voort, waarop de schuldenaar, meer aan do rozen dan aan
zijne neteligo positie denkende den vermeenden dief ach
terna liep, die, nu eenmaal buitenshuis zijnde, door twee
agenten van politie werd opgevangen terwijl de deurwaar
der hem het rozenboompje teruggaf om zich daarmede in
de gijzeling te troosten.
Een groot tooncel van verwarde gebeurtenissen blijft
Spanje. De generaal Narvaez is den 27 Augustus te Madrid
teruggekeerd. Men rekende dat den volgenden dag de za-
menslelling van het nieuw ministerie bekend zou zijn aan
welks hoofd hij zou slaan. Narvaez kan altijd als het werk
tuig van de Fransche staatkunde beschouwd worden maar
of hij zoo onbedacht zoute werk gaan, om de koningin lot
cenen afstand to brengen en den troon op den lak van de
Fransche Bourbons, in de hertogin van Monlpensierto doen
overgaan dit wordt nog tot zelfs in Engeland betwijfeld
waar men voor zulk een geval met oorlog dreigt. Tot dat
uiterste meent men zal Lodewljk Philips het niet ligt
laten komen.
To midden van al de bewegingen der hooge diplomatie
omtrent Spanje leest men weder meer van de pogingen der
Carlisten in het noorden van Spanje. Men spreekt van ben
den van eenige honderden die aldaar het land afloopcn.
BURGERLIJKEN STAND.
Gehuwd W. de Hio en P. Knip.
Bevallen M. Muller geb. Yader, 1). H. Leuw geb. van
Gelder, Z.H. Boon, D.
Overleden G. Kouseband 59j.M. Pronk 9 m. G. Dirks,
16 j.M. Koorn 10 m.A. Stam 5. d. G. Sauder 25
j. IE. J. G. Herbsr 35j. J.Beddorfï, 42j. C.H.Alircus,
47 j. G. Griek ,B m H. Sehaafsma 6 j. A. Bune G1 j
Twee onbekende manspersonen aangespoeld.
©cwcttgbc Sevigtcn*
Een Verwer uit Meppel heeft op de nominatie gestaan om
Professor to Amsterdam to worden. In de suikerbakkc-
rijen tc Berlijn vindt men Constitutioneele koeken als men
ze uit elkander breekt is er niets in. Do eerste Minister
sn do Maan n. 1. dat gedeelte genaamd Jobland heet Floor
in de Fleur. Meeler en van Gorcum zijn Rederijkers
geworden te Antwerpen straks kan men het omkoeren en
noemen hen rijko reeders. Een goed baantje voor redac
teurs die achter de tralies gezeten hebben. De Tolk der
vrijheid zit in den Ilaag. - To Londen is een standplaats
to koop van eenen bedelaar; ontvangst achttien gulden
s weeks. Ontvangen voor de Miris duizend gulden uit
Amsterdam. To Havro is een Giraffe aan wal geslapt
gaande per sloom naar Parijs. Alles zal weer a la Giraffe
worden Iet er op De lastige Lolla de liebslo van Lud-
wig voert in haar schild een leeuween dolfijn en eene
roos. Een lijponschrijveralias klikspaan zal de Hcmel-
sche berg bestijgen.
FEUXXEETON.
Door Fvedcvilia XSrevner.
ut
Edward en Ellna waren niet wreedaardig zoo als andere kinderen we'
eens zijn. Lijden kenden zij slechts hy overleveringen waar het zich
voordeed trachtten zij het met al hunne magt te doen verdwijuen.
Als een wormpje in het stof wentelde dat door mieren werd medege-
sleept, verlosten zij het dadelijk, en legden het op het gras neder ver
van deszelfs vervolgers.
Als zij een vogeltje in het naauw zagen, en spartelde tegen de tralies
van zijn kooitje, schreiden zij en smeekten deszelfs meester om het zijne
vrijheid weder te gevengaf men geen gehoor aan hunne bededan
kochten zij het met de penningkens vrij die zij gegaard hadden. Dan na
men zij liet vogeltje meê in het veld, openden de kooi, en zongen Tan
vreugde als zij het zagen heenfladderen.
