Gebr. DE BOO
TEXACO -PRODUCTEN
OLIËN en BENZINE.
GENERATOR ANTHRACIET.
WERKjTUIGENBUREAli
REEDS LENTE IN DE
NOORDZEE.
Wanneer het op het land vol
op wintert en de menschen hun
jaskragen hoog opzetten tegen
den snijdenden Oostenwind, wan
neer in de natuur alles dood
schijnt, dan begint in zee juist
weer het nieuwe leven. Want
midden in den winter voltrekt
zich voor vele zeewezens het groo
te wonder, dat zoo oud is als de
wereld, het wonder der voort
planting. Vele visschen leggen
namelijk in de wintermaanden
hun eieren en dat is wel aardig
genoeg om er even bij stil i te
staan. De Noordzee is een der
vischrijkste zeeën van de aarde,
wat wordt veroorzaakt door het
feit, dat zij zeer planktonrijk is
En plankton, dat zijn allerlei
kleine wezentjes, die met de
stroomen meegevoerd worden,
plankton is het begin van het le
ven. Want daarmee voeden zich
allerlei visschen, niet alleen hee-
le kleine, want zelfs het voedsel
van den walvisch bestaat voor
het grootste gedeelte uit deze
heel kleine diertjes. Zoo kon dus
de Noordzee een vischrijke
worden, en daar wordt nu, mid
den in den winter, reeds door
vele vïschsoorten bruiloft gevierd.
De schollen, die zich heel den zo
mer op de uitgestrekte vischgron
den langs de kust te goed heb
ben gedaan, zijn reeds in Octo-
ber vertrokken naar grootere
diepten, waar het zeewater war
mer en zoutrijker is dan aan de
kust. Vooral in de Zuidelijke
Noordzee, ter hoogte van het
Diepwaterkanaal ligt 'n zeer be
langrijke paaiplaats voor schol.
De daar in het zeewater bevruch
te' eieren worden zeer langzaam
door den kuststroom in Noorde
lijke richting gedreven, zoodat
de larven, wanneer zij uit het ei
zullen kruipen, zich in ondieper
water zullen bevinden (dat zal
in Midden Februari zijn) en daar
is juist het terrein voor deze
zeer jonge visschen, wat voedsel'
en temperatuur betreft, zeer ge-j
schikt. Dat is wel een mooi voor
beeld van de groqte harmonie
in de natuur tusschen het leven
der dieren en hun omgeving.
Een even mooi voorbeeld daar
van levert ons de bot. Eigenlijk
is dit een brakwatervisch, die
zich het liefst bevindt voor de
r> ondingen van rivieren en in de
ondiepste slipgebieden voor de
kust. Vandaar dat hij in de Wad
denzee zoo talrijk is. In Decem
ber verhuizen de botten naar de
Noordzee, daar hun eieren slechts
kunnen drijven in goed zout wa
ter. In brak water zouden zij zin
ken, en niet tot ontwikkeling ko
men. Maar zoo ver als de schol
trekt de bot niet. Een van zijn
belangrijkste paaiplaatsen ligt ta
melijk dicht onder de kust, op
de Haaksgronden voor Tersche-
ling. Daar worden dan de eieren
gelegd, die daarna door hef hom
vocht van het mannetje worden
bevrucht. De jonge botjes blijven
niet, zooals de scholletjes, in de
open zee leven, maar trekken naar
de kust en begeven zich daarna
de rivieren op, zoodat zij zelfs
vaak ver in het binnenland wor
den waargenomen. Ook dit is weer
een aardig voorbeeld van harmo
nie, want wanneer de botjes ver
uit de kust het levenslicht zouden
aanschouwen, zouden zij waar
schijnlijk nimmer het zoete water
kunnen bereiken. Ook eenige
schelvischachtigen leggen in den
winter hun eieren. Vooral de ka
beljauw en de wijting hebben in
de Zuidelijke Noordzee dat is
dus het deel dat onze kusten be-
spoelt, belangrijke paaiplaaasen.
