DE TROONREDE
30e JAARGANG
DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1939
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR
WIERINGEN EN OMSTREKEN
No. 110
ALS HET GEWETEN
SPREEKT.
N.V. WACO AUTOBUSDIENSTEN
WIERINGER COURANT
VERSCHIJNT ELKEN
DINSDAG, DONDERDAG EN ZATERDAG
ABONNEMENTSPRIJS
per 3 maanden f 1.25.
UITGEVER*
CORN. J. BOSKER
WIERINGEN,
in
BUREAU
Hlppolytushoeï Wlerlngen
Telefoon Intercomm. No. 19.
ADVERTENTIëN
Van 1 9 regels i 0.50
Iedere regel meer
fOAO
voorraadvorming en distributie een aaneen
sluitend geheel vormen, terwijl voor de indus-
trieele productie rijksbureaux zijn ingesteld,
waarin het bedrijfsleven met de overheid sa
menwerkt om die artikelen, waaraan een
tekort kan ontstaan, regelmatig te verdeelen.
Ondanks het feit, dat Nederland thans
evenveel mannen onder de wapenen heeft als
er werkloozen waren, zal het spook van de
werkloosheid nieuwe zorg baren.
De strijd tegen deze nieuwe werkloosheid
zal een strijd zijn tegen den vijand van onze
volksveerkracht. Dit is dus een zeer noodza
kelijke strijd, want op de veerkracht van ons
volk komt zeer veel aan,
De regeering deelt mee, dat de strijd krach
tig en onverdroten zal zijn. Vooralsnog zijn
deze begrippen vaag, maar zij kunnen niet
anders dan vaag zijn. De woordkeus laat ech
ter geen twijfel omtrent den vasten wil. De
rest zal van de omstandigheden afhangen, die
nog niet zijn te overzien.
Daarnaast schenkt de geest van toewijding
en dienstvaardigheid in Nederland en de over-
zeesche gewesten, een geest van saamhoorig-
heid waarvan de Koningin met blijdschap
heeft gewaagd, het vertrouwen, dat alle maat
regelen, die door de tijdsomstandigheden ge
boden zijn en gebillijkt lijken in het licht van
ins onafhankelijkheidsideaal, geduldig geara-
gen zullen worden en met verantwoordelijk
heidsgevoel in alle klassen der samenleving
zullen worden aanvaard.
Deze tijd is er een van beproeving. Het
j weerstaan van de beproeving is de taak, die
op ons rust. Het beroep van de Vorstin op
tegeerders en geregeerden, deze taak tot een
goed einde te brengen, moge worden verstaan.
De geschiedenis heeft zich herhaald. Vijfen
twintig jaar geleden ving H. M. de Koningin
met dezelfde bezorgdheid haar troonrede aan
als nu.
r
„Onder zeer buitengewone omstandigheden
kom ik in uw midden," verklaarde zij des
tijds. „Wij zijn allen vervuld door de gedach
te. dat een verschrikkelijke oorlog een groot
deel der beschaafde wereld teistert."
Dezelfde toon van deernis met de getroffen
volkeren, die toen uit haar woorden sprak,
vernam men Dinsdag. Alleen ontbrak ditkeer
de verklaring, dat Nederland met open armen
alle ongelukkigen ontvangt, die binnen zijn
grenzen een toevlucht zoeken. Ten deze zijn
de omstandigheden veranderd, hoewel niet te
voorspellen valt, hoe de situatie zich over een
maand zal hebben ontwikkeld. In 1914 toch
sprak de Koningin haar troonrede uit toen de
oorlog al zes weken woedde en men weet,.welk
lot zich reeds dan over het grootste deel van
het naburige België had voltrokken. Thans
heerscht aan gene zijde van de Brabantsche
grens neutraliteit.
Als een lichtpunt in de sombere materie van
de troonrede van 1914 kon intusschen de zin
snede gelden, di'e letterlijk luidde
„Ik mag dankbaar vaststellen, dat onze
vriendschappelijke betrekkingen met alle mo
gendheden ongestoord zijn gebleven."
