29e JAARGANG DONDERDAG 10 FEBRUARI 1938 No. 17 NIEUWS* EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN HET IJS GEBROKEN. BEZOEKT MET DE WACO HET CARNAVAL TE BONN. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAQ, DONDERDAG EN ZATERDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intercomm. No. 19. ADVERTENTIëN Van 1 5 regels Iedere regel meer f 0.50 1 0.10 het ijsselmeer als bron van drinkwater. De verzoeting is als bereikt l.e beschouwen. Slib kwestie de eenige moeilijkheid. He-: Hbld. schrijft In de Deceinber-vergadering van de Prov. Staten van Noord-Holland is de vraag gesteld wat te verwachten is van de maatregelen tot gebruikmaking van het IJsselmeerwater als drinkwater. Mi'. Bruch antwoordde daarop, dat de verzoeting van het IJsselmeerwater be reikt is en dat het water goed smaakt, maar dat men nog niet zoo ver is, dat inschakeling van deze drinkwaterbron mogelij r is. Wij hebben hierin aanleiding gevon den'ons licht nog eens te gaan opste ken bij den directeur van het Provinei aal Waterleidingsbedrijf van Noord Holland. „Hoe staat het", vroegen wij, „met die verzoeting, en Wat kan men daar van voor de drinkwatervoorziening ver wachten Die verzoeting, zoo luidde het ant woord, is als bereikt te beschouwen. De mededeelingen van hetgeen in de laat ste vergadering van de Zuiderzee-Com missie der Nederlandsche Dierkundige Vereeniging is behandeld, spreken in dit verband over het bereikte minimum Het cliloorgehalte komt nergens meer boven de 200 mg/1. Dat „nergens" moet met een korreltje zout genomen worden, want er zijn factoren, b.v. het schutwater, dat door de sluizen bij Schellingwoude, Wieringen en het Kornwerderzand in het zoetwatermeer belandt, die plaatselijk aanzienlijke hoogere getallen te zien doen geven, doch gelukkig verdwijnt althans een deel van dat water bij eb weer in de richting vanwaar het gekomen is. Prac tiscli van men dus van een verzoeting van het IJsselmeer spreken. Men moet een fijnproever zijn, indien men bij een cliloorgehalte van 400 mg/1, het zout proeft. Een gehalte van 200 is dus alles zins toelaatbaar. Er zijn waterleidin gen in ons land geweest, waar men het met aanzienlijk meer heeft moeten doen. Uit dien hoofde zou er dus geen be zwaar zijn tegen het drinken van IJs selmeerwater. Ook uit een algemeen hygiënisch oogpunt, is dat bezwaar niet aanwezig. Een [technisch bezwaar vormt echter het slibgehalte. De dooi den IJssel medegevoerde stoffen heeft het I.Jsselmeer in sterke mate met zich ten deele in zwevenden toestand bevin dend zeer fijn verdeeld slib bezwan gerd doen zijn. Voor zoover bezonken, wordt een deel van dat slib door straffe winden weer opgewoeld. De geringe diepte van het IJsselmeer en het (nog) ontbreken van eenige bodemvegetatie speelt hier een belangrijke rol. Wil nu het water bruikbaar zijn voor het P.W.N., dan moet dat slib er uit. Plet gaat hier niet alleen om 'n aesthetisch bezwaar, doch nog meer om een teen- nisch, aangezien liet slib zorg zou ba ren voor een deugdelijke bedrijfsvoe ring. Immers het uitgestrekte leiding net zou er ongetwijfeld de hinderlijke gevolgen van gaan ondervinden. Overigens heeft de P. W. N. zicli door de keuze van de voorgenomen ves tigingsplaats, op een deel waarvan de huidige proefinstallatie is gevestigd, zoo veilig mogelijk trachten te stellen. De installatie is nabij den vuurtoren „De Ven" ten Noorden van Enkliuizen gelegen. Het laboratorium ter plaatse is zoodanig ingericht, dat een serie proefnemingen gelijktijdig kan worden ingezet het is sedert Juli 1937 volle dig in bedrijf, üe.racht wordt in den kortst