BERTELS ?8e JAARGANG ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1937 No. 98 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN TANDHEELKUNDIGE INRICHTING GEBR. GOYARTS. DE BULTENAAR. ADMINISTRATIE- EN BELASTINGZAKEN. N.V. W. A. C. O. - HOORN ZOMERDIENSTREGELING. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU1 Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels f 0.50 Iedere regel meer f 0.10 VERPLAATST naar Hotel Centraal S. Kaan Pz., Telefoon 18. H.-HOEF IEDEKEN DINSDAG 10—3 UUR. Lage vaste tarieven. Ook voor Ziekenfondsl. ANNA PAULOWNA HOTEL VEERBURG. SPREEKURENVOLGENS AFSPRAAK. IETS OVER RECHTEN EN VERPLICHTIGEN door Mr. J. H. van Doorne, Advocaat en Belastingconsulent. 40. De vraag „ben ik tot dit of dat verplicht?" of „mag de inspecteur mij dit of dat vra gen" ligt den belastingplichtigen die in conflict met den fiscus is gekomen, meest voor in den mond. In het algemeen kan men zeg gen dat het stellen van die vraag bewijst dat bij den contribuabel niet het juiste idee voor zit van zijn verhouding tot den fiscus. Begreep hij die verhouding juist, dan begreep hij dat hij als belastingplichtige verplicht is bij te dragen in het huishouden van den slaat in verhouding tot zijn inkomen en vermogen, en dat zijn verhouding tot de ambtenaren van den fiscus geen andere is, dan dat deze aan de hand van de wet moeten bepalen hoe groot zijn aandeel in die bijdrage is, dan zou hij niet vragen of hij dit of dat moet doen en of de inspecteur dit of dat mag doen, maar zon der zijn wettelijke verplichtingen haarfijn te willen afmeten en uitgesponnen te zien, alles doen wat in zijn vermogen was om zijn inko men op het juiste bedrag bepaald te zien. Wij laten hier buiten beschouwing of de wet zelve niet vaak aanleiding is tot grove onbillijkhe den, niet alleen omdat door de redactie der wettelijke bepalingen worden geëischt die de belasting naar draagkracht geheel miskennen, maar ook omdat de wet aanleiding geeft tot willekeur, iets wat in een belastingwetgeving, uiteraard reeds minder sympathiek beschouwd bij allen die er aan onderworpen zijn, in het geheel niet behoort voor te komen. Wij laten dit echter hier verder buiten beschouwing, en volstaan met te verklaren dat een en ander helaas het geval is. Anderzijds mag niet worden voorbij gezien, dat er ook belasting ambtenaren zijn, die hun taak voorbijzien, en wier optreden aanleiding is om te denken dat het hen niet er om te doen is belasting te heffen naar recht en billijkheid voorzoover de wet deze laatste toelaat doch om zooveel mogelijk binnen te halen. Het feit, dat niet te ontkennen is, dat sommige ambtenaren in kringen van ac countants en belastingconsulenten den naam hebben „fiscaal" te zijn, bewijst dat er zoo danige ambtenaren zijn. Waarbij wij niet onvermeld willen laten dat speciaal de wet op richtige heffing zeer veel kwaad bloed gezet heeft, en in genoemde kringen terecht ontstemming heeft gewekt over de wijze waarop de toepassing plaats vindt. Wanneer wij dan ook de bovengenoemde categoriën uitschakelen, dus zoowel de con- tribuabelen wien het er om te doen is den fiscus zoo min mogelijk te vertellen en dezen FEUILLETON Naar het Fransch van Paul Féval. 