r bTgazan 19e JAARGANG DINSDAG 2B JANUARI 1938 No. 10 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN TANDARTS ELKEN DONDERDAG VAN 9 —1 UUR. J. HET IJS GEBROKEN. REIST PER W.A.C.O. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. CAFÉ ROOBOL Markt SCHAGEN blijft spreekuur houden UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels f 0.50 Iedere regel meer f 0.10 EEN ONGENOODE „GAST." Entrée van de Bisamrat. Tenslotte is dan in Nederland toch een werkelijke Bisamraü gevangen. Het dier,, dat op een boerderij tus- schen Budel en Nederweert werd ge vangen, is inderdaad de zoo gevrees de Bisamrat En dat men in de krin gen van hen, die 'tot bestrijding van deze plaag geroepen zullen zijn, dili gent is, blijkt hieruit;, dat reeds een conferentie is belegd van den Plan- tenziekfienkundigen DiensJ met de directeuren van Rijks- en Provinci alen Waterstaat in Limburg,, Bra bant en Zeeland De bestrijding; - voor ons polderland met zijn vele dijken, een hoogst belang rijke zaak - zal worden ter hand geno men op grond van het Bisamratien- besluit. (K.B. van 19 Februari 1937, Staa sbl. no. 747.) In het kort weerge geven, verplicht dit besluip iederen; landgebruiken jager of visscher, omj aangifte te doen bij den burgemeester, indien hij de aanwezigheid van het dier vas-tstele of vermoedt. De burge meester dient dan den PlantenzieK- jienkundigen Dienst te Wageningen te waarschuwen, welke dan een onder zoek instelt. Blijkt) het vermoeden juist ie zijn, dan is de burgemeester verplicht/, om op den len werkdag daarna de dieren te doen opruimen ten genoege van den PI. Dienst. Ge schiedt dit niet, dan wordt ingegrepen krachtens artikel 61 van de Bisamrat- lenwef van 29 November 1930. Dat dit gevreesde, uit Nrd. Amerika afkomstige knaagdier, ook zijn intre de zou doen in ons land, werd reeds jaren lang gevreesd, getuige o.a. de wet van 1930. Het werd in 1906 door Boheemsche pelsdierfokkers ge- imporveerd, maar al spoedig bleek, dat de pels der dieren in Europa snel gegenereerde en voor den handel waardeloos was. Van Bohemen uit heeft de Bisamrat' zich allengs over Europa verspreid. Vier jaar geleden werd zij reeds gesignaleerd in Osna- bruck en daarna ook in België. Colo radokever - de gevaarlijke vijand van de aardappelplant - en Bisamrat - de belager en ondermijner van dijken en waterkeeringen - hebben dus kort na elkander hun entrée gemaakt in Nederland. Deze groote woelrat - waarvan heit, mannetje een lengde kan bereiken van 56 cm - is zeer vruchtbaar. Het wijfje werpt 20 a 30 jongen per jaar, zoodat men van een zéér snelle voortplan- FEUILLETON. ting kan spreken. De dieren, die hun holen graven in oevers, wallen en dij ken en zich voeden met waterplanten wortels, visch, eieren en kleine zoog dieren,, bewegen zich, vooral meit be hulp van hun afgeplat'tien staart, snel in het waXler voort. In Duitschland heeft men reeds eeni ge jaren de bestrijding krachtig en stelslmatig ter hand genomen. Men heeft er een specialen „Abwehrdienst" voor ingesteld, doch deze is er helaas niet in geslaagd, het dier binnen de „SpenTini" te houden. Het - wegens geldgebrek - vermindering der vang- premies, in welke ook onze wet voor ziet zal daartoe wel hebben bijgedra gen. Men vermoedt, dat het thans gevan gen dier afkomstig is uit België, maar deze dieren zijn gesignaleerd in den Demer, welks water in verbinding staat met dai in de streek van Budel. Doch, zooals reeds gezegd, ook uit het Oosten dreigt gevaar, want reeds in 1934 werd de Bisamrat gesigna- eerd te Stirpe-Olingen, nabij