mogelijken lijd een indruk te vestigen omtrent de mogelijkheden op dit gebied. Men mag echter ook hier niet over één nacht ijs gaan. Elk sei zoen met al zijn weers-invloeden zal men moeten medemaken, wil men zich een definitief oordeel kunnen vormen, waarop is te bouwen. De voorloopige indruk is verkregen,, dat de slibkwestie de eenige moeilijkheid is. Ook deze is tenslotte niet onoplosbaar. Met chemi sche klaringsmiddelen is de gewenscli- te zuivering te bereiken, doch dat maakt het procédé gecompliceerd. Ge tracht wordt dus het gebruik van che micaliën zooveel mogelijk te ontgaan. De proefnemingen moeten daarbij den weg wijzen. „Ligt het in het voornemen om het IJsselmeerwater met duinwater ie ver mengen", vroegen we nog Een menging door het water eerst in de duinen te brengen ligt niet in het voornemen. Krijgt men het water goed te Enkhuizen, dan zou het niet econo misch zijn het eerst naar de duinen te transporteeren en het vandaar naar het voorzieningsgebied terug te vervoe ren. Gaan de plannen door, zooals zij thans zijn opgevat, dan zal er zich orn streeks in het midden van het voorzie ningsgebied een zone vormen, waar men een mengsel van duin- en IJssel- water uit zijn kraan tapt. De theoretische mogelijkheid eener IJsselmeer watervoorziening is er dus. Het gaat er thans om te onderzoeken of de toe te passen zuiveringsmethode technisch mogelijk zal blijken te zijn, zonder al te veel groote financieele offers te vragen. Over deze vraag behield de heer Van Oldenburgh zicli zijn meening nog ge heel voor. CRISIS - BUREAU. FEUILLETON. biggenmerken. Wij vernemen van bevoegde zijde, dat het aantal aangebrachte biggenmer merken in de week van 24 tot 29 Jan. 1938 bedroeg 61258, tegenover 39415 in de overeenkomstige week van het vorige jaar. Van de toekenning 1937 zijn van 1 Jan. 1937 tot 29 Jan. 1938 in '.totaal aangebracht '2029099 merken, tegen over 2239112 merken in de overeenkom stigc periode van de toekenning 1936- 30.) Welk een avond was het, toen de brieven gekomen waren en de Graaf en de heer Ha- visham in de bibliotheek over den inhoud zaten te praten. „Na de eerste ontmoetingen, die ik met haar had," zei de heer Havisham, „begon ik haar sterk te verdenken. Het kwam mij voor, dat het kind ouder was dan zij beweerde zij vergiste zich bij het noemen van den datum zijner geboorte en trachtte daar toen eene mouw aan te passen. Het verhaal in deze brieven vervat, komt in menig opzicht over een met mijne verdenking. Het beste zal, dunkt mij, wezen, terstond om die beide Tip- tons te telegrafeeren, haar niet te waarschu wen en hen plotseling in hare tegenwoordig heid te brengen, wanneer zij daar in het minst niet op verdacht is. Eene volleerde in trigante is zij nog niet. Ik houd het er voor, dat zij vreeselijk schrikken en zichzelve „staande de vergadering" verraden zal." En zoo gebeurde het ook. Men vertelde haar van niets en om haar niet op het denkbeeld te brengen, dat er iets gaande was, bleef de heer Havisham zijne besprekingen met haar voortzetten en verzekerde haar teikens, dat het onderzoek naar hare rechten in vollen gang was. Zij begon zich dan ook zóó zeker van hare zaak te voelen, dat hare stemming hoe langer hoe rozekleuriger we;rd, terwijl hare onbeschaamdheid in dezelfde mate toe nam. Maar op een goeden morgen toen zij in „Het Wapen van Dorincourt," in haar salon j plannen zat te maken voor de toekomst, werd de heer Havisham aangediend en toen hij binnentrad, werd hij gevolgd door niet min der dan drie personen een jongen met een slim gezicht, een breedgeschouderd man en den Graaf van Dorincourt. Zij