w ir s i i m ton.
TOESPRAAK BIJ DE SLUITING DER
stige saisoen liet veriooperi. Het zoude dus voor het be
lang der provincie Noord-Holland zeer nadeelige gevolgen
hebben, wanneer men op nieuw door eindeloos talmen (de
ze gunstige gelegenheid liet voorbijgaan.
Naar men verneemt, heelt Z. M. kwijtschelding ver
leend van de doodstraf, waartoe Jan Kooijbij arrest van
het Hof in Noord-Holland, wegens moedwillige brandslich-
ling, is veroordeeld, en wijders die straf veranderd in geo-
seling, brandmerk, met den strop om den hals aan de galg
vastgemaakt, uit lo voeren op een schavot binnen deze stad,
en voorts eene tuchthuisstraf van twintig jaren.
AMSTERDAM 5 Mei. Naar man verneemtzullen de
werkzaamheden tot de boring des artesische put op de
Nieuwe Markt alhiereerlang een aanvang nemen. Men
houdt het er echter voordat het plan om deze hoofdstad
van versch water te voorzien door middel eener waterlei
ding uit dc Brouwerskolk nabij Haarlem waarop de con
cessie dezer dagen wordt te gemoet geziende voorkeur
verdienteensdeelsomdat daardoor geheel in do behoeften
aan versch water kan worden voorzien en do hoedanigheid
van het water beter zal zijn anderdeelsomdar de onkos
ten daartoe gevorderd minder zullen zijn dan die wel
ke het horen eener artesische pul vereischt. üit dien hoofde
hebbennaar men verzekerteenige aanzienlijke personen
zich vereenigd om hoedanig ook de uitslag van het horen
der voornoemde put zijn moge het ontworpene plan be
treffende de waterleiding onmiddelijk na het ontvangen der
concessie ten uitvoer te doen brengen.
BURGERLIJKEN STAND.
Gehuwd C. F. W. Kirchner en A. Zwart. R. Duijvetter en E. Ak
kerhuis. R. Guiteneau en G. Kamsteeg.
Bevatten J. Gruntke geb. Calerguis Z. J. Groot geb. van Calker
D. -N. Bruin geb. Kuiper, D. II. Sok geb. ilulseboom D.
T. van der Hulst geb. Klein Z. J. Slot geb. Meijer Z. E. Vis
ser geb. Palm D. D. Groen geb. Roonacker D. P. Knip Z.
G. Wijgers D.
Overleden J. Thie 8 m. II. Waterman, 42 j. A. J. J. C.
Schmidt 9 j. M. van Stet 49 j. F. Moorman 7 m. J. H.
Brandt62 j.
Wintervergaderingen van het Departement Helder
der Maatschappij tot Hut van 't Hlgemeen.
tien 9 April 1847. door J. H. S.
Vervolg van het vorige.)
Misschien vraagt iemand uwer: maar wat licbl gij gedaan?
ik antwoord: wat ik thans verrigt. Gij moet daarmede genoe
gen nemen; eu toch had ik gedacht iets meer te doen. Huise
lijke omstandigheden, wier vermelding hier niet te pas komt,
en mijne stemming zoude benevelen, hebben mij belet antwoord
te geven op de vraag welke ik bij de vorige sluiting u voorlei-
de: gaat gij ook op reis? Ik bad bel voornemen opgevat, u
te vertellen wat mij op onderscheidene reistoertjes in den vori-
gen zomer is wedervaren. Ik zou begonnen hebben, met uop
de Barge in een aangenaam gezelschap te introducerenwaarin
de Verhaler met een Lcijdsche Hoogleeraar, die 5jaren achter
een een letterkundig wetenschappelijke reis in Italië gedaan
heeft, in gesprek trad; hoe zij beiden zich nu eetrs aan den voet
van den Yesuvius verlustigden, dan weder Rorae's katakernben
binnendrongenen ziek eeuwen terug droonuleu: of de ledige
marmere zalen van Yeneliëns Doge doorwandelden, en de ec
ho's uit den voortijd dier Middellandscbzeesche water-leeuwen,
opvingen. Yervolgens zou ik u bij de hand hebben genomen
om op de vleugelen der toovorzoete verbeelding door Gelderscita
lustwaranden om te zweven. Ik zon u aan de boorden van
den rijkbevlagten Maasstroom hebben willen inleiden in ee-
nen broederkring, waar de bede, die de algemeene heerschap
pij van het Rijk der waarheid afsmeekt, eono waarheid is. Ik
denk niet, dat iemand uwer liet mij euvel zal duiden, dat ik
op hel gioudgcbicd der waarheid, tot die eenvondigen behoor,
die het voor dag houden, als het licht schijnt. Men heelt te
genwoordig wijsgeeren die de waarheid der geschiedenis loo
chenen, en het iiclil der openbaring uilblusscheu, ten einde op
eigen gezag, den weg lot 's menschen bestemming te vinden,
't is alsof men de zon aan den hemel wil uitdoven om des te beier
op aarde te zien. Die u de oogen uitsteekt maakt u blind eti
dat doen zij die over het geweten heerschappij voeren; maar
die de zou uitdooft, welk licht laat bij u over? en dat doen
die wijzen, welke deu liemel liet zwijgen opleggen, eu het on
eindige door het eindige der ervaring begrenzen.
