28e JAARGANG ZATERDAG 4 DECEMBER 1937 No, 140 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN HET IJS GEBROKEN. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. UITGEVER r BOSKER WIERINGEN BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. •ADVERTENTIëN: Van 1 5 regels f 0.50 Iedere regel meer f 0.10 De Kolonisatie van den Wieringermeerpolder en de daarop te gronden perspectieven voor den Noord-Oostpolder. Over bovengenoemd onderwerp is door den Heer Ir. S. Smeding, Directeur van den Wie ringermeerpolder een inleiding gehouden op de 30 Nov. j.1. gehouden Alg. Vergadering der Groninger Maatschappij van Landbouw. Spr. begon met een aan de hand van kaarten een overzicht te geven van het inpolderingsplan van den N. O. Polder, waarbij de inrichting, c}e verkaveling en ten slotte het voorloopige werkplan voor het in cultuur brengen dei- gronden werd besproken. Daarna overgaande tot de behandeling van het onderwerp zijner inleiding, deelt spreker mede, dat nog vele jaren zullen moeten ver- loopen, alvorens de meer of mindere doeltref fendheid van het ten aanzien van de Wierin- germeer gevoerde kolonisatiebeleid kan wor den beoordeeld. Voorloopige indrukken kun nen evenwel thans wel worden geformuleerd en zoo deze voeren tot nadere bestudeering van de hiermee verband houdende vraag-' stukken, is dit ook alleszins gewenscht. aan- j gezien de tweede Zuiderzeepolder over vier jaren waarschijnlijk al drooggelegd zal zijn en de voorbereiding dus weldra ter hand ge nomen zal moeten worden. Spreker moet de cultuurtechnische pro blemen buiten beschouwing laten en bepaalt zich dus tot de volgende vraagstukken, waar omtrent hij zijn conclusies aldus samenvat. 1. De Inpoldering geschiedt, door den Staat, die eveneens moet zorgen voor het aanbren gen van een doelmatige verkaveling en ont ginning der gronden, alsook voor den sociaal- economischen opbouw van den polder. 2. Op de verkaveling, tot stand te brengen door het graven van slooten, welke uitmon den in tochten en kanalen, volge onmiddellijk de begreppeling en eventueele drainage dei- gronden, omdat een snelle en diep ontwate ring onmisbaar is voor dergelijke jonge gron den. Op deze eerste en fundamenteele werk zaamheden waarbij de Heide-Mij, Grontmij en andere ontginningsmaatschappijen blij kens de ervaring goede diensten kunnen be wijzen, volgt het inzaaien en gedurende de eerste jaren exploiteeren der gronden, tot deze zonder abnormaal risico in handen van de particuliere grondgebruikers kunnen wor den gesteld. 3. Practisch gevormde en theoretisch vol doend onderlegde landbouwers hebben als opzichters bij het in cultuur brengen der Wie- ringermeer-gronden uitnemende diensten bewezen en kunnen ook bij de ontginning der N. O. Poldergronden niet worden gemist. De hiervoor benoodigde krachten zullen, mits zorgvuldig gekozen, na eenige scholing het dagelijksche toezicht kunnen uitoefenen over een oppervlakte land van ongeveer 500 ha. dat in exploitatie is, mits gezorgd worde voor deskundige centrale leiding. De eenheden van 500 ha moeten worden beschouwd als onderdeelen van één groot centraal geleid bedrijf en niet als zelfstandige eenheden. In zijn taak moet de opzichter worden bij gestaan door een paar voorwerkers, die het werk door en door kennen en de onmiddel lijke leiding over groepen arbeiders hebben. De inspectie worde in handen gesteld van wetenschappelijk gevormde landbouwkundi gen met ruime practische ervaring. Door