29e JAARGANG
DONDERDAG 10 FEBRUARI 1938
No. 17
NIEUWS* EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
HET IJS
GEBROKEN.
BEZOEKT MET DE WACO
HET CARNAVAL TE BONN.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAQ, DONDERDAG EN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN.
BUREAU
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 5 regels
Iedere regel meer
f 0.50
1 0.10
het ijsselmeer als bron van
drinkwater.
De verzoeting is als bereikt l.e
beschouwen. Slib kwestie de
eenige moeilijkheid.
He-: Hbld. schrijft
In de Deceinber-vergadering van de
Prov. Staten van Noord-Holland is de
vraag gesteld wat te verwachten is van
de maatregelen tot gebruikmaking van
het IJsselmeerwater als drinkwater.
Mi'. Bruch antwoordde daarop, dat de
verzoeting van het IJsselmeerwater be
reikt is en dat het water goed smaakt,
maar dat men nog niet zoo ver is, dat
inschakeling van deze drinkwaterbron
mogelij r is.
Wij hebben hierin aanleiding gevon
den'ons licht nog eens te gaan opste
ken bij den directeur van het Provinei
aal Waterleidingsbedrijf van Noord
Holland.
„Hoe staat het", vroegen wij, „met
die verzoeting, en Wat kan men daar
van voor de drinkwatervoorziening ver
wachten
Die verzoeting, zoo luidde het ant
woord, is als bereikt te beschouwen. De
mededeelingen van hetgeen in de laat
ste vergadering van de Zuiderzee-Com
missie der Nederlandsche Dierkundige
Vereeniging is behandeld, spreken in
dit verband over het bereikte minimum
Het cliloorgehalte komt nergens
meer boven de 200 mg/1. Dat „nergens"
moet met een korreltje zout genomen
worden, want er zijn factoren, b.v. het
schutwater, dat door de sluizen bij
Schellingwoude, Wieringen en het
Kornwerderzand in het zoetwatermeer
belandt, die plaatselijk aanzienlijke
hoogere getallen te zien doen geven,
doch gelukkig verdwijnt althans een
deel van dat water bij eb weer in de
richting vanwaar het gekomen is. Prac
tiscli van men dus van een verzoeting
van het IJsselmeer spreken. Men moet
een fijnproever zijn, indien men bij een
cliloorgehalte van 400 mg/1, het zout
proeft. Een gehalte van 200 is dus alles
zins toelaatbaar. Er zijn waterleidin
gen in ons land geweest, waar men het
met aanzienlijk meer heeft moeten
doen.
Uit dien hoofde zou er dus geen be
zwaar zijn tegen het drinken van IJs
selmeerwater. Ook uit een algemeen
hygiënisch oogpunt, is dat bezwaar niet
aanwezig. Een [technisch bezwaar
vormt echter het slibgehalte. De dooi
den IJssel medegevoerde stoffen heeft
het I.Jsselmeer in sterke mate met zich
ten deele in zwevenden toestand bevin
dend zeer fijn verdeeld slib bezwan
gerd doen zijn. Voor zoover bezonken,
wordt een deel van dat slib door straffe
winden weer opgewoeld. De geringe
diepte van het IJsselmeer en het (nog)
ontbreken van eenige bodemvegetatie
speelt hier een belangrijke rol. Wil nu
het water bruikbaar zijn voor het
P.W.N., dan moet dat slib er uit. Plet
gaat hier niet alleen om 'n aesthetisch
bezwaar, doch nog meer om een teen-
nisch, aangezien liet slib zorg zou ba
ren voor een deugdelijke bedrijfsvoe
ring. Immers het uitgestrekte leiding
net zou er ongetwijfeld de hinderlijke
gevolgen van gaan ondervinden.
Overigens heeft de P. W. N. zicli
door de keuze van de voorgenomen ves
tigingsplaats, op een deel waarvan de
huidige proefinstallatie is gevestigd,
zoo veilig mogelijk trachten te stellen.