Een naar den geest gelijkluidende verkla
ring bevat de troonrede van thans weer.
FEUILLETON
Historische roman.
13.)
„Welk eene eer valt mij te beurt, aan u,
edele Heer voorgesteld te mogen worden
antwoordde Frans, eerbiedig buigende. „In
derdaad, zóó iets heeft mijne stoutste ver
wachtingen verre overtroffen
„Ge weigerdet goud voor uw gewichtig
dienstbetoon aan te nemen," zei De Witt tot
Frans, „maar zoudt ge mijne vriendschap als
een bewijs mijner erkentelijkheid versma
den en deze woorden zeggende, reikte hij
den student de hand, die deze hartelijk druk
te.
„Ik vind geene woorden, om Uwe Edelheid
voor dit onwaardeerbaar geschenk naar
waarde te danken uwe vriendschap vereert
mij zoozeer, dat ik niet zal ophouden te
trachten, mij die waardig te maken," en
daarop zich tot de douairière Van Harme
ien wendende, voegde hij er bij „Ik ben zeer
verheugd, Mevrouw in de gelegenheid te
zijn, mij in persoon te kunnen overtuigen,
dat het u gisteren overkomen ongeval geen
nadeeligen invloed op uwe gezondheid gehad
heeft."
De douairière antwoordde met een minza
mer glimlach dan wel te verwachten geweest
was, en zich tot den ernstigen heer wenden
de, zeide zij
„Waarlijk dat jonge menseh is niet onaar
dig."
De Overste verzocht den jongeling thans,
bij het vuur plaats te nemen, en weldra was
hij met dezen, Mijnheer De Witt en zijn vriend
Walraven in een druk gesprek gewikkeld.
Jonker Van Naaldwijk hield zich met de
douairière en den ernstigen heer, den broe
Nog een lichtpunt vindt men in de troon
rede van Dinsdag, dat destijds moest ontbre
ken, n.1. de zinspeling op het nauwere con
tact der neutrale Oslo-staten, die, hoewel de
mocratisch van opzet, zich ver van den ideo-
logischen strijd tusschen het democratische
beginsel en het dictatoriaal bestuurde staats-
absolutisme willen houden. En dan is een
lichtpunt te meer, dat de vredesboodschap,
v/aaraan onze Koningin haar gezaghebbende
stem heeft geschonken, in breeden kring in
stemming heeft gevonden en de overtuiging
wettigt, dat, ondanks ondervonden teleurstel
ling, velen de hoop blijven koesteren op vreed
zaam overleg.
Neemt men in aanmerking, met welk een
geestdrift in 1914 naar de vernietigingsmid-
delen werd gegrepen op grond van Lebens-
raummotieven van denzelfden aard als nu en
plaatst men daartegenover den weerzin, waar
mee de groote volkeren thans tot den oorlog
hebben besloten, dan is het niet ongerecht
vaardigd aan vredesvermaningen van gezag
hebbende zijde meer gewicht te hechten dan
de hartstochtelijke wapenfeiten schijnen te
gedoogen.
De veerkracht van ons volk zal zwaar be
proefd worden. Het stemt dan tot tevreden
heid, te vernemen dat het allernoodzakelijk
ste, de voedselvoorziening, voorloopig geen
reden tot ongerustheid behoeft te geven, en
dat de maatregelen voor bodemproductie,
der van Van Reigenhorst, bezig en liet niet
na, de douairière herhaaldelijk op de burger
lijke manieren van Frans opmerkzaam te
maken.
Eindelijk werd de thee, destijds een zeer
kostbare drank, die alleen door de voornaam-
sten van den lande gebruikt werd, binnen
gebracht. Een aantal kleine porceleinen kop
jes, met wanstaltige beeldjes beklad, zoo
als de meesten mijner lezers die nog. wel bij
hunne grootouders in de glazenkast kunnen
zien, stonden op een zwaar zilveren blad,
waarin het geslachtswapen der Baronnen
Van Reigenhorst gedreven was.
