kwetst. De koningin van Spanje hcefl een corncdiant lol
kamerheer benoemd. De hertogin tan Monlpcnsier is dooi
den keizer van Oostenrijk met de ridderorde van Maria Tlie-
resia versierd. Prins Hendrik heeft het metalen kruis van
Willem II aan het vaandel van het regement grenadiers en
jagers gehecht, waartoe Willem III vroeger behoorde. De
groolo bladen beriglen dat de inhuldiging van onze Majesteit
den 8 Mei zal plaats hebben. Do Jood der koningen is
van zijn paard gevallen. Do pandjeshuizen te Amsterdam
nemen 75 pet. woeker. Gestolen een bankbillet N0. 51,
dato Aug. 1845, groot 200. Een slagler te Middel
burg wil voor clko slagterij een commies aan den haak han
gen om op de loodjes te jiassendie aan do staarten dei-
kalveren worden vast gemaakt. MICHIEL de HONDT zal
hel leven van koning Willem II naar ivaarheid beschrij
ven. Do afgoderij door Tollens, da Costads. Ruiten
schild en anderen gepleegd zal door dit stuk aan het licht
komen. De dood des konings heeft 3 andere dooden ten
gevolge gehad: 2 klokluiders en de Ware Burger (Zondags
blad). - Te Kocnderloo wordt een Asyl gebouwd voor ge
vallen (omgegooide) meisjes. De minister van oorlog zal
den 14 Mei o. k. do leverantie van bloedzuigers aanbeste
den. Onze nieuwe koning beeft een aantal nieuwe rid
ders gemaaktde staatscourant meldt niet in welk opzigt
die hoeren zicli verdienstelijk gemaakt hebben. Dal komt
er bij ons niet op aan Te Bit mingham is een bedelaar
overleden, in wiens kruk en jas men f S400 heeft gevon
den. Te Philadelphia is de jonge jufvrouw Ëlisabet'n
Blackwellna drie jaren in de medicijnen gestudeerd (e
hebben, dezer dagen tot doctor in de geneeskunde gepro
moveerd.
i s g s s a1 ii s.
DE KONINKLIJKE PAAKDENPOSTEKIJ.
De koninklijke paarden-postmeester te Alimnnr, heeft eene vordering
ingesteld tegen zekeren voerman te Alkmaar, die voorspan zoude hebben
geleverd waarvoor aan den postmeester nizoo de bij keizerlijk decreet
bepaalde gelden zouden virschuidigd zijn.
Zonder eenige personaliteiten, hetzij tegen den paatdenposlmeesterhet
zij tegen den Tervolgden voerman noch Ie willen onderzoeken, of de
administratie der koninklijke paardenpost in dezen haren pligt, hij de
vvetiea opgelegd heeft vervuld en den paardenposimcester ah verhuur
der van f aarden en rijtuigen, niet teeds lang had behooren te zijn ont
zet als FAARDEïroSTJlEESTSitdaar deze straffe, bij gemeld decreet uitdruk
kelijk tegen de zoodanigen bedreigd wordt, zoo vragen wij of thans uog
in het midden der negentiende eeuw, zoodanige verouderde rniddeleetiw-
sche en haibaarsche instellingen als die van den koninklijken paarden
post moeten behouden blijven?
Etn ieder die mot de geschiedenis Hiet geheel is onbekend weet dat
de paardenpost haren oorspiong heeft uit het Romeinsehe keizerlijk,
toen waren geen verhuurdns van paarden en rijtuigen langs de publieke
en groote routen bekend, die alléén ten gehruike waren van de Hoven;
het was toen noodzaak publieke instellingen langs die wegen ie hebben
tot bevordering der communicatién in alle doelen des Rijks; eerst waren
dit inentehen als looptrslater paardenvoerluigcii.
De Fransehe kei/er die zooveel voor de gioote comuiunieatiéu des Rijks
deed, gaf het keizerlijk decreet, regelende de parrdenposterijhij was
tevens wijs genozg te hegrijpen dat geen postmeester de kosten van on
derhoud en aankoop van paarden en voeituigen kondedoen, zonder dol
deze tevens de verzekering had, vergoeding voor z;ine kosten en moeite
te vinden of in een tuim gebruik van de paardenpost óf in eene toelage
van Rijkswege, zoo voor zijn persoon als zijne paarden en voertuigendit
laatste is dan ook vermeld in het gezegd decreet.
Ondenkbaar is het immers, dat Ie Alkmaar en elders, alwaar éénmaal
slechts in de zes weken van de paardenpost gebruik wordt gemaakt, de
postmeester een veertigtal paarden en de noodige postillons om niet zal
onderhouden.
