liefdheid, wat doet het, er toe, hoe de
BUITENLANDSCH NIEUWS.
Liquidatie van het bagno.
Ex-bannelingen in Frankrijk
teruggekeerd.
Veertig ex-bannelingen van de be
ruchte Fransche strafkolonie in Guya
na, die hun straftijd hebben uitge
diend, zijn te St. Nazaire aan land ge
Onze uitgebreide dienst en tariefregeling
a 5 ct. Verkrijgbaar bij de chauffeurs
en in Bosker's Boekh. H.-hoef-Middenmeer.
kwaal heet hernam hij daarop. Ik
heb een ellendig leven geieid. Ik moge
mismaakt zijn, maar ik hen toch een
mensch waarom zou iiv dus niet ve'*
liefd of nieuwsgierig of eerzuchtig
zijn, mijne heeren Jong ben ik niet
meer en ik ben het nooit geweest. Ge
vindt me leelijk., niet waar Wel au
vroeger was ik nog leelijker. De leelijk
lieid heeft het voordeel, dat men er
met den tijd aan gewoon raakt, even
als aan de schoonheid. Gij lieden ver
liest in dit opzicht voortdurend i!'
voor mij win er meer en meer bij, ca
in het graf zullen wij allen aan elkai
der gelijk zijn. Na een oogenblik ge
zwegen te hebben, vervolgde hij
maar er is nog iets ergers dan de lee-
lijkheid, namelijk de armoede. Ik was
doodarm ik had geen ouders mee
Misschien zijn zij bij mijne geboorte
bang van mijne leelijkheid geworden
en hebben zij mij te vinden gelegd
Ik weet niet, wie zich mijner aange
trokken heeft. ïk sliep op de straat
steenen en ik at wat honden overlie
ten. Een goede leerschool, mijne hee
ren, maar; ik ben er hardvochtig in
geworden. Men bespotte mij en lachte
mij uit. De ergernis leerde mij mijne
krachten kennen doch ben ik, die
eenmaal kennende, overmoedig ge
weest Degenen, die mijne vijanden
waren zijn er niet meer om het te
verklaren.
Dit zeggende en vooral de toon, waar
op het werd uitgesproken, was zoo on
verwacht, dat de spotlach van het ge
laat der jonge edellieden verdween.
Zelfs de aandacht van Gonzaga was
geboeid.
Zoodra ik wist, dat ik sterk was,
kreeg ik begeerte om rijk te worden
ging de bultenaar voort, en onder het
gelach en den spot heb ik daar tien ja-
Doet Uw jonge hennen
uitgroeien tot krachtige
en goede legsters door
Bertels' Kunstkorrel
Volledig dagrantsoen.
Indien niet ter plaatse verkrijgbaar
geschiedt levering door de fabriek
ongefrankeerd onder rembours
of na bestelling per postwissel.
5 KG 10 KG 50 KG
Bertels' Kunstkorrel B (vastzittende
kippen) f. 0.90 1.50 5.75
Ratio Superstandaard Kunstkorrel
(losloopende kippen) f. 5.20
Oliefabrieken Afd. Kunstkorrel, Amsterdam
gaan. Dit is de eerste groep, die in
Frankrijk terugkeert sinds de nieuwe
plannen voor de afschaffing van de
verbanningsstrajf zijn aangenomen.
Vroeger moesten deze ongelukki-
gen, na het verstrijken van hun straf
tijd, nog evenlang in Guyana blijven
als hun straf had bedragen. Dit sy
steem was bekend onder den naam
„doubleeren." Officieel is de strafko
lonie nog niet afgeschaft, doch in af
wachting hiervan worden geen nieu
we gestraften meer uitgezonden en
t bannelingenschip „Martinére" wordt
thans voor andere doeleinden gebruikt
Toen de ex-bann'elingen, Franschen
en Noord-Afrikanen, voet aan wal zet
ten, werden zij begroet door Charles
Péan, een officier van het Leger des
Ileils, die veel heeft gedaan voor de
afschaffing van de strafkolonie.
Familie-geraamte gestolen.
Een typisch Enge-scli voorval
Dc eigenaar van (.en oud landhuis
e Hiddeston (Engeland) heeft een be-
iooning van 5 pond uitgeloofd voor
de terugzending van een geVaamie,
dat uit een van de kerkers van het
huis is gestolen.
De eigenaar ontdekte den griezeli-
gen diefstal, toen hij van vacantie te
rugkeerde. Het geraamte is sinds vele
jaren een bezienswaardigheid van het
huis geweest. Bezoekers mochten
door de tralies in de deur van den kei'
ker er naar kijken. Het geraamte zat
op een ouden eiken stoel, waaraan hel
met een keten was vastgemaakt
Het was het geraamte van een langen
man, naar men vermoedt van iemand
die werd gearresteerd na een samen
zwering, die volgens de historie eeni
ge eeuwen geleden ten doel had, den
toenmaligen adelijken eigenaar van
het huis te dooden.
De tegenwoordige eigenaar zou het
zeer op prijs stellen, indien de dief
het geraamte terug zou willen geven.
Want, zegt hij, het landhuis is zon-
der zijn geraamte niet compleet.
ren voor gewerkt. De eerste penning
is het moeilijkst te krijgen de twee
de kost moeite de derde komt van
zelf. Ik heb bloed gezweet om mijn eer
sten louis d'or te krijgen en ik heb
dien altijd bewaard. Als ik moede
loos en neerslachtig ben, haal ik dien
louis d'or te voorschijn en bekijk hem,
en dat gezicht doet mijn moed herle
ven. Ik ontzegde mij alles, om voet
voor voet geld te verzamelen ik had
nooit mijn genoegen, omdat het wa
ter der fonteinen niets kost. Zoo nam
mijn schat altijd toe
Gij zijt dus hebzuchtig vroeg Gon
zaga haastig, alsof hij er belang bij
had de zwakke zijde van dit zonder
linge wezen te ontdekken.
Dat gave de hemel, monseigneur
zeide de bultenaar, de schouders op
halende. Ik heb moeite gedaan om een
gierigaard te worden maar het is mij
niet gelukt. Doch toen ik genot van
mijn geld zou krijgen, deed de spie
gel mij zien, dat mijne haren grijs be
gonnen te worden en hoeveel goud ik
ook bezat, men bespotte mij om mijne
mismaaktheid. Het bleek mij duide
lijk, dat goud de wereld niet regeert.
Gij had uw goud moeten laten zien,
merkte Navailes aan.
Dat heb ik gedaan, antwoordde de
bochel, doch men maakte er gebruik
van om mij op te lichten. Geen vrien
den of vriendinnen kwamen in mijne
woning, maar wel dieven
Wordt vervolgd.
IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zij per Courant.