De installatie is nabij den vuurtoren
„De Ven" ten Noorden van Enkliuizen
gelegen. Het laboratorium ter plaatse
is zoodanig ingericht, dat een serie
proefnemingen gelijktijdig kan worden
ingezet het is sedert Juli 1937 volle
dig in bedrijf, üe.racht wordt in den
kortst mogelijken lijd een indruk te
vestigen omtrent de mogelijkheden op
dit gebied. Men mag echter ook hier
niet over één nacht ijs gaan. Elk sei
zoen met al zijn weers-invloeden zal
men moeten medemaken, wil men zich
een definitief oordeel kunnen vormen,
waarop is te bouwen. De voorloopige
indruk is verkregen,, dat de slibkwestie
de eenige moeilijkheid is. Ook deze is
tenslotte niet onoplosbaar. Met chemi
sche klaringsmiddelen is de gewenscli-
te zuivering te bereiken, doch dat
maakt het procédé gecompliceerd. Ge
tracht wordt dus het gebruik van che
micaliën zooveel mogelijk te ontgaan.
De proefnemingen moeten daarbij den
weg wijzen.
„Ligt het in het voornemen om het
IJsselmeerwater met duinwater ie ver
mengen", vroegen we nog
Een menging door het water eerst
in de duinen te brengen ligt niet in het
voornemen. Krijgt men het water goed
te Enkhuizen, dan zou het niet econo
misch zijn het eerst naar de duinen te
transporteeren en het vandaar naar
het voorzieningsgebied terug te vervoe
ren. Gaan de plannen door, zooals zij
thans zijn opgevat, dan zal er zich orn
streeks in het midden van het voorzie
ningsgebied een zone vormen, waar
men een mengsel van duin- en IJssel-
water uit zijn kraan tapt.
De theoretische mogelijkheid eener
IJsselmeer watervoorziening is er dus.
Het gaat er thans om te onderzoeken
of de toe te passen zuiveringsmethode
technisch mogelijk zal blijken te zijn,
zonder al te veel groote financieele
offers te vragen.
Over deze vraag behield de heer Van
Oldenburgh zicli zijn meening nog ge
heel voor.
CRISIS - BUREAU.
FEUILLETON.
biggenmerken.
Wij vernemen van bevoegde zijde,
dat het aantal aangebrachte biggenmer
merken in de week van 24 tot 29 Jan.
1938 bedroeg 61258, tegenover 39415
in de overeenkomstige week van het
vorige jaar.
Van de toekenning 1937 zijn van
1 Jan. 1937 tot 29 Jan. 1938 in '.totaal
aangebracht '2029099 merken, tegen
over 2239112 merken in de overeenkom
stigc periode van de toekenning 1936-
30.)
Welk een avond was het, toen de brieven
gekomen waren en de Graaf en de heer Ha-
visham in de bibliotheek over den inhoud
zaten te praten.
„Na de eerste ontmoetingen, die ik met
haar had," zei de heer Havisham, „begon ik
haar sterk te verdenken. Het kwam mij voor,
dat het kind ouder was dan zij beweerde zij
vergiste zich bij het noemen van den datum
zijner geboorte en trachtte daar toen eene
mouw aan te passen. Het verhaal in deze
brieven vervat, komt in menig opzicht over
een met mijne verdenking. Het beste zal,
dunkt mij, wezen, terstond om die beide Tip-
tons te telegrafeeren, haar niet te waarschu
wen en hen plotseling in hare tegenwoordig
heid te brengen, wanneer zij daar in het
minst niet op verdacht is. Eene volleerde in
trigante is zij nog niet. Ik houd het er voor,
dat zij vreeselijk schrikken en zichzelve
„staande de vergadering" verraden zal."
En zoo gebeurde het ook. Men vertelde haar
van niets en om haar niet op het denkbeeld
te brengen, dat er iets gaande was, bleef de
heer Havisham zijne besprekingen met haar
voortzetten en verzekerde haar teikens, dat
het onderzoek naar hare rechten in vollen
gang was. Zij begon zich dan ook zóó zeker
van hare zaak te voelen, dat hare stemming
hoe langer hoe rozekleuriger we;rd, terwijl
hare onbeschaamdheid in dezelfde mate toe
nam.
Maar op een goeden morgen toen zij in
„Het Wapen van Dorincourt," in haar salon j
plannen zat te maken voor de toekomst, werd
de heer Havisham aangediend en toen hij
binnentrad, werd hij gevolgd door niet min
der dan drie personen een jongen met een
slim gezicht, een breedgeschouderd man en
den Graaf van Dorincourt.
