28e JAARGANG
VRIJDAG 31 DECEMBER 1937
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
OUDEJAARSAVOND.
HET IJS
GEBROKEN
hWIERINGER courant
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
DITGEVER
BOSKER WIERINGEN.
'1'
BUREAU
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels
Iedere regel meer
f 0.50
f 0.10
Oudejaarsavond brengt ons het plechtige
oogenblik, waarop menigeen een blik achter
v/aarts werpt en zich afvraagtHeb ik mijn
taak volbracht Heb ik het doel, dat ik mij
voorgesteld had, bereikt Ben ik beter ge
worden of dezelfde gebleven Is er in mijn
leven een vooruitgang te bespeuren
Wie gelooft aan een zedelijke wereldorde,
wie niet blind is voor de tegenstelling tus-
schen het verleden van voor honderd en meer
jaren en het neden, op welk gebied van het
denken, gevoelen, liefhebben, moet hij niet
verklaren, dat de wereld vooruitgaat Maar
toch, wanneer we letten niet op het groot ge
heel, maar meer bijzonder de persoonlijkhe
den, individuen nagaan en vragen door welke
drijfveeren zij geleid worden, we zullen ko
men tot de slotsom, dat dezelfde hartstoch
ten, neigingen, verwachtingen hen vervulden,
maar ook dat alle eeuwen door dezelfde dob
beringen des gemoeds werden gevoeld en men,
nadat men gemeend had het geluk te kun
nen vinden in het inwilligen der lusten van
meer groven of meer verfijnden aard, onvol
daan daarvan zich terug trok en dorstte naar
iets anders, naar iets, dat een hooger begin
sel meer bevredigde. Want juist, omdat de
waarachtige mensch zich niet tevreden kan
stellen met het zienlijke en tastbare, zal hij
een onlust bij zich voelen opkomen, wanneer
hij daaraan alleen zich heeft overgegeven,
hij bespeurt, dat hem iets ontbreekt, dat hij
iets anders noodig heeft dan te voldoen aan
de vraag Wat zal ik eten, wat zal ik drin
ken, waarmee zal ik mij kleeden En eerst
als hij een bevredigend antwoord heeft ont
vangen op den zielekreet naar hoogere be
hoeften,, zal hij vrede bekomen.
Een wijsgeer heeft gezegd dat de menscb
een eeuwige zoeker is. Zoekers, dat zijn wij
allen, wij, die vaak neergebogen onder de
dagelij ksche beslommeringen, naar rust en
vrede hunkeren, met onstuimige vaart wor
den wij op 's levens stroom voortgesleept.
Door dien aanhoudenden arbeid voor het
dagelijksch brood kunnen wij vermoeid zijn.
Velen verkeeren in een zenuwachtigen toe
stand, omdat het leven zoo koortsachtig en
gejaagd is. En als we een oogenblik over heb
ben om tot kalmte te komen, vragen we
leef ik daarvoor alleen, eisch het leven niets
hoogers van mij In zulke uren bespeuren
we een honger naar iets beters.
Zoekers ja, met dien naam kunnen be
stempeld worden de ernstige naturen, van
wier lippen die klacht van den dichter wordt
vernomen Mysterie het leven, mysterie het
lotWij dragen den schat der hoogste aan
gelegenheden in aarden vaten, en zoo vaak
gebeurt het, dat die vaten bersten of weg-
brokkelen. En dan zitten we peinzend neder
Ja, zoekers zijn allen, die te midden van
het broze, het vergankelijke van de vreugde
der aarde, naar iets blijvends uitzien. Menig
een zit troosteloos, levensmoede neder, wan
neer hij staart op de puinhoopen van zijn
vroeger geluk, als hij denkt aan wat hij voor
heen aan liefde en vriendschap bezat. Voor
hun vermoeiden geest hebben zij rust noodig.
