28e JAARGANG
ZATERDAG 4 DECEMBER 1937
No, 140
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
HET IJS
GEBROKEN.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER r
BOSKER
WIERINGEN
BUREAU
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
•ADVERTENTIëN:
Van 1 5 regels f 0.50
Iedere regel meer f 0.10
De Kolonisatie van den
Wieringermeerpolder en de daarop
te gronden perspectieven voor den
Noord-Oostpolder.
Over bovengenoemd onderwerp is door den
Heer Ir. S. Smeding, Directeur van den Wie
ringermeerpolder een inleiding gehouden op
de 30 Nov. j.1. gehouden Alg. Vergadering der
Groninger Maatschappij van Landbouw. Spr.
begon met een aan de hand van kaarten een
overzicht te geven van het inpolderingsplan
van den N. O. Polder, waarbij de inrichting,
c}e verkaveling en ten slotte het voorloopige
werkplan voor het in cultuur brengen dei-
gronden werd besproken.
Daarna overgaande tot de behandeling van
het onderwerp zijner inleiding, deelt spreker
mede, dat nog vele jaren zullen moeten ver-
loopen, alvorens de meer of mindere doeltref
fendheid van het ten aanzien van de Wierin-
germeer gevoerde kolonisatiebeleid kan wor
den beoordeeld. Voorloopige indrukken kun
nen evenwel thans wel worden geformuleerd
en zoo deze voeren tot nadere bestudeering
van de hiermee verband houdende vraag-'
stukken, is dit ook alleszins gewenscht. aan- j
gezien de tweede Zuiderzeepolder over vier
jaren waarschijnlijk al drooggelegd zal zijn
en de voorbereiding dus weldra ter hand ge
nomen zal moeten worden.
Spreker moet de cultuurtechnische pro
blemen buiten beschouwing laten en bepaalt
zich dus tot de volgende vraagstukken, waar
omtrent hij zijn conclusies aldus samenvat.
1. De Inpoldering geschiedt, door den Staat,
die eveneens moet zorgen voor het aanbren
gen van een doelmatige verkaveling en ont
ginning der gronden, alsook voor den sociaal-
economischen opbouw van den polder.
2. Op de verkaveling, tot stand te brengen
door het graven van slooten, welke uitmon
den in tochten en kanalen, volge onmiddellijk
de begreppeling en eventueele drainage dei-
gronden, omdat een snelle en diep ontwate
ring onmisbaar is voor dergelijke jonge gron
den. Op deze eerste en fundamenteele werk
zaamheden waarbij de Heide-Mij, Grontmij
en andere ontginningsmaatschappijen blij
kens de ervaring goede diensten kunnen be
wijzen, volgt het inzaaien en gedurende de
eerste jaren exploiteeren der gronden, tot
deze zonder abnormaal risico in handen van
de particuliere grondgebruikers kunnen wor
den gesteld.
3. Practisch gevormde en theoretisch vol
doend onderlegde landbouwers hebben als
opzichters bij het in cultuur brengen der Wie-
ringermeer-gronden uitnemende diensten
bewezen en kunnen ook bij de ontginning der
N. O. Poldergronden niet worden gemist. De
hiervoor benoodigde krachten zullen, mits
zorgvuldig gekozen, na eenige scholing het
dagelijksche toezicht kunnen uitoefenen over
een oppervlakte land van ongeveer 500 ha. dat
in exploitatie is, mits gezorgd worde voor
deskundige centrale leiding. De eenheden
van 500 ha moeten worden beschouwd als
onderdeelen van één groot centraal geleid
bedrijf en niet als zelfstandige eenheden.
In zijn taak moet de opzichter worden bij
gestaan door een paar voorwerkers, die het
werk door en door kennen en de onmiddel
lijke leiding over groepen arbeiders hebben.