In het Koningrijk der Nederlanden heslasn 73 postmeesters, die ieder
p. m. een veertigtal paarden moeten houden. Welke controle nu houdt
de inspecteur der posterijen op die paaiden? Zijn die dieren gewaar-
meikt? Kunnen die niet van een anderen stal, voor ettelijke ure ge
leend of gehuurd worden? Of stelt de inspecteur si;h ts vrede d met de
uiterlijke teekenen van het postmeestershuis Ie beschouwen, hetwelk ge
meenlijk prijkt met liet opschrift: Koninklijke Paardenpostmet de
woorden daaronder, Je maintiendraidat is te zeggen: Ik zal mij
nt centimes invorderen al heb ik geen in kelt knol op stal
Dezer dagen iazen wij in een Staathuishoudkundig geschrift:
Wij bezitten niet minder dan 73 postmeesters, die in hst wezen
der zaak leven van de Dy vetheid van de houders der diiigenees en
snelwagens, zonder dat zij iets behoeven te doenhommels die uit vreem
de korven den honig rooven die zij zelven niet gepuurd hebben. S'en
ziet dan ook meestal de postmeesters leunende tegen den post hunner
deur, in genoegelijke kalmte hunnen pijp rooken en de dagen hunnes
ijdelen levens altoo doorbrengen."
Mogten de tegenwoordige landsregeerders bedacht zijn, dat op de groo
te routen het middel van vervoer zoude wordeD gemonopoliseerd of tot
hoogen prijs opgevoerd. Waarom geeD tarief, hetzij van Rijkswege of der
provincie, even als de broodzetting uitgevaardigd?
Ondenkbaar is het geval dat het ergens aan de noodige middelen va t
vervoer zoude ontbreken. Posterijen van Rijkswege mogten brstaan in het
Romeinsehe Rijk of in liet uitgestrekte Transche, waarvan ook wij een
maal deel uitmaakten; in een klein digt bewoond land als het onze, zijn
soortgelijke publieke instellingen van vervoer, barbaars nijverheid
doodend, zedeloos. Wat immers wordt er van de administratie dor paar
denpost, die atn het land een schat van geld kost, en waarvan de amb
tenaren bij voorbeeld met inspectie belastniet het minste op de nale
ving der wetten en reglementen kunnen toezien?
BATAVU5.
W J3 U I ÏJ Sj E T O W.
WIE ZOUDE NIET WILLEM LAGCHEM?
Rira biai qui rira le dernier
Het lagchen is voor den mensch even zoo noodzakelijk als het dage-
lijksch brood doch men moet niet lagchen als een boer die kiespijn heeft.
Reeds Lïcurgts, de knapste wetten-fabriekant die ooit bestaan heeft,
rigtte in rijnen tijd ter eere van het lagchen standbeelden op, om daar
door zijne medeburgers voortdurend in le prenten hoe heilzaam het voor
hun-Eds. gezondheid cnx. was, bij dinéljessoupétjes en verdere gezel
lige bijeenkomsten hel lagchen in eere te houden.
En de Grieken en Romeinen dan Wel, die gingen nog verder en
hielden cr zelfs een apart Godje van het lagchen op na, dat gediend en
gehuldigd werd naar den aard. Nu, dat Godje was dan zelf ook een eer
ste grappenmaker.
Later hadden keizers en koningen, ja zelfs vorsten van minderen rang,
een hofnar, die dezen vorsteiijken personen, en hunner geheele*hofhou
ding slof tot lagchen bezorgen en daarin zoo ervaren zijn moest, dat hij
op elk komrnando «laaitoe, wanneer ook, lot liet potseumaken of het ver
tellen van iels potsigv gereed was.
Ofschoon wij er nu geen Godje van het lagchen en zelfs geen hofnar
meer op nahouden ofschoon er zelfs geen enkel standbeeld ter eere vr.n
liet lagchen bij ons aanwezig is, en ofschoon men ons Nederlandcis wel
eons beschuldigt van nature behoefte aan aanprikkeling tot lagchen le
hebben zoodat slechts zelden de strakke plooi uit ons gelaat zou wegge
vaagd worden, en wij als het ware slechts in het gniep alsof wij er ons
voor schaamden zouden lagchen mcenen wij echter met grond te mo
gen veronderstellen, dat wij even gaarne als de Spartanen, Grieken en
Romeinen het lagoiienen het heilzame lagchen in waarde trachten tc
houden, altijd lagchen, vaar en zoo vaak wij kunnen, zelfs dikwijls lag-
elicn zonder te weten waarom, ja zelfs wel eers lagchen als zulks in het
geheel niet te pas kom!. Maar wat doen vrij clan toch eindelijk vanneer
wij lagchen? Wel dat is duidelijk genoeg; «als wij lagchen dan
lagchen wij. Zoo, ei, ei! nu, dat is wel eene duidelijke definitie roept
'men ons toe. En toch ofschoon men met deze onze definitie den spot
drijft, verklaren wij in vollen ernst, dat wij er geenc duidelijker en kor
tere bepaling van kunnen geven terwijl wij nog daarenboven beweren
dal elk haar verstaat. Het zit hem slechts daarin dat onze bepaling den
lezer wat uit de hand valt. Niet, dal wij cr geen raad cp zouden vreten
andere bepalingen van het lagchen bij te brengen, integendeel; mar.r wij
willen onze lezers met geen schrikkelijkcn omhaal van wijsgeer:ge spits—
vindigheden lastig vallen, allemaal de eene nog fijner diode «ndeie.