De paaiplaatsen van de kabeljauw
liggen op diepten van 20-40 meter,
dus op de diepste plaatsen van de
in vergelijking met den Atlanti-
schen Oceaan, zeer ondiepe Noord-
"zee. Vooral ten Westen van Westen
van Zuid-Benemarken paaien bui
tengewoon veel kabeljauwen. De
gronden, waarop de wijting zijn
eieren legt, liggen wat zuidelijker
nog, en in water dat een grootere
diepte heeft. Vooral ter hoogte van
de Oosterbanken liggen belang
rijke wijting paaiplaatsen.
De schelvisschen zelf kunnen in
de Zuidelijke Noordzee niet paai
en, daarvoor is hier het water te
ondiep.. Zij hebben heel diep
water noodig, dat ten minste
tachtig en ten Hoogste honderd
dertig meter diep is. Zij vinden
hun plaatsen om eieren te leggen
voornamelijk in de diepe gedeel
ten van de Noordelijke Noordzee.
Vooral tusschen den 58sten en
(iOsten breedtegraad is een be
langrijke paaiplaats voor schel
visschen. De jonge kabeljauwen
en wijtingen blijven in hun eerste
levensjaar aan de oppervlakte van
het zeewater spartelen, en eerst
daarna zoeken zij dieper water op,
want dan voeden zij zich verder
met allerlei krabben, visschen en
zeesterren. tDeze vier soorten, die
in den winter hun eieren leggen
en wier jongen geboren worden in
den tijd, dat aan land zelf de
eerste broedvogel, de houtduif,
nog niet kan nestelen, laat staan
aan eieren leggen denkt;"' leggen
alle vier pelagische eieren, dat
zijn eieren, die in het water blijr
ven zweven. En zoo zullen tégen
het einde van den winter de jon
ge scholletje en botjes, wijtingen
en kabeljauwen uit het ei krui
pen. De meeste andere visschen
leggen hun eieren in lente en zo
mer, maar deze vier hebben den
winter daarvoor uitgekozen. En
zoo houden zij, midden in den win
ter, in zee de gedachte wakker
aan het naderende voorjaar, dat
.altijd weer op de koude van dit
jaargetij den zal volgen. Maar wie
van de „landrotten", die hier over
deze dikbesneeuwde en beijsd'
aarde gaan, vermoedt, dat h^J rechten bv. pap, pannekoek en
water, waaraan elk met niets daL-^uardappeltaart van maken in
een temperatuur van 25 gr. Cel
sius (77 gr. Fahrenheit) worden
de aardappelen eerder normaal
van smaak dan bij een tempera
tuur van 15 gr. Celsius (59 gr. Fah-
renneit). Uit voedingsoogpunt is
het niet noodzakelijk zoet gewor
den aardappelen te ontdooién.
Men kan er heel goed zoete ge-
huiveringen denkt, reeds zóó vol
is van de voorbereidingen, welke
v.ij te land onverbrekelijk verbon
den achter aan de lente En de
lente, waarin de vogels hun nest
bouwen en die dieren des velds
uit hun winterslaap ontwaken,
lijkt ons nog zoo onnoemelijk ver!
Het is echter overwaard, eens stu
die te maken van de wonderen
derwaterwereld, waar "men Ko
ning Winter niet zoo onoverwin
nelijk acht als wij, die ons blind
staren op de witte wade
DE VISCHSTAND IN HET
IJSSELMEER.
Teelt van alle vischsoorten ver
liep het afgeloopen jaar gunstig.
GUNSTIGE PERSPECTIEVEN.
Aan een publicatie van het
Rijksinstituut, voor biologisch
visscherij-onderzoek in „Economi
sche Voorlichting" ontleenen wij
het volgende
Het Usselmeer heeft in dt
laatste twee jaren een uit
een oogpunt van visscherij be
zien belangrijke verandering
ondergaan, en wel door de af
sluiting van den Noordoostpol
der. Reeds vóór de afsluiting
van de Zuiderzee was dit hei
terrein waar steeds de meeste
zoetwatervisch voorkwam, en
na de afsluiting van het Ussel
meer Js dit zoo gebleven baars,
pos, brasem, snoekbaars, en
vooral ook voorn waren hier
het -talrijkst voorhanden.
