schap der Eerste Kamer, waarvan ue kandidatuur niet bevorderd
zal worden, door zich aan de behoudende partij aantesluiten.
In ons vorig nummer herinnerden wij, dat wij de kandidatuur
van den Heer de Moraazhadden ondersteund en verklaarden lie
op nieuw te zullen aanbevelen. Wij meenen daartoe alle reden te
hebben, dewijl de vrijzinnige partij zich niet in hein bedrogen
heeft.
Wij behoeven daartoe slechts kortelijk het een en ander uit de
laatste twee jaren te herinneren.
In Febrnarij 18-19werden de nieuwe Kamers geopend. Zij
vonden een ministerie, dat het niet aan persoonlijke werkzaamheid
haver leden ontbrak, maar dat en de noodige bekwaamheid miste
en zijne afkomst verloochenende, de vruchten der grondwetsherzie
ning, waar het kon, aan de Natie trachtte te onthouden. Een
ministerie, dat eerst in November, zijne onmagt inziende, bezweek.
Onder de leden dieniettegenstaande al het ontmoedigende
om week aan week, de onvolledige wetsontwerpen aan eene kritiek
te onderwerpen en te vergeefs te trachten, om aan de natie eeni-
ge organieke wet te schenken, standvastig bleven afkeuren, wat
niet aannemelijk was, behoorde mede de Heer de Moraaz.
Evenmin mogen wij vergeten, dat hij een der rapporteurs was,
van het verslag over het ontwerp van kieswet door het Ministerie
de Kempenaer voorgedragen; een stuk, dat om zijne hooge belang
rijkheid aller aandacht trof eu den grondslag lieeft gelegd, tot de
tegenwoordige kieswet.
Na de optreding van het ministerie Tkorlecke, ondersteunde hij
dezen, waar men getrouw bleef aan het vrijzinnig beginsel, zonder
daarom ooit de gedienstige geest van het ministerie te worden
maar zijne zelfstandigheid bewarende, waar hij meende, dat het
den verkeerden weg insloeg.
De lezers van ons "Weekbladwien wij zijne redevoeringen ter
gelegenheid van de discussien, over de verschillende requesten van
den Helder, ter zake van het onvrije territoir mededeelden, her
inneren zich, zijn bondige, krachtige taal, die een middel mogt
worden, dat men in het belang van den Helder, niet een plaatse
lijk maar een algemeen belang leerde zien.
Dc wet op de middelenwerd door hem bestredenomdat hij
niet kon medewerken, tot bestendiging van een belastingstelsel,
dat eene plaats van 12,000 zielen in hare nijverheid onderdrukte.
Wij herinneren ons tevens met genoegen, dat hij bij de weifeling
door de meerderheid der kamer omtrent het monopolie van de
posterijen, aan den dag gelegd, getrouw bleef in zijn strijd tegen
dat monopolie. En wanneer wij weldra al de last en de hatelijk
heid van dat monopolie zullen ondervinden, dan zal weldra den
wensen algemeen worden. Mogten alle afgevaardigden daartegen
«•gestemd hebben, zoo als de Heer de Moraaz gedaan heeft."
Waar het ministerie den vrijzinnigen weg bewandelt, zien wij hem
daartegen zich aan diens zijde scharengelijk bij de kieswet,en
zoo de Provinciale wet door hem is afgestemd, het was niet om
de vrijzinnige beginselen, maar omdat daarbij in Noord-Holland,
van de 72 'leden der Provinciale Staten, alleen aan Amsterdam 36
leden ter benoeming werden aangewezen, en nadat zijn amende
ment, waarbij die verboudidg gewijzigd werd, was verworpen. Hij
stemde tegen de wet, omdat hij de onafhankelijkheid der Provincie
door het grootc overwigt van Amsterdam bedreigd achtte.
Wij achten deze herinneringen voldoendeom te doen zien
dat de vrijzinnige partij, die in 1848, den Heer de Moraaz, in de
Kamer bragt, zich niet in hem bedrógen heeft en het bewijs, dat
dit algemeen werd gevoeld, ligt in het .feit, dat van die zijde nie
mand genoemd isom den Heer de Moraaz te vervangen.
Wij meenden ze echter niet geheel achterwege te mogen laten
omdat van zekeren kant bij eenvoudige lieden, die uit den aard
(ier zaak minder bepaalde handelingen van de Kamer volgen, veel
min in het bijzonder den parlementairen loopbaan van den Heer
de Moraaz hebben nagegaan, wordt verteld, dat hij niet aan dc
verwachting zijner Kiezers zou hebben beantwoord cn het beter
vare een ander in zijne plaats te kiezen.
