r
GAZAN
29e JAARGANG
DINSDAG 3 MEI 1938.
No. BI
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
TANDARTS
ELKEN DONDERDAG VAN 9^-1 UUR.
GELOUTERD.
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN.
BUREAU
Hippolytushoef Wieringen
Telef. Intereomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Iedere regel meer
Van 1 5 regels
0.10
f 0.50
CAFÉ R00B0L Markt SCHAGEN
blijft spreekuur houden
MEI-BLOEI.
Meimaand, bloeimaand. De natuur bloeit.
Net als de belastingbetaler, die in deze eer
ste dagen van de nieuwe maand zijn aangif
tebiljet thuis krijgt (met verwaarloozing van
mr. Marchants beschaafd spraakgebruik, dat
dit werkwoord in den derden persoon anders
uitspreekt maar of men moet „bloeien"
met een i of een d zal de meesten wel win-
ters-koud laten.)
De boomen krijgen nieuwe bladen. En
Sijmen-Betaal tooit zich eveneens met nieuw
onbeschreven blad, waaraan het dringend
verzoek is vastgehecht om het binnen een
bepaalden termijn juist en volledig inhoud
te geven, op straffe van ten hoogste zas
maanden gevangenis of 1000 gulden. Het is
een onliefelijk nieuw lente-geluid, en de vo
gels die hun Meiei harmonischer leggen, zou
den ervan schrikken. Maar zóó plegen wij
hier het rekenplichtige voorjaar in te zetten.
Meimaand, bloeimaand De zakelijke staat
is nu eenmaal een onromantische figuur. Hij
verplicht den gemiddelden Nederlander, die
van een min of meer vast loon of bescheiden
salaris leeft, om zich in de jeugdige voor
jaarszon het hoofd te breken met koude en
stroeve, ambtelijke en voor den argelooze en
niet al te zeer gefortuneerden leek vreemd
soortige begrippen, zooals uitkeeringen op
commandite, boekjaren, vorige kalender
jaren, onzuivere opbrengsten, burgerlijke
maatschappijen en nog veel meer. En hij
verplicht den gemiddelden Nederlandschen
individualist, die misschien nog meer dan
onze Engelsche buren de leuze huldigt van
„my home is my castle" om aan den belas
tingambtenaar tal van inlichtingen te geven
over zijn meest delicate gezinsverhoudingen.
Geen kruiswoordpuzzle kost het Nederland-
sche volk elk jaar zooveel hoofdbrekens. En
menige lyrische lente-avond wordt „im wun-
derschönen Monat Mai" zuchtend besteed
aan het j aarlij ksche offerritueel in dienst van
den fiscus.
Meimaand, bloeimaand Philisophisch aan
gelegde aangeslagenen zullen nu opnieuw
gaan mijmeren over de wisselvalligheden van
het eigendomsrecht. Net op tijd heeft dit jaai
de overheid in haar memorie van antwoord
inzake de ruilverkaveling, een klein essai ge
leverd over de individueele rechten, maar ook
de sociale plichten van den eigendon^ In
de eerste 'Mei-dagen schijnt het accent voor
bezitters van inkomsten echter in hoofdzaak
en met klem op de plichten te vallen. En
gelaten buigt Sijmen het gehoorzame hoofd,
terwijl de fiscus de groote snijmachine in
stelt en de dikte bepaalt van de plakjes wel
ke hem van het veege lijf zullen worden af
gesneden.
Meimaand, bloeimaand De burgerzin bot
onder hoogdruk uit en onze zin voor kleuren
rijkdom handhaaft zich, want nauwelijks zijn
de roode en gele tulpen geplukt of onze stra
ten blinken van de bekende blauwe envelop
pen, gedragen naar de brievenbussen van
Nederland, een azuren apotheose van gedis
ciplineerde offervaardigheid. Naderhand is
er dan wel gelegenheid om in en buiten het
parlement, de staten, de gemeenteraden, en
wie er verder als ijverige „uitgevers" in aan
merking komen, genoeglijk over de besteding
na te kibbelen. Ook op den fiscalen zomer
volgt een herfst, ter afkoeling. Natuurlijke
cirkelgang De cijfers op Sijmens papier
worden wel eens kleiner, maar het biljet
waarmede ten slotte de aanslag op hem wordt
gepleegd, vertoont steeds zwaardere lading.
En bij alles blijft nog een tekort op de be
grooting Alg. Hbld.
FEUILLETON.
ONDERWIJS.
DIPLOMA HANDELSKENNIS
VESTIGINGSWET.