Er ging geen dag voorbij waarop zij niet eenig goed deden, hoe ge
ring het ook was zij dachten reeds bij voorraad aan het goed dat zij zou
den kunnen doen als zij groot waren. Eens, des nachts, droomden zij
dat zij lafenis toebragten aan een arme ongelukkige die geketend op stro»
in de gevangenis lag, en dat engelen uit den hemel hen ter hunner be
looning omhelsden.
In plaats van de nestjes der vogelen te storen strooiden zij broodkrui-
melen voor hen uit opdat zij hunne jongen zouden kunnen laTen.
»Hun moeder zal nu niet ver behoeven te vliegen," zeiden zij»en de
jongen zullen geen honger behoeven te lijden."Nimmer hebben zij ee
nig schepsel met opzet gedood.
«Het is zoo zoet te leven! zeiden zij.
Eens zag ik de kleine Ellna hare blanke armen uitstrekken naar een
paar vliegen.
»Ik geef hen te eten," zeide zij al lagehende tegen haren broederdie
in zijne gelaatstrekken iets mannelijks aannam en op het punt stond om
zonder genade alle vliegen die er waren te dooden omdat zij zijne zuster
geplaagd hadden.
Ellna gaf gehoor aan het verzoek van haren hroeder om die kleine bloed
zuigers weg te jagen, en deze trachtte door zijn gekus hare pijn te verligten
Mogten zij al soms een diertje dooden, dan geschiedde het om het v.-.n
deszelfs smarten te verlossen. Bet is heter te sterven dan te lijden
zeiden zij. Zij deden het echter met weerzin.
»Die kinderen zijn te goed voor de wereld zij zullen niet lang leven
Dus spraken degenen die hen kenden.
En toch o mijn God, zouden wij zoo gelukkig zijn te midden van al
ons verdriet, als Gij ons zulke lieve schepsels lang liet behouden. Zi.
doen ons aan den hemel denken van waar wij gekomen zijn en waar wit
eens weder heen zullen gaan.
IV.
Edward en Ellna waren hun vijftiende jaar genaderd. Hun kinderlijk
lieftalig karakter echter verliet hun niet. Even als vroeger glimlachten
of schreiden zij, al na dat zij doorvreugde of droefheid werden aangedaan.
Er was rontom hun huis, in den omtrek van eene mijl, geen hutje ot
zij hadden het bezocht, en overal deden zij goed, zoo veel zij koadei.
Hunne moeder ging hun hierin voor.
sGeef ons uwe behoeften op," zeiden zij tot de armen en tot de zie
ken, »en wij zullen u helpen als wij kunnen.
Dan eens was het een bed, dan gezond voedsel, dan weder wat geld
dat zij aan de ongelukkigen uitdeelden, terwijl zij zulks altijd deden ver
gezeld gaan van vriendelijke en opbeurende woorden. In een woord r.j
verspreidden overal vergenoegen en tevredenheid, en waar zij zich V-
toonden daar zag men niets dan blijde en opgeruimde gezigten.
Eens op eenen avond werd er ergens gedanst, en ik bemerkte da
Ellna niet meer den schoonen houquet van blanke lelien droegdien
haar hroeder haar voor den aanvang van het hal gegeven had. Ik vraag
de haar of zij dien verloren had.
Neen ik heb hem weggeschonken zeide zij al blozende, terwijl
zich spoedig wederom in den dans mengde.
Ik keek rond cn bezag al de personenmaar geen was er die den bou
quet van Ellna had. Maar ziet, daar in de verte stond een arm meisje,
eenzaam en verlaten dit hield in hare dorre hand de houquet en zeide
telkens in zich zelve: O! dat engelachtig wezen! dat engelachtig weren,
sik deuk" zeide zij tot mij, dat deze bloemen u goed zullen doen.
Zij hebben mij goed gedaan 1
V
Wat waren die kinderen gelukkig! Zij werden van iedereeD aangebe
den In de omliggende streken hoorde men niet dan met lof Tan hen
spreken. De liefde die gewoonlijk tweelingen aaneenstrengelt, was zco te
der tusschen Edward en Ellna, dat zij aan geene scheiding hoegenaamd
konden denken. Hun denken, hun handelen, hun begeeren, alles was
éJnwij en ons sprak hun mond, geen ik en mij.
Zoo vloeiden hunne dagen onbewolkt daar henen. Ziekte zorgen en
verdriet waren hun tot nu toe onbekende zaken. Tot nu toe, want op
hun zestiende jaar reeds moesten zij sterven!