Rust, daarnaar verlangen wij allen in meer
of mindere mate, wanneer - wij gevoelen dat
wij niet gedaan hebben, wat wij moesten
doen, wanneer we de bewustheid gaan er
varen, dat schuld ons drukt. Schuldbesef
Hoe ware het te wenschen dat dat een weinig
meer onder ons werd aangetroffen Het ge
mis daarvan pleit niet voor onze hooge op
vatting van zedelijkheid, voor het diepe be
sef onzer verantwoordelijkheid. De zedelijke
mensch erkent het onbevredigende van de
wereld der zinnen. Hoe ernstiger wij daarvan
de bewustheid bij ons omdragen, hoe meer
wij gevoelen dat de tollenaarsbede Wees
mij, zondaar, genadig ook op ons van toe
passing is, des te meer zullen wij trachten
het zieleleven in ons te ontwikkelen.
Onze begeerte naar een hoogere levensop
vatting zal vervuld worden, wanneer wij ons
laten leiden door het plichtsgevoel, zoodat
wij er naar streven niet om, zelfs boven on
ze krachten, ons innerlijk fatsoen op te hou
den, maar trouw blijven aan wat wij weten
dat door ons volbracht moet worden, om een
zuiver geweten te behouden. Minder gejaagd
heid, meer kalmte, minder uitwendige glans,
meer innerlijke waarde, minder vertoon, meer
degelijkheid zal ons deel worden.
Wij hebben nog een levenstaak te vervul
len. Laat dus geen angst, geen vrees ons over
rompelen, wanneer we ons bewust worden
van onze tekortkomingen, van het onvol
maakte van onzen arbeid. Hoe melancholisch
onze stemming op Oudejaarsavond ook moge
zijn, wij mogen het hoofd niet laten hangen.
Het besef dat wij niet overwonnen worden,
maar zelf overwinninnaars kunnen zijn, zal
ons gelukkig maken en vol goeden moed en
met opgewekten zin zullen wij de taak die
ons morgen wacht, weder opvatten
DE NIEUWE
VERLICHTINGSVOORSCHRIFTEN.
Overzicht van de voornaamste
eischen, waaraan de veriich-
installaties onzer voertuigen
na 1 Jan. a.s. moeten voldoen,
AUTO'S
„Koplampen" Deze, ten minste
twee in getal, van gelijke grootte en
gelijke of nagenoeg gelijke lichtstrekte
(behalve bij motorfiets met zijspan),
moeten helder geel of wit licht uit
stralen en zich met clen onderkant van
den glasrand niet minder dan 60 en
niet meer dan 120 cm, boven den weg
bevinden. De eiscli, dat de lampen en
de gloeipeertjes van een Rijkskeur
moeten zijn voorzien, is uitgesteld tot
1 Jan. 1939. De koplampen moeten een
afstand van ten minste 100 M. vóór.
het motorrijtuig kunnen verlichten en,
als men niet harder dan 40 Km. per u.
rijdt, .ten minste '25 M.
„Dimlicht" Van de gedimde (niet
verblindende) kop lichten moet de
lichtbundel op 10 M. horizontaal niet
minder dalen dan 10 cm., maar niet
méér clan tot 3/5 van den afstand van
het midden van de lamp tot den grond,
aangezien de minimum te verlichten
afstand 25 M. is. Ter controle van den
stand van de lampen wordt de - niet
altijd geriefelijke of duidelijke - „proef
met de grijze schijf" voorgeschreven.
De auto behoeft daarbij niet op haar
aller-ongunstigt beladen te zijn.
„Stadslichten." Afzonderlijke
stadslichten worden met ingang van
1 Januari 1938 vereischt, als de koplam
pen meer dan 40 cm. van den buiten
wand van de auto zitten andeis
niet. Zij zijn dan bedoeld om de breed-
te van het voertuig aan te dulden.
