WEEKBLAD van den
11ELDER es het NIEÜWED1EP.
N°. 20.
STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, VERTOGEN enz.
Be minister van Justitie bij de be
raadslaging over het ontwerp,
houdende bepalingen omtrent
de regterljke collegiën.
EEYEABE JAARS AST Q
«Éi. O
Dit Weekblad wordt eiken Maandag-morgen
uitgegeven bij C. BAKKER Bz te Nieuwe Diep.
De 1'rijs is 80 Cts. in de drie maanden en voor
de buitensleden franco per post 90 ceuts. Men
abonneert zich bij de Boekhandelaren en Postkan
toren zijner woonplaats.
M A A M ffl;A O
ADYERTENTIEN gelieve men ongezegeld aan
den Uitgever in te zenden uiterlijk Zaturdagsdas
middags ten 12 ure de prijs van 1 tot i regelt
is GO centen voor eiken regel meer 15 centen,
behalve 35 centen zegelregt voor elke plaatsing.
14 B5 E E.
De redevoeringen bij ,dc behandeling van bovengenoemd wets
ontwerp, door Mr. Donker Ourtius als minister van Justitie gehou
den, voor zoover wij die uit de korte verslagen der dagbladen ken
nen, zijn zeer belangrijk; omdat zij nieuwe bewijzen leveren voor
het meer cn meer veld-winnend gevoelen, dat even achtingswaar
dig, als des ministers persoonlijk karakter mag genoemd worden,
even gebrekkig zijn inzigt is als minister. Wanneer de minister
zegt, dat er in constitutionele landen ministers zijn geweest, die
hun doel trachtten te bereiken door te steunen op de zwakheid der
menschen, hetgeen zij vruchtbaar voor zich wisten te maken; dat
die ministers tot regel hadden aangenomen, sommigen te believen,
anderen te vleijenen weder anderen de gevolgen van hunnen te
genstand te doen gevoelen; dat een minister door iemand over ee-
ne zaak aangezocht, ten antwoord gaf, dat hij niet begrijpen kon,
dat iemand, die tegen de ministers stemde, van deze eene gunsti
ge beschikking vroeg, daar dit alleen voor de vrienden des minis
ters was bewaard. Dat, als dat alles, dat believen en vleijen niet
hielp, tot een ander uiterste werd overgegaan en degeen met wien
men te doen liad, werd verguisd en afgeschilderd als had hij noch
verstand, noch kennis, noch beleid. Wanneer Donker Ourtius
daar bijvoegt, dat dergelijke practijken als ballast door het tegen
woordig ministerie zijn over boord geworpen, dan gevoelen wij ach
ting voor den persoon, die zijn staatkundige tegenstander evenmin
wil omkoopenalsals een vijand behandelen. Maar wanneer wij
die zelfde minister van een tijdelijk bczuinigings-ontwerp een quaes-
tie van portefeuille liooren maken en hem tevens hooren verklaren
dat hij omtrent de overige door hem voorgedragen ontwerpen, zoo
als die betrekkelijk het regt van vereeniging en vergadering, het
regt van enquête en omtrent de vreemdelingen zeer onverschillig
is, dan twijfelen wij aan do helderheid van een inzigt, dat aan het
geringe een hoog gewigt hevht cn jegens do gewigtigste ontwerpen
zich zoo onverschillig betoont.
Indien wij daarenboven grew-'..,, zijner onverschilligheid hoo
ren, dan betreuren wij dubbel, i;.t hij aan het hoofd van het de
partement van Justitie geplaatst is.
De minister geeft namelijk als redenen zijner onverschilligheid
op, dat als de Kamer de wet op het regt van vereeniging verwerpt,
hij in art. 291, van het Napoleontisch Straf-Wetboek voldoende
middelen van dwang vindt; dat als die op het regt van enquête
wordt verworpen, de Kamer in het geheel dat regt niet hebben
zal; en zoo men die op de vreemdelingen niet aanneemt, er huis
middeltjes genoeg bestaan, om zc op de grenzen tc weren. Dat
is dus met andere woorden: Wilt gij Ilceren van de Tweede Ka
mer mijne bekrompen, antiliberale en onvolledige wetten niet aan
nemen, dan blijft de grondwet maar zonder uitvoering! Fraaije
redenering voorwaar! Een minister geroepen, om de organieke
wetten in het leven te roepen, maakt geene zwarigheid-, om te
zin niet doet, men zc in
Neen! zoo ooit een grond
s daar, waar de grondwet de
als men zijn
hebben zal
bestaathet
verklaren dat
het geheel niet
voor aftreding
invoering van organieke wetten met spoed gebiedt. Als
daarover tusschen regering en vertegenwoordiging strijd ont
staat, dan moet, bf de minister aftreden, of de Kamer ontbonden
worden; maar dan mogen dc zaken niet onafgedaan blijven. De
Natie heeft er regt op, dat het regt van vergadering en vereeni
ging wordt geregeld en in den geest der grondwet, dat is vrijzin
nig worde geregeld, dat zij verlost wordt van het despotiek art.
291 van den Code Pénal.
Het levert een nieuw bewijswat bij de beraadslaging over de
grondwet meermalen is aangevoerd, dat, waar alles naar de wet
wordt verwezen, de grondwet niets geene zekerheid geeft, wijl de
geest der grondwet zoo ligt wrordt miskend en geen dadelijke reg-
ten geeft.Wanneer de grondwet had bepaald; dat het regt van
vereenigen onvoorwaardelijk werd erkend, maar dat d.e wet dit regt
zou mogen regelen in belang der orde, dan bestond er bij de rege
ring belang om eene aannemelijke wet voortedragen.Nu kan
zij voor langen tijd de uitoefening van het regt onmogelijk ma
ken.Die vrees, voor maanden geuit, werd als ijdel uitgekreten.
De grondwet moest onbestemd blijven, om ze door de toenma
lige Staten-Gencraal te doen aannemen, maar Donker Ourtius zou
immers minister blijven cn die liberale minister zou bij de nieuwe
regtstreeks verkozen kamers beter in eene wet zijne liberale begin
selen kunnen doen gelden. En wat is er gebeurd Die zelfde
Donker Ourtius stelt een wet op de vereenigiujf'voor ,~~aH» wat het
beginsel betreft, in het brein van van liafjpard <&»de Jofrge van
Campens Nieuwland niet had durven opkomen err die ztlfdc JJon-
ker Ourtius verklaart openlijk, dat hem djCvnanuemmg zeer o ijver-"
schillig is, want dat de grondwet maar oijfuitgp voord, zal bhjvcti ert
met den Code Pénal zeer wel te regeren 'ia. Wat mag_.§k ttfck in
a» s