Opleiding drie- en vierjarige handels
scholen erkend.
Tot dusverre hadden bezitters van het
einddiploma eener drie- of vierjarige han
delsdagschool, die het middenstandsdiploma
wilden verwerven, recht op vrijstelling voor
boekhouden, handelstekenenNed. taal en
handelscorrespondentie. Overleg tusschen
ambtenaren van het Departement van On
derwijs en Economische Zaken met organi
saties van directeuren en leeraren bij han
delsdagscholen, heeft ten gevolge gehad, dat
bij beschikking van den minister van 13 April
een aantal wijzigingen is aangebracht in de
voorwaarden, waaronder de minister van
Onderwijs handelsscholen kan erkennen, die
ten doel hebben het onderwijs aan de drie-
en vierjarige handelsdagscholen zoodanig
aan te vullen, en te wijzigen, dat hierdoor
volledig voldaan wordt aan de eischen voor
het middenstandsdiploma algemeene han
delskennis, dat in het vestigingsbesluit sla-
gersbedrijven is bedoeld.
Bij beschikking van den minister van Eco
nomische Zaken zijn nu de einddiploma's van
de erkende handelsdagscholen met drie- en
vierjarigen cursus opgenoemd onder de di
ploma's, die erkend kunnen worden als be
wijs van handelskennis ingevolge het Vesti
gingsbesluit slagersbedrijven.
Daar deze eischen van handelsken
nis vermoedelijk voor een groot aantal
bedrijven dezelfde zullen zijn, betee-
ken't deze ministerieele beschikking,
dat bezitters van het einddiploma
eener drie- of vierjarige handelsdag
school dit diploma kunnen beschouwen
als bewijs van handelskennis.
Er is geen onderscheid gemaakt tusschen
degenen, die reeds een diploma drie- of vier
jarige handelsdagschool bezitten en hen die
zulk een diploma volgens het gewijzigde leer
plan zullen verwerven.
„BOVENTALLIGEN" VOOR
RIJKSREKENING.
Do Minister van Onderwijs heeft een
millioen rijksgeld in het vooruitzicht
gesteld voor het wegnemen van de z.g.
excessen van groote klassen op de la
gere school. Do klassen zijn over het al
gemeen al te vol, en hier en daar loopt
het erg over de schreef. De actie voor
een algemeene verbetering is echter
kansloos, de talrijke millioenen die
zulk een maatregel zou eischen, zijn
niet beschikbaar, en deze weigering is
„kabineitspolitiek."
Wat dus „niet" kan is een verlaging
van de leerlingcnschaal, een algemeen
voorschrift, waardoor de klassen zou-
len worden verkleind wat wél kan is
toepassing van het 2e lid van art. 56
Ier Lager Onderwijs Wet, „inciden-
tcele'" betaling van een „boventalli
gen" onderwijzer door het Rijk, telkens
voor een jaar, bij besluit van den Mi
nister, den Onderwijsraad gehoord.
Zoodoende kunnen gemeenten en
schoolbesturen, die de grootste klassen
hebben, maar geen geld bezitten om
zelf daaraan iets te doen, van het Rijk
eenig solaas ontvangen. Voor het Rijks
millioen zullen volgens den Minister
ongeveer 700 werklooze acten-bezit-
ters aan den arbeid worden gezet. Dit
schijnt wel niet veel op het totale aan
tal van ruim 13000 dat naar men zegt
„met de acte rondloopt," maar die
13000 zijn niet allen echte werkloozen;
er zijn er onder die ander werk hebben
bereikt, enz. In elk geval is 700 tewerk
stellingen op zich zelf al weer iets. f
Wij veronderstellen, dat de Minister
geheel langs den weg van art. 56 te
werk zal gaan. Er is namelijk ook nog
een ander denkbeeld geweest, en wel
van rijks-subsidie aan fondsen van or
ganisaties er bestaan eenige particu
liere fondsen om kweekelingen met
acten te steunen of misschien hier en
daar een boventalligen onderwijzer
aan te stellen de protestant-christe
lijke scholen hebben op dit terrein het
meest gedaan, al is eenige hulp aan
kweekelingen met acte ook elders
niet onbekend. Maar dit instituut van
kweekelingen met acte is een noodop
lossing die ook zekere nadeelen heeft,
waarop wij hier niet verder behoeven
in te gaan. Wij krijgen den indruk,
dat de Minister aan het aanstellen van
boventalligen de voorkeur geeft, en
kunnen ons daarbij wel aansluiten
concurrentie tusschen particuliere
fondsen wordt zoo vermeden, en alles
gaat langs den weg van gemeente- en
schoolbesturen en de rijks-instanties,
hetgeen waarschijnlijk wel beter is.