Osna- bruck, op 90 Km. van onze grens, be nevens in de nabijheid van Hamburg. Reeds toen achtte de directeur van den Plantenziektenkundigen Dienst deze vindplaatsen verontrustend voor ons land en van dat. oogenblik af heeft men de voorbereidingen getrof fen voor een blijvende organisatie ter verdelging van he>t ondier, speciaal heb regelmatig toezicht houden op dij ken en waterloopen, benevens het ver spreiden van afbeeldingen en gegevens onder de bevolking, zooads dat ook met den Colorado-kever gebeurt. Bestrijding in Beieren. De bestrijding van de Bisamrat in Beieren is als volgt De Westgrens van het verspreidings gebied, die toen ongeveer liep over Bamber, Neurenberg, Regensburg en Munchen, werd in 1927 aangenomen als „Spërrlinie." Deze 340 Km. lange lijn werd verdeeld in 7 trajecten, die ieder toegewezen zijn aan een ambte lijk bisamrattenjager, die de taak heeft alle Bisamratten-injecties len Westen van deze lijn op te ruimen. Doordat liet voorterrein intensief bewerkt werd door vangers, die op eigen risico werken, beeft men tot 1933 dezen opzet goed vol kunnen hou den. Deze laagste personen hebben een aanstelling, welke hun het recht ver leent alle gronden te betreden en daar bisamratten te vangen. Verder krijgen zij gratis een volledige vanguiitrus- 'ting. Zij ontvangen echter geen sala ris, maar werken voor de opbrengst der vellen en de premie, die voor elke gevangen bisamra-t wordt uitgeteerd, in 1934 waren in Beieren 299 particu lier bisamra/ttenvangers werkzaam. Met ingang van 1 April 1935 is de be strijding in het geheele Duitsche Rijk onder centrale leiding gesteld van dr. Pustet. Vang-techniek Een zeer gespecialiseerde en doei- matige vang-lecliniek heeft zich vooral 23.) Al de heeren begonnen te lachen en de jonge dame zelve kon zich ook niet goed hou den de rozen op hare wangen werden hoe langer hoe donkerder. „Mooi zoo, Fauntleroy," zei een van de heeren „gebruik uw tijd maar goed Als gij ouder zijt zult gij dat niet meer zoo dur ven zeggen „Maar dat moet iedereen wel zeggen," zei Cedric met het onschuldigste gezichtje. „Zoudt gij het kunnen laten Vindt gij haar dan ook niet mooi „Lord Fauntleroy mag zeggen wat hij wil," sprak zij. „Ik ben hem zeer verplicht en ik geloof zeker, dat hij meent wat hij zegt." En zij kuste hem op de frissche wangen. „Ik vind u mooier dan alle dames, die ik ooit gezien heb," zei Cedric, terwijl hij haar met zijn oprechte kinderoogen aanzag, „be halve liefste. Natuurlijk kan ik niemand zóó rnooi vinden als liefste. Die is, geloof ik, de mooiste dame van de heele wereld „Dat denk ik ook," zei Vivan Herbert. Daar bij lachte zij en een groot gedeelte van den avond hield zij hem aan hare zijde en in het groepje, waarvan zij het middenpunt vorm den, ging het vroolijk toe. Hij wist zelf niet hoe het gekomen was, maar het duurde niet lang of hij zat te vertellen van Amerika, van mijnheer Hobbs en van Dick, en eindelijk haalde hij met blijkbaren trots Dick's af- scheidsgave het rood zijden zakdoekje uit zijn zak. „Ik heb het van daag in mijn zak gesto ken omdat er partij was," zei hij. „Dick zou het zeker prettig vinden als hij wist, dat ik het op eene partij gebruikte." En hoe leelijk het schelroode ding ook was, hij bekeek het met eene zoo welgemeende en hartelijke bewondering, dat de omstanders door het werk van den Beiorschen bi samrattenjager Roim ia cio laatste 10 jaren in Duitschland ontwikkeld. De vangfuik van Roith is samengesteld op grond van nauwkeurige biologi sche waarnemingen. Bij het zwommen wolgt de