we- kelijksche samenkomsten kan de gedachten- wisseling tusschen inspecteurs en opzichters worden bevorderd en de uitvoering van het werk worden besproken en geregeld. i Door de opzichters een weekrapport te doen samenstellen, wordt een overzicht van het geheele bedrijf verkregen dat in afschrift aan alle opzichters wordt toegezonden, zoodat deze ook hierdoor wederkeerig zooveel moge- lijk met elkaar''s werk en ervaringen op de hoogte blijven. De samenstelling van opzichters geschiede in zoodanig tempo, dat hun eenigen tijd kan' worden gegund zich in deze belangrijke taak in te werken en zich aan te passen aan de uitzonderlijke omstandigheden. j In het gebied, waar de gronden nog niet in exploitatie zijn, dus op terreinen, die in nood- mengsel moeten worden gelegd, kan per op- zichter een grootere oppervlakte land worden 1 toegewezen. Dit kan eveneens het geval zijn voor opzichters, die met het toezicht op de drainage en infiltratie der gronden worden1 belast. J De arbeidsvoorwaarden van deze krachten zullen zoodanig moeten zijn, dat bekwame practici voor dit werk kunnen worden geko zen. Door toekenning van het z.g. voorkeurs recht bij de latere verpachtig der boerderijen aan hen, die ook overigens aan de eischen voldoen, wordt een kolonisatiebelang gediend. Bij het in cultuur brengen van de gronden kan aan cle behoefte aan schuurruimte voor het onder dak brengen van paarden, machi nes, zaaizaden, kunstmest en een deel van de oogst tegemoet worden gekomen, door het bouwen van ontginningsschuren. De ervaring heeft geleerd, dat het gewenscht is hierbij het type zoodanig te kiezen, dat het gebouw geschikt is om later als pachtboerderij te worden ingericht en uitgegeven het direct bouwen van de boerenwoning, die de eerste jaren dienst kan doen voor den opzichter, verdient alleszins aanbeveling. Aangezien hierdoor slechts één boerderij per 500 ha wordt verkregen, zal er voor het opbergen van den oogst aanzienlijk meer ruimte noodig zijn door het bouwen van een aantal cen traal gelegen pakhuizen, die door hunne lig ging aan vaarwater en in de nabijheid van de toekomstige wooncentra, later dienst kun nen doen als bergruimte voor aankoopveree- nigingen, kunstmesthandel, doschbedrijf enz. kan hieraan gedeeltelijk tegemoet gekomen worden. De karteering van de gronden kan onder deskundige leiding worden uitgevoerd door boerenzoons, die naast een ruime kennis van grondsoorten, voldoende theoretische ontwik keling en persoonlijke geschiktheid moeten bezitten. 4. De duizenden arbeiders, noodig voor het tot stand brengen van de ontwatering der gronden, zullen door bemiddeling van den daarvoor aangewezen Rijksdienst uit de werk loosheidscentra in Nederland, kunnen worden betrokken en gelijk in de Wieringermeer, in kampen, later wellicht ook in schuren, moeten worden ondergebracht. De kampen kunnen later dienst doen voor het tijdelijk herber gen van de seizoenarbeiders, wien hierin plaatsing kan worden geboden, ter voorko ming van misstanden op het gebied van de huisvesting van kostgangers. Aan het physiek der hiertoe te kiezen ar beiders zullen zekere eischen moeten worden gesteld daar het werk en de omstandigheden waaronder dit moet worden verricht, het noodzakelijk maken. De arbeidskrachten zullen in zoo grooten getale slechts tijdelijk noodig zijn en dus na verloop van enkele jaren weer af moeten FEUILLETON 3.) Hij vond alles even zonderling, maar hij wist zeker, dat zijne moeder hem wel vertel len zou.wat al die opgewondenheid beteeken- de en daarom liet hij Mary maar praten en jammeren zonder iets te vragen. Toen hij aangekleed was, liep hij vlug naar beneden en trad de voorkamer binnen. Een lange, magere, oude heer met doordringende oogen zat in een armstoel. Zijne moeder stond er bij, veel bleeker dan gewoonlijk en Cedric kon zien, dat zij geschreid had. .