Ik zou u dan hebben uitgenoodigd met mij plaats te nemen
aan den voet der Rijs wij ksche Piramide, eu te mijmeren over
de glorie onzer vaderen, toen voor anderhalve eeuw Nederland
Spanje, Rritiauje eu bet afgestreden Frankrijk, in ditsclioone
landhuis de bloedige laauvveren aan deu palmboom des vredes
ophingen. Immers de grootheid van ons vaderland heeft veel
gelijkenis op dit voormalig landhuis. Beide zijn bezweken: de
eeue leeft in de herinnering: liet andere is vertegenwoordigd
door een gedenknaald. Toen liet huis werd bewoond stond een
Willem III tegc-u over den grooten Lodewijk. Toenketou-
der de moker-slagen der slopende baud vielrigtte Willem V
de piramide op; en 20 jaren daarna vlugtte hij als balling,
uaar dat krijtgebergle, dat den anderen Willem als verlosser
had begroet. ïu het late avonduur van dien dag zou ik u ver
zocht hebben, een eenzaam verdwaalde in hel haagsche bosch,
bij stikdonkere duisternis en onweerslucktgezelschap te houden;
die in plaats van uil het patilleen aan den boschkant voorbij
het kuis ten bosck uitkomt, eu gelukkig in de vriendelijke han
den van lantaarn-opstekers valt, en daarmede ten bewijs kan
strekken, dat de inensch ook op het donder dwaalspoor, mits
niet vertwijfelend aan de uitkomst, deor liet licht op den reg-
ten weg zal gebragt worden. Ik merk intusschen, dat ik in mijn
spreken insgelijks mooi aan liet afdwalen ben. Doeh ik beu
ook aan hel eind dier omzwervingen want er schiet alleen nog
over, dat ik u zeg, dat het verhaal zou geëindigd zijn met de
voorstelling; hoe een afgevaardigde Ier algemeene vergadering
lot Nut van't Algemeen, dievan zijne zenders geen geld krijgt om.
to dineren, ook zonder geld iu de 1000 kolommen een heerlijke
moot verschc zalm, en een fijne flesch oploopt.
Dit verhaal is evenwel in de pen gebleven; misschien hebt
gij daarbij niets verloren. In allen gevalle, de katheder heeft
niet ledig gestaan, en de zaal ook niet. Dit getuigt sprekend,
dat liet vooi ledcne stof aandraagt om onze bijeenkomsten fees
telijk te sluiten. Daarom groeten wij dat voorledene beleefd
en vriendelijk; roepen het nog eens dankbaar voor den geest:
eu zeggen het hartelijk vaarwel, in deu lichtwolk der herriu-
nering. Ja M. V dat doen wij aan de sciioone avonden waar
in wij zoo veel schoons en goeds hoorden, ons ouderling in ge
zellig verkeer vermaakten. Intusschen is hel niet het onaan
genaamste van do zaak, dat wij het doen, ouder het bezit van
het genot dier zelfde voorregten; want dewijl er op hetconvo-
calio billet staat geschreven feestelijke sluiting behoort deze bij
eenkomst zoo door vergenoegdheid te openbaren, en door opge
ruimde stemming te kenmerken.
Dit is mijn 2e deel. De inhoud er van moet duren van bet
begin, tot dat gij deze zaal verlaat. Schrikt niet. bid ik u,
ik zal zoo lang niet aan de praat blijven; het tegendeel is waar:
mijn beloog zal om den langen duur der zaakzooveel le korter
mogen uitvallen in woorden.
II.
Als meu allerwego klagten hoort, over duur brooden slcch-