Al gent Hbld.
32.)
Moeielijk is het de verandering te beschrij
ven, welke bij Ernestine op dit gezegde plaats
had. Haar gelaat werd doodsbleek, hare han
den trilden, hare tanden klapperden en zij
zou gevallen zijn, indien madame Grandjean
niét ware toegesneld en haar had onder
steund.
„Neen.neen.zeide Ernestine ein
delijk.
„Ontkennen helpt niets, mejuffrouw, om
dat alles bekend is. Lang heeft de justitie
te vergeefs gezocht, maar nu heeft zij gevon
den. U komt hier veel ten huize van den post
directeur, die met zijne moeder en zusters
samenwoont en bij uwe komst hier ter stede
geëngageerd was met juffrouw Hoolstra, se
condante op het Instituut te Esthuizen. Met
of zonder uw toedoen heeft de liefde van
den postdirecteur zich verplaatst van mejuf
frouw Hoolstra op u. want nu bijna een jaar
zijt gij met hem geëngageerd, en dit geheim
is zoo goed bewaard, dat in Bij sterdam nog
niemand het weet. Het schijnt dat u toch ze
ker nietzoo zeker waart van de liefde van
den man uwer keuze, dat gij het niet voor
zichtig vondt te zorgen dat mejuffrouw Hool
stra niet hier te Bij sterdam kwam, en hier
voor was een tweetal brieven noodig een
aan mejuffrouw Hoolstra van madame Grand
jean, dat zij haar de betrekking niet wilde
geven, en een aan madame Grandjean van
mejuffrouw Hoolstra, dat zij van de betrek
king afzag. Het schrift van madame Grand
jean was u bekend om de hand van mejuf
frouw Hoolstra te kennen, hebt u de vrien
delijkheid gehad haar uw goede diensten aan
te bieden voor het geval u hier iets voor haar
kondet doen, waarvoor zij u dan ook bedank
te. Zaterdag den 15en Juni zijt gij naar Est
huizen geweest om daar den brief aan ma
dame Grandjean op de post te doen, en ten
einde den schijn van u af te werpen, hebt
gij in dien brief juffrouw Hartema genoemd,
opdat de verdenking op haar zou vallen. Ten
slotte moest uw engagement zoo lang geheim
blijven, omdat gij nog altijd meendet, dat
men daardoor er toe zou kunnen komen u te
verdenken. U ziet, dat wij alles weten, tot in
de kleinsté bijzonderheden, en dat ontken
nen u dus niet helpt. Ten overvloede blijkt
nog, uit eene vergelijking van uw schrift
met dat dezer beide brieven, dat ze wel door
dezelfde hand moeten geschreven zijn. Gij
ontkent dus niet
Ernestine was verpletterd. Zij kon bijna
niet spreken, maar stamelde alleen „Ik kan
niet ontkennen."
Piet had met angstige spanning den afloop
van het onderhoud afgewacht. Het wachten
had echter niet lang geduurd en Piet mocht
de voldoening smaken te vernemen, dat zij
ne veronderstelling der feiten geheel over
eenkomstig de waarheid waren geweest. Na
dat hij de heeren per rijtuig naar het loge
ment had vergezeld, snelde hij naar het te
legraafkantoor en daarop naar de woning
van den heer Hartema.
Welke gedachte kwam bij Piet op, toen hij
zich daarheen begaf Het was deze, dat hij
misschien nog heden Ida voor goed aan van
Almen zou verbinden. Maar dit gaf hem, hoe
hoe wonderlijk toch geen onaangenaam ge
voel integendeel, hij was verrukt, dat Ida
dit voor haar zoo groote geluk aan hem te
danken zou hebben. Piet was verbaasd over
zichzelven. Zeker zou hij Ida toch vrijgepleit
hebben, al had hij overwogen, dat het gevolg
daarvan zou wezen, dat hij haar in de armen
van zijnen mededinger voerde, want hij had
haar te lief, om haar niet al moest het dan
zijn ten koste van zichzelven, gelukkig te
maken. Maar hij moest zichzelven nu beken
nen, dat deze opoffering toch zoo groot niet
was, en hierdoor bespeurde hij voor het eerst,
hoezeer hij Ida reeds als een zuster was gaan
beschouwen.