„O, Cedric riep zij, terwijl zij haar zoon tje te gemoet liep, hem in hare armen druk te en kuste, op eene zenuwachtige manier. „O, Cedric, mijn lieveling!" De oude heer stond op en keek Cedric uit- vorschend aan, terwijl hij zich met de mage re vingers langs de kin wreef. Hij scheen niet ontevreden te zijn over het geen hij zag.. „Welzoo," zei hij eindelijk langzaam, „wel zoo, dit is dus de kleine Lord Fauntleroy HOOFDSTUK II. Cedric's vrienden. Geen jongen doorleefde ooit meer oogen- blikken van verbazing dan Cedric in de da gen, die nu volgden het was een allerwon derlijkste week en telkens kreeg hij een gevoel alsof hij droomde. In de eerste plaats was het verhaal, dat zijne moeder hem deed, al heel vreemd. Hij moest het twee of driemaal hoo- ren eer hij het recht begreep. Hij kon zich niet voorstellen wat mijnheer Hobbs er wel van zeggen zou. Het begon met eene geschie denis van graven zijn grootvader, dien hij nooit gekend had, was een graaf en als zijn oudste oom niet door een val van het paard gedood was, zou hij ook een graaf geworden zijn, als hij niet plotseling te Rome aan de vloeien, behoudens degenen, die door persoon lijke geschiktheid en vakbekwaamheid in aan merking komen om als landarbeider, aanvan- icelijk bij liet ontginningsbedrijf en later bij de pachters, te werk worden gesteld. Waar deze categorie aangewezen is om in den pol der te blijven, zal ook aan de gezinnen der te kiezen arbeiders de noodige aandacht moeten worden geschonken, waarbij de gezondheids toestand der gezinsleden blijkens ervaring te vens in het onderzoek zal dienen te worden betrokken. Het naar den polder brengen van vakbekwame landarbeiders, wier gezinsleden voldoende bestand zijn tegen de omstandig heden, waaronder gedurende de eerste jaren op het nieuwe land geleefd moet worden, is als een kolonisatiebelang van de eerste orde te beschouwen. Ten behoeve van de blijvende landarbei dersbevolking zullen vele woningen moeten worden gebouwd, waartoe het aangewezen is deze. aanvankelijk in centra bijeen te bren- gen. 5. De dorpen, in den N.O.-Polder te stich ten op grooteren afstand van elkaar worden geprojecteerd dan in de Wieringermeer heeft plaats gehad, waarbij tevens zal worden ge zorgd, dat er één centraal gelegen „nederzet ting" is aangewezen, om zich tot het hoofd centrum van den polder te ontwikkelen. De afstand van de (vijf) dorpen tot de hoofd plaats zal waarschijnlijk ongeveer 7 a 8 km bedragen. In de Wieringermeer is in elk der drie dor pen een honderd-tal arbeiderswoningen ge sticht door het daarvoor in het leven geroe pen „Bouwbureau", dat uit de huren de ren te en aflossing der uit het Zuiderzeefonds opgenomen kapitalen, alsmede het onderhoud der woningen, kan bestrijden, zoodat het „selfsupporting" is. Een overeenkomstige op zet verdient voor de in den N.O. Polder te stichten centra alleszins aanbeveling. Door de arbeiderswoningen te bouwen aan den zelf kant der dorpen, zal aan den wensch der be woners tegemoet kunnen worden gekomen daarbij eenigen grond ter beschikking te krijgen. Bovendien