Gibuevttntitn.
Hij die 'tland van zijne Tad'ren
Hemelhoog heeft opgeregt
Groot als wijsgeer groot als Koning
Maar als Christon bijster slecht;
Hij kreeg het in zijn hoofd een aangenaam verblijf
Te stichten waar bevrijd ran lioofschen dwang zoo stijf!
Hy niet wou jagen gaan of drinken visschen rijden
Of, als zoo menig rotst een plantenleren leiden
Maar gaan studeren in de meuschelijke natuur.
En om met al dien ernst wat korstwijl te mêleren
Soms met d'Argens Foltaire en La Mettrie souperen.
Kortom het was ran Frits «ene echte Konings-kuur.
In het lagchend oord verkozen
Door den grooten kluizenaar
Woonde op zijn bemoslen molen
Sans-Souci de molenaar.
Oubekend met ramp en plagen
Ongemoeid door zorg en druk
Sleet hij hier gerust zijn' dagen
Smaakte hij zijn stil geluk.
Want Tan welken kant de wind ook
Waaide op ziju molentin,
Hij rerhaalde slechts zijn wiekeu
En sliep onbezotgd weer in.
Door 'taloud bekend karakter
Tan den stillen eigenaar
Kam de Molen ras den naam aan
Van den brareu Molenaar.
En de schoone plaats in 't ronde
Lokte maagd en jongling uit
Om bij Sans-Souci te dansen
Op de maat van veêl of fluit
Sans-Souci o die naam des kweeklings der Natuur
Klonk lieflijk in het oor tan den verkeren Koning.
Het strookte met zijn smaak als vriend Tan Epicuur
En met den naam van zijn eeuvoudigen gebuur
Yereerde Pruissens Yorst zijn landelijke woning!--
Helaas Is 't hier op aarde ons dan ten wel gegeven
Dat twee geburen steeds in cnmiu zouden leven
Dat heete dorst naar meer die 's naasten heil verwoest
Steeds Molenaars maarmeer nog—Yorslen kwellen moest?
Hier ging de Koning 't minst met zijn verstand te rade.
Hij sloeg met arendsblik des buurmans erfdeel gade
En, in de plannen op 'tpapier gereed gemaakt,
Was 't malend Sans-Souci geheel tc niet geraakt.
Want bleef die molen slaan weg was het Bellevue
De gevel moest vermaakt en krom werd de avenue!
Men riep den Molenaar bij 'sKonings Intendant
Een man van hoogen rang doch bitter min versland
«Gij moet dien Molen ons, naar 'sKonings wil verkoopcii
Zeg mij dus kort en goed wat som zulks zou beloopen
»Wat somWel, niemedal want ik verkoop) hem niet!
Ik vraag u immers niet wat prijs gij daarvoor biedt!
Gij moetis fraai gezegd Die Molen is mijn' woning
En hoort mij even goed als Pruissen aan den Koning!"
«Kom, huisman! 't laatste woord! Bedenk eens wat verdriet!...
—«Gij wilt mijn laatste woord?... Welnu, gy krijgt hem niet!—
Dit antwoord wordt door Frits in zijn geheel vernomen.
Hij doet den Molenaar ten eerste bij zich komen.
Vermaant en dreigt en vleit-doch alles zonder baat!
«Vraagt gij waarom ik dit mijn erfgoed niet verlaat:
»'tls., Sire! wijl 'tdoor vlijt mijn vader heeft lerworvcn.
«Daar is ook de oude mau in mijnen arm gestorven
«Daar zag mijn eenigst kind het eerste levenslicht
«Dat is daar mijn Potsdam Stijfhoofdig ben 'k wclligt
Maar zijt ge 't ook niet soms? In 'tkort, wat go ook mogt geven, i
«Yerwijderd van zijn erf kan Sans-Souci niet leveu J
«Ziedaar mijn laatste woord en Siro ik blijf hierbij V'
Een Koning zet niet ligt zoo 'n antwoord aan een zij
Ten minste Frits begon het bloed naar 't hoofd te stijgen.
Weel dat ik zonder geld uw' Molen wel kan krijgen
'k Ben Meester Yau mijn huis?" herval do Molenaar,
»Jaals er te Berlijn geen Hksclie Regtbauk waar!"
Hu kwam bij Frits 'I gevoel voor 't goede weder boven
En 't denkbeeld dat inen aan regtvaardigheid gelooven
Eu onder zijn bestuur daarop vertrouwen kon
Bewerkte dat hij ras ziju wrevel overwon
En tol zijn Hofstoet zeidc «Gij ziet het klaar, mijn Heeren 1
Men moet een ander plan voor Sans-Souci formeren
«En Buurman! houd u goed! uw antwoord staat mij aan 1
«Kon 'tin een' Republiek wel immer beter gaau
Maar die zelfde Frits van Pruissen
Die een Molen hier ontziet
Was in 't reg'len van zijn' daden
Altijd zoo omzigtig niet
Laat bet slechts die dag getuigen
Toen hij buiten regt of wet
Om Silezië -Europa
Heeft in vuur en vlam gezet.
Toen hij dorstend naar laurieren
Eu nog naauwlijks op den troon
Met het lot der Yolk'ren speelde
Als een echte Yorslenzoon
Ja dat zijn zoo Yorstenspelen
Spelen? maar met vuur en zwaard!
Een Provincie wordt gestolen
En een Molen blijft gespaard
A. 1838. E. J). J).
ONFEILBAAR MIDDEL TEGEN DE JICHT.
Is er onaangenamer lastiger op het humeur gramstoriger
invloed hebbende kwaal dan de podagra of de jicht? Geëerde
lijders leest hier en doet er uw voordeel mede. De arneri-
kaanschc dagbladen, boven vele hunner confraters uitmuntende
en uilscliiltercnde in bijna ongeloofelijke waarheidsliefde, ge
ven er een onfeilbaar middel Ier radicale genezing voor op.
De lijder late ziju heed van binnen met rood koper voeren,
en zette dien aldus gevoerden hoed op het heofd. Dan trekke
hij aan een paar laarzen met verdund zwevelzuur gevuld. Deze
laarzen moeten door middel van twee metalen draden langs
de gewone klecding loopende met het koper in den hoed in
verband worden gebragt. Is dit bewerkstelligd dan wordt de
jichtige of podagreuse lijder door de kracht van het galvanis-
mus van zelf voortgedreven en gaat ijlings aan het hollen over
lieg en steg door dik en dun totdat hij 100 a 150 mijlen
heeft afgelegd. Alsdan is het zwavelzuur uitgeput en hij komt
tot rust, om zijne achtergeblevene betrekkingen kennis te ge
ven van zijne volkomene herstelling. Wij raden ieder onge-
loovige dit opgeven middel te beproeven om zich van de voor
treffelijke uitwerking persoonlijk te kunnen overtuigen.
Ondertrouwd
J. MARGADANT
van s Gravenhage
Helder
24 Julij 1S4G. -T. S. var BER K.
Uitgegeven bij C. BAKKER Bz te NieuwcDicp,
Gedrukt bij G. GILTJES te HeldeZi