r GAZAN 29e JAARGANG DINSDAG 3 MEI 1938. No. BI NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WIERINGEN EN OMSTREKEN TANDARTS ELKEN DONDERDAG VAN 9^-1 UUR. GELOUTERD. WIERINGER COURANT VERSCHIJNT ELKEN DINSDAG. DONDERDAG EN ZATERDAG ABONNEMENTSPRIJS per 3 maanden f 1.25. UITGEVER CORN. J. BOSKER WIERINGEN. BUREAU Hippolytushoef Wieringen Telef. Intereomm. No. 19. ADVERTENTIëN Iedere regel meer Van 1 5 regels 0.10 f 0.50 CAFÉ R00B0L Markt SCHAGEN blijft spreekuur houden MEI-BLOEI. Meimaand, bloeimaand. De natuur bloeit. Net als de belastingbetaler, die in deze eer ste dagen van de nieuwe maand zijn aangif tebiljet thuis krijgt (met verwaarloozing van mr. Marchants beschaafd spraakgebruik, dat dit werkwoord in den derden persoon anders uitspreekt maar of men moet „bloeien" met een i of een d zal de meesten wel win- ters-koud laten.) De boomen krijgen nieuwe bladen. En Sijmen-Betaal tooit zich eveneens met nieuw onbeschreven blad, waaraan het dringend verzoek is vastgehecht om het binnen een bepaalden termijn juist en volledig inhoud te geven, op straffe van ten hoogste zas maanden gevangenis of 1000 gulden. Het is een onliefelijk nieuw lente-geluid, en de vo gels die hun Meiei harmonischer leggen, zou den ervan schrikken. Maar zóó plegen wij hier het rekenplichtige voorjaar in te zetten. Meimaand, bloeimaand De zakelijke staat is nu eenmaal een onromantische figuur. Hij verplicht den gemiddelden Nederlander, die van een min of meer vast loon of bescheiden salaris leeft, om zich in de jeugdige voor jaarszon het hoofd te breken met koude en stroeve, ambtelijke en voor den argelooze en niet al te zeer gefortuneerden leek vreemd soortige begrippen, zooals uitkeeringen op commandite, boekjaren, vorige kalender jaren, onzuivere opbrengsten, burgerlijke maatschappijen en nog veel meer. En hij verplicht den gemiddelden Nederlandschen individualist, die misschien nog meer dan onze Engelsche buren de leuze huldigt van „my home is my castle" om aan den belas tingambtenaar tal van inlichtingen te geven over zijn meest delicate gezinsverhoudingen. Geen kruiswoordpuzzle kost het Nederland- sche volk elk jaar zooveel hoofdbrekens. En menige lyrische lente-avond wordt „im wun- derschönen Monat Mai" zuchtend besteed aan het j aarlij ksche offerritueel in dienst van den fiscus. Meimaand, bloeimaand Philisophisch aan gelegde aangeslagenen zullen nu opnieuw gaan mijmeren over de wisselvalligheden van het eigendomsrecht. Net op tijd heeft dit jaai de overheid in haar memorie van antwoord inzake de ruilverkaveling, een klein essai ge leverd over de individueele rechten, maar ook de sociale plichten van den eigendon^ In de eerste 'Mei-dagen schijnt het accent voor bezitters van inkomsten echter in hoofdzaak en met klem op de plichten te vallen. En gelaten buigt Sijmen het gehoorzame hoofd, terwijl de fiscus de groote snijmachine in stelt en de dikte bepaalt van de plakjes wel ke hem van het veege lijf zullen worden af gesneden. Meimaand, bloeimaand De burgerzin bot onder hoogdruk uit en onze zin voor kleuren rijkdom handhaaft zich, want nauwelijks zijn de roode en gele tulpen geplukt of onze stra ten blinken van de bekende blauwe envelop pen, gedragen naar de brievenbussen van Nederland, een azuren apotheose van gedis ciplineerde offervaardigheid. Naderhand is er dan wel gelegenheid om in en buiten het parlement, de staten, de gemeenteraden, en wie er verder als ijverige „uitgevers" in aan merking komen, genoeglijk over de besteding na te kibbelen. Ook op den fiscalen zomer volgt een herfst, ter afkoeling. Natuurlijke cirkelgang De cijfers op Sijmens papier worden wel eens kleiner, maar het biljet waarmede ten slotte de aanslag op hem wordt gepleegd, vertoont steeds zwaardere lading. En bij alles blijft