1T B W S TIJ D 11T 3 3 1T nabij, want een eigen meerderheid bezit het niet. De groenia- nen, zelve onmagtig tot regeren, zijn talrijk genoeg, om de min derheid, waarbij zij zich voegen, tot meerderheid te maken. Ook in een ander opzigt is de stelling van het ministerie moei- jelijkwant hoe sterk ook een groot deel der protestanten, uit godsdienstige drijfveeren tegen TJiorbeckeen het ministerie, dat door zijn naam gewoonlijk wordt aangeduid, was opgezet, hoe ook misleid omtrent de regten der roomsch catholijke kerk en het ge drag der ministers tegenover Rome, de Natie is daarom niet groeniaansch of reactionair, maar algemeen constitutioneel gezind en verlangt over het algemeen niets minder vurig, dan voor twee jarendat de grondwet in haren geest mag worden ontwikkeld en toegepast. Die rigting van den zin des volks wordt niet geheel door het ministerie miskend; van daar die betuigingen, dat zij even liberaal zijn als het vorig ministerie; van daar hunne zucht, om zoo min mogelijk aan te roerenwat van eene tegenovergestelde rigting kan doen blijken, van daar de blijkbare zucht, om voor zoo ver de alliantie het veroorlooft, de Natie in dit opzigt gerust te stellen- Het ligt in den aard der zaakdat zoodanig ministerie niet veel kracht kan hebben; door de banken en rotsen in een smal vaar water oplaverende kan het geen koers zetten als in volle zee- De wijze, waarop het ministerie was tot stand gekomen, legde de verpligting op, 0111 iets tegen de roomsch catholijke kerk te doen. Wij durven vermoeden dat de ministers liefst niets gedaan had den maar wanneer men als partijman aan het bestuur komtdan is men tot partijdaden verpligt- Zoo kwam de wet op de kerkge nootschappen voor den dag; wegens het verkeerde beginsel door ons bestreden, maar in zijne bepalingen weinig beduidend, en door de amendementen der tweede kamer, waarmede de ministers zich gereedelijk vereenigdcnnog onbeduidender gew orden Voor de groenianen alleen is de wet, hoe onbeduidend ook, een stap voorwaarts tot de heersehende kerk, die hun doel is. Het beginsel van inmenging van den staat in kerkelijke zaken, is daardoor erkend. Zij wachten nu van den tijd af de grenzen te verzetten en uit te breiden, en iedere uitbreiding brengt nader tot eene vereeniging van kerk en staat, waarbij die partij hoopt en verwacht, dat hare kerk die staatskerk zal zijn. Het heeft (waren er niet zulke gewigtige belangen aan verbon den) zijne vrolijke zijde, als men Groen zijn spel met het ministerie ziet spelen, en het interrogatoir wordt, hoe dat ministerie over de de betrekking van den staat tot de kerk denkt, terwijl het minis terie allerhande manoeuvres maakt, om zonder den bondgenoot te ergeren, de vraag zoo min mogelijk te beantwoorden, gevoelende, dat de consequentie noodzakelijk verder zoude voeren, dan men gaarne zoude willen. De wet op de kerkgenootschappen was hoofdzakelijk tegen de regeling der R. C- kerk hier te lande gerigt; met dat doel werd zelfs aan de wet eene terugwerkende kracht geschonken Maar men weet, dat zulks volstrekt niet belet heeft, dat die regeling volkomen door de regering is erkend en dat de groote protestant- sche April-beweging in dit opzigt derhalven op niets is uitgeloopen. Dit heeft velen, die aan die beweging deel namen, te leur gesteld, maar was voor ieder, die onbevoordeeld de zaak beschouwde, voor speld. Zelfs al ware er een zuiver groen ministerie opgetreden, de uitslag zoude niet anders geweest zijn- Waar twee vijfde eener bevolking zich op grondwettige regten mag beroepen, daar mag men in dagbladen en redevoeringen door blinden godsdienstijver vervoerdaandringenom zoodanig^ regeling te belettenieder