Het meisje, dat tot hiertoe aldoor voor de
piano gezeten had. verliet nu hare plaats en
zette zich aan de tafel neer, waardoor wij
tevens in de gelegenheid gesteld worden, haar
eenigszins meer van nabij te beschouwen.
Jonkvrouw Ida was de nicht van Mijnheer
Joan De Witt, die als voogd over haar stond,
daar hare ouders reeds in haar vroegste
kindsheid gestorven waren. Schooner meisje,
dan Ida was, kon men wel zelden aanschouwd
hebben zij betooverde, sleepte mede, bracht
I in vervoering, en nochthans zou de keurige
kenner eenige gebreken in haar opgemerkt
J hebben. Vooreerst was hare gestalte een wei-
nig beneden het middelmatige maar dit
j gebrek zette haar eene vlugheid en lieftallig-
heid bij, die dadelijk voor haar innamen
hare blonde haren golfden in bevallige krul-
len langs den blanken hals en de mollige
j schouders neer, en na het zwart fluweelen
kleed, dat nauwsluitend hare bevallige leest
j te beter deed uitkomen, verhoogde de blank-
I heid van haar gelaat, waaraan het kleine
neusje en de kuiltjes in hare met een licht
j inkarnaat gekleurde wangen eene schalksche
uitdrukking gaven. De kleine mond van de
negentienjarige schoone was met een paar
rijen tanden bezet, die in witheid met ivoor
I wedijverden hare oogen waren eer klein
j dan groot, maar zagen zóó vriendelijk, zóó
gloeiend, als slechts schitterende bruine oo-
I gen doen kunnen.
„Nu, Ida zeide douairière Van Harmeien,
„ge moogt den Hemel wel danken, dat ge gis
BINNENLANDSCH NIEUWS.
SUIKER MET MONDJESMAAT.
Begin October ruimere aan
voeren te verwachten.
Naar aanleiding van opmerkingen
uit den lezerskring omtrent schaarscli
te aan suiker hebben wij in bevoegde
kringen informaties ingewonnen.
Daarbij is gebleken, dat de be
schikbare voorraden op het oogen-
blik inderdaad niet overvloedig zijn,
maar dat toch niet van bepaalde
schaarschte gesproken kan worden. De
kwestie is namelijk deze, dat de Regee
ring de noodige maatregelen heeft ge
troffen in verband met het feit, dat
de suiker-aanvoer thans niet normaal
is. Er worden immers vele schepen op
gehouden en van een enkel schip, dat
doorkomt, moet de suikerlading nog
geraffineerd worden. In het algemeen
Met ingang van Maandag 11 Sept. op
alle lijnen gewijzigde dienstregeling.
Dienstregeling verkrijgbaar a 2 cent.
is thans, met het oog op eventualitei
ten, de suikerverstrekking tot 75 pCt.
van het normale beperkt. Hetgeen zeg
gen wil, dat de grossiers 75 pCt. van
hun gewone voorraden kunnen krij
gen en derhalve den winkeliers ook
25 pCt. minder dan gewoonlijk leve
ren. Dit geeft natuurlijk wel eens moei
lijkheden bij de klanten, vooral in
plaatsen, waar groote garnizoenen lig
gen, die ook de noodige hoeveelhe
den suiker inkoopen. De winkelier is
derhalve „verplicht" de suiker met
mondjesmaat te verkoopen eiY hij zal
dan in de eerste plaats zijn vaste klan
ten bedienen en meestal gecombineerd
met de bestelling van andere kruide
nierswaren.
Inmiddels is verbetering in dezen
toestand reeds in zicht, want begin
October begint hier de nieuwe bieten-
oogst en dan mag men verwachten
dat de voorraden weldra weer normaal
zullen zijn, vooral ook als bovendien
meer schepen suiker van overzee ko
men brengen.