Zij sprong op en gaf een gil van schrik, eer
zij den tijd had gehad om tot bezinning te
komen. Zij had die beiden duizenden mijlen
ver gewaand, indien zij al aan hen gedacht
had, hetgeen in de laatste jaren zeer zelden
gebeurde. De mogelijkheid, dat zij hen ooit
terug zou zien, was niet eens in haar opge
komen. Het moet gezegd worden, dat Dick
van innerlijke pret grinnikte toen hij haar
zag.
„Hallo, Mina zei hij.
De breedgeschouderde man Ben stond
haar een oogenblik zwijgend aan te kijken.
„Kent gij haar vroeg de heer Havisham,
hen beurtelings opmerkzaam gadeslaande.
„Ja." zei Ben, „ik ken haar en zij kent mij."
Zoo sprekend keerde hij zich om en ging bij
het venster staan, alsof het hem te veel was
haar aan te zien en dat was ook zoo. Toen de
vrouw zich dus ontmaskerd en aan spot en
minachting prijs gegeven zag, verloor zij al
hare zelfbeheersching en kreeg een aanval
van drift, zooals Ben en Dick maar al te vaak
hadden bijgewoond. Dick grinnikte nog iets
meer onder het luisteren naar al de welbe
kende scheldwoorden en bedreigingen, maar
Ben keek niet eens naar haar om.
„Ik wil er voor iederen rechter een eed op
doen, dat zij mijne vrouw, is geweest," sprak
hij tot den heer Havishm, „en een dozijn
menschen meebrengen, die het ook zullen
doen. Haar vader is een achtenswaardig man,
hoewel het hem slecht gegaan is in de we
reld. Hare moeder was precies als zij. Zij is
dood, maar hij leeft nog en hij is fatsoenlijk
genoeg om zich over haar te schamen. Laat
hij u maar eens vertellen wie zij is en of zij
met mij getrouwd is geweest of niet
Eensklaps balde hij de vuist en ging vlak
voor haar staan.
„Waar is het kind?" vroeg hij. „Hij gaat
met mij mee. Hij zal niets meër met u te
maken hebben en ik ook niet
Juist toen hij deze woorden gezegd had.
werd de deur van de slaapkamer een weinig
«BINNENLANDSCH NIEUWS.
vestigingsverbod
schoenbranche.
Van heden af verboden zonder
vergunning een bedrijf in de
branche te vestigen.
Nadat op 18 Aug. 1937 een spertijd
voor liet slagerbedrijf was ingevoerd
en op 9 en 17 Dec. 1937 een voor het
broodbakkers- en brood ver koopersbe-
drijf, heeft de miniter van Economi
sche Zaken thans een tijdelijk vesti-
iyngsverbod uitgevaardigd voor het
schoenherstellingsbedrijf, het schoen
makersbedrijf, het schoenverkoopers-
bedrijf en het bedrijf van orthopae-
disch schoenmaker, dus voor de volle
dige schoenenbranche.
Het is derhalve van heden af ver
boden zonder vergunning van den
minister een inrichting te vestigen,
waarin een der hier genoemde bedrij
ven wordt, uitgeoefend.
De organisaties van schoenwinkeliers
en schoenmakerspatroonsvereenigin-
gen hebben zicli tot den minister ge
wond om spoedige invoering van vesti
gingseisclien voor hun bedrijf.
In afwachting hiervan is de minister
van Economische Zaken op verzoek
van den Middenstandsraad overgegaan
tot. het voorloopig vestigingsverbod,
omdat bij de invoering van een spertijd
voor het slagersbedrijf en bakkersbe
drijf duidelijk gebleken was, dat inder
daad nog velen trachten door over
haaste vestiging aan de eischen, welke
bij algemeene maatregel van bestuur,
gesteld zullen worden, te ontkomen.
In het schoenbedrijf heerschte reeds
geruimen tijd een chaotische toestand.
Het aantal vestigingen van bedrijven
en in het bijzonder van onvolwaardige
bedrijfjes nam steeds toe. Zoo was in
de drie groote steden des lands in de
periode van 1 Jan. tot 1 Oct. 1937 een
toeneming geconstateerd van 194. Hier
onder zijn niet begrepen de van de
straat af niet zichtbare bedrijven, wel
ke naar schatting 50 pCL van het to
taal uitmaken.
Door de toepassing van de Vestigings
wet wordt een saneerende werking ver
wacht, waarbij niet slechts de betrok
ken bedrijven gebaat zijn, maar waar
van ook de lederhandel en de schoenen
industrie voordeel zullen trekken.
vader wilde niet, dat zijn
zoon diende.