De heer Hartema zat met zijne dochter in
de huiskamer beide waren in lectuur ver-
BINNENLANDSCH NIEUWS.
Recht op het volle vetgehalte.
Melk moet geleverd worden
worden zooals de koe haar
geeft
De kantonrechter te Amsterdam
heeft uitspraak gedaan in een merk
waardig geval van overtreding van het
Melkbesluit. Verdachten, leiders van
een groothandel in melk, hadden melk
afgeleverd met drie procent vet, ter
wijl zij van de hoeren melk ontvingen
met 3.4 procent vet. Ofschoon de ver
kochte melk nog een vrij behoorlijk
vetgehalte bevatte, was er toch gehan
deld in strijd met het voorschrift, dat
aan melk niets mag worden toegevoegd
en niets mag worden onttrokken.
De kantonrechter beschouwde de
overtreding als ernstig, omdat de con
sument recht heeft de melk te nntvan
gen met het volle vetgehalte, waarme
toevloog, hare beide handen greep en uit
riep
„Ida, het geheim is ontdekt
De heer Hartema sprong op. „Is het waar,
Piet
„Zeker waar, anders zou ik het niet vertel
len. Zij heeft al bekend."
„Wie, wie vroeg de heer Hartema haas
tig.
„Juffrouw Mader, eene secondante van ma
dame Grandjean."
Het was alsof Ida in de eerste oogenblikken
niet goed tot besef kon komen van hetgeen
Piet vertelde. Zij hoorde het wel, maar kon
het niet gelooven. Eerst toen de naam van
Ernestine genoemd werd, was hare aandacht
blijkbaar gespannen zoo iets zou Piet niet
zeggen, als het niet waar was, en toch. zij
kon niet gelooven, dat Ernestine de schuldige
zou wezen.
„Wat zeg je, Piet," riep zij uit, „zou Ernes
tine het gedaan hebben
„Zij heeft het gedaan."
„Dat kan ik van Ernestine niet gelooven.
Zoo slecht is zij niet.'
„En zij heeft al bekend," antwoordde Piet.
„Is 't mogelijk roept Ida uit. „Maar waar
om heeft ze dat dan niet eerder gedaan, waar
om mij al die maanden onder de verdenking
gelaten
„Omdat ik het nu eerst uitgevonden heb.'
„Jij riepen vader en dochter gelijk.
„Ja," zeide Piet en hij verhaalde toen, dat
zijn eerste vermoedens op Ernestine den vo-
rigen dag waren ontstaan, doordien Ida hem
mededeelde, dat de postdirecteur geëngageerd
was geweest met juffrouw Hoolstra terwijl
hij van Ella wist dat thans Ernestine met
hem geëngageerd was en dikwijls met haar
besproken had, hoe vreemd het was, dat Er
nestine haar engagement zoolang geheim
hield. Hij was toen aan het combineeren ge
gaan en naar Leiden gereisd om nog eens
nauwkeurig aan Ella te vragen op welken
datum Ernestine naar Esthuizen was ge
weest dat was juist de dag vóór dien, waar
op de valsche brief door madame Grandjean
diept, toen Piet met een kleur van opwinding ontvangen was. In zijn vermoeden werd hij
het vertrek kwam binnenstormen, naar Ida nog versterkt door andere uitdrukkingen
de de koe haar geeft. Bovendien is
het niet oirbaar, dat een groothande
laar zich door dergelijke overtreding:
een gunstige concurrentie-positie zou
verschaffen met behulp van de extra
inkomsten uit van de melk afgehaalde
room. Het vonnis luidde resp. 100 en
25 gulden boete voor de beide leiders
dier ondernemng.
Industriekolensifuatie in ons land.
Op de 23e jaarJijksche algemeene le
denvergadering van de „Vereeniging
van gebruikers van stoomketels en
krachtwerktuigen". Zaterdag te Am
sterdam gehouden, leidde dr. ir. P. G.
F. T. Fehmers, de bespreking in aan
gaande „de industriekolensituatie in
Nederland."
Spreker wees op den ommekeer in
onze Ncderlandsche huishouding na
den grooten oorlog, welke zich ook dui
delijk demonstreerde in de productie
in en de voorziening van Nederland
aangaande brandstoffen. Van een jaar
productie van 1,9 millioen ton steenko
Ion in 1913 is deze thans gestegen tot
14,3 millioen ton, waarvan de staats
mijnen ruim de helft bijdragen. Wat
cokes betreft, bekleedt Nederland met
een quotum van 18 pCt. de derde
plaats in het internationale cokes-arti
kei. Van invoerland is Nederland
thans exportland van steenkoodbrand-
stof geworden.