Voor plaatsing en lichtsterkte zijn
voorschriften gegeven De stadslam-
pen mogen niet verblindend zijn de
bepalingen, welke stadslampen als
verblindend worden aangemerkt, zijn
zeer ingewikkeld en moeilijk te con
troleeren.
Een „bermlamp" wordt, niet ver
langd. Indien aanwezig, moet zij links
aan de auto geplaatst en bij nadering
van tegenliggers naar rechts gericht
zijn.
Een „achterlicht" is vereischt, behal
ve voor een motorrijtuig met volg wa
gen (het moet zich clan aan den volg-
wagen bevinden.) Voorschriften zijn
gegeven omtrent aantal, plaatsing en
lichtsterkte, alsook omtrent de verlich
ting van het nummerbord. Twee ach
terlichten zijn b.v. niet toegestaan.
Een stoplicht is in de praktijk niet
te missen, daar men anders alle stop
teekens met de hand moet geven* Het
moet cloor gekleurd doorzichtig mate
riaal een oranje licht uitstralen
niet meer dan 30 cm. van de
FEUILLETON
ten een gemis, dat al tot menig onge- ging ondergaan, uitgezonderd de even
luk heeft geleid. Wel hebben het leger, iueel voor nieuwe gronden -ontgin
de Kon. Marechaussee en de gemeente-ning e.d.) te verleenen garantie, welke
lijke politie hieromtrent bepalingen niet ten laste van de andere suikerbie-
ingesteld. België is ons in dat opzicht tcntelers zal komen,
vooruit daar zijn tenminste gelei-; Gezien de situatie op de VLASmarkt
ders van trekdieren en vee op den I is besloten voor den oogst 1938 geen
openbaren weg verplicht, des nachts J maatregelen te treffen.
een brandende lantaarn te dragen.
Een kapittel op zichzelf vormt de
vraag, hoe men de lampen moet gebrui
ken wanneer men moet dimmen,
wanneer een parkeerénd voertuig ver
licht moet zijn, enz.
Een ander maal zullen wij ook van
d i e voorschriften nog eens een over
zicht geven.
CRISIS - BUREAU.
lamp verwijderd zijn. Is er maar één
stoplicht, dan moet dit links zijn aan
gebracht, (hetzelfde geldt voor het
achterlicht). Het stoplichtö moef deug
delijk op de voëtnem reageeren hier
ontbreekt nog al eens wat aan
„Parkeerlichten" zijn niet ver
plicht, tenzij men links op den
TEELTPLAN AKKERBOUW 1938.
Van bevoegde zijde wordt ons mede
gedeeld, dat de Minister van Economi
sche Zaken de teelt- en steunregelin
gen voor akkerbouwgewassen oogst
achter- 1938 heeft vastgesteld.
Zooal's reeds eerder werd medegedeeld
is cle richtprijs voor gemiddelde kwali
teit tarwe, geleverd ter "plaatse van
normale aflevering op omstreeks
1 Febr. 1939 vastgesteld op f 10 per
100 Kg.
Het ligt in het voornemen van den
Minister, te bevorderen, dat de prijzen
2000 GULDEN VERDUISTERD.
Kantoorhouder van Hulppost-
kantoor aangehouden.
ze aa" 8-?5^rJ00.Kg- a'«c der van'het talppUtktntoor^e'^mpëi
parkeert buiten de verlichte bebouwde Jvan rogge en gerst zich zullen bewegen
De regeling voor CICHOREI zal voor
den oogst 1938 van kracht blijven.
Aangaande koolzaad en den steun
aan de griend- en rietcultuur werd
reeds eerder een beslissing genomen,
waaromtrent toen mededeeling werd
gedaan.
BIGGENMLRKEN.
Wij vernemen van bevoegde zijde,
dat het aantal aangebrachte biggen-
merken in de week van 13 Dec. tot 18
Dec. bedroeg 30.784 tegenover 29.318 in
de overeenkomstige week van het vo
rige jaar.