Voor hcu, die weten, wat zij willen en niet door anueren met
meer of minder opzet worden misleid, is de keuze niet moeijelijk.
Zij, die de vrijzinnige beginselen zijn toegedaan en de Grondwet
in dien geest willen zien toepassenzij stemmen voor den Heer S. A.
de Moraaz; die dat niet verlangenschrijven op hun stembillet. den
naam van Jhr. Mr. <7. van Foreest.
Wij bevelen aan allendie beseffenvan hoeveel gewigt de nog
te wachten wetten over onderwijsarmwezenregeling van Ge
meentebesturen zijndie beseften, hoe dringend noodig het isdat
hierin eene waarachtige vrijzinnigheid de bovenhand houde en de
oude bekrompen geest worde geweerd, hunne keuze te vestigen op
de Heeren S. A. de MOKAAZ, te Alkmaar,
EN
Mr. II. J. SMIT, te Zaandam.
ALKMAAE, den 13 Augustus 1850.
Den 12den dezer had hier eene bijeenkomst van Kiezers plaats,
ten gevolge der oproeping door de Heeren Mr. P. A. de Lange,
Jhr .de.Dien Fontein Verschuir van Heilo en J. C. Vonk hij advertentie
in de Alkmaarsche courant en in het Heldersche Weekblad, van den
5den dezer gedaan.
Mr. P. A. de Lange opende de vergadering met weinige woor
den, waarbij hij te kennen gaf, dat, ofschoon ieder doordrongen
was van het besef der noodzakelijkheid, dat de Kiezers voorloopig
zich omtrent de kandidaten voor de Tweede Kamer, mogten ves"»
staan, een zeker gevoel van bescheidenheid ieder weerhield ornzich
op'den voorgrond te stollen.
Dat hij en de beide andere Heerendie de oproeping hadden
geteekend, bij de kiezers-vereeniging in 1848, tot het bestuur der
vergadering geroepen, zich als uit dankbaarheid voor de onder
scheiding, hen toen te beurt gevallen, zich verpligt hadden ge
acht, om thans de Kiezers bijeen tc roepen. Dat slechts eene be
denking hen een oogenblik had doen aarzelen, namelijk: dat zij
zich blootstelden, aan den schijn, alsof zij zich op nieuw als aan
het hoofd der Kiezers wilden plaatsen, immers zich meer bijzon
der op den voorgrond wilden stellen, doch dat zij aan deze be
denking wilden te gemoet komen, door te verklaren, dat zij aan
de vergadering zouden voorstellen, om een nieuw bestuur met ge
sloten billetten te verkiezenen zich niet weder benoembaar te
stellen.
Dat hun doel alzoo alleen was geweest, om de Kiezers bijeen
te brengenmaar overigens zich aan elk bestuur of leiding te
onttrekken, zoodra het nieuw bestuur zou zijn verkozen.
Naar aanleiding van den wensch, door sommigen medegedeeld,
dat de Hoeren, die de oproeping hadden gedaan, zich ook weder
met de leiding mogten belasten, hetwelk door de vergadering zeer
werd ondersteund, verklaarden dezen daarin niet te kunnen be
rusten, daar zij dan nog in allen gevalle, de geheime stemming
zouden afwachten. Zij voegden daarbij, dat het hun bovendien
wenschelijk was voorgekomen dat het bestuur uit meerdere per
sonen mogt bestaan, een wensch die zoo het scheen, door
anderen werd gedeeld.
Dientengevolge werd aan de vergadering de vraag gedaanof
het bestuur op nieuw uit driedan of het uit meerdere personen
zou bestaan.
Bij eene stemming met zitten en opstaanbleek hetdat de
meerderheid een ruimer getal leden, in het bestuur wensclite en
dientengevolgede vraag gesteld zijndeof het getal op vijf of
zeven zoude worden gebragt, is op dezelfde wijze tot het forme
ren van een bestuur van vijf leden besloten.
Tot eene geheime stemming overgegaan zijnde, bleek na opne
ming der stembilletten, dat van dc 60 uitgebragte stemmen, Mr.
P. A. de Lange, met 51, Jhr. de Lieu Fontein. Verschuir 44,
J. C. Vonk 43, Jhr. Mr, C. van Foreest 31 en F. M. Aghina
met 24 stemmen de meerderheid hadden verkregen.
De drie eersten verklaarden, dat zij na deze stemming, zich be
zwaard achtenalsnog te bedankenofschoon het hen aangenamer