De oorzaak daarvan lag" niet al
leen in de omstandigheid, dat het
water hier in het begin zoeter was,
maar hoofdzakelijk in het feit,
dat zich hier ondiepten van groo-
te uitgestrektheid bevonden waar
plantengroei voorkwam, en die dus
een uitgelezen paaiplaats vormden
voor vele zoetwatervisschen. In-
tusschen bleek zich ook op andere
plaatsen plantengroei te ontwik
kelen, zoo bijv. langs de Zuid- en
Zuid-Oostkust en langs de Frie-
sc-he Zuid- en Westkust. Ten ein
de nu de vischteelt in de eerstge
noemde terreinen zooveel mogelijk
te beschermen, werd langs den
7-uidwal een zeer groot gebied voor
de kuilvisscherij gesloten. Niette*-
min heeft zich hier de zoetwater-
visscherij niet in die mate ontwik
als men zich had voorgesteld. En
kele uitzonderingen daargelaten
blijkt het zuidelijke gedeelte van
de kom van het IJsselmeer niet
rijk aan zoetwatervisch, en veel
minder rijk dan bijv. het gebied
benoorden de .lijn Enkhuizen-de
Lemmer. Daar de zoetwatervisch
veelal wordt aangevoerd in de
olaatsen die het dichtst bij de
vangple atsen zijn gelegen, kan
men uit de aanvoeren op de ver-
I jchillende afslagen ongeveer de
/erspreiding van de- visch opma-
:en. Vergelijkt men de vier be-
angrijkste aanvoerplaatsen in 't
Moorden (Stavoren, Lemmer, Me-
demblik en Enkhuizen) met de
vier belangrijkste uit het Zuiden
i.Volendam. Spakenburg, Harder
wijk en Elburg) dan ziet men,
dat in* October 1941 in de Noor
delijke plaatsen 14.000 Kg. baars
zijn aangevoerd, tegen 3000 Kg.
in de Zuidelijke voor brasem
zijn die cijfers 15.000 en 750 Kg.
en voor snoekbaars 72.000 en
1000 Kg. Uit deze cijfers blijkt
duidelijk welke enorme verschil
len er in den vischstand in het
noordelijke en het zuidelijke deel
bestaat.
Dit betreft uiteraard alleen de
marktwaardige visch. Het is ech
eer wel zeker, dat het noordelij
ke deel aantrekkingskracht op
de vischsoorten oefent de hoe
veelheid muggenlarven en wor
men is hier ook gewoonlijk het
grootst. Overigens mag het op
zichzelf een gelukkig verschijn
sel heeten, dat het noordelijke
deel het vischrijkst is. Immers
dat deel zal tot in de verre to«-
Wat doen we met bevroren
aardappelen en groenten
Het Voorlichtingenbureau van
den voedingsraad schrijft
Van diverse zijden werden
reeds wenken gegeven over de
wijze waarop bevroren aardappe
len moeten worden behandeld.
Deze raadgevingen loopen nogal
uiteenvolgens sommigen moet
men bevroren aardappelen eeni-
gen tijd bij kamertemperatuur be
waren, anderen zijn van meening
dat ze niet „ontdooid" behoeven
te worden. De kwestie is echter,
dat aardappelen in meerdere of
mindere mate bevroren kunnen
kunnen zijn. Men heeft óf te doen
met zeer sterk bevroren aardap
pelen, die keihard zijn en niet
geschild kunnen worden óf men
heeft aardappelen, die licht be
vroren zijn of zoet geworden zijn
door langdurig verblijf in een la
ge temperatuur.
De sterk bevroren aardappelen
kan men het beste op een tempe
ratuur van nul graden of lager
bewaren totdat ze worden ge
bruikt. Schillen kan men ze niet,
ze worden daaróm met een bors
tel flink schoon geboend en ver
volgens met een bodempje kokend
water snel gaar gekookt. Van een
zoeten smaak valt dan niets
bespeuren.
De licht bevroren aardappelen
dienen echter eenigen tijd op ka
mertemperatuur bewaard te wor
den totdat de zoete smaak verdwe
nen is. Het is niet precies te zeg
gen hoe lang dat duurt, want het
hangt weer af van de mate waar
in de aardappelen zoet zijn ge
worden. Soms mag men voor het
„ontdooien" wel 10 a 14 dagen re
kenen.