De inspectie worde in handen gesteld van
wetenschappelijk gevormde landbouwkundi
gen met ruime practische ervaring. Door we-
kelijksche samenkomsten kan de gedachten-
wisseling tusschen inspecteurs en opzichters
worden bevorderd en de uitvoering van het
werk worden besproken en geregeld. i
Door de opzichters een weekrapport te doen
samenstellen, wordt een overzicht van het
geheele bedrijf verkregen dat in afschrift aan
alle opzichters wordt toegezonden, zoodat
deze ook hierdoor wederkeerig zooveel moge-
lijk met elkaar''s werk en ervaringen op de
hoogte blijven.
De samenstelling van opzichters geschiede
in zoodanig tempo, dat hun eenigen tijd kan'
worden gegund zich in deze belangrijke taak
in te werken en zich aan te passen aan de
uitzonderlijke omstandigheden. j
In het gebied, waar de gronden nog niet in
exploitatie zijn, dus op terreinen, die in nood-
mengsel moeten worden gelegd, kan per op-
zichter een grootere oppervlakte land worden 1
toegewezen. Dit kan eveneens het geval zijn
voor opzichters, die met het toezicht op de
drainage en infiltratie der gronden worden1
belast. J
De arbeidsvoorwaarden van deze krachten
zullen zoodanig moeten zijn, dat bekwame
practici voor dit werk kunnen worden geko
zen. Door toekenning van het z.g. voorkeurs
recht bij de latere verpachtig der boerderijen
aan hen, die ook overigens aan de eischen
voldoen, wordt een kolonisatiebelang gediend.
Bij het in cultuur brengen van de gronden
kan aan cle behoefte aan schuurruimte voor
het onder dak brengen van paarden, machi
nes, zaaizaden, kunstmest en een deel van de
oogst tegemoet worden gekomen, door het
bouwen van ontginningsschuren. De ervaring
heeft geleerd, dat het gewenscht is hierbij
het type zoodanig te kiezen, dat het gebouw
geschikt is om later als pachtboerderij te
worden ingericht en uitgegeven het direct
bouwen van de boerenwoning, die de eerste
jaren dienst kan doen voor den opzichter,
verdient alleszins aanbeveling. Aangezien
hierdoor slechts één boerderij per 500 ha
wordt verkregen, zal er voor het opbergen van
den oogst aanzienlijk meer ruimte noodig
zijn door het bouwen van een aantal cen
traal gelegen pakhuizen, die door hunne lig
ging aan vaarwater en in de nabijheid van
de toekomstige wooncentra, later dienst kun
nen doen als bergruimte voor aankoopveree-
nigingen, kunstmesthandel, doschbedrijf enz.
kan hieraan gedeeltelijk tegemoet gekomen
worden.
De karteering van de gronden kan onder
deskundige leiding worden uitgevoerd door
boerenzoons, die naast een ruime kennis van
grondsoorten, voldoende theoretische ontwik
keling en persoonlijke geschiktheid moeten
bezitten.
4. De duizenden arbeiders, noodig voor het
tot stand brengen van de ontwatering der
gronden, zullen door bemiddeling van den
daarvoor aangewezen Rijksdienst uit de werk
loosheidscentra in Nederland, kunnen worden
betrokken en gelijk in de Wieringermeer, in
kampen, later wellicht ook in schuren, moeten
worden ondergebracht. De kampen kunnen
later dienst doen voor het tijdelijk herber
gen van de seizoenarbeiders, wien hierin
plaatsing kan worden geboden, ter voorko
ming van misstanden op het gebied van de
huisvesting van kostgangers.
Aan het physiek der hiertoe te kiezen ar
beiders zullen zekere eischen moeten worden
gesteld daar het werk en de omstandigheden
waaronder dit moet worden verricht, het
noodzakelijk maken.
De arbeidskrachten zullen in zoo grooten
getale slechts tijdelijk noodig zijn en dus na
verloop van enkele jaren weer af moeten
FEUILLETON
3.)
Hij vond alles even zonderling, maar hij
wist zeker, dat zijne moeder hem wel vertel
len zou.wat al die opgewondenheid beteeken-
de en daarom liet hij Mary maar praten en
jammeren zonder iets te vragen. Toen hij
aangekleed was, liep hij vlug naar beneden
en trad de voorkamer binnen. Een lange,
magere, oude heer met doordringende oogen
zat in een armstoel. Zijne moeder stond er
bij, veel bleeker dan gewoonlijk en Cedric kon
zien, dat zij geschreid had.