Van de toekenning 1937 zijn van
1 Jan. tot 18 Dec. in totaal aange
bracht 1.776.881 merken tegenover
2.055.234 merken in de overeenkom
stige periode van 1936.
BINNENLANDSCH NIEUWa
bepaalde eischen voldoen.
Een „ach,teruitrijlamp" is toege
staan, mits deze aan de eischen vol
doet. Verder zijn er nog voorschriften
voor „lengtelichten" van vrachtwagens
en autobussen, langer dan 9 M. en „zij
lichten" voor tractors met oplegger.
Voor de bijzonderheden moeten wij
naar het Motor- en Rijwielreglement
en de beschikking verwijzen.
VERBODEN is tenslotte, verwarring
stichtende verlichting.
De verlichtingseischen gelden hij
„nacht", dat is de tijd tusschen een
half uur na zohs-ondergang en een
half uur vóór zonsopgang.
FIETSEN.
Rijwielen moeten, behalve van een
koplamp niet helder geel of wit licht,
die NIET VERBLINDEND mag zijn,
met ingang van 1 Jan. 1938 voorzien
zijn van een, van overheidswege goed
gekeurd, rood achterlicht met reflec
tor, indien er bij „nacht" (zie boven!)
mee wordt gereden en bovendien
moet een fiets steeds - ook overdag
een wit achter-spatbord hebben.
Er zijn verder nog afzonderlijke be
palingen voor „aanhangwagens" (zoo
als de wet ze met een germanisme aan
duidt), bakfietsen, karren en andere
voertuigen. Het zou te ver voeren, die
hier alle op te sommen en ook het
hier boven gegeven overzicht van de
eischen voor auto's en rijwielen is, zoo
als gezegd, slechts geheel summier.
Omtrent de verlichttng, hij donker,
van paarden en vee ontbreken tot nog
toe in ons land wettelijke voorschrif
13.)
„Ja zeker", hernam Cedric vriendelijk en!
eenvoudig, zonder eenige aarzeling, dat denk)
ik en het is waar ook. Ziet ge, mijnheer Hobbs
was mijn vriend en Dick en Bridget en Mary
en Michaël ook maar liefste is mijne aller
beste vriendin en wij vertellen elkander al
tijd alles. Mijn vader heeft haar aan mijne
zorg overgelaten en als ik groot ben, zal ik
hard werken om geld voor haar te verdienen."
„En wat zult gij dan gaan doen vroeg
zijn grootvader.
De kleine Lord ging weer op het haardkleed
zitten, met het portretje nog altijd in de
hand. Hij scheen ernstig over zijn antwoord
na te denken.
„Ik had gedacht, dat ik misschien wel bij
mijnheer Hobbs in de zaak zou kunnen ko
men," zei hij, „maar veel liever zou ik Presi
dent willen worden."
„Wij zullen u naar het Hoogerhuis zenden,"
sprak zijn grootvader.
„Goed," hernam Lord Fauntleroy, „als ik
geen President kan worden en als het Hooger
huis eene goede betrekking is, heb ik er niets
tegen. Een kruidenier heeft het lang niet al
tijd even plezierig."
Misschien wilde hij de zaak nog eens in
stilte overwegen, want hij zei niets meer en
bleef in het vuur kijken.
De graaf bewaarde eveneens het stilzwijgen
en sloeg hem gade. Allerlei nieuwe gedachten
doorkruisten zijn brein. Dougal had een warm
plaatsje gezocht en was met den kop op de
voorpooten ingeslapen. Er ontstond eene
langdurige pauze.
Een half uur later ongeveer werd de heer
Havisham aangediend. Het was stil in de
kamer toen hij binnentrad. De Graaf leunde
nog steeds achterover in zijn stoel. Hij be
woog zich toen de heer Havisham nadcr-
kwam en hield met een waarschuwend gebaal
de hand omhoog het scheen wel of hij er
geen plan op had, maar onwillekeurig deze
beweging maakte. Dougal sliep nog en dicht
naast den grooten hond, met het blonde
hoofdje bij diens ruigen kop, lag de kleine
Lord en sliep ook.