Ook de temperatuur waarbij de
aardappelen bewaard worden,
heeft invloed o. d. ontdooitijd. Bij
stamppotten met zoete winter
groenten als winterpeen of ui
(met wat azijn) kan men ze ook
verwerken. Lukt het u dus niet
aardappelen weer een natuurlijken
sma£ te geven, probeer er dan
eens een zoet gerecht van te ma
ken. Dit is beter dan ze weg te
gooien, een voedingsmiddel zou
daardoor verloren gaan.
RECEPTEN.
Zoete aardappelen.
300 gr. zoet geworden aard
appelen, Va L. taptemelk (en/
of water) 2 lepels suiker.
De aardappelen schoon boenen
en in een bodempje kokend water
gaarkoken. De melk (en/of water)
aan de kook brengen en het schil
letje van de aardappelen afhalen.
De aardappelen fijn maken en
bij de melk voegen. De pap nog
even koken tot ze gebonden is.
Aardappelkoek.
300 gr. zoet geworden aard-
'appelen, 50 a 200 gr. zelfrij
zend bakmeel, wat essence,
4 lepels suiker, boter of vet.
De aardappelen schoonboenen
en in een bodempje kokend water
gaar koken. De aardappelen schil
len, koud laten worden en fijn
maken. Het zelfrijzend bakmeel,
de suiker en de essence toevoegen
en het deeg tot een soepele massa
kneden. Een kokepan heel dun met
boter bestrijken (en met wat
neermeel bestrooien). Het deeg
in een koekepan leggen en de pan
met een deksel sluiten. Den koek
cp een zacht vuur gedurende
uur aan de eene zijde bruin bak
ken. Den koek omkeeren en aan
ae andere "zijde plm. 20 min. bruin
en gaar bakken. Den koek naar
verkiezing met jam bestrijken en
v.arm opdienen. (Naarmate men
minder zelfrijzend .bakmeel
bruikt is de koek eerder gaar en
wordt hij zachter en vochtiger).
Bevroren groenten.
Bevroren groenten dient meh
op dezelfde manier te behande
len, als sterk bevroren aardappe
len. Men moet ze nl. totdat ze ge
bruikt worden op een plaats be
waren, waar zij bevroren blijven
en vervolgens koken, zonder dat
ze eerst ontdooid zijn. Laat men
bevroren groenten ontdooien, dan
is de kans groot, dat zij minder
goed van smaak worden of be-
I derven.
Wanneer men licht bevroren
komst open blijven al is wel
eens sprake geweest van de indij
king der waarden van Makkum
tot Hindeloopen terwijl daar
entegen de zuidwestelijke en
Zuid-oostelijke polder binnen af-
zienbaren tijd zullen worden in
gedijkt.
Hier volgen de bijzonderheden
over enkel vischsoorten.
AAL.
Er is den afgeloopen zomer
meer aal geweest dan ooit. Dit
blijkt zoowel uit de groote aan
voeren als uit de cijfers die de;
gemiddelde hoeveelheid visch per
trek aangeven bij proefvisscherij
met den dwarskuil in het IJssel
meer al zijn laatstbedoelde cij
fers geflatteerd doordat name
lijk een paar trekken zijn ge
daan, die zulke groote hoeveel
heden hebben opgeleverd, dat
het gemiddelde van alle vang
sten in 1941 er zeer hoog door is
geworden.
Die groote vangst geldt vooral
voor de bovenmaatsche exempla
ren, doch ook voor de ondermaat
sche zijn de aantallen zeer- hoog.
Dit laatste moet als een zeer
verheugend verschijnsel worden
aangemerkt, daar het meeren-
deel dezer ondermaatsche aal als
montée is binnengetrokken op de
in 1938 voor het eerst toegepaste,
inlaatmethode door middel van
het binnenschutten met de spui-
sluizen en de groote vangst in;
dezen herfst dus een sterke aanj
wijzing geeft voor de juistheid,
dezer methode. Overigens had de
montée, die in 1938 is binnenge
trokken, aan het einde van het
tegenwoordige vangseizoen, opj
enkele uitzonderingen na, nog
niet de minlmuinmaat overschre-,
zuurkool heeft, moet men deze
rustig in den kelder laten staan.