Een 47-jarige Amsterdammer had
zich in hooger beroep voor de Recht
bank te Amsterdam te verantwoorden,
4 dagen van de grootste pret.
Geheel verzorgd f 23.50, vertrek Zaterdag
26 Februari. Vraagt Prospectus.
REISBUREAU WACO,
omdat hij een overtreding van de
Dienstplichtwet door zijn zoon zou heb
ben uitgelokt. Aan diens adres waren
tweemaal oproepingen voor de keu
ring gezonden en tweemaal had de
vader de briefkaarten onderschept en
teruggestuurd. Zijn zoon had hij volle
dig onkundig gelaten van zijn handel
wijze, zooda.i deze buiten zijn schuld
niet voor de keuring was verschenen.
De Kantonrechter had den vader, die
principieele bezwaren heeft tegen den
militairen dienst, veroordeeld tot drie
dagen' hechtenis..
De Officier van Justitie eischte beves
tiging van het vonnis van den kanton
rechter.
Uitspraak 22 Februari.
Geiukwensch uit Lons-le-Saunier
bij de geboorte van de Prinses.
De heer M. II. Maréchal, burgemees
ter van Lons-le-Saunier, in Frankrijk,
heeft aan zijn Baarnschen ambtgenoot
jhr. mr. G. C. J. van Reenen, een brief
gericht. De heer Maréchal deelt, in de
zen brief mede, dat in het stadje, waar
van hij burgemeester is, op 18 Maart
1502 de laatste nakomeling van de gra
felijke familie Chalon is geboren.
Lons-le-Saunier behoorde tot de be
zittingen van deze familie en daar is
deze Philibert de Chalon, van moeders
zijde Prins van Oranje, op 24 Octóber
1520 ook hegraven, onder vorstelijke
praal. Philibert liet zijn bezittingen en
titels na aan Reneé van Nassau, den
zoon van zijn zuster.
.Oranje-Nassau", zoo schrijft de heer
Maréchal, „dat zijn klanken, die tot
hef hart spreken van alle Nederlan
ders, die te recht trotsch zijn op hun
dynastie en zich met die dynastie
verbonden gevoelen. Op het
oogenbik, dat de geboorte van een Prin
ses de continu-iteit van Uw Koninklijk
Huis verzekert, hoeft onze stad deelge
nomen in de vreugde, welke geheel
Nederland uitte. Dat. was haar recht
en haar plicht."
De Fransche burgemeester vertelt
verder, dat iu de berk Philibert en
diens ouders zijn hegraven en dat. de
inscripties op de grafstecnen nog dui
delijk leesbaar zijn. De naam Phili
bert is ook bewaard op een gedenk
plaat van het Raadhuis van Lons-ie-
Saunier, want dit raadhuis was het
kasteel, waarin Philibert is geboren.
De wapens en de kleuren van dit
Fransche stadje zijn die van den Fran-
schen tak van het Huis van Oranje-
Nassau.
De heer Maréchal besluit met te zeg
gen, dat hij het als een eer beschouwt,
van verre zijn gclukwenschen aan zijn
Baarnschen ambtgenoot te doen toe
komen.
Tel. 35 Tel. 184
HOORN.
geopend en de knaap, waarschijnlijk door het
luide spreken opmerkzaam gemaakt, trad
binnen. Mooi was hij niet, maar toch had hij
wel een mooi gezicht en hij leek sprekend op
Ben, zijn vader, en op zijne kind was het
driehoekige lidteeken nog altijd zichtbaar.
Ben ging naar hem toe en vatte bevend
van aandoening zijne hand.
„Ja," zei hij, „het is mijn zoon, ook daarop
zou ik een eed kunnen doen. Tom," sprak hij
tot het kleine ventje, „ik ben uw vader en
ik belT hier gekomen om u te halen. Waar is
uw hoed
De knaap wees naar een stoel waarop de
hoed lag. Hij vond het blijkbaar niet onaan
genaam, dat hij heen gaan zou. Hij had den
laatsten tijd zoo veel zonderlinge ondervin
dingen opgedaan, dat het hem niet eens bij
zonder verrastte, toen die onbekende zich zijn
vader noemde. Hij voelde zoo weinig voor de
vrouw, die hem een paar maanden geleden
was komen weghalen van de menschen, waar
hij van zijne eerste kindsheid af gewoond
had, dat eene verandering hem niet onwel
kom was. Ben nam den hoed van den stoel
en ging naar de deur.