sprong op en gaf een gil van schrik, eer zij den tijd had gehad om tot bezinning te komen. Zij had die beiden duizenden mijlen ver gewaand, indien zij al aan hen gedacht had, hetgeen in de laatste jaren zeer zelden gebeurde. De mogelijkheid, dat zij hen ooit terug zou zien, was niet eens in haar opge komen. Het moet gezegd worden, dat Dick van innerlijke pret grinnikte toen hij haar zag. „Hallo, Mina zei hij. De breedgeschouderde man Ben stond haar een oogenblik zwijgend aan te kijken. „Kent gij haar vroeg de heer Havisham, hen beurtelings opmerkzaam gadeslaande. „Ja." zei Ben, „ik ken haar en zij kent mij." Zoo sprekend keerde hij zich om en ging bij het venster staan, alsof het hem te veel was haar aan te zien en dat was ook zoo. Toen de vrouw zich dus ontmaskerd en aan spot en minachting prijs gegeven zag, verloor zij al hare zelfbeheersching en kreeg een aanval van drift, zooals Ben en Dick maar al te vaak hadden bijgewoond. Dick grinnikte nog iets meer onder het luisteren naar al de welbe kende scheldwoorden en bedreigingen, maar Ben keek niet eens naar haar om. „Ik wil er voor iederen rechter een eed op doen, dat zij mijne vrouw, is geweest," sprak hij tot den heer Havishm, „en een dozijn menschen meebrengen, die het ook zullen doen. Haar vader is een achtenswaardig man, hoewel het hem slecht gegaan is in de we reld. Hare moeder was precies als zij. Zij is dood, maar hij leeft nog en hij is fatsoenlijk genoeg om zich over haar te schamen. Laat hij u maar eens vertellen wie zij is en of zij met mij getrouwd is geweest of niet Eensklaps balde hij de vuist en ging vlak voor haar staan. „Waar is het kind?" vroeg hij. „Hij gaat met mij mee. Hij zal niets meër met u te maken hebben en ik ook niet Juist toen hij deze woorden gezegd had. werd de deur van de slaapkamer een weinig «BINNENLANDSCH NIEUWS. vestigingsverbod schoenbranche. Van heden af verboden zonder vergunning een bedrijf in de branche te vestigen. Nadat op 18 Aug. 1937 een spertijd voor liet slagerbedrijf was ingevoerd en op 9 en 17 Dec. 1937 een voor het broodbakkers- en brood ver koopersbe- drijf, heeft de miniter van Economi sche Zaken thans een tijdelijk vesti- iyngsverbod uitgevaardigd voor het schoenherstellingsbedrijf, het schoen makersbedrijf, het schoenverkoopers- bedrijf en het bedrijf van orthopae- disch schoenmaker, dus voor de volle dige schoenenbranche. Het is derhalve van heden af ver boden zonder vergunning van den minister een inrichting te vestigen, waarin een der hier genoemde bedrij ven wordt, uitgeoefend. De organisaties van schoenwinkeliers en schoenmakerspatroonsvereenigin- gen hebben zicli tot den minister ge wond om spoedige invoering van vesti gingseisclien voor hun bedrijf. In afwachting hiervan is de minister van Economische Zaken op verzoek van den Middenstandsraad overgegaan tot. het voorloopig vestigingsverbod, omdat bij de invoering van een spertijd voor het slagersbedrijf en bakkersbe drijf duidelijk gebleken was, dat inder daad nog velen trachten door over haaste vestiging aan de eischen, welke bij algemeene maatregel van bestuur, gesteld zullen worden, te ontkomen. In het schoenbedrijf heerschte reeds geruimen tijd een chaotische toestand. Het aantal vestigingen van bedrijven en in het bijzonder van onvolwaardige bedrijfjes nam steeds toe. Zoo was in de drie groote steden des lands in de periode van 1 Jan. tot 1 Oct. 1937 een toeneming geconstateerd van 194. Hier onder zijn niet begrepen de van de straat af niet zichtbare bedrijven, wel ke naar schatting 50 pCL van het to taal uitmaken. Door de toepassing van de