.„O, Cedric riep zij, terwijl zij haar zoon
tje te gemoet liep, hem in hare armen druk
te en kuste, op eene zenuwachtige manier.
„O, Cedric, mijn lieveling!"
De oude heer stond op en keek Cedric uit-
vorschend aan, terwijl hij zich met de mage
re vingers langs de kin wreef.
Hij scheen niet ontevreden te zijn over het
geen hij zag..
„Welzoo," zei hij eindelijk langzaam, „wel
zoo, dit is dus de kleine Lord Fauntleroy
HOOFDSTUK II.
Cedric's vrienden.
Geen jongen doorleefde ooit meer oogen-
blikken van verbazing dan Cedric in de da
gen, die nu volgden het was een allerwon
derlijkste week en telkens kreeg hij een gevoel
alsof hij droomde. In de eerste plaats was het
verhaal, dat zijne moeder hem deed, al heel
vreemd. Hij moest het twee of driemaal hoo-
ren eer hij het recht begreep. Hij kon zich
niet voorstellen wat mijnheer Hobbs er wel
van zeggen zou. Het begon met eene geschie
denis van graven zijn grootvader, dien hij
nooit gekend had, was een graaf en als zijn
oudste oom niet door een val van het paard
gedood was, zou hij ook een graaf geworden
zijn, als hij niet plotseling te Rome aan de
vloeien, behoudens degenen, die door persoon
lijke geschiktheid en vakbekwaamheid in aan
merking komen om als landarbeider, aanvan-
icelijk bij liet ontginningsbedrijf en later bij
de pachters, te werk worden gesteld. Waar
deze categorie aangewezen is om in den pol
der te blijven, zal ook aan de gezinnen der te
kiezen arbeiders de noodige aandacht moeten
worden geschonken, waarbij de gezondheids
toestand der gezinsleden blijkens ervaring te
vens in het onderzoek zal dienen te worden
betrokken. Het naar den polder brengen van
vakbekwame landarbeiders, wier gezinsleden
voldoende bestand zijn tegen de omstandig
heden, waaronder gedurende de eerste jaren
op het nieuwe land geleefd moet worden, is
als een kolonisatiebelang van de eerste orde
te beschouwen.
Ten behoeve van de blijvende landarbei
dersbevolking zullen vele woningen moeten
worden gebouwd, waartoe het aangewezen
is deze. aanvankelijk in centra bijeen te bren-
gen.
5. De dorpen, in den N.O.-Polder te stich
ten op grooteren afstand van elkaar worden
geprojecteerd dan in de Wieringermeer heeft
plaats gehad, waarbij tevens zal worden ge
zorgd, dat er één centraal gelegen „nederzet
ting" is aangewezen, om zich tot het hoofd
centrum van den polder te ontwikkelen. De
afstand van de (vijf) dorpen tot de hoofd
plaats zal waarschijnlijk ongeveer 7 a 8 km
bedragen.
In de Wieringermeer is in elk der drie dor
pen een honderd-tal arbeiderswoningen ge
sticht door het daarvoor in het leven geroe
pen „Bouwbureau", dat uit de huren de ren
te en aflossing der uit het Zuiderzeefonds
opgenomen kapitalen, alsmede het onderhoud
der woningen, kan bestrijden, zoodat het
„selfsupporting" is. Een overeenkomstige op
zet verdient voor de in den N.O. Polder te
stichten centra alleszins aanbeveling. Door de
arbeiderswoningen te bouwen aan den zelf
kant der dorpen, zal aan den wensch der be
woners tegemoet kunnen worden gekomen
daarbij eenigen grond ter beschikking te
krijgen. Bovendien ware het aantal in de
dorpen te stichten arbeiderswoningen zooda
nig te bepalen, dat bij de toeneming van de
bevolking in de centra een deel der arbeiders
plaats maakt voor andere bewoners, door te
verhuizen naar de geleidelijk op het platte
land in de nabijheid der boerderijen te bou
wen arbeiderswoningen, wat met het oog op
de gemakkelijke bereikbaarheid van hen, die
op het bedrijf paarden en vee moeten ver
zorgen, voordeelen biedt. Het bezwaar hiervan,
dat men verder van school en kerk komt, zai
wellicht een deel der arbeidersbevolking er
toe brengen in de dorpen te willen blijven,
hoewel velen aan het. buiten wonen, met de
daaraan verbonden voordeelen, wellicht de
voorkeur zullen geven.
