EEN HANDWERKERS-HUISGEZIN IN ENGELAND. uitstel hetwelk de bloedverwanten voorbedachtelijk deden plaats hebben en 5 door andere oorzaken. Le Guern neemt aan dat het aantal der le vroeg begravene personen zeer groot moet zijn; hij rekent het op 27 in het jaar. En hier is nog slechts sprake van één enkel land fEFfüIETOl. Het licht des daags brak door de dikke nevelen heen, het gedruisch Tan den dag had het zacht gemurmel van den nacht nog niet vervangenj slechts het gelier van eenen kouden wind liet zich in de ledige straten van Mowbray hooren. Eensklaps hoort men zware voetstappen en eene stem laat zich hooren. Dit was de eerste wekker, die eene arbeidzame week aankondigde. Een man, in een dik kleed gehuld verschijnt langs de voel padenhij liep vrij hard en slaat met een werktuig dat wel wat van eenen herders- stat' had op ieder \enslcr dat hij voorbij g ng, op die namelijk van de werkmeisjes, van wie hij een zeker loou ontving, wanneer hij ze op ee nen bepaalden tijd wekte. Dit was eene vootzo/g die zij gebruikten om zware boeten te voorkomen cl ie z\\ zouden moeien betalen wanneer zij met den kaatsten klokslag, die bepaald was voor den aanvang der werk zaamheden aan de fabriek binnen wartn. De wekker ging zacht onder eene soort van poort staan en trad vervol gens eene soort van binnenplaats op. Hier woonden een aantal van zijne klanten, en de groote staf, die door eene bekwame hand bestuurd werd, scheen aan alle vensters te gelijk te kloppen. Aan- bel einde der binnen plaats gekomen zijnde wilde bij juist nan het laatste venster aankloppen toeneen bleek, mager en uitgeteerd man hetzelve opende met deze woor den y> Simmonszeide hij, «het is niet noodig dat gij heden klopt. Simmonszeide hij nog eens, »ons meisje heeft ons verlaten." »ïïeeft z'j JVébster verlaten/" »Neen zij heeft ons verlaten; zij beklaagde zich reeds lang over haar lot; het is hard als een slavin te moeten werken en zijne winst niet te kunnen genieten." »Dat is eene leelijke zaak," zeide de getroffen wekker. En zoo ongelukkig als het ellendig is voor ouders die ten koste van hunne kinderen leven," hernam de man op eenen treurigen loon. »En hoe gaat het met uwe vrouw?" Altijd zeer slecht. Henriette beeft geen voet in huis gezet sedert vrij dag avond. Is zij u iels schuldig?" «Niets, zij was zoo naauwgezet, zij betaalde alle maandagen." »IIet spijl mij, buurman, dat zij u verlaten heeft." 5# Gods wil geschiede. De tijden zijn slecht voor arme tobbers zoo als wij zijn." Deze woorden zeggende ging de man zijne kamer in en liet het ven ster open staan. H;i bezat tot woning niers als deze kamer; een weefge touw slond in bet midden van dezelve bet was zoodanig geplaatst dal hetzelve Itet licht kon ontvangen want ook biervan waren zij zeer schraal bedeeld. Twee matrassen in iederen hoek van de kamer, dienden tot slaapplaatsen van het huisgezin. Op de eene lag eene zieke vrouw, op de andere drie kinderen, waaronder twee kleine meisjes vaD zeven of acht jaren en een jongetje dat nog in de luijers was. Bij den ijzeren vuurhaaid stond een ketel, en op den schoorsteenmantel eenige eindjes kaarseen vuurslag, twee tinnen bekers, wat zout in een papiertje gewikkeld en een ijzeren lepel. Aan het andere einde van de kamer zag men een tafel en een soort van buffet, beiden vast aan den muur, zij behoorden bij de woning. De man plaatste zich met een zucht voor zijn weefgetouw en begon aan den arbeid. «Twaalf uren daags arbeiden," prutlelrle hij in zich zeiven, «vooreen stuiver in het uur, en dan nog mijn loon reeds vooruitbetaald. Waar zal dat eindigen? of liever is het al niet geëindigd." Hij wierp zijne blikken om zich heen in de kamer, welker muren van alles ontdaan waren; geen vuur, geen brood, geen meubels, eu vier schepsels, wier eenige steun hij was cn die daar nederlagen gedekt met een soort van kleed hij gebrek van kleederen. «Ik kan toch mijn weefgetouw niet verkoopen als oud hout." zeide hij »Ik heb het met zooveel moeite betaald; geen ondeugd of luiheid heeft mij hiertoe gevoerd. Ik beminde mijn beroep, en mijn beroep beminde mij. Het heeft mij eene hut in het dorp geschonken en een tuin dien ik. tijd had te bewerken, zonder mijn beroep te schaden; het heeft mij diegene toi vrouw gegevenwelke ik altijd bemind hadhet heeft mijne woning bevolkt met vrolijke kinderen die ik in overvloed en vrede tot