Vestigings wet wordt een saneerende werking ver wacht, waarbij niet slechts de betrok ken bedrijven gebaat zijn, maar waar van ook de lederhandel en de schoenen industrie voordeel zullen trekken. vader wilde niet, dat zijn zoon diende. Een 47-jarige Amsterdammer had zich in hooger beroep voor de Recht bank te Amsterdam te verantwoorden, 4 dagen van de grootste pret. Geheel verzorgd f 23.50, vertrek Zaterdag 26 Februari. Vraagt Prospectus. REISBUREAU WACO, omdat hij een overtreding van de Dienstplichtwet door zijn zoon zou heb ben uitgelokt. Aan diens adres waren tweemaal oproepingen voor de keu ring gezonden en tweemaal had de vader de briefkaarten onderschept en teruggestuurd. Zijn zoon had hij volle dig onkundig gelaten van zijn handel wijze, zooda.i deze buiten zijn schuld niet voor de keuring was verschenen. De Kantonrechter had den vader, die principieele bezwaren heeft tegen den militairen dienst, veroordeeld tot drie dagen' hechtenis.. De Officier van Justitie eischte beves tiging van het vonnis van den kanton rechter. Uitspraak 22 Februari. Geiukwensch uit Lons-le-Saunier bij de geboorte van de Prinses. De heer M. II. Maréchal, burgemees ter van Lons-le-Saunier, in Frankrijk, heeft aan zijn Baarnschen ambtgenoot jhr. mr. G. C. J. van Reenen, een brief gericht. De heer Maréchal deelt, in de zen brief mede, dat in het stadje, waar van hij burgemeester is, op 18 Maart 1502 de laatste nakomeling van de gra felijke familie Chalon is geboren. Lons-le-Saunier behoorde tot de be zittingen van deze familie en daar is deze Philibert de Chalon, van moeders zijde Prins van Oranje, op 24 Octóber 1520 ook hegraven, onder vorstelijke praal. Philibert liet zijn bezittingen en titels na aan Reneé van Nassau, den zoon van zijn zuster. .Oranje-Nassau", zoo schrijft de heer Maréchal, „dat zijn klanken, die tot hef hart spreken van alle Nederlan ders, die te recht trotsch zijn op hun dynastie en zich met die dynastie verbonden gevoelen. Op het oogenbik, dat de geboorte van een Prin ses de continu-iteit van Uw Koninklijk Huis verzekert, hoeft onze stad deelge nomen in de vreugde, welke geheel Nederland uitte. Dat. was haar recht en haar plicht." De Fransche burgemeester vertelt verder, dat iu de berk Philibert en diens ouders zijn hegraven en dat. de inscripties op de grafstecnen nog dui delijk leesbaar zijn. De naam Phili bert is ook bewaard op een gedenk plaat van het Raadhuis van Lons-ie- Saunier, want dit raadhuis was het kasteel, waarin Philibert is geboren. De wapens en de kleuren van dit Fransche stadje zijn die van den Fran- schen tak van het Huis van Oranje- Nassau. De heer Maréchal besluit met te zeg gen, dat hij het als een eer beschouwt, van verre zijn gclukwenschen aan zijn Baarnschen ambtgenoot te doen toe komen. Tel. 35 Tel. 184 HOORN. geopend en de knaap, waarschijnlijk door het luide spreken opmerkzaam gemaakt, trad binnen. Mooi was hij niet, maar toch had hij wel een mooi gezicht en hij leek sprekend op Ben, zijn vader, en op zijne kind was het driehoekige lidteeken nog altijd zichtbaar. Ben ging naar hem toe en vatte bevend van aandoening zijne hand. „Ja," zei hij, „het is mijn zoon, ook daarop zou ik een eed kunnen doen. Tom," sprak hij tot het kleine ventje, „ik ben uw vader en ik belT hier gekomen om u te halen. Waar is uw hoed De knaap wees naar een stoel waarop de hoed lag. Hij vond het blijkbaar niet onaan genaam, dat hij heen gaan zou. Hij had den laatsten tijd zoo veel zonderlinge ondervin dingen opgedaan, dat het hem niet eens bij zonder verrastte, toen die onbekende zich zijn vader noemde. Hij voelde