ware het aantal in de dorpen te stichten arbeiderswoningen zooda nig te bepalen, dat bij de toeneming van de bevolking in de centra een deel der arbeiders plaats maakt voor andere bewoners, door te verhuizen naar de geleidelijk op het platte land in de nabijheid der boerderijen te bou wen arbeiderswoningen, wat met het oog op de gemakkelijke bereikbaarheid van hen, die op het bedrijf paarden en vee moeten ver zorgen, voordeelen biedt. Het bezwaar hiervan, dat men verder van school en kerk komt, zai wellicht een deel der arbeidersbevolking er toe brengen in de dorpen te willen blijven, hoewel velen aan het. buiten wonen, met de daaraan verbonden voordeelen, wellicht de voorkeur zullen geven. Met de arbeidersbevolking komt de mid denstand, waartoe in de Wieringermeer grond in de dorpen in erfpacht aan zakenmenschen is uitgegeven, die daarop zelf een pand heb ben gesticht waarvan het ontwerp tevoren goedgekeurd is moeten worden. Het aanvan kelijk gehuldigde beginsel, dat „iedere Neder lander zich op het nieuwe land vrij moest kunnen vestigen" is weldra prijsgegeven moe ten worden, zoodat sinds 1935 vestigingsei- schen worden gesteld en alleen dan ten be hoeve van een nieuwe zaak bouwgrond in erfpacht kan worden vrkregen, als er een redelijke kans op een bestaan is. Zonder deze principes zal het in den N.O.-Polder ook niet mogelijk zijn een goede samenleving op te bouwen. Nader overwogen zal moeten wor koorts gestorven was. Daarna zou zijn eigen vader een graaf geworden zijn, als hij nog geleefd had maar nu zij alle drie dood wa ren en er niemand meer over was dan Cedric, scheen het, dat hij een graaf moest worden, als zijn grootvader ook gestorven was en nu voorloopig was hij Lord Fauntleroy. Hij verschoot van kleur toen hij dit voor het eerst hoorde. „O, liefste zei hij. „Ik wil liever geen graaf zijn. Geen van de andere jongens is een graaf. Och, laat mij maar geen graat zijn Maar het scheen onvermijdelijk te wezen. En toen zij dien avond voor het open venster naar de stille straat zaten te kijken, hadden j zijne moeder en hij er een lang gesprek over. Cedric zat in zijne geliefkoosde houding, met i de armen om ééne knie geslagen, op zijn laag stoeltje. Hij zag er nog altijd even ver baasd uit en had eene kleur van het inge- spannen denken. Zijn grootvader had iemand gezonden, die hem mee zou nemen naar En- geland en zijne moeder vond, dat hij gaan moest. „En weet gij waarom, Cedric sprak zij j met een weemoedigen blik naar buiten, „om- dat vader het zeker zou wenschen. Hij was zoo gehecht aan zijn geboortegrond, en er zijn nog meer redenen, die een kind zoo nietj kan begrijpen. Het zou heel zelfzuchtig van mij zijn, als ik u niet liet gaan. Als gij groot: zijt zult gij wel inzien waarom." Cedric schudde bedroefd het hoofd. „Heti spijt mij zóó, dat ik van mijnheer Hobbs moet weggaan. Hij zal mij zeker missen en ik hem ook. Ik zal al de anderen ook zoo missen." Toen mijnheer Havisham, de zaakwaarne mer van den Graaf van Dorincourt, die nu gekomen was om Lord Fauntleroy naar En geland over te brengen, den volgenden dag- terugkwam, had Cedric al van alles gehoord. Maar het gaf hem weinig troost, dat hij een rijk heer zou zijn als hij groot was, met kas- teelen hier en kasteelen daar, en groote par ken en diepe mijnen en landgoederen en pachters. Hij maakte zich ongerust over zijn vriend, mijnheer Hobbs en terstond na het ontbijt ging hij naar hem toe, maar lang zoo den, of