HOOFDSTUK VI.
DE GRAAF EN ZIJN KLEINZOON.
Toen Cedric des morgens wakker werd
dat hij den vorigen avond naar bed was ge
bracht, had hij niet eens gemerkt, waren
de eerste geluiden, die hij hoorde, het knap
pen van het haardvuur en het gemompel van
stemmen.
„Gij moet oppassen, Dawson, dat gij u niets
laat ontvallen," hoorde hij iemand zeggen.
„Hij weet niet waarom zij niet bij hem kan
zijn en hij mag de reden ook volstrekt niet
weten."
„Als de Graaf die orders gegeven heeft,"
gaf eene andere stem ten antwoord, „dan
zullen zij zeker nagekomen moeten worden.
Maar als ik het zeggen mag, juffrouw, zoo
onder ons, want gij zijt toch ook dienstbaar,
als ik het zeggen mag wreed is het, dat
arme, lieve, mooie schepseltje, dat haar man
zco vroeg heeft moeten missen, nu ook nog
te scheiden van haar eigen vleesch en bloed,
van zulk een aardig kind.
Cedric begon zich te bewegen, keerde zich
om en sloeg de oogen op.
Er waren twee vrouwen in het vertrek, dat
er vroolijk en gezellig uitzag met het lichte,
gebloemde behangsel.
De beide vrouwen kwamen naar hem toe
en in de eene herkende hij juffrouw Mellon,
de huishoudster, terwijl de andere eene goe
dige, reeds vrij bejaarde vrouw was met een
vriendelijk en opgewekt gezicht.
„Goeden morgen, Mylord," zei juffrouw
Mellon.
„Dit is uwe slaapkamer en dat is Dawson,
die voor u zorgen zal."
Cedric ging recht overeind zitten en stak
Dawson de hand toe.
Ik vind het heel lief van u, dat gij hier
gekomen zijt om voor mij te zorgen."
,Gij kunt haar Dawson noemen, Mylord,"
zei de huishoudster met een glimlach. „Zij is
gewend om Dawson genoemd te worden."
„Ik heb al jaren geleden mijzelven leeren
aankleeden," hernam Cedric. „Liefste heeft
mij gewezen hoe ik doen moet. Liefste is mijn
moeder, weet ge.
Toen hij in de aangrenzende kamer kwam
om te ontbijten, en zag welk een groot ver
trek het was, en dat er nog een tweede ka
mer volgde, die, volgens Dawson, ook voor
hem bestemd was, werd het besef van zijne
kleinheid weer zoo levendig, dat hij zijn hart
bij Dawson uitstortte, terwijl hij aan tafel
zat, waarop het keurige serviesje en het ont
bijt gereed stonden.
„Ja, prachtig het is natuurlijk," hernam
Cedric met een zucht, „maar ik zou alles
veel prettiger vinden als ik liefste niet zoo
miste. Ik ontbeet 's morgens altijd te gelijk
met haar en dan mocht ik de suiker en de
melk in haar kopje doen en haar het geroos
terde brood aangeven. Dat was natuurlijk
veel gezelliger."
„O zeker," stemde Dawson dadelijk toe,
„maar gij weet wel, dat gij haar iederen dag
spreken kunt.
Wel lieve tijd, gij hebt nog niet eens in de
andere kamer gekeken
Toen zij de kamerdeur opendeed, bleef hij
op den drempel staan en keek vol verbazing
om zich heen. Spreken deed hij niethij
stak de handen in den zak, kreeg eene kleur
tot achter de ooren en liet zijne oogen overal
rondgaan.