Met de arbeidersbevolking komt de mid
denstand, waartoe in de Wieringermeer grond
in de dorpen in erfpacht aan zakenmenschen
is uitgegeven, die daarop zelf een pand heb
ben gesticht waarvan het ontwerp tevoren
goedgekeurd is moeten worden. Het aanvan
kelijk gehuldigde beginsel, dat „iedere Neder
lander zich op het nieuwe land vrij moest
kunnen vestigen" is weldra prijsgegeven moe
ten worden, zoodat sinds 1935 vestigingsei-
schen worden gesteld en alleen dan ten be
hoeve van een nieuwe zaak bouwgrond in
erfpacht kan worden vrkregen, als er een
redelijke kans op een bestaan is. Zonder deze
principes zal het in den N.O.-Polder ook niet
mogelijk zijn een goede samenleving op te
bouwen. Nader overwogen zal moeten wor
koorts gestorven was. Daarna zou zijn eigen
vader een graaf geworden zijn, als hij nog
geleefd had maar nu zij alle drie dood wa
ren en er niemand meer over was dan Cedric,
scheen het, dat hij een graaf moest worden,
als zijn grootvader ook gestorven was en nu
voorloopig was hij Lord Fauntleroy.
Hij verschoot van kleur toen hij dit voor
het eerst hoorde.
„O, liefste zei hij. „Ik wil liever geen
graaf zijn. Geen van de andere jongens is
een graaf. Och, laat mij maar geen graat
zijn
Maar het scheen onvermijdelijk te wezen.
En toen zij dien avond voor het open venster
naar de stille straat zaten te kijken, hadden j
zijne moeder en hij er een lang gesprek over.
Cedric zat in zijne geliefkoosde houding, met i
de armen om ééne knie geslagen, op zijn
laag stoeltje. Hij zag er nog altijd even ver
baasd uit en had eene kleur van het inge-
spannen denken. Zijn grootvader had iemand
gezonden, die hem mee zou nemen naar En-
geland en zijne moeder vond, dat hij gaan
moest.
„En weet gij waarom, Cedric sprak zij j
met een weemoedigen blik naar buiten, „om-
dat vader het zeker zou wenschen. Hij was
zoo gehecht aan zijn geboortegrond, en er
zijn nog meer redenen, die een kind zoo nietj
kan begrijpen. Het zou heel zelfzuchtig van
mij zijn, als ik u niet liet gaan. Als gij groot:
zijt zult gij wel inzien waarom."
Cedric schudde bedroefd het hoofd. „Heti
spijt mij zóó, dat ik van mijnheer Hobbs moet
weggaan. Hij zal mij zeker missen en ik hem
ook. Ik zal al de anderen ook zoo missen."
Toen mijnheer Havisham, de zaakwaarne
mer van den Graaf van Dorincourt, die nu
gekomen was om Lord Fauntleroy naar En
geland over te brengen, den volgenden dag-
terugkwam, had Cedric al van alles gehoord.
Maar het gaf hem weinig troost, dat hij een
rijk heer zou zijn als hij groot was, met kas-
teelen hier en kasteelen daar, en groote par
ken en diepe mijnen en landgoederen en
pachters. Hij maakte zich ongerust over zijn
vriend, mijnheer Hobbs en terstond na het
ontbijt ging hij naar hem toe, maar lang zoo
den, of het geen aanbeveling verdient behal
ve de arbeiderswoningen.ook de winkelpanden
door het eigen Bouwbureau te doen bouwen,
om daarin vakbekwame middenstanders aan
vankelijk als huurder te laten optreden. De
in de Wieringermeer opgedane en alsnog te
verkrijgen ervaringen zullen in dit opzicht
ongetwijfeld waardevolle aanwijzingen kun
nen geven.