KOE OP EEN MIJN GELQOPEN.
In een Brabantsch Peeldorp is een
grazende koe door het ontploffen van
een mijn in de lucht gevlogen. Het
dier liep binnen de afrastering van 'n
militair mijnenveld. Tot ver in den
omtrek was de knal hoorbaar.
In een weiland, dat vijf minuten
gaans verder ligt, heeft men nog dee-
len van den romp gevonden.
SOLDAAT DOODGEVALLEN.
Op het buitengoed de Dennen te
Brummen is in den nacht van Zondag
op Maandag, de militair H. uit Nijme
gen uit eon raam gevallen en zwaar
gewond. In Zorgwekkenden toestand
werd de man naar een ziekenhuis ver
voerd, waar hij aan de bekomen ver
wondingen is overleden.
Het slachtoffer was gehuwd en va
der van drie kinderen.
TOMATEN VOOR WINTERSOEP.
Millioenen kilo's in blik.
Aan de Rotterdamsche groentenveiling gaan
nog dagelijks een paar 100.000 kilo tomaten
voorbij de veilingklok. Ze brengen niet meer
op dan de minimumprijs, hoogstens een dub
beltje of zoo per 100 kg. als ze voor direct
binnenlandsch verbruik zijn bestemd. Doch
reeds lang gaat bijna alles naar de fabrieken
waar men ze verwerkt tot puree om daar in
November a.s. regeeringssoep van te maken.
Deze soep zal in den a.s. winter belangrijk
pittiger van smaak en beter van kleur zijn
dan de oude. Immers eerst 30 procent en la
ter 50 procent der tomaten werd in de laat
ste maanden rijp geplukt en dit, gevoegd bij
het duurzaam zonnige zomerweer, heeft er
voor gezorgd, dat over het algemeen een pu
ree kan worden gemaakt, die voor de geurige
Italiaansche niet veel behoeft onder te doen.
Alleen de tuinders in en om Rotterdam zul
len vóór het seizoen uit is, een 10 millioen
k.g. tomaten naar de veiling hebben gebracht,
waarvan veel meer dan de helft, vermoedelijk
een 70 procent, is doorgedraaid, zoodat onze
tuinders gemiddeld niet zooveel meer dan 2
cents voor hun koude tomaten hebben gekre
gen. Terwijl minstens het dubbele noodig is
om gedekt te zijn. Voor de meesten is dan ook
dit zevende der magere jaren nog slechter
dan de zes voorgaande.
Groentenexport is er zoo goed als niet meer.
Naar Duitschland gaan nog wat boonen, doch
ook van deze worden groote kwanta voor re
kening der regeering ingemaakt, en wat on
ze groenten- en aardappelenvoorziening be
treft, zullen we dezen winter in elk geval
geen nood hebben. Daarvan en van fruit is
er volop
Een moeilijkheid voor de tomatensoep le
vert op het oogenblik nog de vraag, of er blik
genoeg zal komen voor de vervaardiging der
kleine bussen. De puree bewaart men voor
loopig in groote blikken, doch voor de con
sumptie is kleine verpakking noodig. Voor
loopig rekent men op Duitschland, dat op
het oogenblik graag zooveel mogelijk uitvoert
naar ons land om den achterstand in de
clearing aan Duitsche zijde in te halen en -
zijn crediet in Nederland te vergrooten. Trou
wens ook het houten fust voor de inmakerij
is schaarsch en duur geworden en het zijn
zulke bij-omstandigheden, die in oorlogstijd
menigen voorzorgsmaatregel extra bemoeilij
ken.
KOFFIE VOOR 219 MAN.
Een compagnie op marsch. Ergens
in Nederland, waar bewaakte overwe
gen zijn. Een lange marsch. Er zitten
al 15 Km. op. De „spits" staat te wach
ten voor de neergelaten spoorboomen.
Men wenkt uit een naburige, zeer groo
te villa.