52.) Wat scheelt u vroeg de prins ver wonderd. Een kleine herinnering aan het bal, monseigneur een verrekking. Hij zal te veel gedanst hebben, zei den de jonge volgelingen van Gonza- ga, die zich in de laatste oogenblik- keix weder bij hem gevoegd en die ge- heele tooneel bijgewoond hadden. Gij wilt spotten, mijne lieeren, zei- de Gonzaga, een strengen blik op hen slaande, doch dat zou niet geraden zijn, want deze persoon zou misschien wel met ons kunnen spotten. O, monseigneur riep Esopus zedig uit. Ik zeg, wat ik denk, mijne heeren, hervatte Gonzaga hier hebt go uw meester. En toen zij dit met veront waardiging schenen te willen ontken nen, herhaalde hij nadrukkelijk Hij is uw meester hij alleen is mij meer van nut geweest dan gij allen te za- mon. Hij had ons beloofd, dat mijn heer de Lagardère op het bal van den regent zou komen en hij is er geweest. Als monseigneur ons had willen he iasten begon Oriol. Mijne heeren, her.vatte Gonzaga, zonder acht op hen te slaan, men laat Lagardère niet gaan en komen wan neer men wil. Ik hoop dat wij er niet eerlang opnieuw de overtuiging van zullen opdoen. En toen allen elkander daarop vra gend aanzagen, vervolgde hij Wij zoo dom mogelijk te houden, als de belasting ambtenaren wien het er om te doen is vóór alles zoo veel mogelijk binnen te halen, en ons zouden bepalen tot de contribuabelen en de inspecteurs die in onderling overleg den keizer willen geven wat des keizers is, maar ook niet meer dan dat, zou de beantwoording der gestelde vragen gerust kunnen achter wege blijven. Maar helaas de toestand is nu eenmaal zoo, dat goedwillende belas tingplichtigen de gal wel eens overloopt, en zij. ten einde „te weten waar zij aan toe zijn," wenschen afgebakend te zien, hoever hun verplichtingen reiken. Wij gaan van de ver onderstelling uit, bij de beantwoording van die vragen, dat aan de éérste wettelijke ver plichting, de richtige invulling van het aan giftebiljet, ten volle is voldaan. lederen aan gever staan dan na de aangifte twee moge lijkheden te wachten dat hem vóór den aan slag nadere inlichtingen worden gevraagd, en dat hem gevraagd wordt inzage te verleenen van boeken en bescheiden. Verplicht is tot dit laatste slechts de koopman doch ieder een kan begrijpen, dat, indien hem nadere telichting tot een of meer posten van zijn aangiftebiljet wordt gevraagd, en hij geeft deze niet, er weinig kans is, dat de aanslag conform de aangifte zal worden opgelegd immers terecht zal de inspecteur uit de wei gering opmaken dat er „iets loos" is. Het is voorgekomen dat een inspecteur vroeg bij de aangifte een staat van de aanwezige effecten over te leggen de Minister besliste dat hij daartoe het recht niet heeft, en dit voortaan behoorde achterwege te laten. Maar niemand kan den inspecteur de bevoegdheid ontzeg gen na gedane aangifte, naar zoodanige ge- specifeerde opgaaf te vragen wat toch ook logisch is, daar hij moet kunnen controleeren of de waarde wel juist is aangegeven. Men kan worden uitgenoodigd ter inspectie te verschijnen ten einde een gedane aangifte mondeling toe te lichten. Ook zonder dat er van eenige rivaliteit sprake is, kan de contri buabel daar weinig voor voelen, bijvoorbeeld omdat zijn aangifte is becijferd door zijn ac countant of belastingconsulent, omdat hij het te druk heeft, of om soortgelijke redenen. Verplicht persoonlijk te komen is hij niet doch het ligt voor de hand dat hij van zijn goeden wil blijk geeft door te verzoeken de opheldering schriftelijk te mogen geven, dan wel te vragen in zijn plaats zijn gemachtigde te willen hooren. De zelfde uitnoodiging staat hem te wachten na ingediende reclame ook hier geldt weer dat op het niet voldoen aan de uitnodiging geen sanctie staat, doch dat men bij een botte weigering zonder meer de gevolgen af moet wachten. Uit de woorden van art. 74 der wet„de