Het is in de Wieringermeer mogen geluk
ken de leerplichtige jeugd van de verschillen
de richtingen in één schoolverband te bren
gen. De groote voordeelen hiervan voor een
bevolking die, uit alle streken van Nederland
afkomstig, slechts een voldoende homogeni
teit kan verkrijgen door onderlinge aaneen
sluiting, spreken voor zich. Ter bevordering
van een goede kolonisatie is het dan ook al
leszins gewenscht in een nieuwen polder de
jeugd bijeen te brengen in één school, waar
in het personeel de verschillende richtingen
zijn vertegenwoordigd en voor den aanvang
der lessen aan de groepen afzonderlijk gods
dienstonderwijs wordt gegeven.
De ervaring heeft geleerd, dat het offer,
door de voorstanders van bijzonder onderwijs
te brengen, niet voor niets wordt gebracht.
Ten behoeve van de stichting der kerken
is in de Wieringermeer door den Staat niet
alleen in de dorpen grond tegen zeer aanne
melijke voorwaarden op erfpacht ter beschik
king gesteld, doch is eveneens een bijdrage
ten behoeve van den bouw verstrekt, terwijl
sinds kort bovendien nog een afloopend sub
sidie wordt verleend ter tegemoetkoming in
de exploitatiekosten.
Het kolonisatiebelang vraagt overeenkom
stige hulp in den N.O.-Polder.
Het zou ons te ver voeren bijzonderheden
mee te deelen over wat van overheidswege in
de Wieringermeer wordt gedaan ter bevorde
ring van den gezondheidstoestand der kolo
nisten. Dat in samenwerking met de daar
toe op te richten organisaties ook in den
N.O.-polder in dit opzicht veel door den Staat
kan en moet worden gedaan, spreekt vanzelf.
Wij willen volstaan met alleen het woord
„malaria" slechts te noemen.
Van elk der dorpen zal een ruim opgezet
uitbreidingsplan moeten worden ontworpen.
Men beginne, gelijk in de Wieringermeer
heeft plaats gehad, elk centrum een voldoen
de doch eenvoudige outillage te geven, maar
ook wat openbare gebouwen betreft.
In het algemeen worde in een nieuwen pol
der geen gelegenheid gegeven tot den bouw
van „voorloopige" houten woningen of woon-
keeten zal ook een invasie van woonwa
gens en woonschepen stelmatig moeten wor
den tegengegaan.
6. De uitgifte der gronden.
Gezien de teleurstellende ervaringen in
vroegere polders moeten de gronden door en
voor rekening van den Staat worden ontgon
nen en in zoodanige conditie worden ge
bracht, dat deze, na van een bedrijfsgebouw
met boerenwoning te zijn voorzien, zonder te
groot risico door particulieren kunnen wor
den geëxploiteerd.
Eegonnen worde met de N.O.-Polder-gron-
den uit te geven aan pachters, uit de gega
digden te kiezen volgens het in de Wieringer
meer gedurende de laatste jaren toegepaste
systeem, bij de toepassing waarvan uiteraard
van de hierbij opgedane ervaringen gebruik
zal zijn te maken. Ten aanzien van de ver
schillende vormen van grondgebruik zal de
Wieringermeer eveneens als een leerzaam
object kunnen worden beschouwd, aangezien
hier. naast de (mobiele) pacht, uiteindelijk
ook erfpacht en eigendom, zal voorkomen,
terwijl tevens een aantal boerderijen ter ge
zamenlijke grootte van 1000 ha. blijvend door
den Staat zal worden geëxploiteerd.