Ja„ wat is er
Wilt u koffie
O, heel graagmaar
Met hoeveel man is u
Met 219 man.
Tja, zooveel koffie heb ik niet.
Maar komt u terug weer langs
Ja, mevrouw over anderhalf uur
In orde. Dan is er koffie.
Anderhalf uur later. Daar is de com
pagnie weer. Nu van den anderen
kant komend. Vreedzaam nu. De oefe
tning is afgeloopen. Maar de jongens
van de spits herinneren zich de koi'fie-
belofte en kijken al uit. De eerste gele
deren zijn nog niet over de spoorlijn of
daar is de eerste koffie.
Van een terras komen drie dienst
maagden, een Javaansche bediende, 'n
mevrouw en een meneer. Zij drageai
dienborden met kannen koffie er op,
met schaaltjes suikerklontjes en met
fleschjes room. De meneer roept van
verre
Och,, kapitein, kunt y even laten
wachten Ik heb het beloofd. U zoudt
koffie hebben
En de kapitein, zeer verrast overi
gens, laat wachten. De veldflesschen
gaan vol, 219 veldflesschen, en voor
het kader worden koffiekoppen vol ge
schonken.
Laat u nog even wachten
vraagt meneer. En weer komen alle
teren eenigen tijd vóór ons hier gekomen
zijtanders had u hetzelfde ongeluk wel
kunnen treffen."
„Ik 'houd veel van avonturen," antwoordde
Ida met eene zilveren stem, „hollende paar
den, een jongeling, die zich moedig in de
teugels werpt, het portier openrukt en ons
half bewusteloos uit het rijtuig draagtzie
dat heeft veel van een roman, en ge weet,
hoeveel ik houd van alles, wat romantisch
is
„Maar dan moest de redder ook een edel
man zijn, die de geredde naar het ouderlijke
kasteel terugbrengt, en dit geloof ik, zou toch
aan den roman van gisteren ontbroken heb
ben," merkte Van Naaldwijk aan.
Aller stilzwijgen was het verachtelijkste
antwoord op deze onheusche, de gastvrijheid
kwetsende aanmerking. De thee werd rond
gediend, en terwijl iedereen zich met drinken
bezighield, zeide Mijnheer De Witt tot den
overste
„Waarlijk, Heer Baron de jongeling be
valt mij en schijnt mij toe, geenszins van ta
lenten ontbloot te zijn, en het doet mij ge
noegen, kennis met hem gemaakt te hebben."
„Zeide ik het niet?" riep de Overste, of
schoon hij, om der waarheid hulde te doen,
niets gezegd had. „Hij beviel mij reeds bij de
eerste kennismaking, en daar gij een even
goeden dunk van hem opgevat hebt, zal ik
mijn voornemen ten uitvoer brengen en hem
uitnoodigen, vannacht hier te blijven. Dan
zullen wij de gelegenheid hebben, hem den
geheelen avond hier te houden, en hoe meer
zielen hoe meer vreugd. Ge blijft heden onze
gast," vervolgde de Overste, zich tot Frans
wendende, die met zijn vriend, Jonker Wal
raven, stond te praten, „ik heb al eene ka
mer voor u in gereedheid laten brengen de
avond begint reeds te vallen, het is dus te
laat om heden nog naar Leiden terug te
keeren."
„Ik ben gevoelig voor de eer dezer uitnooai-
ging," gaf Frans ten antwoord, „maar het
doet mij innig leed, dat ik die van de hand
moet wijzen. Zonder daarvan vooraf verwit
tigd te zijn, ben ik in dit aanzienlijk gezel
schap binnengeleid, waar het niet voegt lan
ger in dit reisgewaad te vertoeven, trouwens
heeft mijn paard al genoeg rust genoten om
de reis nu te kunnen voortzetten vergun
mij dus, afscheid van u te nemen."
Van Reigenhorst gaf aan Walraven een zij
ner bekende gevoelige voetteekens als eene
waarschuwing, dat er nu weder een blijk zij
ner slimheid volgen zou.