inspecteur heeft het recht te vorderen dat de reclamant zijn ge machtigde vergezelt" leide men niet af, dat het ter inspectie verschijnen een verplichting is de bedoeling van den wetgever is, dat als de inspecteur een gemachtigde toelaat, hij kan eischen dat de reclamant zelve meekomt. Zou deze dus zijn gemachtigde zenden, en ondanks het gedane verzoek zelf niet meeko men, dan heeft de inspecteur het recht den gemachtigde te weigeren. Toont de reclamant echter zijn goeden wil tot het verstrekken van eventueel te vragen inlichtingen door zich daartoe bij voorbaat, doch uitsluitend schrif telijk, bereid te verklaren, dan kan kwalijk eenig nadeel hieruit voortvloeien. Iets ingewikkelder wordt de zaak, waar den reclamant de verplichting is opgelegd, dat hij is „gehouden" zegt de wet, inzage te verleenen van boeken en bescheiden. Aller eerst moet vast staan dat deze kunnen „die nen tot staving van zijne beweringen." Wan- neer men dus aangegeven heeft een bepaald bedrag als winst, dito als opbrengst van on- roerend goed, dito als opbrengst van effecten, j en, na te hoog te zijn aangeslagen blijkt dat de inspecteur bezwaar heeft gemaakt tegen het aangegeven winstcijfer en dit verhoogd heeft, dan zal men dus reclameeren tegen dit feit, en bij die reclame beweren dat de aangifte van dat bedrag juist is geweest. Heeft dan de inspecteur of de rijksaccoun tant het recht inzage te vragen van boeken en bescheiden die geen betrekking hebben op de gemaakte winst, doch alleen op het onroe rend goed of het effectenbezit Veelal, ja wij durven zeggen steeds wordt bij onderzoek na reclame door den rijksaccountant inzage van alles gevraagd wat op de aangifte be trekking heeft. Ten onrechte men is slechts verplicht over te leggen die boeken en be scheiden welke kunnen dienen tot staving der gedane „beweringen." Doch, en dit stel len wij voorop, dat onroerend goed of dat ef fectenbezit moet dan ook absoluut afgeschei den zijn van de winstberekening, en geheel buiten de bron van inkomen „onderneming en arbeid" staan. Eigenaardig is de bepaling dat hij, wien inzage van de boeken en bescheiden is ge vraagd, geacht wordt die te hebben, tenzij hij het tegendeel aannemelijk maakt. Terecht werd destijds tegen deze redactie blijkens het Voorloopig Verslag Ie K. bezwaar gemaakt immers, afgezien nog van de absolute onmo gelijkheid van bewijs, is het in zeer vele ge vallen niet doenlijk aannemelijk te maken dat men iets niet in zijn bezit had, toen de inzage gevraagd werd. De Minister maakte zich er van af-met te zeggen dat deze uit drukking „aannemelijk maken" was gekozen om te doen uitkomen dat men kan volstaan met een minimum van bewijs, ja zelfs met een bloot gemoedelijke overtuiging. Doch dat er zoowel aan de „gemoedelijkheid" als aan de „overtuiging" nog wel eens wat ontbreekt bij de vertegenwoordigers van den fiscus, zal kwalijk kunnen worden weersproken. En het is dan ook bij zoodanig conflict steeds de Raad van Beroep die in appèl moet beslissen of voldoende is „aannemelijk" is gemaakt of niet, daar het vrijwel onmogelijk schijnt den fiscalenambtenaren „bloot gemoedelijk te over tuigen" dat men iets niet gehad heeft, welks inzagedoor den juist werd op prijs gesteld. N.V. Centraal Administratiekantoor UtrechtAmsterdamGorinchemGoes-Soest Hoofdkantoor Trans 15 Utrecht Tel. 11871. Directeur Mr. J. H. VAN DOORNE. meegesleurd en totaal vernield. De be stuurder werd op slag gedood. De wrakstukken van den auto lagen 300 meter het land in. HOOGE INNINGSKOSTEN MOTORRIJTUIGENBELASTING. Gemiddeld