De sterke uitbreiding, welke de ex
port van steenkool heeft ondergaan,
wijst er op, dat de Nederlandsche mij
nen met het buitenland kunnen cori-
curreeren.
Wat de marktprijs betreft, spelen de
vervoerkosten een groote rol. Neder
land, ligt temidden van exportlanden
als Duitschland, Engeland en België.
Een groot deel van ons land is door
scheepstransport bereikbaar en sinds
de Maas is gekanaliseerd en het Juli-
ana-kanaal gegraven, zijn de Limburg
se he> mijnen veel dichter bij het ver
bruikers zwaartepunt in Nederland ge
komen.
Hoewel kolen een wereldmarktprijs
hebben, wil dat niet zeggen, dat de prij
zen overal gelijk zijn. Men denke b.v.
aan overzcesche landen.
Behoudens ingrijpen van de overheid
heeft samenwerking tusschen verkoo-
pende groepen, zoo niet de strekking,
dan toch de uitwerking, dat de markt
prijs hooger komt te liggen, dan bij
vrije concurrentie. Al of niet door in
vloed van de kolenconventie, reeds
vóór de crisis tot stand gekomen, lie
pen de prijzen een weinig omhoog,
maar bij de algemeene conjuctuur-
inzinking tuimelden ook de Neder
landsche kolenprijzen.
Reeds vóór de devaluatie begonnen
de kolenprijzen weer wat aan te trek
ken, doch door depreciatie van den
gulden schoot het wereldprijsopper-
vlak plotseling circa 25 pCt. omhoog,
al bleven de prijzen der loopende con-
tracten gelijk en Nederland kwam plot
seling in een diepen prijskuil.
Niet alleen de Nederlandsche markt
prijs liep op, doch ook de kostprijs
'ging stijgen. Zoo steeg het exploitatie
aandeel in de winningskosten voor de
staatsmijnen sinds 1935 tot 1937 met
1 gulden. De kolenverkoopprijs steeg
echter van 25 tot 40 pCt., al naar het
afgenomen kwantum en de soort, voor
een enkele soort zelfs ongeveer 60 pCt.
en er ontstond een zeer aantrekkelijke
winstmarge.
De kolenconventie omvat 80 procent
van de binnenlandsche markt, welk
aandeel geschat is door samenvoeging
van den binnenlandschen afzet der
Limburgsche mijnen en van den in
voer der grootste importeurs tot één
belangengemeenschap.
Na de laatste verhooging per 1 Oct.
1937 hebben eenige verbruikersgroe-
pen, zich tolk makende van de kolen-
verbruikende industrie, zich tot één of
twee regeerings-organen gewend ter
verkrijging van een verlaging van de
kolenprijzen.
DE AARDAPPELSCHAARSCHTE
Verzoek om invoerbelemmering
te doen vervallen.
Het bestuur van den Bond van Neder
iandschc grossiers in Malta-aardappe
len heeft den Minister van Economi
sche zaken in een adres verzocht, de
monopolie-heffingen op buitenland-
sche aardappelen te doen vervallen.
Deze hooge heffingen vormen een te
groote belemmering voor den invoer,
terwijl die, gezien den beschikbaren
voorraad 'binnenlandsche aardappe
len, niet gemist kan worden en bij den
import vele handels- en arbeidsbelan-
gen betrokken zijn.
liMïitfii m
DOOR ZOLDERLUIK GEVALLEN.
Zaterdag is te Bunschoten een vee
houder, toen hij zijn vrouw behulpzaam
was bij den schoonmaak, door een zol
derluik gevaJlen. Hij kwam met het
hoofd op den steenen rand van een
vee voederbak terecht en liep een
schedelbreuk op. Een uur na het onge
val is hij overleden.
POLITIEKE VERBERIJ.
Men meldt aan de N. R. Crt.
Hoe dichter de dag nadert, waarop
de Zwart-Frontleider, Arnold Meyer,
uit de strafgevangenis te Breda, waar
hij een straf wegens beleediging van
den oud-minister van Schaik onder
gaat, zal worden ontslagen, hoe dries
ier de leden van het Zwarte Front in
Brabant optreden.
Donderdag weer hebben zij kans ge
zien het stempellokaal der Bredasche
werkloozen geheel te beschilderen met
opschriften als Arnold Meyer on
schuldig veroordeeld. Zwart Front, enz.
