ALKMAARSCHE C O R A N A\ 1824. Burgemeester en wethouders der stad alkmaar, PUBLICATIE. 'I Van MAANDAG ft t T-t iff .1! Oi tti v N„i Si: f "f y t i. Den 27 DECÉMBEJL Deze COURANT wordt roor Zei Cents Uitgegeven: ^rr~ NATIONALE MILITIE. Ju PUBLICATIE. ingevolge Art. 30 der Wet van den 8 Jsnuarij 1817 N°. 1. verlangen- <Te het Contingent dezer Gemeente in de National* Militie voor den jsre 1825, zoo veel mogelijk aancevullen mee Vrijwilligerswelke zich vnder het genot der daartoe gestelde premie zullen aanbieden j dezen dienst voor hunne Mede - Ingezetenen op zich te nemen. Brengen bjj dezen ter kennis van alle de ingezetenen dezer stad en Jurisdictie van dienwelke dit maar eenigzins zoude mogeü aangaan. Dat ingevolge Art. 31 der voorsz. Wet als Vrijwilligers kunnen wor den aangenomen alle Ingezetenen, welke op den 1 Januarij 1825 on gehuwd zijn, hun 19 jaar zijn ingetreden en hun 30e noch niet hebben volbragt: ten ware, dat zij reeds in dienst der Nederiandsche Artnée of Nationale Militie hadden gestaanin welk geval zij tot den ouder dom van 35 jaar zullen worden toegelaten t en de noodige geschikt heid hebben, welke voor den dienst bij de Wet wordt vereischt, als cok ten ndusten gedurende de laatste vijftien maanden, binnen deze Gemeente gewoond hebbende, en dat de aanbied.ng van de zoodanigen zal kunnen geschieden ter Secretarie dezer Stad, dagelijks uitgezon derd de Zon- en Feestdagen*) van des Woensdags den eersten der maand December van des voormiddags tien tot des namiddags twee ure, tot en met den 31 derzelve, maand ingesloten. Actum ter kamer van Burgemeester en Wethouders voornoemd, den 30 November. 1824. N. van FOREEST van PETTEN Ter Ordonnantie van Denelven G. de HEER. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS df.r Stad ALKMAAR Gezien Art. 2t. der Wet op de Nationale Militievan den 8 Janu- axï> 1*417 N°. 1. waarbij is bepaald, dat zich Jaarlijks voorden vijfden dnUttrij aan het Plaatselijk Bestuur in geschrifte moeten Sdresseeren, de bij de Nationale Militie voor zich zelve dienende Manschappen die in den loop van he.t laatst voorleden Jaar, het zij door overlijden vsn ecnen Vaderof wel MoederWeduwe zijndeof door plaats gehad hebbende Regterüjke separatie, of Echtscheiding der Ouders, of eindelijk door overlijden van eenen Broeder of Broedersregt op vrijstelling, overeenkomstig de bepalingen bij An. 91 en 94 gemaakt, hebben verkregen, en hun ontslag dienvolgens zullen verlangen. En gezien Art. 4 Y»u het Besluit van den Heer Staatsraad Gou verneur van Noord - Hollandde dato 17 November 1824 N°. f waarbij voormelde 21 Artikel speciaal wordt herinnerd. Brengen dienvolgens ter kennis van de thans voor zich zelve bij de Nationale Militie dienende Manschappen welke na hunne inlijving ten gevolge van Art. 2t der voornoemde Wet, redenen van vrijstelling hebben, en verlangen uit den dienst ontslagen te worden, dat zij zich tot dat einde voor den vijfden Januarijaanstaandeschriftelijk aan Burgemeester en Vet houders moeten adresseren, en daarbij tevens o- verleggen de noodige bewijzeningerigtovereenkomstig de voor schriften bij Art. 91 en 94 der bovengemelde Wet gestatueerd tot welke aanvrage om ontslag even zeer als de Manschappen zelveook derzeiver Ouders, Voogden, Curators, en gemagtigden bevoegd zijn. Actum ter kamer van Burgemeester en Wethouders voornoemd, den 30 November 1834. N. Van FOREEST van PETTEN, Ter Ordonnantie van Dezelven G. de HEER. NATIONALE MILITIE. PUBLICATIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS dfA Stad ALKMAAR, gezien het besluit van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noord- Holland de dato 17 November 1824. N°. ,yg(Prov. blad n°. i9o.) waarbij in art. i. is bepaald, dat de Werkzaamheden der Nationale Militie voor den Jare 1825 binnen de Steden en Gemeenten dezer Provincie, eenen aanvang zullen nemen met den i'° Januarij aanstaande. Roepen, ter voldoening aan art. 60 der wet van 8 Januarij 1817. N»,j. omtrent de mrigtmg der Nationale Militiebij dezen op, alle Manspersonenhunne wettige woonplaatsof domicilie binnen deze Stad en Jurisdictie hebbende, welke op den eersten Tanuarij 1825. hun negentiende Jaar zijn ingetreden, en mitsdien alle Jongelingen, gebo ren m het Jaar iSo6, ten einde zich ingevolge art. 59. der voorsz.