bisam Mt bepaalde zwemwe- gen, die zij zoovee' mogelijk vrij van waterplanten en andere hindernissen hoodt. Als zij toer op een onverwachte hindernis stuit, duikt zij onmiddel ijk loodrecht naai- heneden. Bij de fuik van Roith wordt een strak gespannen staaldraad ter hoogte van het water oppervlak dwars over den zwem weg aangebracht. De daartegen aanzwem mende en loodrecht naar onflaag dui kende bisamrat komt in de van boven geopende fuik terecht, waaruit zij niet meer kan ontsnappen, zoodat zij verdrinkt. De fuik blijft in werking, totdat zij is weggenomen. Er werden wel eens 9 ratten in één nacht mede gevangen. Andere dieren (vogels, zoog dieren, visschen) worden er nooit, me de gevangen.) „Naast deze fuik past men tegenwoor dig een soort drijfjacht toe, waarbij de ratten, die overdag in holen zifcton, daaruit worden gedreven, terwijl vangfuiken voor de uitgangen zijn ge plaatst. Deze methode vereischt nauwkeurige kennis van de gewoon ten en den holenaanleg van de bisam ratten. Toegepast door ondeskundigen is zij eerder schadelijk dan nuttig, want een deel der ratten ontwijkt dan te vroeg of blijft in het hol. Deze ver laten later de plaats, waar zij veront rust zijn om zich over de omgeving te verspreiden. Bacterie-cultures hebben, evenals giftige middelen, voor de praktijk van de bestrijding weinig waarde, daar het dier er zeer moeilijk toe ie brengen is, om lokaas aan te nemen. Het gif aanbrengen op zijn natuurlijk voedsel, wortelstokken en de stengels van moe- rasp lanien, is onmogelijk. Vooral in de eerste jaren zal de vangst echter veel ^moeilijkheden me debrengen. Dit is een reden te meer om de bestrijding te beginnen bij de eerste bisamratten, die worden waar genomen, zoodaf de noodige ervaring is verkregen tegen den tijd, dat het aantal toeneemt. BINNENLANDSCH NIEUWS. DE LIMBURGSCHE MIJNEN. Ruim 14 millioen ton steen kolen in 1937. De Limburgsche steenkolenmijnen hebben het afgeloopen jaar een top- door geheel West-Friesland naar DEN HELDER—WIERINGERMEER en AMSTERDAM. VLUG VEILIG GOEDKOOP. Verwarmde wagens. prestatie geleverd. De totale produciie bedroeg niet minder dan 14.321.269 ton steenkolen, tegen 12.802.538 ton in 1936. Het aantal arbeiders in dienst be droeg op 1 Januari j.1. 312.163 tegen 29.574 op 1 December 1937. Het geheele jaar door werd regel matig geproduceerd verleden jaar moesten nog wegens gebrek aan afzet van 20 tot 45 dagen z.g. verzuimdien- sten ingelegd worden bij de verschil de mijnen. De loonen ondergingen tweemaal 'n verhooging. De afzet had een regelmatig verloop, zoodat geen vooraden behoefden te worden opgeslagen. De kolenprijzen, alsmede die der co kes en briketten waren beduidend hooger, zoodat het afgeloopen jaar on getwijfeld 'tot een der beste voor de mijnproductie gerekend kan worden. IJSSELMEERVISSCHERS GAAN SNOEKBAARS VANGEN. Vischopbr engst in 1937 21 pCt. hooger. Dezer dagen vergaderde ten kantore van den Rijksdienst ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwet. onder voor zitterschap van den directeur van de zen dienst, ir. G. F. H. Houben, de con tactcommissie voor de IJsselmeer- visschers. De vergadering werd mede bijge woond door den heer J. van Hengel, inspecteur der visscherijen, vertegen woordiger van den Minister van Eco nomische Zaken. Bij den aanvang deed de voorz. me- dedeeling omtrent bet gunstige ver loop van de visscherij op het IJssel- meer in het afgeloopen jaar. De vischopbrengst bedroeg in 1937 met uitzondering van den aanvoer te Wieringen, f 1.330.000 tegen f 1.192.440 in 