f 4.50 per voertuig per jaar. In een adres aan den minister van Waterstaat heeft de K.N.A.C. ver zocht het daarheen te willen leiden, dat de inningskosten van de motorrij tuigen-belasting zooveel mogelijk zul len worden beperkt. Op de Verkeersfondsbegrooting 1937 werd voor de inning van de motorrij tuigen- en rijwielbelasting niet min der dan 1.2 mill. uitgetrokken, waar van 9 ton voor de motorrijtuigen- en o ton voor de rijwielbelasting. Het uitreiken van belasting-docu menten voor rond 200.000 voertuigen vordert een bedrag van 9 ton, hetgeen gemiddeld per jaar neerkomt op f 4.50 per voertuig. Maakt men een berekening naar het aantal benoodig^e handelingen voor de inning der belasting, dan komt men ongeveer op f 1 per hande ling, hetgeen gezien den eenvoudigen aard van deze handelingen eveneens zeer hoog moet worden geacht. De bepaling van het bedrag dei in ningskosten is van directen invioed op de vaststelling van de bedragen voor den aanleg' en verbetering van rijks- en provinciale planwegen, aan gezien de wettelijke percentages wor den berekend naar de opbrengst van de belastingi, verminderd met de in- ningskosteiik. Hoewei de opbrengst xan de belasting voor een gioot. deel ten goede komt aan de in het verkeei sfonds vcreehigde verkeers- categorieën, die alle verlies op.everen is toch het motorwegverkeer dienten gevolge het belangrijkste slachtoffer van de hooge inningskosten. De inningskosten staan op de Ver keersfondsbegrooting onder de uitga ven van het hoofdstuk Landwegen ge boekt, waardoor voor vélen ten on rechte de indruk wordt gewekt, dat dit bedrag aan wegenbouw wordt be steed. BINNENLANDSCH NIEUWS. CHAUFFEUR GEDOOD. Op onbewaakten overweg. Donderdagmorgen is een vracht auto uit Papendrecht op den onbewaar jten overweg in den achterweg onder Nootdorp, bestuurd door een 23-jari- gen chauffeur, door een sneltrein uit de richting Gouda komende, gegrepen De vracht-auto werd ongeveer 400 M. kunnen openhartig spreken. Ik zal dezen persoon aan mij verbinden, want ik heb vertrouwen op hem, en ik zeg zoowel ten aanhoore van hem als van u allen Als Lagardère niet dood is, verkeeren wij allen in gevaar. Gedurende de stilte, die er volgde scheen de bultenaar nog meer verwon derd dan iemand der anderen en mom pelde hij Hebt ge hem dan laten ont snappen Ik weet het niet. De mannen, die ik om tijding uitgezonden heb, blijven buitengewoon lang weg. Ik ben er niet gerust op en ik zou goed geld wil len geven om met zekerheid te weten, waaraan ik mij te houden heb. De financiers en edellieden, die het gezelschap uitmaakten, poogden een onbevangen gezicht te zetten Wij zijn gelukkig talrijk en sterk ge noeg, zeide Navailles. Gij spreekt zonder kennis van za ken, viel Gonzaga hem in de rede. Ik hoop, dat niemand meer zal beven dan ik, wanneer het noodig is een grooten slag te slaan. Monseigneur wij zijn u trouw, werd er van allez zijde .geroepen. Dat weet ik, antwoordde de prins droogjes daar heb ik voor gezorgd. En daarop vervolgde hij tegen den bultenaar Gij hebt ons een groote dienst bewe zen, vriendje. O, dat heeft niets te beteekenen, monseigneur. Geen valsche schaamte als 't u be lieft. Gij hebt goed gewerkt zeg, welk loon gij verlangt. De bultenaar, den lederen zak nog altijd in de hand om en om draaiende antwoordde Waarlijk, het is de moeite niet waard Daaruit merk ik op dat gij een bui- sporigen prijs zult vragen. Maar be ter dat, dan een kostelooze dienst want daar schuilt altijd verraad ach ter. Noem uw prijs. Als monseigneur