deinst voor de verantwoordelijkheid terugzoodra hij zelf daartoe de hand moet leenen; dan let men ook op andere overwegingen, dan alleen op hetgeen men gaarne zoude wenschen dat gedaan werd. Meer vreemd komt het ons voor, dat nog niet aller oogen zijn opengegaan van hen, die ter goedertrouw aan de Aprilbeweging hebben deelgenomen dat zij nog niet tot het besef zijn gekomen de poppen te zijn geweest, waarmede anderen hun spel speelden, dat niets is verkregen van hetgeen motief dier beweging wasmaar dat alleen een krachtig constitutioneel gezind ministerie is vervangen door een reactionair, dat afhankelijk is van de groe nianen en de overwonnen constitutionele partij nog te zeer moet ontzienom zijne beginselen openlijk te durven toonen. (Wordt vervolgd.) HELDER en NIEUWED1EP, 31 December 1853. Den 27stcn der afgeloopene maand, vierden de leden der vrijmclselaurs-loge Willem Frederik Karei, te dezer plaatse gevestigd, het feest ter eere van hunnen patroon Sl. Jan. 's Morgens werd aan verarmde natuurgcnoolen brandstoffen en brood uitgereikt, daarna hadden receptien in den eersten graad, in eene feestloge plaats, en 's namiddags kwamen zij in de zaal van Tivoli (welke doelmatig was versierd) aan den broederlijken disch bij elkander. Deze disch welke zich door eensgezindheid en broederzin kenmerkte, werd besloten met eene inzameling ten behoevo van J. Wat- jon alhier woonachtig, die zich daardoor in zijne ongeluk" kige omstandigheden vooreerst geholpen ziet. Lang voor zeker zal dit feest in aangename herinnering blijven. Wij vernemen dal de Hoofd-Commissie welke in de laatst gehouden algemeene vergadering van de Nederland- j scbe Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, is be noemd om de belangen van de Nederlandsche Nijverheid op de in 1855, Ie Parijs te houden Tentoonstelling to bevorderen aan de verschillende Departementen van ge melde Maatschappijde uilnoodiging heeft gerigt, om lot hetzelve doel sub-commissiën te benoemen. Van wege het Departement Alkmaar is reeds zoodanige Commissie zamen- gesteld bij welke de industriëlen de gewenschle inlichtin gen voor de inzending van Voorwerpen tot die Tentoon stelling kunnen bekomen. Wenschelijk is het dat door eene ruime medewerking onzer Industriëlen, Nederlandop eene waardige wijze, op deze tentoonstelling worde vertegenwoordigd. De [irov. comm. van geneeskundig onderzoek en toe- voorzigl in Zuidholland, residerende te 's Gravenhageheeft het doelmatig geacht ter algemeene kennis te brengen, dat zij, op den 25 December 1853, de lijkschouwing gedaan heeft van Engeltje van der Vhes, den 23 dier maand (o Pijnakker overleden, welke vrouw, volgens opgaaf, van af den jare 1818 geen voedsel gebruikt zoude hebben. Bij die lijkschouwing, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, is echter gebleken, dat die opgaaf onwaar is en dat genoemde Engeltje van der Vlies, lot zeer kort voor haren dood, voedsel tot zich genomen heeft. Z. M. heeft beslistdat met de maand Mei aanslaande, bij hel wapen der infanterie, de navolgende garnizoens-ver- anderingen zullen plaats hebben, namelijk: 2de reg. inf. staf met hel 1ste, 2de en 4de bat. te 's Boschhet 3de bat. te Woerden; 4de reg inf., staf en het 3de bat. te Vlissingen4de bat. te Vlissingen, waarvan 2 komp. to Breskens; 1ste bat. te Middelburg, waarvan 1 kemp. te Veere; 2de bat. te Neuzen, waarvan 1 komp. te Sluis; 6de peg. inf., staf te Haarlem; lsto bat. te Amsterdam; 2de bat. te Delft; 3de bat. te Hoorn; 4de bat. aan den Helder; 8ste reg. inf., staf met het 1ste en 2de bat. te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Weekblad van Den Helder en het Nieuwediep | 1854 | | pagina 3