nog een tekort op de be grooting Alg. Hbld. FEUILLETON. ONDERWIJS. DIPLOMA HANDELSKENNIS VESTIGINGSWET. Opleiding drie- en vierjarige handels scholen erkend. Tot dusverre hadden bezitters van het einddiploma eener drie- of vierjarige han delsdagschool, die het middenstandsdiploma wilden verwerven, recht op vrijstelling voor boekhouden, handelstekenenNed. taal en handelscorrespondentie. Overleg tusschen ambtenaren van het Departement van On derwijs en Economische Zaken met organi saties van directeuren en leeraren bij han delsdagscholen, heeft ten gevolge gehad, dat bij beschikking van den minister van 13 April een aantal wijzigingen is aangebracht in de voorwaarden, waaronder de minister van Onderwijs handelsscholen kan erkennen, die ten doel hebben het onderwijs aan de drie- en vierjarige handelsdagscholen zoodanig aan te vullen, en te wijzigen, dat hierdoor volledig voldaan wordt aan de eischen voor het middenstandsdiploma algemeene han delskennis, dat in het vestigingsbesluit sla- gersbedrijven is bedoeld. Bij beschikking van den minister van Eco nomische Zaken zijn nu de einddiploma's van de erkende handelsdagscholen met drie- en vierjarigen cursus opgenoemd onder de di ploma's, die erkend kunnen worden als be wijs van handelskennis ingevolge het Vesti gingsbesluit slagersbedrijven. Daar deze eischen van handelsken nis vermoedelijk voor een groot aantal bedrijven dezelfde zullen zijn, betee- ken't deze ministerieele beschikking, dat bezitters van het einddiploma eener drie- of vierjarige handelsdag school dit diploma kunnen beschouwen als bewijs van handelskennis. Er is geen onderscheid gemaakt tusschen degenen, die reeds een diploma drie- of vier jarige handelsdagschool bezitten en hen die zulk een diploma volgens het gewijzigde leer plan zullen verwerven. „BOVENTALLIGEN" VOOR RIJKSREKENING. Do Minister van Onderwijs heeft een millioen rijksgeld in het vooruitzicht gesteld voor het wegnemen van de z.g. excessen van groote klassen op de la gere school. Do klassen zijn over het al gemeen al te vol, en hier en daar loopt het erg over de schreef. De actie voor een algemeene verbetering is echter kansloos, de talrijke millioenen die zulk een maatregel zou eischen, zijn niet beschikbaar, en deze weigering is „kabineitspolitiek." Wat dus „niet" kan is een verlaging van de leerlingcnschaal, een algemeen voorschrift, waardoor de klassen zou- len worden verkleind wat wél kan is toepassing van het 2e lid van art. 56 Ier Lager Onderwijs Wet, „inciden- tcele'" betaling van een „boventalli gen" onderwijzer door het Rijk, telkens voor een jaar, bij besluit van den Mi nister, den Onderwijsraad gehoord. Zoodoende kunnen gemeenten en schoolbesturen, die de grootste klassen hebben, maar geen geld bezitten om zelf daaraan iets te doen, van het Rijk eenig solaas ontvangen. Voor het Rijks millioen zullen volgens den Minister ongeveer 700 werklooze acten-bezit- ters aan den arbeid worden gezet. Dit schijnt wel niet veel op het totale aan tal van ruim 13000 dat naar men zegt „met de acte rondloopt," maar die 13000 zijn niet allen echte werkloozen; er zijn er onder die ander werk hebben bereikt, enz. In elk geval is 700 tewerk stellingen op zich zelf al weer iets. f Wij veronderstellen, dat de Minister geheel langs den weg van art. 56 te werk zal gaan. Er is namelijk ook nog een ander denkbeeld geweest, en wel van rijks-subsidie aan fondsen van or ganisaties er bestaan eenige particu liere fondsen om kweekelingen met acten te steunen of misschien hier en daar een boventalligen onderwijzer aan te stellen de protestant-christe lijke scholen hebben op dit terrein het meest gedaan, al is eenige hulp aan kweekelingen met acte ook elders niet onbekend. Maar dit instituut van kweekelingen met acte is een noodop