het geen aanbeveling verdient behal ve de arbeiderswoningen.ook de winkelpanden door het eigen Bouwbureau te doen bouwen, om daarin vakbekwame middenstanders aan vankelijk als huurder te laten optreden. De in de Wieringermeer opgedane en alsnog te verkrijgen ervaringen zullen in dit opzicht ongetwijfeld waardevolle aanwijzingen kun nen geven. Het is in de Wieringermeer mogen geluk ken de leerplichtige jeugd van de verschillen de richtingen in één schoolverband te bren gen. De groote voordeelen hiervan voor een bevolking die, uit alle streken van Nederland afkomstig, slechts een voldoende homogeni teit kan verkrijgen door onderlinge aaneen sluiting, spreken voor zich. Ter bevordering van een goede kolonisatie is het dan ook al leszins gewenscht in een nieuwen polder de jeugd bijeen te brengen in één school, waar in het personeel de verschillende richtingen zijn vertegenwoordigd en voor den aanvang der lessen aan de groepen afzonderlijk gods dienstonderwijs wordt gegeven. De ervaring heeft geleerd, dat het offer, door de voorstanders van bijzonder onderwijs te brengen, niet voor niets wordt gebracht. Ten behoeve van de stichting der kerken is in de Wieringermeer door den Staat niet alleen in de dorpen grond tegen zeer aanne melijke voorwaarden op erfpacht ter beschik king gesteld, doch is eveneens een bijdrage ten behoeve van den bouw verstrekt, terwijl sinds kort bovendien nog een afloopend sub sidie wordt verleend ter tegemoetkoming in de exploitatiekosten. Het kolonisatiebelang vraagt overeenkom stige hulp in den N.O.-Polder. Het zou ons te ver voeren bijzonderheden mee te deelen over wat van overheidswege in de Wieringermeer wordt gedaan ter bevorde ring van den gezondheidstoestand der kolo nisten. Dat in samenwerking met de daar toe op te richten organisaties ook in den N.O.-polder in dit opzicht veel door den Staat kan en moet worden gedaan, spreekt vanzelf. Wij willen volstaan met alleen het woord „malaria" slechts te noemen. Van elk der dorpen zal een ruim opgezet uitbreidingsplan moeten worden ontworpen. Men beginne, gelijk in de Wieringermeer heeft plaats gehad, elk centrum een voldoen de doch eenvoudige outillage te geven, maar ook wat openbare gebouwen betreft. In het algemeen worde in een nieuwen pol der geen gelegenheid gegeven tot den bouw van „voorloopige" houten woningen of woon- keeten zal ook een invasie van woonwa gens en woonschepen stelmatig moeten wor den tegengegaan. 6. De uitgifte der gronden. Gezien de teleurstellende ervaringen in vroegere polders moeten de gronden door en voor rekening van den Staat worden ontgon nen en in zoodanige conditie worden ge bracht, dat deze, na van een bedrijfsgebouw met boerenwoning te zijn voorzien, zonder te groot risico door particulieren kunnen wor den geëxploiteerd. Eegonnen worde met de N.O.-Polder-gron- den uit te geven aan pachters, uit de gega digden te kiezen volgens het in de Wieringer meer gedurende de laatste jaren toegepaste systeem, bij de toepassing waarvan uiteraard van de hierbij opgedane ervaringen gebruik zal zijn te maken. Ten aanzien van de ver schillende vormen van grondgebruik zal de Wieringermeer eveneens als een leerzaam object kunnen worden beschouwd, aangezien hier. naast de (mobiele) pacht, uiteindelijk ook erfpacht en eigendom, zal voorkomen, terwijl tevens een aantal boerderijen ter ge zamenlijke grootte van 1000 ha. blijvend door den Staat zal worden geëxploiteerd. De grondsoorten