o,
4 1%
ALKMAARSCHE
COURANT
An. 1825.
N'\ 26.
notificatie.
T.
Van MAANDAG
Den 20 .7 U N IJ.
Deze Courant mrdt geregeld eens in de „eek en vel eg Maldog, veer de-Prijs van 7% Centen in de drie maanden
en per No, voor 6 Centen uitgegeven
PROVINCIE NOORD-HOLLAND.
AANBESTEDIN G.
'p Woensdag den 22 Juni] 1825. des namiddags ten twee ure, zal
door Z. E. den Staatsraad Gouverneur van Noord - Holland aan het
Locaal van het Gouvernement te Haarlempubliek worden aanbesteed:
Het DIGTEN der DOORBRAKEN in den Ringdijk van de wij
de Wormer en in de Kade van de banne Oostzaan.
De aanbestedingzal geschieden bij inschrijving en opbod.
'Oe bestekken zullen ter lezing te Haarlem aan het Locaal van het
Gouvernement voornoemd, in de Toelast, de Halve Maande Kroon
en in de Leeuwrikte Amsterdam in het Turfschip van Bredahet
Noord-Hollandsche Koffijhuis en het 's Gravelandsche Heerhuis te Alk
maar in den Rooden Leeuwte Hoornin het Ongemaakte Schipte
Furmerend en te Muiden in den Doelen te Naarden in den Kroon;
te Weesp, in den Roskam; te Zaandam, in den Otterte Zaandijk,
Koog aan de Zaan WormerveerOost - zaan en West - zaan in de
Raadhuizen dier Gemeenten; te Utrecht, in den Witten Engel; te
Hardinxveld in de drie Sneeken te Werkendamin 's Lands Welvaren
en te Gorinchem in den Gorinchemsche Wagen.
Zullende twee dagen voor de aanbesteeding de noodige aanwijzing
in loco worden gedaan.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ALKMAAR
gezien de instructie, betrekkelijk de uitgiften der PATENTEN, dooi
den Heer Directeur-Generaal der Directe Belastingen en Posterijen,
op den 4e" October 1819 ~D, gearresteerd, houdende dat de Paten
ten en afschriften door het Hoofdof een daartoe door hem be
hoorlijk gemagtigd Lid des Gemeente Bestuurs, geteekendvan het
Zegel der Gemeente voorzienen aan de Patentpligtigen tegen intrek-
tötg van het Ré911 voor den ontvang van het billet van aangifteaf
gegeven, zullen worden uitgereikt, na dat dezelve behoorlijk genum
merd en in het eerste gedeelte van het daartoe aangelegd Register
zullen zijn Ingeschrevenals ook dat de Patenten zoowel de oorspron
kelijke als de afschriften derzelve en die welke op den naam van
anderen worden omschrevenbehoorlijk door den wettigen houder
moeten worden Sfgeteekend.
Gezien het besluit van Z. M. van den October 1820 staats
blad n°. 22strekkende tot bevördéftng eener meer rigtige uitvoe
ring van Art. 32 der wet op het Patentrcgttot het afhalen der Pa
tenten betrekkelijken houdende bepalingen zoo ten opzigteder
te doene uitnodiging tot het afhalen der Patenten, als ten aanzien van
het geen bij verzuim daarvanmoet worden bewerkstelligd en de boe
te die op het niet kunnen vertoonen van 'net Patent bij de te doene
aanvrage volgens 1. van Art. 32 der Wet van den 2ieu Mei 1819.
zal worden toegepast:
Brengen dien ten gevolge bij deze ter kennisse van alle die genen
welke daarbij eenig belang mogten hebben en aan het regt van Patent
onderworpen zijndat zij zich in Persoonvoorzien van het door
den ontvanger der Directe Belastingen binnen deze Stad van den ont
vang van het billet van aangifte, afgegeven Recti, en, voor zoo verre
betreft de Kramers Ventersetc. in de tabellen N°. 7 en8 van voor
schreven Wet vermeld welke kwitantie moeten produceren van voor
melden ontvanger dat het Patentregt, over dezen jare ten vollen vol
daan ister bekoming en ter teekening van derzelver Patent op het
Secretarie dezer Stad móeten vervoegen, alwaar tot dat einde dage
lijks van Maandag den i3e« Junij 1825 tot Zaturdag den 25°» Junij
daaraanvolgende ingeslotenuitgezonderd des Zondagsvan' des
voormiddags tientot des namiddags twee ure zal worden gevaceerd.
Waarschouwende Burgemeester en Wethouderstevens alle zooda
nige Patentpligtigenwelke mogten verzuimen aan deze kennisgeving
te voldoendat zij zich zeiven te wijten zullen hebben de nadeefige
gevolgen die uit het niet komen afhalen en teekenen van derzelver
Patenten, krachtens liet bovengemeld besluit van Z, M. de dato i7c
October 1820, en de Wet op de Patenten van den 21 Mei 1819 zou-
dbn kunnen ontstaan.
Actum ter Kamer van Burgemeester en Wethouders voornd.
den 7cn Junij 1825.