1936, een vooruitgang van f 237.560 of 21 procent. In het bijzonder werd gewezen op de toeneming in de opbrengst van snoekbaars. Deze bedroeg in 1937 71.147 Kg. en f 23.043 tegen 8.373 Ke. en f 2709 in 1S36. Besproken werden de afzetmogelijk heden van zoetwatervisch. Van des kundige zijde werd er op gewezen, dat de snoekbaars in de voornaamste exportlanden niet gecontingenteerd is en dat groote vraag bestaat naar /snoekbaars, welke een gewichjt heeft van ongeveer 1 Kg. en hooger per stuk. De snoekbaars, welke slechts de minimummaat van 40 cm. heeft be reikt, is in hef algemeen lichter dan 1 Kg. Verschillende aanwezigen gaven te kennen, dat, gezien de gunstige voor uitzichten, in het volgende jaar ver scheidene visschers met de snoek- baarsvisscherij zouden beginnen. Men achtte, het een gelukkig verschijnsel dat deze visschers in de wintermaan den de snoekbaarsvisscherij kunnen uitoefenen. Naar aanleiding van den door ver- onwillekeurig hun lachlust bedwongen. „Ziet ge," zei hij, „ik vind mijn zakdoek zoo mooi, omdat Dick mijn vriend is." Menigeen kon ternauwernood een glimlach bedwingen, wanneer hij gedurig bij zijn groot vader's stoel ging staan of op een laag ta- bouretje naast hem zat, om met de grootste belangstelling en aandacht ieder woord op te vangen, dat de Graaf sprak. Eens stond hij zoo dicht bij hem, dat zijn wang den schouder van zijne Lordschap raakte en toen deze de indruk waarnam, dien dit tooneel op zijne gasten maakte, kon hij niet nalaten zelf ook even te glimlachen. De heer Havisham was reeds in den namid dag verwacht, maar hij kwam niet. Zoo iets was nog nooit gebeurd in al de jaren, dat hij van tijd tot tijd als gast op Dorincourt had mogen aanzitten. Eindelijk verscheen hij op het oogenblik, dat men aan tafel zou gaan. Toen hij zijn gastheer naderde, keek deze hem vol verbazing aan. Hij had iets gejaagds en zenuwachtigs over zich en zijn koel, scherp zinnig gelaat was werkelijk bleek. „Ik werd opgehouden," sprak hij op zach- ten toon tot den Graaf, „door een allerzon derlingst geval." Het was iets even ongewoons voor den ad vocaat om zenuwachtig te zijn als om te laat te komen maar dat hij door het een of an der ontroerd en van zijn stuk gebi'acht was, bleek zeer duidelijk. Aan tafel gebruikte hij bijna niets en twee of drie maal gebeurde het, dat hij schrikte als hij werd aangespro ken zijne gedachten waren blijkbaar met geheel iets anders vervuld. Toen Cedric bij het dessert binnenkwam, wierp hij meer dan eens een zonderlingen, half angstigen blik op hem. Cedric merkte het zeil', en verwonderde er zich over. Hij en de heer Havisham waren zulke goede vrienden. Maar de advocaat scheen het lachen ver leerd te hebben dien avond. Eigenlijk dacht hij aan niets dan aan het onverwachte en droevige nieuws, dat hij ge hoord had, en dat hij den Graaf nog vóór den nacht moest mededeelen het onver wachte nieuws, dat zulk een vreeselijke schok voor den ouden man wezen en aan alle din gen een ander aanzien geven zou. Terwijl hij om zich heen zag in de fraaie verlichte za len en den blik liet gaan over het schitterend gezelschap, dat daar was samengekomen, zooals hij wel wist, meer ter wille van het blondlokkige kind naast grootvaders stoel, dan om eenige andere reden terwijl hij keek naar den ouden man, die zoo trotsch was op zijn kleinen Lord Fauntleroy, kon hij zijne aandoening bijna niet bedwingen, hij j de koele, wereldwijze advocaat. Welk een vreeselijke slag was het, die hij hem moest toebrengen Hij wist zelf niet hoe het langdurige, schit terende