na toe heb groot gebragt. Ik was tevreden met mijn lol; de ellende en bet S^rek alléén doen mij niet den verleden 'tijd betreuren,- waarom clan ben ik hier? Hoe komt bet dan dat zes maal honderd duizend on derdanen van de koningiu allen brave, nijverige en opregte lieden even als ik, worstelen tegen allerlei tegenheden, en van jaar tot jaar, neen, van dag tot dag, dieper in bet ongeluk storten. Waarom hebben wij plaatsen verlaten, waar wij gelukkig leefden, de dorpen die wij liefhad den onr ons in bet midden van steden op te sluitenberoofd van ge mak en weldra van de noodigste levensbehoeften. Waarom? Nu bezit de kapitalist een slaaf die voor hem zwoegen kan voorheen werkte de arbeidsman, tlians zijn bet de werktuigen die den arbeid verrigten. De kapitalist is voorspoedig, hoopt schatten op schatten; en wij, wij vergaan van gebrek. Wij vallen lager als bet lastdier, want dat wordt nog ver zorgd en gevoed; dit is ook billijk; bij de tegenwoordige inrigting zijn sommige dieren nuttiger dan wij. En toch maakt men ons diets dat het belang eén is, van kapitalist en werkman. Indien eene maatschappij, die voor arbeiden geschapen is, zich eensklaps van alle arbeid vrij maakt is dan de klasse wier eigendom altijd winstgevend blijft, niet verpligt te voorzien in de behoeften van diegenen die slechts den arbeid als eigen dom bezitten? Toen de Adel in Frankrijk van deszelfs bezittingen be roofd werd beliep dezelve geen derde gedeelte van de werkzame klasse van het tegenwoordig Engelanden echter stond geheel Europa ten zij nen voordeele öp en elke staat kwam Ier zijner hulpe. Frankrijk zelve heeft hem later op eene aanzienlijke wijze schadeloos gesteld. Maar wie bekreunt zich om ons Waar is de stem die zich verheft ter onzer verdediging? Denkt men ook dat wij onze bezittingen verloren hebben; zonder schuldiger te zijn dan de fransche Adel? Geen medelijdende zucht mengt zich onder onze tranen. Waarop zal alles uitloopen Medelijden met den armen, vergoeding voor den rijke! Wie is daar?" vraagde de zieke, eenige beweging op hare legerste de makende, zijt gij het Henriette? »Neen," zeide de wever op een norschen toon kort af, »het is Hen~ rictte niet." Waarom komt Henriette niet?" Zij zal niet wederkomen! Ik heb bet u gisteren avond gezegd, zijkan dat leven niet langer dulden, eu dat verwondert mij niet." »Wie zal ons le eten geven, als zij niet meer bier is? gij hadt haar niet moeten laten heengaan Warner! gij doet niets, gij wint niets en gij laat dat meisje ontsnappen." »Ik zal mij indien gij zoo spreekt op mijn beurt redden. Ik ben vatt 's morgens drie uur op om dit stuk af te makendat zaturdag-avond reeds had geleverd moeten worden." »Maar men heeft het u reeds vooruit betaald; gij ontvangt niets voor uwen arbeid. Arbeid voor een stuiver in het uur, wat beteekent dat?" »ïïet is werk Iilariadat gij dikwijls bewonderd hebt, en dat in det tijd een prijs behaald heeft. Maar, als gij er niet om geeft, wat behoef ik mij er dan om te kwellen! (De werkman verlaat zijn weefgetouw.) »Men mogt mij nog wel ontbijt voor het stuk toe geven? wat kan 't schelen! wat vroeger of wat later, van honger sterven is ons voorland- Het is beter dat zulks maar van nu af aan geschiede." »Neen, neen Philipgaat weer aan uw werk. Laat ons nog heden ontbijten. Er gebeure wat er wille. Plaag mij dan niet meer, hernam de werkman, wederom aan het werk beginnende of ik werp de klos voor de laatste maal in mijn leven." »Ik heb ongelijk gehad Warner zeide de vrouw op een zachtet' toon: bet spijt mij; maar, ziet gij, ik ben ziek, en ik denk niet om mij zelve. Ik behoef niet te eten. Ik heb geen honger. Mijn lippen zijn zoo droog! Maar die kinderen, zij zijn gisteren avond zonder eten Daar beu moeten gaan. Zij zullen spoedig ontwaken." (Het Vervolg en Slot hierna.) Qtbtfcrientiën. Aa» den Helder bij J. Koorn zijn te koop beste GROVE ERGELSCHE KAGCHEL-KO- LEN, tegen de naaste prijs. Er word I ten spoedigste gevraagd, een gezond en braaf Meisje, niet beneden de 15 jaar in dienst van een buishouding met twee jonge kinderen kunnende op een goede behandeling en een redelijk loon rekenen. Adres bij den Heer C. Bakker, Boekhandelaar aan hel Rieuwediep. Uil gegeven bij G. BAKKER B z. te Nieuwediep. Gedrukt bij 3 GILTJE5 G. KOOT ER, te Helder,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1847 | | pagina 4