In tegenstelling met de bevroren
versche groenten kan zuurkool
bewaard worden, zonder dat zij
bederft, wanneer men haar maar
op een koele plaats bew.aart.
Deze raadgevingen gelden niet
voor de kunstmatig bevroren
groenten. Deze dient men te be
handelen volgens de manier welke
op de verpakking staat aangege
ven.
Poststraat 8, Middenraeer
TELEFOON 50.
Uit de hand te Koop een
BRANDSTOFFENZAAK.
Te bevragen bij P. METSELAAR,
Westerland, Wieringen.
DE ONDERLINGE
BRANDWAARBORG MIJ.
„WIERINGERMEERPOLDER"
De gemaakte winsten komen vdlledig de leden ten goede, zoodat
alleen de kosten betaald worden.
Bij -een toch ai LAGE PREMIE werd aan winst op naam van de
leden geboekt
in 1937 f 0.50 per mille,
in 1938 f 0.30
in 1939 f 0.20
in 1940 f 0.40
in 1941 1 0.35
Vraagt nadere inlichtingen bij den Administrateur, de heer R. J.
RIDDER TE MIDDENMEER en geeft hem de vervaldatum van Uw
bestaande verzekering op.
Het Bestuur,
E. BRUINS, Voorzitter.
Th. J. v. VEGTEN, Secretaris.
VOOR DEN LANDBOUW
0. Koemarkt 75-79 SNEEK Telefoon 2573
Z E E F T E N voor alle merken
AARDAPPEL SORTEERDERS.
Afmetingen 110 x 60 c.M. met houten raam.
Maten: 25—28—30—35—40—45—50—55 en 60 m.M.
PRIJS PER STUK SLECHTS f7.—.
UIT VOORRAAD LEVERBAAR.
Vertegenwoordiger voor Noord Holland
C. y. d. DRIESCHE
St. Antheniuutr. 14 ALKMAAR.
DINSDAGS op de Markt PURMEREND.
WOENSDAGS op de Beurs MIDDENMEER.
DONDERDAGS op de Markt SCHAGEN.
VINDT U HET PRETTIG?
om Uw geheele leven huishuur of hypotheek
rente te betalen Die vraag stellen is haar
beantwoorden. Maar U weet toch, dat de
N.V. BOUWKAS „ROHYP"
te Amsterdam C., Spuistr. 219 '21
aan haar spaarders
Rentelooze onopzegbare Hypotheken
(behoudens de daaraan verbonden kosten)
verstrekt, voor het bouwen of koopen van een
huis, of voor het aflossen van een rente
hypotheek
Vraagt inlichtingen bij Administratiekantoor
P. DE GRAAF PARKLAAN H.-HOEF.
den, zoodat de goede vangsten
van 1941 niet het gevolg kun
nen zijn van de gewijzigde me
thode van binnenlaten der mori
tée. Wat dan wèl de oorzaak van
de groote vangsten is geweest,
valt moeilijk met volkomen zeker,
heid te zeggen. Waarschijnlijk
hebben verschillende, factoren er
aan medegewerkt. Als zoodanig
zouden genoemd kunnen worden
de verhoogde maat, de groote
rijkdom aan voedsel en wel
het bijzonder muggenlarven,
de mogelijkheid dat de jaargang
van de aal, die in 1941 het tal
rijkst was, correspondeert met 'n
rijken binnentrek van montée.
Over de vooruitzichten van
de visscherij in 1942 is geen vol
doende gefundeerd oordeel uit
te spreken de gegevens, die
de proefvisscherij heeft opge
leverd, zijn daartoe t*
schaarsch. De groote aantallen
ondermaatsche aal in het
bijzonder die tusschen 25
28 cm. lengte welke in de
kuilvangsten voorkwamen, wet
tigen de veronderstelling, dat
ook in 1942 de visscherij niet
ongunstig zal zijn.