„Mocht gij mij weer noodig hebben," sprak
hij tot den heer Havisham, „dan weet gij
waar ik te vinden ben."
Daarop verliet hij den kamer met het kind
aan de hand en zonder meer naar de vrouw
om te zien. Zij raasde en tierde van woede,
terwijl de Graaf haar zwijgend gadesloeg door
het lorgnet, dat hij op zijn aristocratisehen
arendsneus had gezet.
„Kom, kom, ik zou mij nu maar bedaard
houden," sprak de heer Havisham. „Het helpt
u toch niet, en als gij u zoo aanstelt, zouden
wij u moeten opsluiten."
Er was iets overstoorbaar kalms in zijn
toon, waardoor zij opeens tot het besef scheen
te komen, dat zij niets beters kon doen dan
zich. uit de voeten maken. Zij wierp hem een
woedenden blik toe, snelde langs hem heen
dc kamer uit en sloeg de deur achter zich
dicht.
BUITENLANSCH NIEUWS.
vereenigde staten.
Kind 5 jaar lang verborgen
op zolderkamertje.
In Uniontown (Pcnnsylvanië) -is een
verschrikkelijk geval van \erwaarIoo-
zing van een kind aan den dag geko-
„Van haar zullen wij geen last meer heb
ben," zei de heer Havisham.
En zoo was het ook, want dienzelfden avond
verliet zij „het Wapen van Dorincourt," nam
plaats op den trein naar Londen en werd niet
meer gezien.
Toen de Graaf na dit onderhoud de kamer
verliet, ging hij terstond naar zijn rijtuig.
„Naar Court-Lodge," beval hij aan Thomas.
„Naar Court-Lodge," zei Thomas op zijne
beurt tot den koetsier en toen hij op den
bok zat, voegde hij er bij, „Gij zult zien, de'
dingen nemen nu op eens een onverwachten
keer."
Toen het rijtuig voor de deur stilhield, was
Cedric in het salon bij zijne moeder.
De Graaf trad onaangemeld binnen hij
scheen een hoofd grooter en tien jaar jonger
dan eenigen tijd geleden. Zijne donkere oo-
gen schitterden.
„Waar is Lord Fauntleroy vroeg hij.
Mevrouw Errol kwam hem te gemoet er
een blos kleurde hare wangen.
„Is het „Lord Fauntleroy vroeg zij. „Wer
kelijk
De Graaf stak zijne hand uit en vatte de
hare.
„Ja," gaf hij ten antwoord. „Zoo is het.
Toen legde hij de andere hand op Cedric's
schouder.
„Fauntleroy," zei hij, op zijn eigenaardigen
korten, gebiedenden toon, „vraag aan uwe
moeder wanneer zij bij ons op het kasteel
komt."
Cedric sloeg zijne beide armen om haren
hals.
„Om bij ons te blijven Om altijd bij ons
te blijven juichte hij. -
De Graaf keek mevrouw Errol en mevrouw
Errol keek den Graaf aan. Het scheen zijne
Lordschap ernst te zijn. Hij had zich voorge
nomen geen tijd te verspillen met overbodige
woorden. Hij was tot de slotsom gekomen, dat,
inen, zoo meldt de New Yorksclie cor
respondent van de .,News Chronicle."
Het kind, een meisje, is van haar ge
boorte af,, vijf jaar lang op een zolder
kamertje gevangen en van alle ver
keer met de buitenwereld verstoken
gehouden. Het kind is de onwettige
dochter van een vrouw, die bekend
heeft, dat haar 70-jarige vader, een
boer, haar gedwongen had het meisje
op het zolderkamertje verborgen te
houden, als straf voor haar „zonde."
De vader en d'c vrouw zijn beiden ge
arresteerd.
Het meisje is thans in een Ziekenhuis
opgenomen, waar de doctoren van haar
een normaal kind hopen te maken. Ze
kan niet spreken, niet loopen, zelfs
niet lachen. Toen zij in een bad gezet
werd, gaf ze een gil, de eerste mensche
lijke klank, die men van haar te hoo
ien kreeg. Voor een pop, die men haar
gaf, bleek zij doodsbenauwd te zijn.