diner aan zijn einde kwam. Het was hem alsof hij droomde en meer dan eens 1 zag hij, dat de Graaf hem verwonderd vragend aankeek. Maar eindelijk was het toch afgeloopen en de heeren voegden zich in de ontvangkamer bij de dames. Zij vonden Cedric op eene sofa zitten naast Vivan Herbertzij hadden sa men prenten bekeken en hij was bezig haar te bedanken toen de deur openging. „Ik bedank u wel voor uwe vriendelijk heid zei hij. „Ik was nog nooit op eene partij geweest en ik heb heel veel plezier ge had Hij had zooveel plezier gehad, dat hij, toen de heeren Vivan Herbert weer begonnen te omringen en hij stil zat toe te luisteren, langzamerhand de oogen zwaar voelde wor den. Telkens wilden de leden dichtvallen, tot op eens het heldere lachje van de bewon derde schoone hem tot zich zeiven deed ko men dan sloeg hij ze weer voor een paar seconden op. Hij wist zeker, dat hij niet in slaap zou vallen, maar achter hem lag een geel satijnen kussen, zijn hoofd zonk achter ever en voor de laatste maal vielen zijne oo gen dicht. Zij gingen zelfs niet geheel open toen iemand hem een poos later voorzichtig op de wang kuste. Het was Vivan Herbert, die heenging en nu zachtjes zei „Goeden nacht, mijn kleine Lord, slaap wel Den volgenden morgen wist hij volstrekt niet meer, dat hij de oogen even geopend en gefluisterd had „Goeden nacht ik ben blij, dat ik u gezien heb ik vind u zoo mooi Hij had alleen een flauwe herinnering, dat hij de heeren weer had hooren lachen, en dat hij niet wist waarom. Nauwelijks had de laatste gast de kamer verlaten, of de heer Havisham verliet zijne plaats bij den haard en ging bij de sofa staan, waar het kind lag te slapen. De kleine Lord Fauntleroy had het zich gemakkelijk gemaakt. Zijn eene beentje lag over het an dere en hing over den rand van de sofa.de eene arm had hij om het hoofd geslagen de warme blos der onbezorgde, gelukkige kindsheid kleurde zijne wangen het blonde krulhaar lag uitgespreid over het kussen eene schilderij om te zien Terwijl de heer Havisham naar hem stond te kijken, hief hij de hand op, en wreef zijne glad geschoren kin met al het voorkomen van iemand, die in droevig gepeins verzonken is. „Komaan, Havisham, wat scheelt u klonk de harde stem van den Graaf vlak achter hem. „Er is zeker het een of ander gebeurd Wat is het voor buitengewoons, als ik vragen mag De heer Havisham bleef zijne kin wrijven, maar keerde zich om. „Het is slecht nieuws," gaf hij ten ant woord, „droevig nieuws, Mylord het ergste wat gij u kunt voorstellen. Het spijt mij, dat ik de Jobsbode moet wezen." De Graaf was onrustig geworden, toen hij in den loop van den avond telkens diezelfde uitdrukking op het gelaat van $en advocaat gelezen had en onrust maakte hem altijd prikkelbaar. „Waarom ziet gij het kind zoo aan riep hij knorrig. „Gij hebt den geheelen avond naar hem gekeken, alsof zeg Havisham, wat beteekent dat Waarom hangt gij zoo over hem heen als een ongeluksvogel Wat heeft schillende visschers naar voren ge- brachten wonsch om wijziging te bren gen in het voor de kuilvisscherij ver boden genie l, vooral omdat men het onbillijk aciu, dat door dezen maatre gel de niet-k uil visschers bevoordeeld worden, wevj de heer Van Hergel er nog eens in he: bijzonder op dat de inperking uitsluitend ten uoel heeft de bescherming van den zoetwater stand. Van verschillende zijden werd verzocht om, voor het geval het gebied, waar de kuilvisscherij mag worden uitge oefend, beperkt moest blijven, een be ter toezicht op en een betere verlich ting van de aangegeven