lossing die ook zekere nadeelen heeft, waarop wij hier niet verder behoeven in te gaan. Wij krijgen den indruk, dat de Minister aan het aanstellen van boventalligen de voorkeur geeft, en kunnen ons daarbij wel aansluiten concurrentie tusschen particuliere fondsen wordt zoo vermeden, en alles gaat langs den weg van gemeente- en schoolbesturen en de rijks-instanties, hetgeen waarschijnlijk wel beter is. Al gent Hbld. 32.) Moeielijk is het de verandering te beschrij ven, welke bij Ernestine op dit gezegde plaats had. Haar gelaat werd doodsbleek, hare han den trilden, hare tanden klapperden en zij zou gevallen zijn, indien madame Grandjean niét ware toegesneld en haar had onder steund. „Neen.neen.zeide Ernestine ein delijk. „Ontkennen helpt niets, mejuffrouw, om dat alles bekend is. Lang heeft de justitie te vergeefs gezocht, maar nu heeft zij gevon den. U komt hier veel ten huize van den post directeur, die met zijne moeder en zusters samenwoont en bij uwe komst hier ter stede geëngageerd was met juffrouw Hoolstra, se condante op het Instituut te Esthuizen. Met of zonder uw toedoen heeft de liefde van den postdirecteur zich verplaatst van mejuf frouw Hoolstra op u. want nu bijna een jaar zijt gij met hem geëngageerd, en dit geheim is zoo goed bewaard, dat in Bij sterdam nog niemand het weet. Het schijnt dat u toch ze ker nietzoo zeker waart van de liefde van den man uwer keuze, dat gij het niet voor zichtig vondt te zorgen dat mejuffrouw Hool stra niet hier te Bij sterdam kwam, en hier voor was een tweetal brieven noodig een aan mejuffrouw Hoolstra van madame Grand jean, dat zij haar de betrekking niet wilde geven, en een aan madame Grandjean van mejuffrouw Hoolstra, dat zij van de betrek king afzag. Het schrift van madame Grand jean was u bekend om de hand van mejuf frouw Hoolstra te kennen, hebt u de vrien delijkheid gehad haar uw goede diensten aan te bieden voor het geval u hier iets voor haar kondet doen, waarvoor zij u dan ook bedank te. Zaterdag den 15en Juni zijt gij naar Est huizen geweest om daar den brief aan ma dame Grandjean op de post te doen, en ten einde den schijn van u af te werpen, hebt gij in dien brief juffrouw Hartema genoemd, opdat de verdenking op haar zou vallen. Ten slotte moest uw engagement zoo lang geheim blijven, omdat gij nog altijd meendet, dat men daardoor er toe zou kunnen komen u te verdenken. U ziet, dat wij alles weten, tot in de kleinsté bijzonderheden, en dat ontken nen u dus niet helpt. Ten overvloede blijkt nog, uit eene vergelijking van uw schrift met dat dezer beide brieven, dat ze wel door dezelfde hand moeten geschreven zijn. Gij ontkent dus niet Ernestine was verpletterd. Zij kon bijna niet spreken, maar stamelde alleen „Ik kan niet ontkennen." Piet had met angstige spanning den afloop van het onderhoud afgewacht. Het wachten had echter niet lang geduurd en Piet mocht de voldoening smaken te vernemen, dat zij ne veronderstelling der feiten geheel over eenkomstig de waarheid waren geweest. Na dat hij de heeren per rijtuig naar het loge ment had vergezeld, snelde hij naar het te legraafkantoor en daarop naar de woning van den heer Hartema. Welke gedachte kwam bij Piet op, toen hij zich daarheen begaf Het was deze, dat hij misschien nog heden Ida voor goed aan van Almen zou verbinden. Maar dit gaf hem, hoe hoe wonderlijk toch geen onaangenaam ge voel integendeel, hij was verrukt, dat Ida dit voor haar zoo groote geluk aan hem te danken zou hebben. Piet was verbaasd over zichzelven. Zeker zou hij Ida toch vrijgepleit hebben, al had hij overwogen, dat het gevolg daarvan zou wezen, dat hij haar in de armen van zijnen mededinger voerde, want hij had haar te lief, om haar niet al moest het dan zijn ten koste van zichzelven, gelukkig te maken. Maar hij moest