Qlbtncrtjcntictf.
DOGTOR CARRON DU FILLARDS, Commandeur
van de orde der Eikenkroon en van de orde van Isaberra
de Kathorijke, Oog-Arts bij het Sardinische Leger, enz.,
enz. enz. Verwittigt de WelEdele Heeren Burgemeesters
en Geestelijken der verschillende geloofsbelijdenissen der
omliggende Gemeentensdat hij Dingsdag den 22 October
zich in de Gemeenten den Helder zal bevinden ten einde
alle zoodanige aan Oogziekten lijdende Onvermogenden
Kosteloos te behandelen, in het lokaal hetwelk nader door
den WelEdelen Heer Burgemeester der Gemeente zal wor
den aangewezen.
Volgens dispositie van Z. E. den StaatsraadGouverneur
van Noord-Holland, van 3 Augustus 1844, zullen de
Onvermogenden voorzien moeten zijn van een certificaat
geleekend door den Burgemeester, Geestelijke en Ontvanger
hunner Gemeente.
De MAJOOR KOMMANDANT der Artillerie van het 3e
Regiment aan den Helder, is voornemens op den 14 Oc
tober 1844, des middags ten 12 uren, aan te besteden,
de leverancie van AARDAPPELEN en TURF, ten
dienste van zijn onderhehbend Detachementte rekenen
van 1 November 1844 tot ultimo Julij 1845 zullende de
voorwaarden van af den 7e ter lezing liggen op het bureau
van den Betaalmeesteralwaar de aanbesteding zal plaats
hebben.
De MAJOOR bovengenoemd
Den BEER POORT UGAEL.
Op Zaturdag den 12e October 1844, des voormiddags
ten 12 uren, zal in de Hoofdwacht aan den Helder
onder nadere goedkeuring van den Kommanderende Offi
cier van het 3e Bataillon van het 4e Regiment Infan
terie in garnizoen aan den Helderdoor Commissaris
sen aan den minst inschrijvenden worden aanbesteedhet
leveren van: AARDAPPELENGROENTEN en
TURFten behoeve der menagie van bovengemeld Batail
lon de voorwaarden dezer aanbesteding liggenvan af
heden ter inzage aan de Hoofdwacht aan den Helder,
De Commissarissen
Van OVERSTRATEN, Kapt.
L. J. G. GIJSEN, 2e Luit.
De PIsTTÏTIST J. H. VLEDDERgewezen Élève van
het Instituut voor Blinden te Amsterdamzal de eer heb
ben te geven SOIREÉ MUZIKAALop Maandag den 7
Octoberin het Lokaal TIF O LI. De Entree is bepaald
voor een Heer op 99 Cents en voor een Dame op 49 Cents.
Aanvang 's Avonds ten Zeven Ure.
eenigiins op omstandigheden mag rekenen, (en in het rekenen
ben ik oneindig verderdan menigeen Tan wien zeer loffe
lijke melding wordt gemaakt in de geleerde wereld dau zal
ik op den Nederlaudschen Helikou nog eeae hoogte bereiken
waarofer ieder Terbaasd zal staan. Hoe onnoozel zoo iets ie
mand kan aanwaaijen Yind ik mij alleen in staat te verkla
ren door het eenvoudig verhaal van het voorvaldat mijals
door een dwarrelwind op den Findus heeft geworpen.
