WEEKBLAD vas des SR n iiet AlEüWEüiEP. JV°. 28. 1851. De toespraak van den president van den Hoogen itaad bij de instal latie van den raadsheer nir. Cr. van IJsselsteijn NESEXDE JMUO.OG. niGEN HEt Dit Weekblad wordt eiken Maandag-morgen uitgegeven bij C. BAKKEK Bz te Nieuwe Diep. De Prijs is 80 Cts. in de drie maanden en voor de buitensteden franco per post 90 cents. Men abonneert zich bij de Boekhandelaren en Postkan toren zijner woonplaats. DiAlADAG ADYEBTEMTIEN gelieve men ongezegeld aan den Uitgever in te zenden uiterlijk Zaturdags des middags ten 12 urede prijs van 1 tot 4 regels is 60 centen voor eiken regel meer 15 centen behalve 35 centen zegelregt voor elke [laatsing. 7 J EJ L EJ. STAATKUNDIGE BESCHOUWINGEN, YEBTOOGEN enz. De president van den Hoogen Baad schijnt "eenige vooringeno menheid met die plegtige aanspraak te bezittendewijl ZEd. de vol ledige opneming van dat stuk in het Weekblad van het Kegt heeft gereclameerd. Wij begrijpen zeer wel, dat de president, die bij de vervulling van iedere vacature, fatsoenshalve wel eene aanspraak behoort te houdensoms verlegen is met de complimentendie hij aan de ge dachtenis van het overleden of afgetreden lid van den Hoogen Baad en aan den opvolger zal maken; en dus regt in zijn schik is, in dien bijzondere omstandigheden hem veroorlooven het een of ander onderwerp, dat tot do benoeming in betrekking staat, aan te roe ren maar ongelukkiger keus dan waartoe de president zich nu liet verleidenwas moeijelijk uit te vinden. Yoor de nominatie, waren door den Hoogen Baad eenige reg- terlijke ambtenaren aan de Tweede Kamer aanbevolen. Deze had echter gemeendvan die voordragt gedeeltelijk te moeten afwijken en als eersten kandidaat een onzer kundigste regtsgeleerden boven aan op de lijst der kandidaten geplaatst. Die voordragt was het werk van de leden der Kamer, die het ministerie zijn toegedaan; en de keuze werd door elk, die eenigzins in de regterlijke wereld bekend isals eene zeer gelukkige keuze beschouwd. Men verwacht te dus algemeen, dat de eerst voorgedragene benoemd zou worden, maar van ter zijde hoorde men weldra, dat hemel en aarde door sommigen bewogen werden, om den Koning over tc halen, zijne keuze op eenen anderen te vestigen. Welke middelen men daartoe bezigde, is onbekend; want zeker de eenige reden, die men door sommigen openlijk hoorde uiten, dat de Heer Olivier een warm aanhanger van den minister Thorlecke was, zou de Koning niet hebben kunnen overhalen, om den even regtscliapen, als kundigen man, die boven aan op de voordragt stond, voorbij te gaan. De benoeming werd lang verschoven en eindelijk vernam men (bijna gelijktijdig met de benoeming van den zoon van den minister van justitie tot referendaris) dat de Koning onder het contraseign van dien minister den Heer IJsselsteijn benoemd had. Wij hebben de eer niet dit nieuwe lid van den Baad te kennen; maar indien wij ons eigen gevoel mogen raadplegen, dan kandunkt ons, voor ZEd. niets onaangenamers bedacht worden, dan hem bij zijne plegtige installatie te herinneren, dat hij op een min of meer vreemde manier, lid van den Hoogen Baad was geworden, dat om zijnentwil een uitstekend regtsgelcerde was voorbijgegaan, dat de Tweede Kamer hem niet voor de vacature bedoeld had. In zoo ver was dus de aanspraak hoogst onbeleefd tegen het nieuwe lid. Die onbeleefdheid komt te sterker uit door de moeite die de president zich geeft, om die keuze te regtvaardigen. Het is alsof hij het nieuwe, den Hoogen raad als ingesmokkelde lid, wil troosten; als of hij met andere woorden zegt: bekommer u niet over de wijze van uwe benoeming! waarlijk de Koning mogt u kiezen! de Koning was vrij in zijne keuze uit het vijftal, en gij waart op dat vijftal. Zoodanige bemoediging veronderstelt dus ze kere wroeging bij den benoemde over de aanneming dier betrek king. En danwat een ellendig argument de Koning is vrij in zijne keuzeZulke valsche redenering kan men van den eenvoudigen burgerman, maar niet van een president van den Hoogen Baad verwachten. Niemand, aan wien het regt wordt gegeven in het algemeen be lang eene benoeming te doen, is in dien zin vrij in de keuze. Dat regt wordt gegeven, om den geschikste, den bekwaamste tc benoemen; of zal men de keuze van een burgemeester, die de vrije keuze b.v. van een turfdragcr heeft, en die een lamme benoemde, eerbiedigenzeggendezijne keuze was vrij De Koning heeft de vrijheid, om den bekwaamste te kiezen; maar de minister neemt van de keuze, gelijk van elke andere re geringshandeling, de verantwoordelijkheid op zich. In den zin, waarin de president van den Hoogen Baad de Ko ning vrij in de keuze noemt, alsof de minister blindelings zou moeten contrasigneren, wien de Koning verkoos, is eene politieke ketterij, die inderdaad al te grof is. De Kamer zou volkomen in haar regt zijnom den minister van justitie te interpelleren, waarom hij niet aan den Koning den eer ste van de lijst had voorgedragenwelke de redenen waren, die hem bewogen hadden den eerste, tweede en derde voorbij te gaan, om een vierde te benoemen. Zal de minister zich dan achter den Koning kunnen verschuilen Waartoe dan zijne medeonderteekening Of is de benoeming van een lid van den Hoogen Baad zoo onbeduidend eene zaakdat een minister daarbij zijne overtuigin^rfifn die^tk^ Konings kan ten offer brengen. Die politiek van den president v/rh den -Hoogen jY Ijoe

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1851 | | pagina 1