zullen het karakter der uit te geven boerderijen bepalen. Van de te kie zen gemiddelde bedrijfsgrootte zal het aantal der beschikbaar te stellen akkerbouw-, ge mengde en weidebedrijven afhangen. Naar mate de bedrijven kleiner worden gemaakt, zal het aantal eenheden grooter worden en daarmee het drooggelegde gebied in sociaal opzicht van grootere beteekenis worden. Op gepast zal uiteraard moeten worden, dat de door de economie gestelde grenzen hierbij niet worden overschreden en dat bedrijven worden verkregen waar een rationeele aan wending van kapitaal en arbeid kan plaats vinden. Het aantal beschikbaar komende landbouwbedrijven zal van 1500 kunnen stij gen tot een cijfer van 2000 of meer, al naar mate sociale overwegingen meer gewicht in de schaal leggen dan die van een economi- schen opzet van de uit te geven bedrijven. Op basis van het voorloopige werkplan zullen vanaf 1945 dan ook in acht opeenvolgende jaren telkens 200 a 250 'boerderijen per jaar kunnen worden uitgegeven. 7. Zooals bekend, is de Wieringermeer ge durende een reeks van jaren publiekrechte lijk ingedeeld bij een vijftal omliggende ge meenten. Voor den N.O.-Polder wordt het ge wenscht geacht zoo spoedig mogelijk tot één publiekrechtelijke organisatie te komen. Het stuk snijden van dit gebied in twee of meer gemeenten en het indeelen hiervan bij ver schillende provinciën moet als hoogst onge- wenscht worden beschouwd. De N.O.-Polder worde vanaf het begin als één organisch ge heel onder centrale leiding gesteld, opdat zich hieruit een economisch krachtig en ho mogeen gebied kan ontwikkelen. vroolijk niet als anders. Hij vond hem verdiept in de courant en naderde hem met eene zekere plechtigheid. Hij begreep, dat het een erge schok zou zijn voor mijnheer Hobbs als hij het nieuws hoor de en had zich onderweg al loopen bedenken hoe hij het hem het best zou mededeelen. „Heidaar zei mijnheer Hobbs. „Morgen „Goeden morgen," zei Cedric. Hij klom niet op den hoogen stoel zooals gewoonlijk, maar bleef zitten op een beschuit trommel, met de armen om zijne knie en was zoo stil, dat mijnheer Hobbs eindelijk, over den rand van zijn nieuwsblad heen, een vra- genden blik op hem wierp. „Heidaar herhaalde hij. Cedric verzamelde al zijn moed. „Mijnheer Hobbs," begon hij, „weet gij nog waarover wij gistermorgen zaten te praten?" „Over Engeland, als ik het wel heb," her nam mijnheer Hobbs. „Ja," zeide Cedric, „maar ik bedoel op het oogenblik toen Mary mij kwam halen." „Wij hadden het over de Koningin en de grootelui." „Juist," zeide Cedric eenigszins aarzelend ,en over graven, herinnert gij u dat nog „Ja, ja, wij hadden hen juist eens voor de roode deur gehad, dat is zoo." „Gij hebt gezegd," vervolgde hij, „dat gij hen niet op uwe beschuittrommels zoudt wil len zien zitten." „Dat wil ik ook niet. Laat er maar eens één hier komen en het probeeren hemam mijn heer Hobbs flinkweg. „Ik meen het. Laat er meer eens één hier komen „O, mijnheer," riep Cedric, „er zit er al een op deze trommel Mijnheer Hobbs sprong van zijn stoel op. „Wat riep hij. „Ja," verklaarde Cedric met gepaste be scheidenheid „ik ben- er een of liever, ik word er naderhand een.o „De hitte is u naar het hoofd geslagen," sprak Hobbs, terwijl hij zich omkeerde en zijn vriendje onderzoekend aankeek. „Het is heet vandaag Scheelt er wat aan Hij legde, het kleine ventje de breede hand op het hoofd. Dat maakte hem hoe langer hoe verlegener. „O, neen", zei Cedric, „ik ben