Ik was op een partijtje, onder goede vrienden, genoodigd;
Tan ter zijde was mij in het oor gefluisterd: «gij zult zeker
ook wel wat hebben.» Haar ik er nu niet toe komen kon
om te bekennen dat ik bij vorige gelegenheden met eens an
ders vederen had gepronkt, was ik er, zoo als men zegt, aan
vast. Ik spande dus al mijne geestvermogens in: niet om zelf
iets te vervaardigen neen: maar om het vriendschappelijke
genie van een' ander in beweging te brengen. Hit was mij tot
hiertoe steeds wel gelukt doch ditmaal ontmoette ik echter
vele zwarigheden. Ik moest dus alle mijne bekwaamheden ter
overreding in het werk stellen. Ik vijzelde den vluggen geest
van hem, met wiens vernuft ik mij moest versierenten hoogste
op en eindigde met de bekwaamheid te bewonderen waar
door ik mijnen weusch had weten te verkrijgen. Zoo als ge
woonlijk, werd mijn geleende arbeid levendig toegejuicht; men
bragt mijn vernuft een' hartelijkeu toast. Ik wil wel beken
nen dat mijn geweten mij hier bij het bloed naar het aange-
dreef; doch men hield het gloeijen mijner wangen voor een
bewijs mijner zedigheid; het gejuich verdubbelde, en ik begon
te begrijpen dat, zonder mijne tusschenkomst, de vriendenrij
zoo verrukt niet heweest zou ziju, en ik dus iniizelvea ten
minste als pleegvader van het gedicht mogt aanmerken. Ik
stelde een' toast van dankbaarheid in en deed ditdoor het
Tertrouwen dat ik in mijzelven begon te stellen met zulk
eene stoutheid dat niemand meer kon twijfelen of ik was
de echte maker van het vers, cn, daar ik iu mijne verrukking
eenige glazen achter elkander had geledigd begon ik liet zelf
te gelooven. Eindelijk verminderde de luidruchtige vreugde
der aanwezigen, en men stak, als ter verademingeen sigaartje
op, om zich, al dampende aan blijmoedige bespiegelingen over
te geven. In diep gepeins over het voorgevallene verzonken
werd ik uit mijne bedwelming gewekt, door iemand, die mij
op den schouder tikte. Ik zag om en een der gasten een
bleek, mager man, met ingevallen oogen, reeds eenigzins grijs
'woidende haren en een' digt toegeknoopte rok lachte of
liever grijnsde, mij aan. Met eene buitengewone vaardigheid,
fluisierde hij mij op nieuw al de lofspraken, welke ik open
lijk had ingeoost iu het oor en eindigde met mij het vers
(hetwelk ik gelukkig met eigen hand had overgeschreven,) ter
lezing te vragen. In mijne confusie gaf ik het hem zonder
eenige bedenking in stomme verrukking over. Hij herlas het
met alle leekenen van bewondering en riep uitzulke ver
diensten moeten niet iu het duister blijven,» stak mijn hand
schrift in zijn' zak, en verwijderde zicli, eer ik nog een woord
kon uiten.
Den daarop volgenden nacht werd ik door woelige droomen
bevangenonder anderen kwam het mij voordat ik den
Findus zag en A'jpollo die er boven op stond mij zeer
minzaam wenkte, tot hem te komen; waarop ik aan lxet klou-
teren ging doch een eindwegs gekomen weder naar beneden
stortende werd ik met schrik wakker en lag zeer afgemat in
mijn zweet te baden. Ik was er intusschen ernstig op bedacht,
om het poëtisch vuur hetwelk ik uit verschillende omstandig
heden heimelijk opmaakte dat in mij smeulen moestte ont
wikkelen dadelijk begon ik alles, wat ik mijnen huisgenootcn
te zeggen bad, op rijm te brengen; zij zagen mij wel vreemd
aan; doch ik dacht iu mij zclven «gij weet niet, op welk
een' trap ik sta.» Om het mij gemakkelijker te maken, schafte
ik mij een rijin-woordenboek aan cn daarin zit ik nu dage
lijks te studeren zoodat ik reeds een aantal rijmwoorden op
mijn duimpje heb want het kan toch maar niet anders
van den lofdien ik zoo ruimschoots heb iugeoost moet toch
een goed gedeelte mij toekomenen ik zal duszoowel als
een andereen geboren poëet zijn. Zoo liep ik eenige dagen
in eene zoete mijmering; maar men denke door welk eene
verbazing ik aangegrepen werd toen eenige tijd daarna de
vriend, van wien ik bier boven gesproken heb, bij mij kwam,
een tijdschrift uit zijn' zak haalde, en mij het door mij voor
gedragen stuk gedrukt vertoonde.
Uitgegeven bij C. BAKKER Bz. tt Nieuw cD iep.
Gedrukt bij G. GILTJES Helder.