Maar toen men haar met twee jonge
tjes van 2 jaar samenbracht en een van
deze dreumissen op haar afkwam,
toonde zij geen angst.
Het meisje is nog zeer zwak, zoodat
men zóöwel aan de voeding als aan de
opvoeding de uiterste zorg zal besteden
De Kerkstrijd in Duitschland.
Ds. NIEMÖLLER
een man uit één stuk.
GESLOTEN DEUREN.
De rechtbank te Moabit, waarvoor ds. Nie-
möjler, de leider van de protestantsche Be-
lij deniskerk terechtstaat, is de speciale recht
bank. Van haar vonnissen staat geen hooger
beroep open. Wel echter kunnen onder be
paalde omstandigheden bijvoorbeeld als
later blijkt, dat een der getuigen zich aan
meineed schuldig gemaakt heeft de rech
ters revisie van het vonnis gelasten.
Niemöller heeft gelegenheid gekregen een
relaas te geven van zijn loopbaan. Hij ver
telde van zijn jeugd en opleiding, van zijn
deelneming aan den oorlog, van zijn positie
als predikant tijdens de revolutie van 1918
'19 en in de jaren van het sosiaal-democra-
tisch regime en verhaalde, hoe hij ondanks
zijn nationale gevoelens uit overtuiging
den strijd had moeten aanbinden tegen be
paalde anti-christelijke, tendenzen, welke
zich sedert 1933 het tijdstip, waarop de
nationaal-socialisten in Duitschland aan de
macht waren gekomen hadden ontwikkeld.
Bijzonder interessant waren uit den aard
der zaak zijn mededeelingen over zijn oor
logsjaren, toen hij als duikboot-commandant
in de Adriatiseh Zee opereerde. Wanneer iets
in staat kon zijn, het manmoedige karakter
van dezen voorvechter eener religieuze idee
en de vaderlandslievendheid alsook de nati
onale gezindheid van ds. Niemöller te docu
menteeren, zoo was het wel dit sober relaas
van heldenmoed. De eenvoudige wijze, waar
op de bekende leider van de Belijdenis Kerk
over deze dingen sprak, kan niet anders dan
grooten indruk op de rechters gemaakt heb
ben.
De advocaten van Niemöller en de beklaag
de zelf hebben energiek geprotesteerd tegen
de behandeling met gesloten deuren.
Ik wil bewijzen, dat ik geen verrader ben,
zeide hij aan het einde. De rechtbank wees
zijn verzoek echter af en beval zelfs, dat een
ieder, die in hét gebouw van de rechtbank
hij niets beters kon doen dan goede vrienden
worden met de moeder van zijn erfgenaam.
„Is dat waarlijk uw verlangen vroeg me
vrouw Errol met haar zachten, vriendelijken
glimlach.
„Waarlijk," was zijn alles afdoend ant
woord. „Wij hebben u eigenlijk altijd gemist,
maar wij begrepen het niet. Ik hoop, dat gij
komen zult."
HOOFDSTUK XV.
ZIJN ACHTSTE VERJAARDAG.
Ben nam zijn jongen mee en keerde terug
naar de veefokkerij in Californië, en wel on
der zeer gunstige omstandigheden. Kort vóór
zijn vertrek had de heer Havisham een on
derhoud met hem, waarbij hij hem mede
deelde, dat de Graaf van Dorincourt iets
wilde doen voor een knaap, van wien men
een oogenblik gedacht had, dat hij Lord
Fauntleroy was hij meende dat het beste
plan zou zijn hem in het bezit te stellen van
een eigene veefokkerij en Ben tot bestuurder
te maken, onder zeer voordeelige voorwaar
den op die wijze zou bij verstandig overleg,
de toekomst van zijn zoon verzekerd wezen.
Toen Ben dus heenging was het als de aan
staande eigenaar eener veefokkerij, die zoo
goed als de zijne zou wezen. Tom, zijn zoon
groeide op tot een fermen jongen en was in
nig aan zijn vader gehecht zij hadden het
zóó goed en waren zóó gelukkig, dat Ben dik
wijls dacht en zeide „Die jongen vergoedt
mij al het leed, dat ik vroeger heb gehad."
(Wordt vervolgd.)
IN VIER BLADEN AD VERTEEREN V99H
EENMAAL BETALEN I
Wieringermeerbode. t'!
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zijper Courant ijl