■I f I 1 m 5 ALKMAARSCHE COURANT. A0.1036. N°. t. I r Van MAANDAG Den 15 FEBRUARY. Burgemeester en wethouders der stad alkmaar., ^SÜÏT£: OV Va I Is fc Deze Courant wordt geregeld eens in de week en wel op Maandag voor de Prijs van 6 Centen uitgegeven. KENNISGEVING. brengen bij deze ter kennisse van de ingezetenen derzeiver Stad dat het Kohier van het Pntent-regt over het jaar 1835/36, 2de kwartaal op den 3oe" januari) 1836, door deuStaatsraad Gouverneur vsn Noord Holland is executoir verklaard, en op heden door H. E. A. aan den Heer Ontvanger der Directe belastingen binnen deze Stad ter invor dering is overgegeven. Ieder ingezeten welke daarbij belang heeftwordt alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle geregtelijke vervolgiugen welke uit nalatigheid zouden voortvloeijen te ontgaan. Alkmaar, den 8cn Februari] 1836. Burgemeester en IVethouders voornoemd I)e SONNAVILLE. Ter Ordonnantie van Deze Iv en De D1EU FONTEIN VERSCHUIR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der STAD ALKMAAR, verwitcige bij dezen alle Patentpligtigenbinnen deze gemeente en Ju risdictie van'dien, dat de bij art, 36 der Wet op het regt der Paten zen,te beginnen op Woensdag den Februarij aanstaande, aan alle' huizen zal plaats hebbenen dat die opneming door Burgemees ter en Wethouders met overleg van den Controleur der Directe be lastingen in de controle Alkmaar, zijn benoemd en aangesteld den heer Cornelis CrotlCommies ter Stedelijke Secretarie en Corneüs van Tiel, Deurwaarder bij de Directe belastingen. Gelastende Burgemeester en Wethouders een iegelijk der Patent pligtigen de gemelde Personen in d.e kwaliteit te erkennen en aan dezelvealle door hun gevraagde inlichtingen te geven. Herinnerende Burgemeester en Wethouders nog bij deze bijzonder lijk de Patentpligtigen in de tabellen n°. 1 en 12 der voorsz. Wet begrepen, aan de bepalingen, vervat in art, 35 cierzelve Wet, met betrekking tot de daarbij voorgeschrevene verpligting, tot de vertoo- ning van het aangelegde Register, huudenue de namen en toenamen van alle de werklieden welke door hem met uitzonder,ng van die genen welke met minder dan drie werklieden arbeidenin dienst worden gehouden; alles op zoodanige boete en poenaliteiten al» bij hetzelve'artikel in 't breede zijn omschreven. Alkmaar den 9C" Februarij 1836. Burgemeester en IVethouders voornoemd F O N T KIN VERSCHUIR, Ter ordonnantie van dezelven Dr. DIEU FONTEIN VERSCHUIR. BUITENLAND SC life BERIGTEN. F R A N K R IJ K. Dè verhooren in de zaak van den aanslag tegen 's Konings leven zijn den 6den Februarij voor het Hof der Pairs voortgezet. Bij het begin der zitting werd Ft esc hi gevraagd, wat hij wist van de in an dere getuigenissen vermelde omstandigheid, dat Pcpin gezegd had, in den ochtend van den 28sien Julijen dus op het oogenblik van den aanslag, eene vergadering van 40'personen te moeten bijwonen, die in de voorstad St. Jacques stond gehouden te worden. Fitschi ant woordde dat hij van deze bijeenkomst niets wist, maar dat in het algemeen' tusschen de drie zamengezworenen FieschiPcpin en Morey) de afspraak was gemaakt, dat zij de gewapende lieden van hunne kennis zouden waarschuwen, om zich gereed te houden. Pepin ver viel bij dit gedeelte van het verhoor weder in tegenspraak met zich- zelven daar hij bekennen moest, dat hij zoodra bij, in de dagbla den iets omtrent het vatten van den uitvoerder van den aanslag had gelezen, zijne woning veriaten en bij een zijner vrienden te Parijs eene schuilplaats gezochc had. Vroeger had hij verscheidene mslen gezegden zelfs zijne eer daarvoor verpanddat hij Fieschi niet anders "dan onder zijn aangenomen naam Bescher gekend had; terwijl het wereldkundig is, dat in de eerste weken na den aanslag de naam van Bescher in het geheel niec in de bladen is voorgekomen. Vervolgens werden de verschillende gasten ondervraagd, die bij het in Februarij 1835, ten huize van Pepin gehouden gastmaal tegenwoor dig zijn geweest. Men zal zich herinnerendat Fieschi verzekerd heeft, aan het nageregc van dit middagmaal te hebben deel genomen; dat hij omtrent de met hem aangezeten hebbende personen en de door hen gehoudene gesprekken in vele bijzonderheden is getreden en dat hij voorai gewag heeft gemaakt van eenige door Pepin opgewOrpene vragen, omtrent hetgeen er gebeuren zon, indien de Koning en zij ne zonen eens allen plotseling kwamen te overlijden. Een der gas tende kruidenier Fauveauverklaarde thans, dat hij Fieschi in het geheel niet aan tafel bij Pepin geznn had. maar erkende toch, dat Morey mede had aangezeten. Een tweede gast d« advokaat Lorèhut bekende daarentegendat op het einde van het middagmaal een vrij «lecht gekleed persoon in de kamer was binnengekomenen dat san dezen een glaa.