heel wel. Mijn hoofd is volstrekt niet in de war. Het spijt mij zoo, dat ik het zeggen moet, mijnheer Daarom kwam Mary me gisteren halen. Mijn heer Havisham is het moeder komen vertellen en hij weet het, hij is een rechtsgeleerde." Mijnheer Hobbs liet zich in zijn stoel val len en wischte met zijn zakdoek het voor hoofd af „Eén van ons beiden is gek geworden riep hij. „Neen," hernam Cedric, „dat is het niet.. Wij zullen ons er in moeten schikken, mijn- lieer. Mijnheer Havisham is heel uit Engeland gekomen om er van te vertellen. Mijn groot vader heeft hem gezonden." Met een gevoel van verbijstering keek mijn heer Hobbs naar het ernstige, onschuldige gezichtje voor hem. „Wie is uw grootvader vroeg hij. Cedric stak zijne hand in den zak en kreeg er voorzichtig een papiertje uit, waarop hij met zijne eigen groote, ronde letterrs iets ge schreven had. „Ik kan het niet goed onthouden," zei hij „daarom heb ik het hier opgeschreven." En nu las hij overluid „John Arthur Molyneux Errol, Graaf van Dorincourt." „Dat is zijn naam en hij woont in een kasteelin twee of drie kasteelen, geloof ik. En mijn vader die dood is, was zijn jongste zoon en ik zou geen lord of geen graaf zijn als vader niet gestorven was en vader zou geen graaf zijn geweest als zijne twee broeders niet ge storven waren. Maar zij zijn allemaal gestor ven, en er is niemand behalve mij geen jongen en nu moet ik er een worden en mijn grootvader heeft iemand gezonden, om mij naar Engeland te brengen." Mijnheer Hobbs scheen het hoe langer hoe warmer te krijgen: Hij veegde onophoudelijk over zijn voorhoofd en zijn kale kruin en haalde hoorbaar adem. Hij begon tc begrijpen, dat er iets zeer ver wonderlijks was gebeurd maar toen hij weer naar het kleine ventje op den beschuit trommel keek, met die onschuldige, half angstige uitdrukking in zijne kinderoogen, toen hij merkte dat zijn vriendje volstrekt niet veranderd was en er precies zoo uitzag als den vorigen dag. „Hoe hoe hebt gij ook weer gezegd dat dat uw naam was?" vroeg mijnheer Hobbs. „Cedric Errol, Lord Fauntleroy," gaf Cedric ten antwoord. Hij keek mijnheer Hobbs peinzend aan. „Engeland is heel ver af, is het niet?" vroeg hij. „Het is aan den overkant van den Atlan- tischen Oceaan," gaf mijnheer Hobbs ten antwoord. „Dat is het ergste van alles." zei Cedric. „Misschien zal het een heelen tijd duren eer ik u weerzie, mijnheer. Ik vind het zoo naar als ik daaraan denk." „De beste vrienden moeten scheiden hier op aarde," zei mijnheer Hobbs. „Ja," zei Cedric, „wij zijn lange jaren vrien den geweest, nietwaar mijnheer „Van uwe geboorte af," gaf mijnheer Hobbs ten antwoord. „Gij waart zoo wat zes weken oud, toen ik u voor het eerst hier in de straat zag wandelen." „Och ja," zei Cedric met een diepen zucht, ,toen dacht ik weinig, dat ik eenmaal een graaf zou moeten worden „Zou er geen kans zijn om er af te komen vroeg mijnheer Hobbs. „Ik vrees van niet," hernam Cedric. „Moe der zegt, dat mijn vader zeker zou wenschen, dat ik het deed. Maar als ik een graaf moet worden, dan is er toch één ding dat ik doen kan ik kan probeeren om een goede graaf te zijn. Ik wil geen tiran wezen en als er ooit weer een oorlog met Amerika mocht komen, clan zal ik zien of ik er geen eind aan kan maken." (Wordt vervolgd.) IN VIER BLADEN ADVERTEEREN VQ EENMAAL BETALEN Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. ZIJ per Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1937 | | pagina 1