Snoekbaars en baars
De teelt van snoekbaars is dit
jaar weer eens gunstig verloo-
pen. Als de bij de proefvisscherij
verkregen cijfers niet geheel be
driegen, dan is 1941, wat de
teelt" van snoekbaars betreft, on
geveer te vergelijken met het
jaar 1937.
Op grond hiervan mag men
verwachten, dat in den winter
van 1943-'^4 weer een goede
snoekbaarsvisscherij mogelijk zal
ziin, aangenomen tenminste dat
de visch niet als ondermaatsche
wordt weggevangen, zooals met
den jaargang 1939 in den winter
1940-'41 het geval is geweest. Ter
wijl met reden verwacht mocht
worden, dat in den winter van
1041-'42 belangrijk meer dan 1
millioen Kg. snoekbaars had kun
nen worden gevangen, zal dat cij
Ier wel niet of nauwelijks wor
den bereikt, en wel uitsluitend
door de verliezen, die deze jaar
gang door het wegvangen van
ondermaatsche exemplaren heeft
geleden. Het is niet aan te ne
men, dat de snoekbaarsvisscherij
in den winter van 1942-'43 van
groote beteekenis zal worden. De
dan vangbare jaargang 1940 is
slechts zwak vertegenwoordigd.
De teelt van baars, die ook het
vorige jaar goed was geslaagd, is
ook in 1941 zeer gunstig verloopen.
Er zijn, groote aantallen dit jaar
geboren baarsjes gevangen ook
het aantal 2-zomerige correspon-
deerend met de goede teelt van
het vorige jaar, was groot.
Wanneer zich geen bijzondere
omstandigheden voordoen, mag
men verwachten, dat in den herfst
van 1942 een belangrijke hoeveel
heid baars van enkele c.m. bpven
de maat (20—24 cm.) van den
jaargang 1940 gevangen zal kun
nen worden, terwijl, dank zij bei
den opeenvolgende jaren met
gunstige teelt, voor een paar ja
ren een goede baarsvisscherij te
voorzien valt.
Brasem, voorn en karper.
De teelt van brasem is ook niet
ongunstig verloopen, hoewel ver
moedelijk niet zoo voorspoedig als
bij baars en snoekbaars. De groo
te basem is veelal op bepaalde
plaatsen geconcentreerd.
In' 1941 worden rijke trekken
gedaan in het Wagenpad (ten
Noorden van Enkhuizen) en on-'
der kust ten Zuiden van Gaaster-
iand. Bij brasem is de vangst veel
minder afhankelijk van één enke
len jaargang dan bij snoekbaars
gewoonlijk wordt zij door enkels
jaargangen gevormd. Dientenge
volge treden ook in veel mindere
mate onregelmatige fluctuaties in
de aanvoeren op. Tot den zomer
vertoonde het verloop een onaf
gebroken stijgingsedert Juni is
de vangst echter elke maand
steeds lager geweest dan in de
zelfde maand van 1940. Waaraan
dit is toe te schrijven, valt niet
te zeggen.
Pos en nest werd dit jaar bij de
proefvisscherij nog weer meer ge
vangen dan het vorige jaar. Wel
iswaar bevindt zich in het nest
ook steeds een hoeveelheid spie
ring, gemiddeld ongeveer 20
maar dit betrekkelijk gering per
centage kan geen belangrijken in
vloed op den aanvoer hebben, te
meer daar de hoeveelheid spiering
ten opzichte van 1940 ingrijpende
verandering heeft ondergaan.
De teelt van voorn is niet zoo
goed gelukt als in den zomer van
1940, welke bepaald gunstig mocht
worden genoemd. De aanvoeren
van -voorn vertoonen ten opzichte
van 1940 een flinke stijging. In
dit opzicht bestaat een frappant
verschil met de brasem. Hierbij
valt echter op te merken, dat in
normale tijden de voorn veelal
tengevolge van haar geringe han
delswaarde niet uitgezocht, maar
als nest aangevoerd wordt.
De karpervangst, hoewel nog
vrijwel zonder beteekenis voor het
Usselmeer, vertoont 'n sterke stij
ging in 1940 tot en met October
5000 kg, in 1941 in dezelfde perio
de 32000 kg.