lijnen te wil len bevorderen. Van ander zijde merkte men op, dat in het voor de kuilvisscherij verbo den gebied jonge zoetwatervisch in groote hoeveelheden wordt aange troffen. IJSSELMEER IN 1937. Fauna-verandering - Vooral plantaardig plankton ver mindert. In de vergadering van de Zuiderzee Commissie van de Nederlandsche Dierkundige Vereenigïng, die Vrijdag middag te Amsterdam plaais vond. sprak dr. B. Iiavinga over de Fauna van het IJsselmeer. In 1936 was in de voormalige Zuider zee nagenoeg het minimum zoutge halte bereikt. Voor vrijwel alle organis men van het zoete water was het zoet genoeg, zoodat op het oogenblik het IJsselmeer een braak terrein was, dat bevolkt moest worden. Het komt er nu maar op aan, of de organismen, die binnendringen, een groot versprei dings- en tevens een groot, voortplan tingsvermogen hebben. In dit opzicht spande de bekende Chironomus de kroon. De zoetwatermossel Dreissen- sia polymorpha die zich in 1936 veel vastgezet had, heeft in dat jaar daarop zijn areaal uitgebreid. Ze dient den visschen tot voedsel, maar wordt ook gaarne door de eenden gegeten. De visschen op hun beurt hebben wel een groot verspreidingsvermogèn, maar liun voortplantingsvermogen schiet nog te kort voor het bevolken van de geheele Zuiderzee, met uitzondering van de Pos, waarvan in 1937 1 mill. Kg. overeenkomend met 90 mill. stuks, ge vangen werd. Brasem, voorn en baars evenwel, die op oevergegroei-ing aange wezen zijn, telen nog niet zoo snel. Snoekbaars heeft in 1937 een gunstig jaar gehad, al haalt deze visch nog niet bij de Pos„ daar van deze visch slechts 70.000 Kg. in het laatste jaar werd buitgemaakt. Het traagste ver breiden zich de weekdieren, waarvan tot nog toe alleen de eendenmossel Anodonta tot in het midden van het IJsselmeergebied is doorgedrongen. De kreeftjes Corophium en Gammarus zijn voorgoed verdwenen. Van de vroegere bewoners zijn van de visschen spiering en aal, van de kreeftjes Neomysis en van de wormen uw nieuws met Lord Fauntleroy te maken „Mylord," begon de heer Havisham, „ik zal geen woorden verspillen. Mijn nieuws heeft alles met Lord Fauntleroy te maken. En als wij het voor waar moeten houden, dan ilgt daar niet Lord Fauntleroy te slapen, maar de zoon van kapitein Errol. Dan is de te genwoordige Lord Fauntleroy de zoon van uw zoon Bevis, en bevindt hij zich op het oogen blik te Londen in een logement." De Graaf omklemde de leuning van zijn stoel met beide handen, de aderen van zijn voorhoofd zwollen op, zijn gelaat was doods bleek géwordén. „Wat zegt gij daar riep hij uit. „Gij zljt gek Wie heeft die leugen verzonnen „Indien het eene leugen is,' hernam de heer Havishm, „heeft zij toch maar al te veel overeenkomst met de waarheid. Dezen mor gen vervoegde zich eene vrouw aan mijn kan toor. Zij verklaarde, dat uw zoon Bevis haar zes jaar geleden te Londen getrouwd had. Zij liet mij de huwelijksactie zien. Een jaar daarna kregen zij twist en hij gaf haar geld om van haar af te komen. Zij heeft een zoon tje van vijf jaar. Zij is eene Amerikaansche, en nog maar kort geleden was zij tot het besef gekomen, dat haar zoon rechten kon laten gelden. Zij raadpleegde een rechts geleerde en ontdekte dat het kind werkelijk Lord Fauntleroy en de erfenaam van Dorin court was. Natuurlijk dringt zij er op aan, dat zijn recht gehandhaafd zal worden." (Wordt vervolgd.) IN VIER BLADEN AD VERTEEREN VOOR EENMAAL BETALEN I Wieringermeerbode. Wieringer Courant. De Polderbode. Zijper Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1938 | | pagina 1