lKMA arsche
TTUN EDEL GROOT ACHTBARE de GEDEPUTEERDE
Deze COURANT wordt voor eens Stuiver en twee Penningen Uitgegeven.
JL STATE fa van NOORD-HOLLAND, in overweging geno
men hebbende, dat bij art. 2 van het Koninklijk besluit van «2
September 1H9 (Staatsblad No. 49) is bepaald:
Dat er geene nieuwe Maten of Gewigten uitgegeven of in
den handel gebruikt mogen worden, dan na dat dezelve be-
hoorli)k zuilen zijn geverifieerd en geijkt."
En in ervaring gekomen zijnde, dat reeds vele nieuwe Maten en
Gewigten iri omloop zijn gebragt, schoon dezelve nog niet aan de
bepaalde verificatie en ij kir,g onderworpen hebben kunnen worden.
Wijders in overweging genomen hebbende dat de préparatoire
werkzaamheden, betrekkelijk de eerste uitgiften der nieuwe Maten
en Gewigten, derzelver verificatie en ijking zo ver zijn gevorderd,
dat de arrondissements-ijkers hunne functien in het begin der maand
Augusus aanstaande zullen kunnen aanvaarden, van welk juiste tijd
stip echter door Hun Ed. Gr. Achtb., ingevolge art. 8 van het be-
«luit van 28 September 1819, nader openlijk kennis Zal worden ge
geven.
Hebben noodig geoordeeld allen die het zoude mogen aangaan,
tegen het uitgeven, koopen, verkoopen, of in omgang brengen van
nieuwe ongeverifiëerde Maten en Gewigten bij deze te waarschu
wen en dezelve tevens te informeren, dat alle dc nieuwe Maten
en Gewigten, welke bereids door sómmige neringdoende personen,
winkeliers of anderen mogten zijn aangebragt of verkregen, door
aan de voorscbreve arrondissements-ijkers ter verificatie en ijking
moeten worden aangeboden:
Dat, ten einde de belanghebbende daar toe gelegenheid te geven,
en te weten in welke gemeenten de arrondissements-ijkers tot het
werk der eerste ijkb-g zullen moeten vacceren alle de ingezetenen
welke bereids nieuwe ongeijkte Maten en Gewigten bezitten, of
rsu aanzien der oude ijzere Gewigten gebruik willen maken van de
vergunning vermeld in art. 4 van het besluit van den 18 December
1819 (Staatsblad Ko. 58), daarvan, uiterlijk voor het uiteinde dé-
zer maand, aangiften zullen moeten doen aan het bestuur hunner
gemeente, het weik alsdan den dag en de plaats zal bekend maken,
waarop de arrondissements-ijkers tot het doen der verificatie en
ijking van die Maten en Gewigten zullen vsceerenblijvende ech-
terde inwoners der steden Amsterdam, Haarlem, Alkmaar en Hoorn
vsn het doen dezer aangM'ten ontheven, alzoo de arrondissements
ijkers, naar derzeker in functie treding, met hunne werkzaamheden
in de voorn, steden ais hoofdplaatsen dér arrondissementen een aan
vang zullen maken.
En op dat niemand hiervan onkundig blijve, zal deze worden ge-
pubbceerd en peaffigeerd alwaar men in deze provincie gewoon ii
publicatie en affictie te doen.
Haarlem, den 13 Ju/ij 1820.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
Van TETS van GOl'DRIAAN.
Ter ordonnantie van dezeiven,
De Griffier der Staten van Holland,
J. A. van ZUYLE N van NYEVE LT.
BURGEMEESTEREN der STAD ALKMAAR, ontvangen
hebbende de dispositie va» den Heer StaatsraadGouverneur van
Noord-Hollandvan den 29sten Juni) 1820, houdende bepalingen
tegen bet losloopen van Honden en luidende als volgt
De STAATSRAAD, GOUVERNEUR van NOORD-HOL-
J-AND, in ervaring gekomen zijnde, dat zich wederom verschel
de dolle Honden in sommige gemeenten dezer provincie hebben
vertoond.
En in overweging genomen hebbende, dat de ondervinding heeft
doen zien. dat de gewone voorschriften tegen het losloopen van
Honden, zoo gedurende de hondsdagen als bij buitengewone om
standigheden, niet voldoende zijn en de executie daarvan niet
behoorlijk gesurveilleerd wordt.
Heeft goedgevonden te bepalen:
5". Dat op ontvangst dezer, tot ultimo Augustus aanstaande,
geene Horcien hoe ook genaamd zullen mogen losloopen, ook
dan niet, wanneer dezelve gemuilband mogten zijn, met last
aan Heeren Burgemeesieren der steden en Schouten der ge
meenten ten piatten lande deswegeus dadelijk de noodige pu-
biicacien te doen.