het dan volstrekt verlangt, zeide de bultenaar met groo te verlegenheid. Maar ik durf mijn ver verzoek bijna niet doen aan monseig neur. Ik ben zeker dat monseigneur den draak met mij zal steken. Ik wed honderd louis d'or, dat vriend Esopus verliefd is riep Na vailles uit, waarop een algemeen ge lach volgde. Gonzaga en de bultenaar waren de eenigen, die in deze vroo- lijkheid niet deelden, want de eerste hield zich overtuigd, dat hij den laat ste nog zou noodig hebben. Gonzaga was wel hebzuchtig, maar niet gierig. Hij was niet aan geld gehecht en kon het bij voorkomende gelegenheden met volle handen uitstrooien. Thans ver langde hij vooral twee dingen hij wilde dezen geheiraziimigen persoon tot zijn werktuig maken en hij witcle hem leeren kennen. Naar dit tweele dige doel richtte hij zich., Waarom zou hij niet verliefd zijn vroeg Gonzaga dus met den meesten ernst. Als het van mij afhangt, be loof ik, dat hij zijn wensch zal krij gen, want er.zijn diensten, die men niet uitsluitend met geld betaalt. Monseigneur, ik ben u erkentelijk, zeide de bultenaar. Het is liefde, of eerzucht, of nieuwsgierigheid, - ik weet het niet, welken naam ik moet geven aan den hartstoch;, die mij kwelt. Deze heeren lachen en niet ten onrechte maar ik lijd er onder. Gonzaga reikte hem de hand en de bultenaar kuste die, maar men zag, dat zijne lippen trilden. Nieuwsgeierigheid, eerzucht of ver liefdheid, wat doet het, er toe, hoe de BUITENLANDSCH NIEUWS. Liquidatie van het bagno. Ex-bannelingen in Frankrijk teruggekeerd. Veertig ex-bannelingen van de be ruchte Fransche strafkolonie in Guya na, die hun straftijd hebben uitge diend, zijn te St. Nazaire aan land ge Onze uitgebreide dienst en tariefregeling a 5 ct. Verkrijgbaar bij de chauffeurs en in Bosker's Boekh. H.-hoef-Middenmeer. kwaal heet hernam hij daarop. Ik heb een ellendig leven geieid. Ik moge mismaakt zijn, maar ik hen toch een mensch waarom zou iiv dus niet ve'* liefd of nieuwsgierig of eerzuchtig zijn, mijne heeren Jong ben ik niet meer en ik ben het nooit geweest. Ge vindt me leelijk., niet waar Wel au vroeger was ik nog leelijker. De leelijk lieid heeft het voordeel, dat men er met den tijd aan gewoon raakt, even als aan de schoonheid. Gij lieden ver liest in dit opzicht voortdurend i!' voor mij win er meer en meer bij, ca in het graf zullen wij allen aan elkai der gelijk zijn. Na een oogenblik ge zwegen te hebben, vervolgde hij maar er is nog iets ergers dan de lee- lijkheid, namelijk de armoede. Ik was doodarm ik had geen ouders mee Misschien zijn zij bij mijne geboorte bang van mijne leelijkheid geworden en hebben zij mij te vinden gelegd Ik weet niet, wie zich mijner aange trokken heeft. ïk sliep op de straat steenen en ik at wat honden overlie ten. Een goede leerschool, mijne hee ren, maar; ik ben er hardvochtig in geworden. Men bespotte mij en lachte mij uit. De ergernis leerde mij mijne krachten kennen doch ben ik, die eenmaal kennende, overmoedig ge weest Degenen, die mijne vijanden waren zijn er niet meer om het te verklaren. Dit zeggende en vooral de toon, waar op het werd uitgesproken, was zoo on verwacht, dat de spotlach van het ge laat der jonge edellieden verdween. Zelfs de aandacht van Gonzaga was geboeid. Zoodra ik wist, dat ik sterk was, kreeg ik begeerte om rijk te worden ging de bultenaar voort, en onder het gelach en den spot heb ik daar tien ja- Doet Uw jonge hennen uitgroeien tot krachtige en goede legsters door Bertels' Kunstkorrel Volledig dagrantsoen. Indien niet ter plaatse verkrijgbaar geschiedt levering door de fabriek ongefrankeerd onder rembours of na bestelling per postwissel. 