N, van FOREEST van PETTEN,
Ter ordonnantie van dezelven
G. de HEE R.
Overwegende dat de Stad ten hoogsten word ontsierd, door deze,
dagelijks meer en meer toenemende, met de Stedelijke Keuien en
Ordonnantiën volkomen strijdige misbruiken van dezen aardterwijl
daaruit niet zeldzaam zeer groote ongelegenheden kunnen voortsprui
ten en dat het alzoo ten hoogsten noodzakelijk is gewordentoe te
zien dat deze overtredingen niet meer en meer algemeen worden en
de overhand nementerwijl nog daarenboven alzoo bij sommigen hec
denkbeeld geboren wordt als of men door langheid van tijd daaitoa
zeker verkregen regt bekomen had.
In aanmerking nemende dat alle permission hier en daar gegeven,
tot het plaatsen van HoutSteen en andere voorwerpen van Mest
Vuilnis en wat dies taeer is op de Stads gronden of in de Stads wa
teren alleen tot wederopzeggen toe en meestal tegen betaling van
zekere recognitie zijn gegeven gewordenwaarvan de voldoening
insgelijks vrij algemeen wordt verwaarloosd.
Hebben goedgevonden en verstaan vast te stellen, en te bepalen,
gelijk zij doen bij dezen
Art. 1. Niemand zal op de gronden aan de Stad toebehoorende of
in deszelfs wateren binnen of buiten de Poorten gelegeneenige
voorwerpen van welken aard ook, het zij dan Hout, Steen of eenige
andere materialenMestVuilnis of wat dies meer ismogen ter
nederliggen, het zij dan voor korten of langen tijd, zonder daartoe
vooraf bekomen te 'hebben verlof van Burgemeester en Wethouders
en tegen betaling van zoodanige recognitie als deze voorat zullen hebben
bepaaldalles echter niet anders dan tot weder opzeggen toe.
Art. 2. Alle de Ingezetenen welke tegenwoordig eenige voorwer
pen van Mest enz. als bovenop gronden of in waterende Stad in
eigendom toekomendehebben ter nedergelegdof in de gewoonte
zijn van dit te doenhet zij dan met of zonder voorafgaand verlof
zullen daarmede niet mogen voortgaan dan na dat zij op nieuw zullen
hebben bekomen de toestemming van Burgemeester en Wethouders,
en na dat daar van aanteekening zal zijn gedaan op een Register hec
geen daartoe expres zal worden aangelegd.
Art. 3. De vrijheid tot het doen van de schriftelijke aanvrage van
deze permission wordt toegestaan over de geheele maand Junij eerst
komende zoodanig dat zij dewelke in den loop van die maandSee~
11e permissien zullen hebben aangevraagd zullen worden beschouwd
in contraventie te zijn tegen de plaatselijke Keuren welke ten dezen
opzigte bestaan en als zoodanig vervolgd.
Aldus gedaan ter kamer van Ileeren Burgemeester en Wethouders,
op den 24s Mei 1825.
FONTEIN VERSCHUUR,
Ter Ordonnantie van Dezelven
G. de HEER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der STAD ALKMAAR,
dagelijks ervarende het misbruik om voorwerpen van allerleien aard
ofte ook Mest, Vuilnis, enz. op de gronden of in de wateren welke
tot hec openlijk eigendom van deze Stad behooren ter neder te leg
gen zonder daartoe vooraf het nodig verlof te hebben bekomen0f
wel oat het bexomen verlof verder wordt uitgestrekt dan immer de
mening van den gever is geweest.
HUITENLANDSCIIE BERIGTEN.
KERKELIJKE STAAT.
Rome, den 21 Mei.
OP Pinkster - maandag heeft, in de St. Pieterskerk alhier, de zaligs
preking plaats gehad van een' spaanschen Franciscaner - monnikmen
name Julianus. Men ziet bereids in de kerk en in het portiek der-
zelve de schilderijen op welke driebewezene wonderen van den nieu
wen gelukzaligen afgemaald zijn. Dat in het voor - portaal verbeeldt
Julianus in eene kerk een' braadspit in de hand houdendevan het
welk hij half gebradene kleine vogels afstrijktdie hij weder levend
maakten welke daar afvliegen. Onder dit beeld leest men het vol
gende: Beatus Julianus, aviculas ut torrerenturadignem jam apposi-
tasevent extrahensnova vita donavit. [Dc godzalige Julianus bragt
terwijl men vogelen zou bradenen dezelve reeds te vuur stónden
ze van het spit afhalendeop nieuw in het leven.
BINNENLANDSCIIE BERIGTEN.
Alkmaar, den 13 Junij.
Heden is op de gewone wijze in deze stad, het geboortefeest van
Z. K. H. den Prins Willem Frederik Hendrik, derden zoon van Z. K.
H. den Prins van Oranje, geboren den i3den junij 1820, gevierd.
's Gravenhage den 13 Junij.
De grootmoedige en menschlievende gevoelens, welke door de Wal-
denzers, die de Protestantsche valleijeu van Piemont bewonen zijn
aan den dag gelegdten behoeve der inwoners van de Nederlanden
welke door de hooge vloeden in februarij jl. geleden hebben, ver
dienen eene niet minder loffelijke vermelding dan de menigvuldige
edele daden der inwoners zelve van dit Rijk en van onderscheidene
vreemdelingen te dier zake.
Nnnmvelijks waren de berigten nopens de voorsz. noodlottige over
stroomingen ter hunner ooren gekomenof er werd door het synode
der Waldenzers in alle de valleijen een vast- en bededag bevolenten
einde langs dien weg een openbaar blijk van wezenlijke deelneming te
gevenzelfs kwam men op het denkbeeldom zoo wel de kermis
sen als de vermakelijkheden en eindelijk ook de gymnastische spelen
1