Qibvevtcntièn.
eene breuk zou geveu."
Murat was over dit middel rerruktdat inderdaad vernuf-
tig genoeg was uitgedacht. Hij droeg den commandant dei-
Polen rasinski, op, om hem een jong', verstandig en moe
dig man te bezorgen. Twee dagen daarna bragt de chef een
jongeling van zijn corps tot Mttratvoor wien hij met zijn
'hoofd borg stond. Hij heette Leekinski en telde slechts 18 jaren.
De groothertog was innig bewogen toen hij een zoo jong
mensch aan een zeker gevaar ging blootstellen want indien
men hem ontdekte, was zijn lot, de dood gewis. Murat kon
zich niet onthouden den jongen Leckitiski het gevaar af te
malenwaaraan hij zich bloot gaf. De pool glimlachte en
antwoordde hem eerbiedig: uwe hoogheid hebbe slechts de
goedheid mij de bevelen mee te deelen en ik zal den last
waarmede gij mij wilt vereeren zoo goed als mogelijk is
volbrengen."
De groothertog erkende de vastbeslotenheid des jongelings
en gaf hem zijne instructie. De baron vort Stroganof over
handigde hem zijne depechcs voor den admiraal Siniaiviti, de
Pool kreeg een russische uniform aan en begaf zich op weg
naar Portugal.
De weg was zoo als bereids is aangemerkt met Spaansche
troepen overdekt, De beide eerste dagen ging het regt goed
maar op den derden zag hij zich des namiddags door eenen
hoop Spanjaards omringd die hem zijne wapeus afnamen en
hem voor hunnen chef bragten. Tot geluk voor den jongen
man was het (Jastagnos zelf.
Wie echter hier de bevelhebber zijn mogt die hem in ver
hoor nam Leekinski zag aanstonds in dat hij een verloren
laan was, zoodra men in hem den Franschen soldaat herkende.
Tegelijk was zijn besluit genomen oin geen enkel fransch
woord over zijne lippen te laten gaan, en alleen russisch of
duitsch te spreken dat hij beide even goed verstond.
De woeste kreten welke zij uitstietendie hem voor Cas-
tagnos sleeptenverrieden hem het lot dat men hem had
toegedacht en daarenboven bad de schrikkelijke moord van
den generaal Renèonder de gruwelijksto martelingen eerst
voor eenige weken plaats gehad en was overgenoeg om het
bloed in de aderen te doen stollen; want de dood op zich zelf
verschrikt een moedig hart nietmaar hem onder duldelooze
folteringen te moeten ondergaanis meer dan menschelijke
kracht verdragen kan.
Wie zijt gij vroeg Castagnos in de fransche taal die
liij zeer vlug sprak. L. zag den vrager aau schudde met het
hoofd en antwoordde in het duitsch «ik versta u niet." G.
verstond hem want hij sprak ook duitsch, doch scheen zich
niet langer met liet verhoor te willen ophouden, en deed eenen
officier van zijn staf voorkomen die het verder voortzette.
De jonge Pool antwoordde afwisselend in het duitsch en
russisch en nam zich wel in acht om geen enkel fransch
woord aan zijnen mond te laten ontglippen. Evenwel was het
hem bang genoeg, want hij was van eene bloeddorstige menigte
omringd, die met onstuimig ongeduld slechts op de uitspraak;
dat hij schuldig, d.i. een Franschman waswachtte, teneinde
over hem heen te vallea en hem te vermoorden.
De opschudding werd inderdaad zoo groot dat de generaal
zelf ze niet meer behcerschen konde en wel door een toeval,
dat over den ongelukkigeu een nel trok waaruit hem geen
uitkomst mogelijk scheen. Een adjudant van Caslagtios een
fanatiek patriotzoo als er in den Spaanscheu krijg bij dni-
zenden waren, en die zich reeds bij den aanvang in het nadeel
van L. verklaard en hem een Franschen spion genoemd had
kwam in de zaalwaar het verhoor gehouden werd en ge
leidde aan zijnen arm eenen boer, met een lioogen hoed met
een bruine veder op het hoofd. De officier baande zich eenen
weg door de menigteplaatste den boer voor den Pool en
sprak: zie eens dezen man goed aan, en zeg of het waar is,
dat hij een Duitscher een Rus is; 'tis een spion, ik zweer
het bij mijne zaligheid voegde hij er bij en stampte met
zijn voet op den grond.
Ondertusschen beschouwde de boer den jongen Pool met op
merkzaamheid, doch het onderzoek duurde niet lang, naauwe-
lijks had hij eenige blikken op hein geworpen, of zijn oog
werd verhelderd en vonkelde van haat; »'tis een Franschman,
't is een Franschman" riep hij uit in de handen klappende
«want, verhaalde hij voor eenige weken was ik in Madrid,
en ik herken dezen man hij was het die mij mijne fourage
ontnam en er mij een recu voor in de plaats gaf. Toen wij
hem pakten, zeide ik voort tot mijne krineraden dit is de
Fransche officier, aan wien ik mijn stroo afgeleverd heb."
Het was zeo. Castagnos zag waarschijnlijk de waarheid in,
maar hij was een edelmoedige vijand en wilde niet door bloed
het gebouw der Spaansche vrijheid optrekken dat ook schoo-
ner en duurzamer zoude zijn gevestigd, indien mannen als hij
en La Romana en Palafox en eenige andere alleen het beleid
van zaken in handen hadden gehad. Hij zag wel dat het
jonge mensch geen llus zijn kon maar hij vreesde voor de
buitensporigheden waaraan men zich over zou geven indien
men ia hem eenen Franschman herkende. Hij sloeg voor hem
zijnen weg te laten vervorderen want L. bleef er bij dat hij
geen woord fransch verstond.
Hij het eerste woord echter dat de generaal liet hooren
verhieven zich houderd stemmen en hij hoorde reeds het
woord verrader" uitspreken. Hij kon niet meer aan ver-
sc.hooning denken. «Maar wilt gij u aan eene breuk met
Husland blootstellen welks onzijdigheid wij zoo dringend be
geren?"Keen antwoordden de officiereu, «maar vergun
ous slechts dat wij hem op den proef zetteu.
Correspondentie.
Het interressante stuk betreffende de herziening der grondwet, ons uit
Zeist toegezonden is met veel dank ontvangen en zal geplaatst worden
in het volgend nommer.
Heden beviel van eene welgeschapene DOCHTER
N. PAPINEAU, geliefde Echtgenoot van
J. T H I E.
Helder22 Junij 1844.
Bij het openvallen van den post van ORGANIST in
de Luthersche Kerk alhierworden allendie geneigd
zijn denzelven te vervullenverzochtzich op Zondag den
30 Junij e. k. na het eindigen van de godsdienstzich
in de Kerkeraadskamer aan te melden.
Ondergeteekende de BANKET- en
KOEKBAKKER IJ van den heer J. B
Schellinger overgenomen hebbendebeveelt zich
door deze in de Gunst en Recommandatie zijner
geëerde Plaatsgenooten belovende eene prompte en
civiele bediening.
J. BREEBAART.
Helder23 Junij 1844.
Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. te NieuweDicp.
Gedrukt bij G. GILTJES Helder.