De grondsoorten zullen het karakter der uit
te geven boerderijen bepalen. Van de te kie
zen gemiddelde bedrijfsgrootte zal het aantal
der beschikbaar te stellen akkerbouw-, ge
mengde en weidebedrijven afhangen. Naar
mate de bedrijven kleiner worden gemaakt,
zal het aantal eenheden grooter worden en
daarmee het drooggelegde gebied in sociaal
opzicht van grootere beteekenis worden. Op
gepast zal uiteraard moeten worden, dat de
door de economie gestelde grenzen hierbij
niet worden overschreden en dat bedrijven
worden verkregen waar een rationeele aan
wending van kapitaal en arbeid kan plaats
vinden. Het aantal beschikbaar komende
landbouwbedrijven zal van 1500 kunnen stij
gen tot een cijfer van 2000 of meer, al naar
mate sociale overwegingen meer gewicht in
de schaal leggen dan die van een economi-
schen opzet van de uit te geven bedrijven.
Op basis van het voorloopige werkplan zullen
vanaf 1945 dan ook in acht opeenvolgende
jaren telkens 200 a 250 'boerderijen per jaar
kunnen worden uitgegeven.
7. Zooals bekend, is de Wieringermeer ge
durende een reeks van jaren publiekrechte
lijk ingedeeld bij een vijftal omliggende ge
meenten. Voor den N.O.-Polder wordt het ge
wenscht geacht zoo spoedig mogelijk tot één
publiekrechtelijke organisatie te komen. Het
stuk snijden van dit gebied in twee of meer
gemeenten en het indeelen hiervan bij ver
schillende provinciën moet als hoogst onge-
wenscht worden beschouwd. De N.O.-Polder
worde vanaf het begin als één organisch ge
heel onder centrale leiding gesteld, opdat
zich hieruit een economisch krachtig en ho
mogeen gebied kan ontwikkelen.
vroolijk niet als anders.
Hij vond hem verdiept in de courant en
naderde hem met eene zekere plechtigheid.
Hij begreep, dat het een erge schok zou zijn
voor mijnheer Hobbs als hij het nieuws hoor
de en had zich onderweg al loopen bedenken
hoe hij het hem het best zou mededeelen.
„Heidaar zei mijnheer Hobbs. „Morgen
„Goeden morgen," zei Cedric.
Hij klom niet op den hoogen stoel zooals
gewoonlijk, maar bleef zitten op een beschuit
trommel, met de armen om zijne knie en was
zoo stil, dat mijnheer Hobbs eindelijk, over
den rand van zijn nieuwsblad heen, een vra-
genden blik op hem wierp.
„Heidaar herhaalde hij.
Cedric verzamelde al zijn moed.
„Mijnheer Hobbs," begon hij, „weet gij nog
waarover wij gistermorgen zaten te praten?"
„Over Engeland, als ik het wel heb," her
nam mijnheer Hobbs.
„Ja," zeide Cedric, „maar ik bedoel op het
oogenblik toen Mary mij kwam halen."
„Wij hadden het over de Koningin en de
grootelui."
„Juist," zeide Cedric eenigszins aarzelend
,en over graven, herinnert gij u dat nog
„Ja, ja, wij hadden hen juist eens voor de
roode deur gehad, dat is zoo."
„Gij hebt gezegd," vervolgde hij, „dat gij
hen niet op uwe beschuittrommels zoudt wil
len zien zitten."
„Dat wil ik ook niet. Laat er maar eens één
hier komen en het probeeren hemam mijn
heer Hobbs flinkweg. „Ik meen het. Laat er
meer eens één hier komen
„O, mijnheer," riep Cedric, „er zit er al een
op deze trommel
Mijnheer Hobbs sprong van zijn stoel op.
„Wat riep hij.
„Ja," verklaarde Cedric met gepaste be
scheidenheid „ik ben- er een of liever, ik
word er naderhand een.o
„De hitte is u naar het hoofd geslagen,"
sprak Hobbs, terwijl hij zich omkeerde en
zijn vriendje onderzoekend aankeek. „Het is
heet vandaag Scheelt er wat aan
Hij legde, het kleine ventje de breede hand
op het hoofd. Dat maakte hem hoe langer
hoe verlegener.