zichzelven nu beken nen, dat deze opoffering toch zoo groot niet was, en hierdoor bespeurde hij voor het eerst, hoezeer hij Ida reeds als een zuster was gaan beschouwen. De heer Hartema zat met zijne dochter in de huiskamer beide waren in lectuur ver- BINNENLANDSCH NIEUWS. Recht op het volle vetgehalte. Melk moet geleverd worden worden zooals de koe haar geeft De kantonrechter te Amsterdam heeft uitspraak gedaan in een merk waardig geval van overtreding van het Melkbesluit. Verdachten, leiders van een groothandel in melk, hadden melk afgeleverd met drie procent vet, ter wijl zij van de hoeren melk ontvingen met 3.4 procent vet. Ofschoon de ver kochte melk nog een vrij behoorlijk vetgehalte bevatte, was er toch gehan deld in strijd met het voorschrift, dat aan melk niets mag worden toegevoegd en niets mag worden onttrokken. De kantonrechter beschouwde de overtreding als ernstig, omdat de con sument recht heeft de melk te nntvan gen met het volle vetgehalte, waarme toevloog, hare beide handen greep en uit riep „Ida, het geheim is ontdekt De heer Hartema sprong op. „Is het waar, Piet „Zeker waar, anders zou ik het niet vertel len. Zij heeft al bekend." „Wie, wie vroeg de heer Hartema haas tig. „Juffrouw Mader, eene secondante van ma dame Grandjean." Het was alsof Ida in de eerste oogenblikken niet goed tot besef kon komen van hetgeen Piet vertelde. Zij hoorde het wel, maar kon het niet gelooven. Eerst toen de naam van Ernestine genoemd werd, was hare aandacht blijkbaar gespannen zoo iets zou Piet niet zeggen, als het niet waar was, en toch. zij kon niet gelooven, dat Ernestine de schuldige zou wezen. „Wat zeg je, Piet," riep zij uit, „zou Ernes tine het gedaan hebben „Zij heeft het gedaan." „Dat kan ik van Ernestine niet gelooven. Zoo slecht is zij niet.' „En zij heeft al bekend," antwoordde Piet. „Is 't mogelijk roept Ida uit. „Maar waar om heeft ze dat dan niet eerder gedaan, waar om mij al die maanden onder de verdenking gelaten „Omdat ik het nu eerst uitgevonden heb.' „Jij riepen vader en dochter gelijk. „Ja," zeide Piet en hij verhaalde toen, dat zijn eerste vermoedens op Ernestine den vo- rigen dag waren ontstaan, doordien Ida hem mededeelde, dat de postdirecteur geëngageerd was geweest met juffrouw Hoolstra terwijl hij van Ella wist dat thans Ernestine met hem geëngageerd was en dikwijls met haar besproken had, hoe vreemd het was, dat Er nestine haar engagement zoolang geheim hield. Hij was toen aan het combineeren ge gaan en naar Leiden gereisd om nog eens nauwkeurig aan Ella te vragen op welken datum Ernestine naar Esthuizen was ge weest dat was juist de dag vóór dien, waar op de valsche brief door madame Grandjean diept, toen Piet met een kleur van opwinding ontvangen was. In zijn vermoeden werd hij het vertrek kwam binnenstormen, naar Ida nog versterkt door andere uitdrukkingen de de koe haar geeft. Bovendien is het niet oirbaar, dat een groothande laar zich door dergelijke overtreding: een gunstige concurrentie-positie zou verschaffen met behulp van de extra inkomsten uit van de melk afgehaalde room. Het vonnis luidde resp. 100 en 25 gulden boete voor de beide leiders dier ondernemng. Industriekolensifuatie in ons land. Op de 23e jaarJijksche algemeene le denvergadering van de „Vereeniging van gebruikers van stoomketels en krachtwerktuigen". Zaterdag te Am sterdam gehouden, leidde dr. ir. P. G. F. T. Fehmers, de bespreking in aan gaande „de industriekolensituatie in Nederland." Spreker wees op den ommekeer in onze Ncderlandsche huishouding na den grooten oorlog, welke zich ook dui delijk demonstreerde in de productie in en de voorziening van Nederland aangaande brandstoffen. Van een jaar productie van 1,9 millioen ton steenko Ion in 1913 is deze thans gestegen tot 14,3 millioen