„Maar ge kunt niet vertrekken want daar
ik er op gerekend had, dat ge hier zoudt over
nachten, heb ik uw paard naar het land la
ten brengen mijn land ligt hier meer dan
een half uur vandaan, er gaat dus minstens
een uur mee heen, voordat uw paard terug
gehaald kan zijn, en dan wordt het te laat
om nog heden de reis naar Leiden te aanvaar
den."
„Ik geloof, dat ge den spot met mij drijft,"
zeide Frans lachende. „Wie jaagt de paarden
op het einde van de maand November in het
land
Alweder ontving Walraven een paar gevoe
lige voetcommunicatiën, en de Overste ver
volgde
„Ik ben altijd gewoon, mijn stal, die hier
een half uur vandaan ligt, mijn land te noe
men, dat is zoo uit oude gewoonte want
vroeger had ik daar mijn weiland. Ge ziet
dus," vervolgde hij snel, ten einde aan Frans
geene gelegenheid te geven om iets op dit
gezegde aan te merken „ge ziet dus, dat er
aan vertrekken niet meer te denken valt
dus, ge blijft."
Na lang wederstreven was Frans eindelijk
wel genoodzaakt, aan het verzoek van den
Overste te voldoen, die dezen goeden uitslag
aan zijne slimheid toeschreef en Walraven
met veelbeteekenende blikken aankeek.
Daar de avond nu begon te vallen, werden
de waskaarsen opgestoken en kreeg het ge
heel daardoor een vriendelijker aanzien.
Intusschen had Jonker Van Naaldwijk het
tot nu toe beneden zich geacht, een woord
met onzen student te wisselen, en de Overste,
die dat niet kon dulden, zocht eene gelegen
heid om zich daardoor te wreken.
„Ge hebt dus den zadel en de stang gezien,"
zeide hij, zich tot Frans wendende, „en beide
goed gevonden
„Uitmuntend," gaf deze ten antwoord, „vol
komen naar het model, dat ge den zadelma
ker gegeven hebt."
„En is u in Den Haag niets wedervaren
„Volstrekt niets, voor zooverre ik mij her
inneren kan," gaf Frans ten antwoord.
„Dan zijt ge gelukkiger geweest dan de
Jonker Van Naaldwijk," hervatte Van Rei
genhorst. „De Jonker had vanmorgen in de
herberg, waar hij zijn paard gestald had,
eene alles behalve aangename ontmoeting."
„Och, dat is de moeite niet waard om er
meer over te spreken," zei de Jonker verlegen.
„Wij dachten eerst, dat ge met de ontmoe
ting van den Jonker bekend waart," vervolg
de de Overste „want de man, dien hij den
stal uitwierp, had volgens de beschrijving,
die de Jonker van diens persoon gaf, veel ge
lijkenis met u zoodat wij in het eerst dach
ten, dat gij het waart, die de gevolgen van
zijn toorn ondervonden hadt."
„Het is waar," sprak Frans, „dat ik van
morgen met Jonker Van Naaldwijk, dien het
toeval mij nu hier doet ontmoeten, eene klei
ne woordenwisseling gehad heb, omdat hij
partij trok voor een stalknecht, die mijn va
der zonder eenige reden hoonde en dien ik
daarvoor strafte. De geheele zaak was mij
reeds ontgaan, daar ik niet gewoon ben, zul
ke beuzelingen lang te onthouden."
„Heeft hij u dan den stal niet uitgewor
pen vroeg Walraven.
„Deze vraag wil ik niet beantwoorden de
Jonker is hier tegenwoordig, laat hem zelf
zeggen, of ik het was, dien hij zoo smadelijk
durfde behandelen."
(Wordt vervolgd.)
ÏN VIER BLADEN ADVERTEEREN VOOR
EENMAAL BETALEN
Wieringermeerbode.
Wieringer Courant.
De Polderbode.
Zijper Courant.