c O U RAN Ts
alkmaarsche
Ao. 1802. E°- 4
Van Maandag den 8 November.
duitschland.
ee-nen den soften October De Vorst Esterhazy is heden van
v w zyno gedane reize door Gallicien teruggekomen, mettydmgdat
de Rusfifche Grootvorst Conftantyn morgen te Woltersdorftwee uren van
hier, verwaet werd, zynde er aldaar groote toebereidden gemaakt ora
hem te ontvangen zullendehy erverwelkomd wordendoor den Land-C p—
nemgcrineester Graaf von Hardek en andere afgevaardigdendie hem-over-
mor en herwairds zullen vergezellen alwaar hy in den keizcrlyken kurg
defchoonit' Kamers zal betrekken, welken niet alleen met (maak maar pon;
kostbtar worden gemeubileerd. Om den Prins het verblyf alhier regtaan
genaam te maken zyn er door het Hof pragtige Feesten geordonneerd. Jen
2dften deezer zal er ter zyner eere eene groote redoute en etnige dagen
daarna een algemeene jagtop de Heerlvkheid Schloshcft worden gehouden
welke de Keizer, de Keizerin en de aanwezende Aartshertogen zmlen by-
wónen en daar de Grootvorst een goed vriend der Soldaten cn een I.iefhefc-
ber van' militaire exercitien is, zal ons guarnifdenin zyne tegenwoordig
heid de manoeuvres in het vuur verrigten. De Kusüiche Gezant alhier
heefc reeds toebereidfelen gemaakt tot een kostbaare tafel en een pragtig
Bal voor eenige honderd perfoonen en de Engelfche Gezant bcyvertzich
hetzelfde te doen om dat men den Hertog van Glouchesteï te Petersburg
met zo veel eerbewyzen behandeld heefc. Ook de Vorst Esterhazy zag diea
Vreemdeling gaarne op zyn eigen grondgebied, naamlyk Eilenihdt en Es-
terhaszom hem daar met afwisfelende Feesten te vermaaken. De Groot-
Vorst zal, zoo men zegt, tot bet einde van November hier bly ven en dan
cenereize naar ItalienofnaarHongarven doen» r
FRANSCHE REPUBLIEK.
Het officieel Dagblad, hetwelk fints lang, en omtrent de handelingen
van bet Engelsch Gouvernement, en omtrent de taal der Engelfche Nieuws-
fchrvvers gezweegen had, bevat in deszelfs Nummer van den pplten ü^io*
ber eindelvk wederom een artykel; rechtftreeks tegen deze laatften, en
zvdelings tegen het eerstgemelde ingerigt; betoogende dat de Mogend
heden van het vaste Land belangshalven aan Groot-Orittannien allen in
vloed op hunne zaaken moeten ontzeggen, en aan dat Land althans alle
recht van bezwaar omtrent die van Helvetiën weegerende, welks uaatkundig
aanweezen Engeland nimmer had willen erkenneninéén woord, (met be-
zieing der Engelfche Eedsformule) verklaarende* dat alle betrekkingen
vau Engeland "met Frankryk waren; hecTractaac van Amiens geheel het