ton, waarvan de staats mijnen ruim de helft bijdragen. Wat cokes betreft, bekleedt Nederland met een quotum van 18 pCt. de derde plaats in het internationale cokes-arti kei. Van invoerland is Nederland thans exportland van steenkoodbrand- stof geworden. De sterke uitbreiding, welke de ex port van steenkool heeft ondergaan, wijst er op, dat de Nederlandsche mij nen met het buitenland kunnen cori- curreeren. Wat de marktprijs betreft, spelen de vervoerkosten een groote rol. Neder land, ligt temidden van exportlanden als Duitschland, Engeland en België. Een groot deel van ons land is door scheepstransport bereikbaar en sinds de Maas is gekanaliseerd en het Juli- ana-kanaal gegraven, zijn de Limburg se he> mijnen veel dichter bij het ver bruikers zwaartepunt in Nederland ge komen. Hoewel kolen een wereldmarktprijs hebben, wil dat niet zeggen, dat de prij zen overal gelijk zijn. Men denke b.v. aan overzcesche landen. Behoudens ingrijpen van de overheid heeft samenwerking tusschen verkoo- pende groepen, zoo niet de strekking, dan toch de uitwerking, dat de markt prijs hooger komt te liggen, dan bij vrije concurrentie. Al of niet door in vloed van de kolenconventie, reeds vóór de crisis tot stand gekomen, lie pen de prijzen een weinig omhoog, maar bij de algemeene conjuctuur- inzinking tuimelden ook de Neder landsche kolenprijzen. Reeds vóór de devaluatie begonnen de kolenprijzen weer wat aan te trek ken, doch door depreciatie van den gulden schoot het wereldprijsopper- vlak plotseling circa 25 pCt. omhoog, al bleven de prijzen der loopende con- tracten gelijk en Nederland kwam plot seling in een diepen prijskuil. Niet alleen de Nederlandsche markt prijs liep op, doch ook de kostprijs 'ging stijgen. Zoo steeg het exploitatie aandeel in de winningskosten voor de staatsmijnen sinds 1935 tot 1937 met 1 gulden. De kolenverkoopprijs steeg echter van 25 tot 40 pCt., al naar het afgenomen kwantum en de soort, voor een enkele soort zelfs ongeveer 60 pCt. en er ontstond een zeer aantrekkelijke winstmarge. De kolenconventie omvat 80 procent van de binnenlandsche markt, welk aandeel geschat is door samenvoeging van den binnenlandschen afzet der Limburgsche mijnen en van den in voer der grootste importeurs tot één belangengemeenschap. Na de laatste verhooging per 1 Oct. 1937 hebben eenige verbruikersgroe- pen, zich tolk makende van de kolen- verbruikende industrie, zich tot één of twee regeerings-organen gewend ter verkrijging van een verlaging van de kolenprijzen. DE AARDAPPELSCHAARSCHTE Verzoek om invoerbelemmering te doen vervallen. Het bestuur van den Bond van Neder iandschc grossiers in Malta-aardappe len heeft den Minister van Economi sche zaken in een adres verzocht, de monopolie-heffingen op buitenland- sche aardappelen te doen vervallen. Deze hooge heffingen vormen een te groote belemmering voor den invoer, terwijl die, gezien den beschikbaren voorraad 'binnenlandsche aardappe len, niet gemist kan worden en bij den import vele handels- en arbeidsbelan- gen betrokken zijn. liMïitfii m DOOR ZOLDERLUIK GEVALLEN. Zaterdag is te Bunschoten een vee houder, toen hij zijn vrouw behulpzaam was bij den schoonmaak, door een zol derluik gevaJlen. Hij kwam met het hoofd op den steenen rand van een vee voederbak terecht en liep een schedelbreuk op. Een uur na het onge val is hij overleden. POLITIEKE VERBERIJ. Men meldt aan de N. R. Crt. Hoe dichter de dag nadert, waarop de Zwart-Frontleider, Arnold Meyer, uit de strafgevangenis te Breda, waar hij een straf wegens beleediging van den oud-minister van Schaik onder gaat, zal worden ontslagen, hoe dries ier de leden van het Zwarte Front in Brabant optreden. Donderdag weer hebben zij kans ge zien het stempellokaal der Bredasche werkloozen geheel te beschilderen met