5 KG 10 KG 50 KG Bertels' Kunstkorrel B (vastzittende kippen) f. 0.90 1.50 5.75 Ratio Superstandaard Kunstkorrel (losloopende kippen) f. 5.20 Oliefabrieken Afd. Kunstkorrel, Amsterdam gaan. Dit is de eerste groep, die in Frankrijk terugkeert sinds de nieuwe plannen voor de afschaffing van de verbanningsstrajf zijn aangenomen. Vroeger moesten deze ongelukki- gen, na het verstrijken van hun straf tijd, nog evenlang in Guyana blijven als hun straf had bedragen. Dit sy steem was bekend onder den naam „doubleeren." Officieel is de strafko lonie nog niet afgeschaft, doch in af wachting hiervan worden geen nieu we gestraften meer uitgezonden en t bannelingenschip „Martinére" wordt thans voor andere doeleinden gebruikt Toen de ex-bann'elingen, Franschen en Noord-Afrikanen, voet aan wal zet ten, werden zij begroet door Charles Péan, een officier van het Leger des Ileils, die veel heeft gedaan voor de afschaffing van de strafkolonie. Familie-geraamte gestolen. Een typisch Enge-scli voorval Dc eigenaar van (.en oud landhuis e Hiddeston (Engeland) heeft een be- iooning van 5 pond uitgeloofd voor de terugzending van een geVaamie, dat uit een van de kerkers van het huis is gestolen. De eigenaar ontdekte den griezeli- gen diefstal, toen hij van vacantie te rugkeerde. Het geraamte is sinds vele jaren een bezienswaardigheid van het huis geweest. Bezoekers mochten door de tralies in de deur van den kei' ker er naar kijken. Het geraamte zat op een ouden eiken stoel, waaraan hel met een keten was vastgemaakt Het was het geraamte van een langen man, naar men vermoedt van iemand die werd gearresteerd na een samen zwering, die volgens de historie eeni ge eeuwen geleden ten doel had, den toenmaligen adelijken eigenaar van het huis te dooden. De tegenwoordige eigenaar zou het zeer op prijs stellen, indien de dief het geraamte terug zou willen geven. Want, zegt hij, het landhuis is zon- der zijn geraamte niet compleet. ren voor gewerkt. De eerste penning is het moeilijkst te krijgen de twee de kost moeite de derde komt van zelf. Ik heb bloed gezweet om mijn eer sten louis d'or te krijgen en ik heb dien altijd bewaard. Als ik moede loos en neerslachtig ben, haal ik dien louis d'or te voorschijn en bekijk hem, en dat gezicht doet mijn moed herle ven. Ik ontzegde mij alles, om voet voor voet geld te verzamelen ik had nooit mijn genoegen, omdat het wa ter der fonteinen niets kost. Zoo nam mijn schat altijd toe Gij zijt dus hebzuchtig vroeg Gon zaga haastig, alsof hij er belang bij had de zwakke zijde van dit zonder linge wezen te ontdekken. Dat gave de hemel, monseigneur zeide de bultenaar, de schouders op halende. Ik heb moeite gedaan om een gierigaard te worden maar het is mij niet gelukt. Doch toen ik genot van mijn geld zou krijgen, deed de spie gel mij zien, dat mijne haren grijs be gonnen te worden en hoeveel goud ik ook bezat, men bespotte mij om mijne mismaaktheid. Het bleek mij duide lijk, dat goud de wereld niet regeert. Gij had uw goud moeten laten zien, merkte Navailes aan. Dat heb ik gedaan, antwoordde de bochel, doch men maakte er gebruik van om mij op te lichten. Geen vrien den of vriendinnen kwamen in mijne woning, maar wel dieven Wordt vervolgd. IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR EENMAAL BETALEN Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. Zij per Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1937 | | pagina 1