zoo weinig voor de vrouw, die hem een paar maanden geleden was komen weghalen van de menschen, waar hij van zijne eerste kindsheid af gewoond had, dat eene verandering hem niet onwel kom was. Ben nam den hoed van den stoel en ging naar de deur. „Mocht gij mij weer noodig hebben," sprak hij tot den heer Havisham, „dan weet gij waar ik te vinden ben." Daarop verliet hij den kamer met het kind aan de hand en zonder meer naar de vrouw om te zien. Zij raasde en tierde van woede, terwijl de Graaf haar zwijgend gadesloeg door het lorgnet, dat hij op zijn aristocratisehen arendsneus had gezet. „Kom, kom, ik zou mij nu maar bedaard houden," sprak de heer Havisham. „Het helpt u toch niet, en als gij u zoo aanstelt, zouden wij u moeten opsluiten." Er was iets overstoorbaar kalms in zijn toon, waardoor zij opeens tot het besef scheen te komen, dat zij niets beters kon doen dan zich. uit de voeten maken. Zij wierp hem een woedenden blik toe, snelde langs hem heen dc kamer uit en sloeg de deur achter zich dicht. BUITENLANSCH NIEUWS. vereenigde staten. Kind 5 jaar lang verborgen op zolderkamertje. In Uniontown (Pcnnsylvanië) -is een verschrikkelijk geval van \erwaarIoo- zing van een kind aan den dag geko- „Van haar zullen wij geen last meer heb ben," zei de heer Havisham. En zoo was het ook, want dienzelfden avond verliet zij „het Wapen van Dorincourt," nam plaats op den trein naar Londen en werd niet meer gezien. Toen de Graaf na dit onderhoud de kamer verliet, ging hij terstond naar zijn rijtuig. „Naar Court-Lodge," beval hij aan Thomas. „Naar Court-Lodge," zei Thomas op zijne beurt tot den koetsier en toen hij op den bok zat, voegde hij er bij, „Gij zult zien, de' dingen nemen nu op eens een onverwachten keer." Toen het rijtuig voor de deur stilhield, was Cedric in het salon bij zijne moeder. De Graaf trad onaangemeld binnen hij scheen een hoofd grooter en tien jaar jonger dan eenigen tijd geleden. Zijne donkere oo- gen schitterden. „Waar is Lord Fauntleroy vroeg hij. Mevrouw Errol kwam hem te gemoet er een blos kleurde hare wangen. „Is het „Lord Fauntleroy vroeg zij. „Wer kelijk De Graaf stak zijne hand uit en vatte de hare. „Ja," gaf hij ten antwoord. „Zoo is het. Toen legde hij de andere hand op Cedric's schouder. „Fauntleroy," zei hij, op zijn eigenaardigen korten, gebiedenden toon, „vraag aan uwe moeder wanneer zij bij ons op het kasteel komt." Cedric sloeg zijne beide armen om haren hals. „Om bij ons te blijven Om altijd bij ons te blijven juichte hij. - De Graaf keek mevrouw Errol en mevrouw Errol keek den Graaf aan. Het scheen zijne Lordschap ernst te zijn. Hij had zich voorge nomen geen tijd te verspillen met overbodige woorden. Hij was tot de slotsom gekomen, dat, inen, zoo meldt de New Yorksclie cor respondent van de .,News Chronicle." Het kind, een meisje, is van haar ge boorte af,, vijf jaar lang op een zolder kamertje gevangen en van alle ver keer met de buitenwereld verstoken gehouden. Het kind is de onwettige dochter van een vrouw, die bekend heeft, dat haar 70-jarige vader, een boer, haar gedwongen had het meisje op het zolderkamertje verborgen te houden, als straf voor haar „zonde." De vader en d'c vrouw zijn beiden ge arresteerd. Het meisje is thans in een Ziekenhuis opgenomen, waar de doctoren van haar een normaal kind hopen te maken. Ze kan niet spreken, niet loopen, zelfs niet lachen. Toen zij in een bad gezet werd, gaf ze een gil, de eerste mensche lijke klank, die men van haar te hoo ien kreeg. Voor een pop, die men haar gaf, bleek zij doodsbenauwd te zijn. Maar toen men haar met twee jonge tjes van 2 