bestaan, niet te vergeefs geschreven is. Blijft de Kamer aan dit
.programma getrouw, dan zal weldra de noodzakelijkheid geboren
worden, om de ontvangsten en uitgaven aan de regeling der wet
gevende magt te onderwerpen.
Het adres besluit met eene welverdiende hulde aan den Koning,
dat hij het was, die door zijne roepstem den Koning en het Yolk
tot elkander heeft doen naderen.
Zietdaar nu een adres, dat inderdaad iets zegt, dat een bepaal
de geest en strekking doet kennen, en niet in een zee van woor
den een druppel gedachte heeft verslapt, tot dat zij niet meer te
herkennen is.
De discussiën over dit adres hebben zich over het algemeen door
meerdere bondigheid doen kennen, dan vroeger toen men lang
over ieder paragraaf kibbelde en zich de meeste moeite gaf om uit
drukkingen te vindendie onder den schijn van iets te zeggen geene be
paalde zin hadden.
De discussiën hebben reeds doen zien, hoe valsch de stelling
van den minister-afgevaardigde in de Kamer zijn zal.
In Engeland regeert de meerderheid van het parlement. De
hoofden dier meerderheid zijn de ministers; daa* zijn ministers bui
ten het parlement niet denkbaar, maar daar dan ook eenstemmig
heid tusschen de wil der ministers en het adres. Vandaar het wei
nig belang, dat daar in de discussiën over het adres gesteld wordt.
Haar zeker een ministerie dat reeds bij het adres van antwoord de
neerlaag kreeg, zou onhoudbaar wezen.
Mr. Dirk Donker Curtius, onze minister-afgevaardigde, heeft
tegen de algemeene strekking van het adres gestemd. Is dat nu
het gevoelen van den ministerraad, of zijn gevoelen als bijzonder
persoon. Is hij alleen dus in strijd met de Kamer en zal hij in
den ministerraad terug gekeerd, daar de bedenkingen zijner colle
ga's over zijne uitgebragte stem moeten aanhooren, of moet men
zijne stem reeds als het oordeel van den ministerraad aannemen en
bestaat er derhalven reeds verschil van inzigt tusschen het minis
terie en de Kamer?
Deze vragen moeten reeds ongunstig werken. Wanneer geen
minister tevens afgevaardigde was, het was mogelijk, dat zij het
adres liever in eenen anderen geest gesteld, wcnschten te zien, zij
hadden zich daarover niet behoeven uit te laten, men had van de
wenschen der Kamer, wat zij verlangt kunnen gebruik makenmaar
zich nog niet voor of tegen de meerderheid der Kamer behoeven
te verklarenwaartoe nu de stelling van Donker Curlius hen dwong.
Nu werd hij nog slechts geroepen, 0111 over een stuk, dat van
de Kamer uitging, te oordeelen, maar wat zal het zijn, indien hij
als afgevaardigde geroepen wordt, om te stemmen over de voor
stellen der regering zoo hij ter/en stemt, demoraliseert hij het
ministerie; zoo hij vóór stemt, zal men aan die stem geen gewigt
hechten. Elk verschil in den ministerraadwaarbij de minderheid
zich aan de meerderheid kan onderwerpenzonder dat men juist
daarom zijn ontslag als minister zou behoeven te nemeii, wordt
door de stemming van den minister-afgevaardigde, als hij in de min
derheid isopenbaar, of hij zal als afgevaardigde zijn eigen over
tuiging ten oft'er moeten brengen, wat weder tegen zijn eed en
pligt strijdt.
Ofschoon wij nog niet geleerd hebbenom in den Heer Donker
Curtius den man van het oogenblik te zienwij stellen vertrouwen
in zijn karakter en gelooven dat niemand eerder, dan hij de onver-
eenigbaarheid van beide betrekkingen zal inzien en door afstand te
doen van zijn lidmaatschap der Kamer, een voorbeeld zal stellen,
dat voor het vervolg den weg tot de vereenigde waarneming van
beide betrekkingen zal afsnijden.
