tot de oprigting van een monument. Ik hebzegt hij
gedurende veertig jaren den naam van dat dorp gedragen
en ik bemin het meer dan eenige andere plaats.
Hij schenkt aan de stedelijke regering van Amsterdam den
eigendom van al wat hij vroeger in Holland bezat, enwenscht,
dat het daaruit voortspruitende inkomen tot verligting moge
strekken van de rampendie jaarlijks door overstrooming
veroorzaakt worden.
Aan de armen van Florence maakt hij eene vrij aanzien
lijke som.
Aan Z. K. H. den groothertog van Toskanen vermaakt hij
de kolossale buste van den keizer Napoleonvervaardigd
door Canooa. Hij verlangt dat de groothertog dit aanneme
als een teeken van dankbaarheid voor de in zijne staten
ontvangene gastvrijheid. Aan de groothertogin vermaakt hij
eene fraaije vaas uit de porseleinfabriek van Sivrts.
Aan elk der vier zusters van liefdadigheid van het hospitaal
van St. Leu een jaarlijksch pensioen van 50 gl.
Aan de armen van Civita Nova, 1200 gl.insgelijks ver
scheidene jaargelden aan verschillendo armen van Florence.
Aan zijn broeder, Jeróme Bonaparteprins van Montfort,
zijne loge in den schouwburg te Florence, waarvan de waar
de op 28,800 gl. geschat wordt.
Aan zijn neef, Napoleonzoen van den prins van Mont
forteeno fraaije diamant, en aan zijn tweeden neef Jeróme
een souvenir van gelijken aard.
Aan de prinses Mathilde Demidoffeene parure in ro
bijnen en diamanten hem door zijne moeder nagelaten.
Aan zijn neef, don Louis, zoon van den prins van Canino
zijne schoone villa te Montughimot al haar toebehooren
geschat op 96,000 gl.
Aan zijn pupil Francisco Castelvecchio eene som van
72,000 gl.
Na nog verscheidene andere legaten van minder belang
gemaakt te hebben aan al zijn bedienden en aan zijne exe
cuteurs, voegt hy hierbijliet overige van mijne bezittingen
(mijn paleis te Florence, het groote landgoed te Civita Nova
allen werkelijk in eigendom mij toebehoorende) huisraad
regten en in het kort al wat mijne bezittingen uitmaakte op
het tijdstip van mijn overlijden (met uitzondering van de
bovengemelde legaten) maak ik aan mijn erfgenaam Na
poleon Louis mijn eenigen overgebleven zoon aan wien
ik buitendien vermaak als een bijzonder blijk van mijne va
derlijke genegenheid mijn Dunkerque zich bevindende in
mijne leesbibliotheek met al de versierselen en souvenirs
die het bevat en als nog grooter blijk van genegenheid
schenk ik aan hem de verschillende voorwerpen welke aan
mij van St. Helena zijn gezonden en toebehoord hebben aan
den keizer Napoleon en welke in eene kastopzettelijk
voor dat doel vervaardigd geplaatst zijn.
Aan de Singapore Free Press van 2 Aprilonlleenen
wij het volgende
In den nacht van den 30 Maart werd een stoutmoedige
en welgeslaagde roof gepleegd in de woning van den heer
Hewetson ongeveer twee engelsche mijlen van de stad Sin
gapore gelegen. Deze woning is gebouwd op eeno hoogte
in zijne plantagie welke geheel omringd is door eene groote
heg. Het schijnt dat een komplot van ongeveer 200 Chinezen
zich een weinig na middernachtnaar het verblijf van den
heer Hewetson begaf; en na de meeste voorzorgen met over
leg genomen te hebben door wachten aan den ingang naar
de plantagie bij den openbaren weg te plaatsen begat de
groote hoop zich naar hot huiswaar zij de wakers over
weldigden en versloegen of op de vlugt dreven. Vervolgens
omsingelden zij het huis, hetwelk van hout te zamen gesteld
isen op hooge palen staat.
De heer Hewetsondie zich nog niet lang ter rust be
geven had, hoorde tusschen 12 en 1 uur een groot rumoer
onder het huisterwijl hij zijne bediendee hoorde roepen
«China, China!»Zulks duurde 8 a 10 minuien, voor
dat do Chinezen naar de achtergalerij van het buis opklom
men alwaar zij op de deur begonnen te slaandie toegang
lot de galerij verleent en die met een sterken houten boom
verzekerd was. Onderwijl zij daar beproefden in te breken
schoot de heer Hewetson door de deur en ging daarmede
voortzoo spoedig als hij slechts laden kon waardoor du
aanvallers ongeveer 20 minuien in bedwang werden gehou
den. Zij waren er toen in geslaagd eene opening van an
derhalf op zes duimen in de deur te maken door dewelke
zij hunne lansen staken en beproefden de opening te ver-
groolen onderwijl de heer Hewetson door dezelve op de
roovers schoot. Tien minuten later was de deur verbrijzeld
waarop de heer Hewetson met zijne familie de wijk nam
naar een zolder, werwaarts men met eene trapdeur toegang
verkreeg. De Chinezen nu niet meer verstoord wordende
hadden weldra de buitendeur verbroken en begaven zich ter
stond naar de deur van een klein vertrek waar de heer
Hewetson zijn geld, zilverwerk enz. bewaarde, welke zonder
moeile geopend werd. Een aantal kisten en kasten werden
onderzocht en daaruit genomen 400 dollarszilveren lepels
ter waarde van 100 dollars, kleederen, papieren, enz. enz.
Op deze wijze hun doel bereikt hebbendeverlieten zij
onmiddelijk het huiseen schot uit eene donderbus werd
hun nog nagezonden.
De heer Angus die eene halve engelsche mijl van daar
woonde en door de schoten en het angstgeschrei der vrou
welijke leden van het gezin gewekt washad zich met eenige
zijner lieden op weg begeven, en ontmoette 15 met knuppels
gewapende mannen komende van de plaats des diefslals
die op zijn geroep om stand te houden zich lot den aan
val gereed maakten. Genoemde heer lostte een pistool op
henhetgeen een hunner schijnt te hebben getroffenwaar
op hij met zijn zwaard op hen aanviel. Hij moest eehter
voor de overmagt bukken en bekwam eenige ernstige slagen
aan hoofd schouders en handen waardoor hem het zwaard
ontviel en hij zelf zijne bewustheid verloor. De roovers
maakten zich terstond uit de voeten. Deze was de eenige
weerstand die de boosdoeners ontmoetteden behalve die
welke de heer Hewetson en diens volk geboden had en
waarvan hiervoor gesproken is. Ofschoon het reeds 2 uur
was toen de dieven het huis van den heer Hewetson verlieten
kwam de politie eerst later ter plaatse der inbraak aan.
Deze aanval is met de meeste koelbloedigheid en het
grootste zellvertrouwen volvoerdwaarschijnlijk omdat de die
ven volkomen bekend waren met den buit, die hen wachtte.
Het vertrek waarin de heer Hewetson zich bevond toen hij