„O, neen", zei Cedric, „ik ben heel wel. Mijn
hoofd is volstrekt niet in de war. Het spijt
mij zoo, dat ik het zeggen moet, mijnheer
Daarom kwam Mary me gisteren halen. Mijn
heer Havisham is het moeder komen vertellen
en hij weet het, hij is een rechtsgeleerde."
Mijnheer Hobbs liet zich in zijn stoel val
len en wischte met zijn zakdoek het voor
hoofd af
„Eén van ons beiden is gek geworden
riep hij.
„Neen," hernam Cedric, „dat is het niet..
Wij zullen ons er in moeten schikken, mijn-
lieer. Mijnheer Havisham is heel uit Engeland
gekomen om er van te vertellen. Mijn groot
vader heeft hem gezonden."
Met een gevoel van verbijstering keek mijn
heer Hobbs naar het ernstige, onschuldige
gezichtje voor hem.
„Wie is uw grootvader vroeg hij.
Cedric stak zijne hand in den zak en kreeg
er voorzichtig een papiertje uit, waarop hij
met zijne eigen groote, ronde letterrs iets ge
schreven had.
„Ik kan het niet goed onthouden," zei hij
„daarom heb ik het hier opgeschreven." En
nu las hij overluid „John Arthur Molyneux
Errol, Graaf van Dorincourt." „Dat is zijn
naam en hij woont in een kasteelin twee
of drie kasteelen, geloof ik. En mijn vader
die dood is, was zijn jongste zoon en ik
zou geen lord of geen graaf zijn als vader
niet gestorven was en vader zou geen graaf
zijn geweest als zijne twee broeders niet ge
storven waren. Maar zij zijn allemaal gestor
ven, en er is niemand behalve mij geen
jongen en nu moet ik er een worden en
mijn grootvader heeft iemand gezonden, om
mij naar Engeland te brengen."
Mijnheer Hobbs scheen het hoe langer hoe
warmer te krijgen: Hij veegde onophoudelijk
over zijn voorhoofd en zijn kale kruin en
haalde hoorbaar adem. Hij begon
tc begrijpen, dat er iets zeer ver
wonderlijks was gebeurd maar toen hij
weer naar het kleine ventje op den beschuit
trommel keek, met die onschuldige, half
angstige uitdrukking in zijne kinderoogen,
toen hij merkte dat zijn vriendje volstrekt
niet veranderd was en er precies zoo uitzag
als den vorigen dag.
„Hoe hoe hebt gij ook weer gezegd dat
dat uw naam was?" vroeg mijnheer Hobbs.
„Cedric Errol, Lord Fauntleroy," gaf Cedric
ten antwoord.
Hij keek mijnheer Hobbs peinzend aan.
„Engeland is heel ver af, is het niet?"
vroeg hij.
„Het is aan den overkant van den Atlan-
tischen Oceaan," gaf mijnheer Hobbs ten
antwoord.
„Dat is het ergste van alles." zei Cedric.
„Misschien zal het een heelen tijd duren eer
ik u weerzie, mijnheer. Ik vind het zoo naar
als ik daaraan denk."
„De beste vrienden moeten scheiden hier
op aarde," zei mijnheer Hobbs.
„Ja," zei Cedric, „wij zijn lange jaren vrien
den geweest, nietwaar mijnheer
„Van uwe geboorte af," gaf mijnheer Hobbs
ten antwoord. „Gij waart zoo wat zes weken
oud, toen ik u voor het eerst hier in de straat
zag wandelen."
„Och ja," zei Cedric met een diepen zucht,
,toen dacht ik weinig, dat ik eenmaal een
graaf zou moeten worden
„Zou er geen kans zijn om er af te komen
vroeg mijnheer Hobbs.
„Ik vrees van niet," hernam Cedric. „Moe
der zegt, dat mijn vader zeker zou wenschen,
dat ik het deed. Maar als ik een graaf moet
worden, dan is er toch één ding dat ik doen
kan ik kan probeeren om een goede graaf
te zijn. Ik wil geen tiran wezen en als er ooit
weer een oorlog met Amerika mocht komen,
clan zal ik zien of ik er geen eind aan kan
maken."
(Wordt vervolgd.)
IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VQ
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
ZIJ per Courant.