Feb. 22. De ontwerp-adressendie als antwoord op de troonrede
moeten dienenworden in de Kamers voorgelezen.
23. Do Eerste Kamer keurt het ontwerp-adres goed, de
Voorzitter kiest zes Leden om met hem hetzelve den
Koning aan te bieden.
De Tweede Kamer vereenigt zich met 34 tegen 31
stemmen met de algemeene strekking van het ontwerp-
adres.
24. Het adres, in antwoord op de troonrede, wordt door de
Commissie uit de Eerste Kamer Z. M. aangeboden.
De Tweede Kamer zet hare beraadslagingen over liet
ontwerp-adres voortverscheidene amendementen worden
voorgesteld, waarvan sommige aangenomen, andere ver
worpen worden. Met 44 tegen 20 stemmen besluit men
de discussiën 's avonds te hervatten. In déze zitting
welke tot half 12 duurde, komt men met 61 tegen 2
stemmen tot het besluit, het adres met de aangenomen
wijzigingen goed te keuren.
26. Bij de opening der zitting worden de adressen van ant
woord op de troonrede door de C'ommissiën van de Eer
ste en Tweede Kamer den Koning aangeboden.
Het eene wordt met veel genoegen, het andere met
dankbetuiging voor de beioesene hulde door Z. M. ont
vangen.
27. De Eerste Kamer beraadslaagt over een nieuw reglement
van orde.
W 3 l?3 W '1 :s
HELDER cn NIEIJWEDIEP, 3 Maart 1849.
jl. Woensdag, om 12 uro is hier een meisje van 10 ja
ren, komende met spijs uit de Werk-Inriglingdoor den
hevigon svind van de Magere Brug in het Kanaal gewaaid.
Een schildersknecht JAN ZOETELIEF zag dit, en door
menschliovendhcid bewogensprong hij te water en bragt
het kind, met grooto inspanning van krachten, levend aan
wal. Een paar geringe menschen uit de buurt bood het
meisje terstond huisvesting en verpleging aan en Dr. Hop-
pesteynwas dadelijk bereid geneeskundige hulp toeledicnen.
Naar ZEd. gevoelen bestaat er hoop dat het meisje her
stellen zal.
Hel antwoord der Eersto Kamer op do Troonrede be
staat uit 12 artikelen: 1 warme belangstelling2 hel deed ons
pleizier, dat het hier rustig is gebleven, 3 Limburg (de
vos wil do staart niet afbijten) 4 welgovallen in eene goed
koop© verdediging, 5 een compliment aan de zeomagt, 6
dapperheid van 'l iegcr op Bali7 wij veriaion ons op den
rustigen en bedaarden zin onzer landgcnoolen8 hoop op
de toekomst, 9 vormindeling van uilgaven, 10 milde zin,
11 te-kort, 12 cendragt maakt magt. Voorts leest men
in 'l stuk vsn Iloogstdezelve.
De Tweede Kamer heelt haar antwoord in 5 art. opge
steld1 levendig besef van hel gewigt der pliglen2 hei
to-korl zal verdwijnen door nationale kracht, 3 nijverheid,
4 koloniën, 5 Sire, wij sluiten ons aan Uwe Majesteit, Gij
hebt hel volk tot uitoefening van hel regt geroepen enz.
Dezer dagen werd gewag gemaakt van het Asyl
Steenbeek, eene inrigting voor zoogenaamde gevallen meis
jes, bij gelegenheid dat Z. M. 500 schonk om dezelve
meer uitbreiding te geven. Dit loevlugtsoordwaarin zich
thans 23 meisjes bevinden, staal onder de directie van eene
diakones. Eeno tweede zorgt voorde verpleging der zieken
cn de leiding der zielen, terwijl twee andere vrouwen be
last zijn do eene met hel opzigt over de handwerkende
andere met de werkzaamheden in do keuken. Tegen bc-