- vH, in liet daartoe gereed gemaakte register tot de ligting voor de Nationale Militiete doen inschreven. Dat ingevolge art. 6 van de wet van 97 April 1820, tlje Mansper sonen die hun verblijf binnen dit Rijk komen te vestigen en als In- gtze.enen moeten worden beschouwdzichvoor mo vctsc zij nog in de Jaren der Militie valleninsgelijksvoor gemelde tijdstipter inschrijving-moeten aangeven in dat Register, waartoe zij volgen» hunnen ouderdom behooren. De inschrijving zal beginnen mftt Maandag den 31 Januarij 1825, en zal geheel en 'almoeten zijn afgeloopen den 20'" daaraanvolgende. Tot dezelve zal worden gevaceerd in eene der vertrekken op het Raadhuis alhier den 5 ,6, 13 en 14 Januarij aanstaande des namiddag» var. 4 tot des avonds 7 ure. £n ten einde voortekomendat niemand in de termen der inschrij ving vallendezich door onwetenheid aan piigtverzuim schuldig make, hebben Burgemeester en Wethouders noodig geoordeeldde Ingezete nen te moeten herinneren aan de navolgende bij voormelde wet ge maakte bepalingen. Datwelke aanspraak op Vrijstellingiemand zoude vermeenent» hebben wegens gebreken, of anderzins, dezelve, des niettegenstaande gehouden is, zich te doen inschrijven gelijk mede daar onder begre pen zijn de gehuwden en afwezenden. Dat OudersVoogdenen Regentenverpligt zijn hunne Kinderen of Pupillen in persoonof door iemand daartoe door hun schriftelijk gemagtigdte doen inschrijven en daarin nalatig blijvendezullen zij vervallen in de boete daarop gestelden in geval van volstrekt onver mogen, met gevangenis worden gestraft, onverminderd, dat zoodanig» Kinderen of Pupilleneven als alle andere Jongelingenwelke zich aan de inschrijving hebben onttrokkenindien zij geene redenen van Vrijstelling kunnen bijbrengenin eene boeteen bij onvermogen tok gevangenis worden verwezen. Dat de wettige woonplaats voor de inschrijving, wordt gehouden, voor hun die ongehuwd zijnde woonplaats der Ouders en bij over lijden van beiden, die van den eerstgenoemden Voogd, voor de ge huwden, de plaats, alwaar zij hun bestaan hebben, terwijl die genen, welke geene Ouders Voogden of eigen bestaanhebben, moeten wor den ingeschreven ter plaatsealwaar zij zich bevinden. Burgemeester en Wethouders voornoemdvermanen alle de Inge* zetenen van deze Stad en Jurisdictie van dien, welke dit aangaat, om, zoo veel maar eenigzins mogelijk is, in eigen persoon voorzien van een Doop - Extracten eene Nota van de wijk en nummer der woonplaats, doch bij volstrekt noodige afwezendheid door een hunner Naastbestaanden of Voogdenaan deze hunne verpligting getrouwelijk en naauwkeurig te voldoen en daar door voortekomendat zij niet als onwilligen worden aangezien en gestrafthet geen zeker van hun ne eigen nalatigheid het gevolg zoude zyn. Aldus gearresteerd bij Ileeren Burgemeester en Wethouders der stad Alkmaar den aic December 1824en den a8e daaraanvol gende gepubliceerd en geafligeerd. G. F. VERSCHUIR. Ter Ordonnantie van Deze!"en G. Dï H E E R. AFKONDIGING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ALKMAAR Gelet op art. 51 en 52 der wet van 28 junij 1822, (staatsbl. n°. 51,) op het Personeel, houdende: Art. 51. Bij de invoering dezer wet en vervolgens jaarlijks, zal er tot berekening van het bedrag der personele belastingeene beschrijving geschieden aan de woningen der Ingezetenen. Dezelve zal voor de eerste reize plaats hebben omniddelijk' nadat deze wet verbindend zal zijn en vervolgens jaarlijks zoo vroegtijdig mogelijk.". An. 52. De hoofden der Gemeente-Besturen zullen, op aanvrage der Ontvangers, bij openbare'afkondiging aan de Ingezetenen, ten minsten acht dagen te voren, bekendmaken den tijd, wanneer de beschrijving - billenen zullen worden rondgebrngt en afgehaald." Gezien de brief van den Ontvanger der directe belastingen dezer Gemeente, van den 15 December 1824. houdende zoodanige aanvrage. Maken bij deze aan de Inwoners dezer Gemeente bekend: Dat de Ontvanger der directe belastingen voornoemdaanderzelver woningen van den 3 Januarij aanstaande en voigende dagen tot den zeventiende daaraanvolgendezal doen bezorgen een beschrijvings- bille^ het welk inhoudt, eene korte schets van de grondslagen der voornoemde belasting, zijnde: i°. D? Huurwaarde. a°. De Deuren en vensters. 3°. De Haardsteden. 40. Het mobilair. 5°. De dienstboden. 6°. De Paarden. bij welk billetwaarin deszelfs verpligting jegens *s Rijks schatkist, in betrekking t-ot de belasting, zal worden opgegeven,aan ieder Inge. zeten'de noodige vragen dienaangaande ter beantwoording zullen zijn voorgesteld ten einde hij het zelvemet de meeste naauwkeurig heid invülle. Dat acht dagen na de Uitreiking van voormelde billetten, dezelve, ingevuld van de woningen der Ingezetenen, door of van wege derf Ontvangerzullen worden afgehaaldstaande het echter aan een ieder vrijde invulling te doen verrigten en het billet zijnentwege te doed onderteekenén door den Ontvanger of zijnen gemagtigden. Dat de Ingezetenen, welke, bij de beschrijving geen billet rölleti hebben ontvangenvolgens art. 6a der wetverpligt zynbinnen acht dagen na den tijd tot de ephaling vastgesteldof uiterlijk op den 26 Januarij 1825. een billet ten kantore des ontvangers te doe» «fhalen, en behoorlijk ingevuld, terug te bezorgen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1824 | | pagina 1