20. Dat door de stedelijke en plaatselijke besturen de noodige or-
i|fS 8eSevei1 en personen gedespicieerd worden, »ni
alle Honden, welke in contraventie tegen het eerste art. de
zer mogten losloopen, zonder eenige conni.ventie te i'oodeti.
3°. Heeren Burgemeestereii der steden en Schouten der gemeenten
ten platten lande te autoriseren, om voor elke losloopende
Hond, welke ten gevolge van art. 2 zal worden gedood, aan
oien genen, die denzeiven heeft gedood, eene premie van
eén gulden uit de post van onvoorziene uitgaven te voldoen
onder gehoudenheid, om op den 1 September aanstaande op -
tegeven welke uitgaven dien ten gevolge zullen zijn gedaan.
En zal deze door het provinciaal blad worden gebragt ter ken-
nisse van Heeren B urge mees teren en Schouten der gemeenten téii
placten lande, om zich dien conform te gedragen.
En wijders worden geinsereerd inde AmsterdamseheHaariem-
sche en Alkmaarsche couranten, tot informatie vau allen die daar
bij eenig belang zouden mogen hebben.
Haarlem den 29 Junij 1820.
De Staatsraad, Gouverneur veornd.
Van TETS van GOUDRiAAN.
Brengen zulks mits deze ter kennis der Ingezetenen, en verma
nen de Eigenaars van Honden, ora zich stiptelijk naar deze bepa
lingen te regelen; wordende wijders een ieder ten ernstigsten ge-
waarschuwa, om diegenen, welke tot het doodslaan der losloo-
pende Hondeu uitdrukkelijk zijn gemagtigd, in geenen deeie hi4
derlijk te zijn in de uitoefening vau hunnen pligc.
Alkmaar den 7 Julij 1820.
Burgemeester en Voornoemd
C: van OOSTVeEN, vt.
Ter Ordonnantie van Hun Edele Achtbaren
H. J. VONK, Secretaris.
BEKENDMAKING.
ftmmm"«na—vsmnm-
HET HOOG GEREGTS-HOF in 's Gravenhagk
Gezien het requisitoir van den Heer PROKUREUR GEN II AAL,
betrekkelijk het daarsteilen der kamer, voor dëwe ke de z ken ge
durende de vakantie van den 29 Julij tot den 30 September dezes
jaars 1820. zullen worden gebragt;
Gezien de artikelen 40. 41. 42. 43. en 44- van het Decreet van
dan 30 Maart 1808. en de artikelen 29. 30 en 32. van het Dekreet
van den 6 julij 1810
Heeft na voorgaande'deliberatie goedgevonden te bepalen, zoo als
bepaald wordt bij deze, dat de kamer der vakantie in dit jaar beur
telings zal worden gepresideerd door de Heeren en Mrs. ALEXAN
DER WILHELMUS JOSEPHUS JOANNES van HUGENP'OTH
en JAN LODEWYK FARJON, beide Presidenten in hetzelve Hof;
en voorts bestaan uit de Heeren en Mrs. HENDRIK van der
BURGH, STEVEN JAN WENTHOLT, fEAN CONSTANTIN
van ALDERWERELT, SIEBERT CHRISTIAAN van RO-
MONDT, GERRIT JACOB GEORGE BACOT, SÏMEON PI
ERRE van SW1NDEN, JACOB ARNOLD CLIGNETT, en
ABRAHAM CHRISTIAAN de HEKTOGHE HUBER, Raden
in bovengemeld Hoog Geregts-Hof;
Dat deze Kamer hare teregtzictingen zal houden tweemaal teï
week, en wel
Maandag den 31 Julij,
Vrijdag den 11 Augustus,
Maandag den 14 dito
Vrijdag den 25 dito,
Maandag den 28 dito,
Vrijdag den 8 Septemher,
Maandag den 11 dito
Vrijdag den 22 dito,
Maandag den 25 dito, en
Dingsdag den I Augustus,
Saturdag den 12
Dingsdag den 15
Saturdag den 26
Dingsdag den 29
Saturdag den 9
Dingsdag den 12
Saturdag den 23
Dingsdag den 26
dito
dico
dito
dito
dito
dito
dito
dito.
Zullende de eerste Civiele Kamer na de vakantie hare zittingen
weder beginnen op Maandag den tweeden October., en de derde Ci
viele Kamer op Donderdag den vi]fden dito eerstkomende.
Rn zal een afschrift dezer aan den Heer PROKÜRUER GÉNE
RAAL Worden ter hand gesteld, ten einde hieraan de noodige pu
bliciteit te geven.
Cedaan in algemeene vergadering van het Hoog Geregtshof voor
noemdden 8 Julij 1820.
Bij absentie van den Heer Eersten President;
VAN HUGENP0TIJ President
In kennisst van mij fungeren den Eersten Griffier;
J. H. S PEI Rtó A Pf
Gezien door mij Prokureur Generaal
bij bovengemelde Hove
A. W. PUIL IPSE
1G20.
VAN MAANDAG