voor het behoud van al de thans bestaande Rijks-werven
pleiten. Ik heb daarbij de bekentenis afgelegd, dat, indien
ik onze marine nog te scheppen hadik zeker ten dezen
aanzien alle die werven niet op eene zoo ruime schaal zou
daarstelleu maar ik heb tevens aangemerktdatdaar die
etablissementen nu eenmaal bestaan millioenen schats heb
ben gekost en met betrekkelijk geringe kosten in stand
kunnen worden gehouden, de afschaffing daarvan zeker geene
voordeelen zou oplevereneenigzins opwegende tegen der-
zelver gemis, bij onvoorziene en altijd mogelijke omstandig
heden. Ik heb op de uitgaven voor die werven alleen, door
het afdanken van werkvolk en dat wel ineerendeels oude
afgeleefde menschen in het geheel ƒ179,000 kunnen be
zuinigen zonder nog te gewagen van de verminderde amb
tenaren en afschafling van jagtenwaardoor dit cijfer tot
ƒ247,000 klimt. En dan vraag ik, Edel .Mogende Heeren
of hier geeneom mij van het geliefkoosde woord van
den dag te bedienen stelselmatige bezuiniging is
Ofschoon ik zoo ik vermeende bij mijne memorie het
nut van het voortdurend bestaan der tegenwoordige werven
voldingend had betoogd heeft de geachte spreker uit Utrecht
dat nut vooral ook voor de centrale werven aan de Maas
betwijfeld. Het zij mij daarom vergund te herinneren, dat,
wanneer in oorlogstijd voor de binnenlandsche defensie moet
worden gezorgdmen te Rotterdam beter dan elders gele
genheid heeftom de dan noodige llotillevaartuigeu binnen
korten tijd uit te rusten en daarheen te zenden waar men
er behoefte aan heeft. Daar is uit den aard der zaak het
meest geschikte verzamelingspunt voor zulk eene lloliile.
Maar ook buitendien heeft, gelijk ik reeds bij mijne memo
rie in de bijzonderheden aantoondeiedere onzer werven
eene bepaalde nuttige strekking. Die te Amsterdam is het
best geschikt voor den aanbouw van grootere die te Rot
terdam van kleinere schepen. Willemsoord en Hellevoelsluis
moeten voor de uitrustinghet dokken en de reparatie van
schepen bewaard blijven; terwijl men te Vlissingen, wegens
de bijzondere ligging der werfgeene andere schepen bou
wen moetdan die niet lang op stapel slaan.
Dit gezegde herinnert mij eene aanmerking van den ge-
achten spreker uit Utrecht, die het zeer verkeerd vond,
dat onze oorlogschepen zoo lang op de werven slaan en
dat zij dikwijls slechts voor een 10de werden afgebouwd
eensdeels is dit niet geheel juistwel dat men de vordering
bij den afbouw in 20ste gedeelten telt; en voor het overige
verschil ik geheel met Zijn Edel Mog. van gevoelen dat
dit, ten miusle voor de groote schepen, niet kwaad is. Men
heeft algemeen de overtuiging dat de schepen die lang
op de werven geslaan hebbenjuist ten gevolge daarvan
beter zijn. Van daar dan ookdat men in Engeland en
Frankrijk het als een svslema heeft aangenomen en er van
de linieschepen zijn die 15 ot 1G jaren op stapel hebben
gestaan. Intusschen wil ik niet zeggen dat ik wanneer
de behoefte daaraan bestond, niet voor een spoediger afbouw
van schepen gestemd zou zijn. Maar wij bezitten tegenwoor
dig een genoegzaam aantal schepen voor de dienst gereed.
De grootere die nog op de werven staan kunnen binnen
korten tijd worden voltooid en de stoombooten en kleinere
schepen wortfeQ met moer spoed afgebouwd zoo dat men
av
i.y*;
voortdurend werkzaam is.
Ik heb het geachte lid uit Utrecht zijne aanmerkingen
hooren slaven door zich te beroepen op de brochures die
in den laatsten tijd omtrent het vak der Marine in het licht
zijn verschenen. Die vlugschriften zijn mij wel bekend ik
heb sommige daarvan met genoegen gelezen; maar ik schroom
ook niet te verklaren dat er onder zijn van eenen schrij
ver die wel met oppervlakkige kennis omtrent het vak
dat hij behandelt, is toegerust, maar tevens kennelijk aan
den wrevelwaardoor hij bezield schijnt, heeft bot gevierd.
Die wrevel heeft hem dan ook somtijds vervoerd, om de zaken
ter kwader trouw voor te stellen. Van dienzelfden schrijver',
die zich F. C. O. noemtheb ik in een openbaar dagblad
een vertoog gelezen volgens hetwelk de schrijvers van het
thans in zee zijnde exercitie-eskader op eene hatelijke en
valsche wijze werden beoordeeld, en er met minachting ge
sproken werd over een fregatomdat het den naam van
wachtschip droeg; zulks ware beter van toepassing geweest,
toen linieschepen met 200 koppen bemand als fluitsche
pen naar de Oost-Indie werden gezonden, terwijl thans onze
fregatten eene oneindig sterkere bemanning hebben, en zelfs
de wachtschepen van alles goed voorzien zijn.
Hel is hier de plaats, om nog iets te zeggen omtrent de
aanmerking van den geachlen spreker uit Zuid-Hollanddie
er een grond van afkeuring in vond, dat wij thans 900 man
minder in dienst zouden hebbendan te voren doch ik
moet Zijn Edel Mog. doen opmerken dat men niet negen,
maar slechts 400 man minder in dienst zal hebben dis is
het gevolg van een rationeel stelsel, dat ik, bij de betrek
kelijk geringe geldsommen, die onder de bestaande omstan-
standheden voor Marine kunnen worden afgezonderd, en bij
de gevorderde bezuinigingenheb moeten aannemen. De
grondslagen van dat stelsel zijnom de noodige bezuini
gingen zoo veel mogelijk te doen drukken op de admini
stratiekosten en op de werven en zoo min mogelijk op het
materieelalsmede om niet meer zeelieden in dienst te hou
den dan voor de behoeften noodzakelijk is. Wat is op dit
oogenbiik de staat van zaken Onze stations in de Oost
en West-Indien zijn bezet. Een exercitie-eskader kruist in
de Middellandsche zee en moet bij terugkomst dienen tot
gedeeltelijke aflossing der schepen in Oost- en West-Indie
en onze tuighuizen worden zoo veel maar eenigzins mogelijk
isvoorzien. Het in dienst houden van meer scheepsvolk
dan op dit oogenbiik bezoldigd wordtzou werkelijk eene
noodelooze uitgave zijn. Men zorge slechts dat het materieel
in goede orde blijve, en dat er een genoegzaam aantal kun
dige officieren voorhanden zij dieals men behoefte aan
hen heeftdadelijk kunnen optreden en ook de toekomst
onzer marine is voor mogelijke omstandigheden gewaarborgd.
Voor die toekomst is ook het behoud van al onze werven
van belangdaar het toch van zelf spreektdatals de
behoefte daaraan zich gevoelen lietop drie werven meer
schepen gebouwd en uitgerust kan worden dan op een.
Ik zal mij het voorbeeld van U Edel Mog. volgende
onthouden van over al deze punten in nadere bijzonderheden
te treden en dus ook het gezegde van den rijkbegaafden
spreker uit Gelderland niet verder beantwoorden. Alleen
aanhalende dat Zijn Edel Mog. in eene vroegere redevoering