In verband hiermede en om dispuut
te voorkomen, bleef het stempellokaal
gesloten, terwijl in allerijl de opschrif-
ten overgeschilderd werden.
de brieven van Ernestine, bijv. dat zij zoo blij
was dat Ida in plaats van juffrouw Hoolstra
op school zou komen. Verder vertelde Piet
van zijn reis naar Woudstede, en hoe Ernes
tine bij het verhoor dadelijk zoo ontstelde,
dat zij, nadat men haar al die feiten had
medegedeeld, dadelijk bekend had.
Toen Piet zijn verhaal geëindigd had, ging
ae heer Hartema naar hem toe, gaf hem de
hand en zeide
„Piet, je hebt meer voor mij gedaan, dan
ik ooit voor jou zal kunnen doen, maar ik
beloof je, dat als ik je in iets kan helpen, je
altijd op mij kunt rekenen. En misschien kan
ik nog wel meer voor je doen, dan je denkt.'
„U hebt reeds zooveel voor mij gedaan,'
antwoordde Piet, „dat ik recht blij ben u iets
te kunnen vergelden."
Het was Ida zonderling te moede. Zij had
zoolang onder den druk gebukt gegaan, zij
was er reeds zoozeer aan gewend, in de oogen
der menschen geschandvlekt te zijn, dat zij
in de eerste oogenblikken zich niet kon voor
stellen, dat zij weder de oude Ida was. Zij
geloofde nu alles en een gevoel van onbe
schrijfelijke dankbaarheid jegens Piet maak
te zich van haar meester. Zij drukte hem
hartelijk de hand en zag hem met hare
schoone oogen dankbaar aan. Plotseling
kwam. haar echter een gedachte in het hoofd
die een innig meewarig gevoel voor Piet bij
baar deed ontstaan. Zij nam zijn hand, trok
hem mede naar een hoek van het vertrek
en zeide op gedempten toon, zoodat haar
vader het niet kon hooren
„Weet je wel wat je gedaan hebt. Piet
Heb ik je gezegd wat ik aan van Almen be
loofd had, als ooit de schuldige ontdekt zou
worden
„Ja, Ida, ik wist dat. En ik hoop van harte,
dat je met hem zoo gelukkig moogt zijn, als
maar eenigszins mogelijk is."
„En zul jij dan daaronder niet lijden, Piet?
„Als ik maar altijd je goede vriend mag
blijven. Ik heb ingezien, dat ik mij nooit ver
dere illusies had moeten maken je stond
te hoog voor mij, Ida."
..Neen, dat is het niet, Piet. Het was alleen
omdat ik je altijd als mijn broeder heb be
schouwd. Maar wees nu nog edelmoediger en
zeg nu eens op welke wijze ik het best kan
toonen hoe dankbaar ik je ben."
„Door nu en .dan eens aan je broeder Piet
t-e denken en met hem te blijven omgaan zoo
als je altijd gedaan hebt."
„Dat beloof ik je, Piet. Maar misschien
komt er nog wel eens een gelegenheid, dat ik
wat meer voor je doen kan."
Toen dacht Ida aan Ella en hoe treurig
het voor haar moest wezen nu haar nichtje
de schuldige bleek te zijn. Piet vertelde daar
op van zijn gesprek met haar en in welk eene
droevige gemoedstemming hij haar verlaten
had.
Na nog eenigen tijd met zijn oom en Ida
de zaak besproken te hebben, stond Piet op
en wilde afscheid nemen.
„Ga je nu al weg," vroeg Ida, „je hadt gis
teren beloofd eenige dagen bij ons te blij
ven
Hier kwam de meid binnen met een tele
gram voor Ida. Nog vóór zij het couvert open
gemaakt had, antwoordde Piet
„Ik ga naar Ella, Ida jij hebt me nu niet
noodig lees je telegram maar, ik heb voor
beter gezelschap voor je gezorgd."
Ida las
„Ik kan het geluk nauwelijks gelooven Ik
kom met eerstvertrekkenden trein.
VAN ALMEN."
„Heb jij daarvoor gezorgd vroeg Ida
met tranen in de oogen.
„Ja, het is toch wel naar je zin
En Ida ging naar Piet en gaf hem een zus
terlijken kus. „Dankje, dankje, goeie Piet
Een uur nadat Piet vertrokken was, had
Ida zich voor haar leven aan van Almen ver
bonden.
(Wordt vervolgd
CN VIER BLADEN AD VERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN I
Wieringermeerbode.
Wlerlnger Courant.
De Polderbode.
zyper Courant.