Er waren planken vol boeken en op de ta
fels stond allerlei speelgoed prachtig
kunstig gemaakt speelgoed zooals dat
waarnaar hij voor de winkelvensters te New-
York zoo dikwijls met bewondering had staan
kijken.
leverd ter gewone marktplaats.
Vooor HAVER wordt geen richtprijs
gegarandeerd. Zoolang- zulks noodig
wordt geoordeeld, zal door een heffing
aan de grens steun aan den prijs wor
den gegeven.
De regelingen voor ERWTEN en
VELDBOONEN zullen in groote trek
ken dezelfde zijn als die voor den
oogst 19.37, alleen ten aanzien van den
richtprijs voor GROENE ERWTEN zal
in zooverre een wijziging worden aan
gebracht, dat de richtprijs niet meer
zal gelden voor erwten van superieure
kwaliteit, maar voor erwten van gem.
kwaliteit.,
Aan de met GRANEN en PEUL
VRUCHTEN te betelen oppervlakte
zullen geen beperkingen worden ge
steld.
De regeling voor AARDAPPELEN
zal, uitgezonderd een verhooging van
de teeltheffing van f 30 toi i 50 per ha.,
in groote lijnen dezelfde zijn als die
welke voor den oogst 1937 is getroffen.
Omtrent het areaal fabrieksaardap»
pelen kunnen nog geen mededelingen
worden gedaan. Belanghebbenden zul
len echter tijdig worden ingelicht.
Aangaande liet verkrijgen van uit-
pootvergunningen voor fabrieksaard
appelen zij verwezen naar hetgeen
dienaangaande werd gepubliceerd.
Voor SUIKERBIETEN zal eenzelfde
regeling als voor 1937 worden toege
past 1. De totale hoeveelheid suikerbie
ten, waarvoor de garantieprijs, welke
op f 10.25 per 100 Kg. blijft bepaald,
zal worden uitgekeerd, zal geen wijzi
veld, als verdacht van fraude, gearres
teerd en gevankelijk naar Maastricht
overgebracht. Omtrent de ontdekking
van de fraude meldt men, dat bij de
gewone controle der boeken den inspec
teur der P. T. T. uit Den
Bosch gebleken was, dat er een klein
kastekort was. Een nauwkeurig onder
zoek door den directeur van het post
kantoor te Valkenburg wees uit, dat
een belangrijk bedrag niet was
antwoord. Naar verluidt, zou
veer een bedrag van ruim f 2000
duisterd zijn. Het betreffen hier
sluitend gelden van het Rijk.
ver-
orige-
v er-
uit-
BUITENLANSCH NIEUWS."
EDWARDS „WEG TERUG."
Zijn vrouw neemt de bochten.
W ie verwacht had, dat de voorma-
iige koning Edward VIII als balling
van Windsor voorgoed uit het Britsche
openbare leven zou verdwijnen, ver
gis. zich. Zelfs het salaris, dat hem
door zijn broer, koning George, is toege
kend, weel-houdt Prince Charming
niet, den goeden gever heel wat kop
zorg te veroorzaken.
Degenen, die Edward VIII hebben
weggewerkt en dat zijn zij, die de
uiterst rcactionnairc meerderheid
van den hoogeren Engelschen adel en
hofkringen vormen, doen al het moge
lijke, hem buiten Engeland te houden,
ei-wijl onder het volk groote sympa
thie voor hem bestaat, Een blad vroeg
kort geleden aan zijn lezers, of ze vóór
„Het ziet er uit als eene jongenskamer,'
zei hij eindelijk, toeh hij wat bekomen was,
„Aan wien behoort al dat moois
„Ga maar eens kijken," zei Dawson. „Alles
is voor u."
„Voor mij riep hij. „Voor mij-? Waarom
is alles voor mij Wie heeft het mij gege
ven En met een luiden kreet van blijdschap
sprong hij de kamer binnen.. Het was bijna
te heerlijk dan dat hij het kon gelooven.