opschriften als Arnold Meyer on schuldig veroordeeld. Zwart Front, enz. In verband hiermede en om dispuut te voorkomen, bleef het stempellokaal gesloten, terwijl in allerijl de opschrif- ten overgeschilderd werden. de brieven van Ernestine, bijv. dat zij zoo blij was dat Ida in plaats van juffrouw Hoolstra op school zou komen. Verder vertelde Piet van zijn reis naar Woudstede, en hoe Ernes tine bij het verhoor dadelijk zoo ontstelde, dat zij, nadat men haar al die feiten had medegedeeld, dadelijk bekend had. Toen Piet zijn verhaal geëindigd had, ging ae heer Hartema naar hem toe, gaf hem de hand en zeide „Piet, je hebt meer voor mij gedaan, dan ik ooit voor jou zal kunnen doen, maar ik beloof je, dat als ik je in iets kan helpen, je altijd op mij kunt rekenen. En misschien kan ik nog wel meer voor je doen, dan je denkt.' „U hebt reeds zooveel voor mij gedaan,' antwoordde Piet, „dat ik recht blij ben u iets te kunnen vergelden." Het was Ida zonderling te moede. Zij had zoolang onder den druk gebukt gegaan, zij was er reeds zoozeer aan gewend, in de oogen der menschen geschandvlekt te zijn, dat zij in de eerste oogenblikken zich niet kon voor stellen, dat zij weder de oude Ida was. Zij geloofde nu alles en een gevoel van onbe schrijfelijke dankbaarheid jegens Piet maak te zich van haar meester. Zij drukte hem hartelijk de hand en zag hem met hare schoone oogen dankbaar aan. Plotseling kwam. haar echter een gedachte in het hoofd die een innig meewarig gevoel voor Piet bij baar deed ontstaan. Zij nam zijn hand, trok hem mede naar een hoek van het vertrek en zeide op gedempten toon, zoodat haar vader het niet kon hooren „Weet je wel wat je gedaan hebt. Piet Heb ik je gezegd wat ik aan van Almen be loofd had, als ooit de schuldige ontdekt zou worden „Ja, Ida, ik wist dat. En ik hoop van harte, dat je met hem zoo gelukkig moogt zijn, als maar eenigszins mogelijk is." „En zul jij dan daaronder niet lijden, Piet? „Als ik maar altijd je goede vriend mag blijven. Ik heb ingezien, dat ik mij nooit ver dere illusies had moeten maken je stond te hoog voor mij, Ida." ..Neen, dat is het niet, Piet. Het was alleen omdat ik je altijd als mijn broeder heb be schouwd. Maar wees nu nog edelmoediger en zeg nu eens op welke wijze ik het best kan toonen hoe dankbaar ik je ben." „Door nu en .dan eens aan je broeder Piet t-e denken en met hem te blijven omgaan zoo als je altijd gedaan hebt." „Dat beloof ik je, Piet. Maar misschien komt er nog wel eens een gelegenheid, dat ik wat meer voor je doen kan." Toen dacht Ida aan Ella en hoe treurig het voor haar moest wezen nu haar nichtje de schuldige bleek te zijn. Piet vertelde daar op van zijn gesprek met haar en in welk eene droevige gemoedstemming hij haar verlaten had. Na nog eenigen tijd met zijn oom en Ida de zaak besproken te hebben, stond Piet op en wilde afscheid nemen. „Ga je nu al weg," vroeg Ida, „je hadt gis teren beloofd eenige dagen bij ons te blij ven Hier kwam de meid binnen met een tele gram voor Ida. Nog vóór zij het couvert open gemaakt had, antwoordde Piet „Ik ga naar Ella, Ida jij hebt me nu niet noodig lees je telegram maar, ik heb voor beter gezelschap voor je gezorgd." Ida las „Ik kan het geluk nauwelijks gelooven Ik kom met eerstvertrekkenden trein. VAN ALMEN." „Heb jij daarvoor gezorgd vroeg Ida met tranen in de oogen. „Ja, het is toch wel naar je zin En Ida ging naar Piet en gaf hem een zus terlijken kus. „Dankje, dankje, goeie Piet Een uur nadat Piet vertrokken was, had Ida zich voor haar leven aan van Almen ver bonden. (Wordt vervolgd CN VIER BLADEN AD VERTEEREN VOOR EENMAAL BETALEN I Wieringermeerbode. Wlerlnger Courant. De Polderbode. zyper Courant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Wieringer courant | 1938 | | pagina 1