jaar samenbracht en een van deze dreumissen op haar afkwam, toonde zij geen angst. Het meisje is nog zeer zwak, zoodat men zóöwel aan de voeding als aan de opvoeding de uiterste zorg zal besteden De Kerkstrijd in Duitschland. Ds. NIEMÖLLER een man uit één stuk. GESLOTEN DEUREN. De rechtbank te Moabit, waarvoor ds. Nie- möjler, de leider van de protestantsche Be- lij deniskerk terechtstaat, is de speciale recht bank. Van haar vonnissen staat geen hooger beroep open. Wel echter kunnen onder be paalde omstandigheden bijvoorbeeld als later blijkt, dat een der getuigen zich aan meineed schuldig gemaakt heeft de rech ters revisie van het vonnis gelasten. Niemöller heeft gelegenheid gekregen een relaas te geven van zijn loopbaan. Hij ver telde van zijn jeugd en opleiding, van zijn deelneming aan den oorlog, van zijn positie als predikant tijdens de revolutie van 1918 '19 en in de jaren van het sosiaal-democra- tisch regime en verhaalde, hoe hij ondanks zijn nationale gevoelens uit overtuiging den strijd had moeten aanbinden tegen be paalde anti-christelijke, tendenzen, welke zich sedert 1933 het tijdstip, waarop de nationaal-socialisten in Duitschland aan de macht waren gekomen hadden ontwikkeld. Bijzonder interessant waren uit den aard der zaak zijn mededeelingen over zijn oor logsjaren, toen hij als duikboot-commandant in de Adriatiseh Zee opereerde. Wanneer iets in staat kon zijn, het manmoedige karakter van dezen voorvechter eener religieuze idee en de vaderlandslievendheid alsook de nati onale gezindheid van ds. Niemöller te docu menteeren, zoo was het wel dit sober relaas van heldenmoed. De eenvoudige wijze, waar op de bekende leider van de Belijdenis Kerk over deze dingen sprak, kan niet anders dan grooten indruk op de rechters gemaakt heb ben. De advocaten van Niemöller en de beklaag de zelf hebben energiek geprotesteerd tegen de behandeling met gesloten deuren. Ik wil bewijzen, dat ik geen verrader ben, zeide hij aan het einde. De rechtbank wees zijn verzoek echter af en beval zelfs, dat een ieder, die in hét gebouw van de rechtbank hij niets beters kon doen dan goede vrienden worden met de moeder van zijn erfgenaam. „Is dat waarlijk uw verlangen vroeg me vrouw Errol met haar zachten, vriendelijken glimlach. „Waarlijk," was zijn alles afdoend ant woord. „Wij hebben u eigenlijk altijd gemist, maar wij begrepen het niet. Ik hoop, dat gij komen zult." HOOFDSTUK XV. ZIJN ACHTSTE VERJAARDAG. Ben nam zijn jongen mee en keerde terug naar de veefokkerij in Californië, en wel on der zeer gunstige omstandigheden. Kort vóór zijn vertrek had de heer Havisham een on derhoud met hem, waarbij hij hem mede deelde, dat de Graaf van Dorincourt iets wilde doen voor een knaap, van wien men een oogenblik gedacht had, dat hij Lord Fauntleroy was hij meende dat het beste plan zou zijn hem in het bezit te stellen van een eigene veefokkerij en Ben tot bestuurder te maken, onder zeer voordeelige voorwaar den op die wijze zou bij verstandig overleg, de toekomst van zijn zoon verzekerd wezen. Toen Ben dus heenging was het als de aan staande eigenaar eener veefokkerij, die zoo goed als de zijne zou wezen. Tom, zijn zoon groeide op tot een fermen jongen en was in nig aan zijn vader gehecht zij hadden het zóó goed en waren zóó gelukkig, dat Ben dik wijls dacht en zeide „Die jongen vergoedt mij al het leed, dat ik vroeger heb gehad." (Wordt vervolgd.) IN VIER BLADEN AD VERTEEREN V99H EENMAAL BETALEN I Wieringermeerbode. t'! Wieringer Courant. De Polderbode. Zijper Courant ijl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1938 | | pagina 1