„Zeker grootvader!" riep hij met schitteren
de oogen. „Ik weet zeker, dat het van groot
vader is
„Ja, gij hebt het geraden en als gij niet
verdrietig, zijt, maar vroolijk en blij den hee-
len dag, dan kunt gij alles van hem krijgen
v/at gij maar wilt;"
Het was een overheerlijke morgener was
zooveel te onderzoeken en te probeeren ie
der nieuw stuk boeide hem zóó, dat hij het
bijna niet kon loslaten om naar iets anders
te kijken. En het was zoo grappig om te den
ken, dat dit alles voor hem alleen in orde was
gemaakt, dat nog eer hij New-York verliet,
menschen uit Londen waren gekomen om de
kamers in te richten, die hij zou bewonen
dat zij de boeken en het speelgoed hadden
meegebracht, waarin hij waarschijnlijk het
meeste plezier zou hebben.
„Hebt gij wel ooit van iemand gehoord, die
zulk een goeden grootvader had
Dawson's gelaat kreeg eensklaps eene an
dere uitdrukking. Zij had nu juist geen bij
zonder hooge gedachte van zijne Lordschap
den Graaf van Dorincourt. Zij was nog niet
lang in huis geweest," maar toch reeds lang
genoeg om te hooren hoe de „eigenaardig
heden" van den ouden edelman door zijne
ondergeschikten bepraat en beoordeeld
werden.
„Van al de ondeugende, driftige, boosaar
dige oude kerels, bij wie ik het ongeluk heb
gehad te dienen, is deze hier de allerergste.'''
„Geef hem in alles zijn zin en speelgoed
in overvloed," had Mylord gezegd. „Zorg dat
hij plezier heeft, dan zal hij die moeder gauw
genoeg vergeten zijn. Amuseer hem, maak
dat hij andere dingen heeft om over te den
ken, dan komt alles wel van zelf terecht. Dat
is jongensaard."
Aangezien hij zulk een allerbeminnelijkst
oogmerk had gehad bij hetgeen hij deed, was
het hem misschien wel niet zoo bijzonder
aangenaam toen hij merkte, dat deze jongen
een anderen aard had. De Graaf had een
slechten nacht gehad en bleef den geheelen
morgen in zijne kamer na het tweede ont
bijt liet hij zijn kleinzoon bij zich roepen.
Cedric gaf terstond aan het oproep gehoor.
Hij kwam de breede trap afhuppelen de
Graaf hoorde hem door de gang draven, toen
ging de deur open en hij kwam binnen met
glinsterende oogen en een blos op de wangen.
„Ik dacht wel,, dat ik geroepen zou wor
den," zei hij. „Ik was al lang klaar. Ik ben
li toch zóó dankbaar voor al het mooie speel
goed, o zoo dankbaar Ik heb er den heelen
morgen mee gespeeld."
„O zoo," zei de Graaf, „is het naar uw zin
„O, ik vind alles zoo prachtig ik kan u
niet zeggen hoe prachtig verklaarde Ce
dric, terwijl zijn van blijdschap stralend ge
zichtje zijne woorden bevestigde. „Er is ook
een spel bij, dat op een bord met zwarte en
witte pennetjes gespeeld wordt, en dan met
ballen, die aan een ijzerdraadje zitten, weet
ge. Ik heb geprobeerd om het Dawson te lee
ren, maar zij begreep het niet heel goed
zij had het nooit gedaan omdat zij geen jon
gen is, en misschien heb ik het haar niet
duidelijk genoeg uitgelegd. Voor u is het niets
nieuws natuurlijk
„Ik vrees, dat ik het ook niet zal kunnen,"
gaf de Graaf ten antwoord. „Het is zeker een
Amerikaansch spel Heeft het iets van cric
ket
(Wordt vervolgd.)
t BLADEN ADVERTEEREN VGOR
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zijper CouruiL