-je liqueur was aangeboden. Hij erkende echter Fieschi niet als dezen laatst aangekomenen. Een derde gast, de heer Levail Zant, lid van de kamer der Afgevaardigden en geenszins als een vijand der tegenwoordige orde van zaken bekend, verklaarde, dat hij, on herhaalden aandrang van Pepinmet wien hij eenige handelszaken uit- V«r- v 'FA t 'Z staande had gehadbij dezen werkelijk ter maaltijd was geweest dat hij zich volstrekt niet kon herinneren, dat Fieschi of iemand die naar hem geleek, aan den maaltijd had deel genomen; dat wel een ander persoon aan tafel had gezeten, wiens bekwaamheid als schutter men roemde, en die dus Morey moet geweest z.m en dat, zoo er san tafel over staatkundige onderwerpen was gesproken, zulks toch niec op eene wijze had plaats gehad, die iemands gevoel kon kwetsen. La ter erkende hij de heer Levaillant echter, dat hij werkelijk over eene verandering in het stelsel van verkiezingen en over de onaangenaam heden en bezwarende uitgaven aan de betrekking van Afgevaardigden verknocht, zich op soortgelijke wijze had uitgelaten, als Fieschi had gezegd. Dezs laatste blgef steeds volhouden bij het gastmaal tegenwoor dig te zijn geweest, en voerde om dit bewijzen een aantal bijzonder heden aan, van ondergeschikt belang, doch waarvan enkele door ge tuigen konden worden gestaafd. De gezegden, die Fieschi aan Pcpin omtrent den dood des Konings en van zijne zonen in den mond legt zijn daarentegen nog door geenen enkelen getuigen bewezen. Nog werden in deze teregtzitting een kolonel der artillerie en eenige andere deskundigen over het moordwerktuig van Fieschieu over het onderzoek der twee of drie geweerloopen gehoord, die niet zijn losgebrand. Hunne getuigenis kwam dasrop neder, dat het springen der geweerloopen waarschijnlijk aan de veel te zware lading toe te schrijven is geweest; dat zij niet hebben kunnen ontdekken, dat som- mine loopen zoodanig waren geladen geweest, dat zij moesten sprin- j gen dat het buskruid in de onafgegane geweerloopen van dezelfde j soort was, als dat, hetwelk in den kruidhoorn van Morey is gevonden maar dat daarentegen de kogels, die op aanwijzing van Nina Lassave j zijn gevonden, en volgens haar door Morey zijn weggeworpen, niec met die in de geweerloopen overeenkwamen. Bij gelegenheid van die gedeelte der verhooren heeft de hoofdbeschuldigde Fieschi weder eene dier uitboezemingen gedaan, die eenigzms strekken, om het karakter van dit zonderlinge wezen te doen kennen maar welke ditmaal voor al een onbeschrijvelijk gevoel van afschuw in de geregtzaal heeft ver wekt. Hij begon met op nieuw te zeggen, dat Morey ongetwijfeld sommige der geweerloopen zoodanig had geladen dat zij wel moes ten springen, en verhaalde daarna, hoe hij, onder afspraak met Mo rey, de geweerloopen zoodanig gerigt had, dat de losbranding daarvan een vee! grooter aantal menschen zou hebben doen sneuvelenals thans het geval geweest is, en hoe hij, toen het legioen der natio nale garde, aan welks hoofd de heer Lavocat zich bevond, en waar onder vele zijner kennissen waren, Onder zijne woning had pon ge vat, de rigtir.g van zijn werktuig veranderd had, zonder die, na het wegtrekken van dat legioen te herstellen. Eene afceekening van het gedeelte vatl den Boulevard, waarop de moord gepleegd is, lag daar bij voor hem. Reeds zijn ongelukkig veie personen omgekomen," zeide Fieschi, onder anderen; maar hun aantal zon tibg gfi orer geweest zijn indien ik bij mijn eerste plan gebleven w Ik zag mijn weldoener Lavocat voor mij staan hij sprak met den heer Panis. ik werd daardoor diep geroerd en maakte bet touw los dat aan de geweerloopen hunne ngting gaf. Ik dring bijzonder aan op dit punt, niet voor mijne eigene regtvaardigingmaar voor de eer van den man, wiens gezigt alleen oorzaak geweest is dat slechts veertig personen zijn omgekomen, terwijl, volgens 011s oorspronkelijk plan, er wel honderd vijftig zouden zijn gevallen. Ik zag daarenboven [onder de nationaie garde] mijne oude kennissen. Ik zeg niet mijne vrienden want ik tel geene vrienden bij honderden, Hoe sprak ik tot mij- zelven, daar zijn menschen, met wie gij gegeten en gedronken hebt cn gij zondt hen durven dooden 1 Nog sidder ik hij het denkbeeld daaraan. Ik snelde naar mijne deur, die zorgvuldig gesloten was; en wilde mij aan de voeten mijns weldoeners werpen. Maarterwijl ik bezig was met de deur te openen, begon ik na te denken. Gij hebt hem, zeide ik, in geene elf maanden gezien; gij zijt hem ont- vlugc; gij waart schuldig; hoe jzal hij 11 ontvangen? De eigenliefde, die mij aan de belofte, welke Pepin cn Morey mii hadden nfgeiuvon- genboeide, behield de overhand. Nog was ik met mijne overden kingen bezig, toen een geroffel [bij de aankomst des Konings] zich deed hooren. Waarlijk ik had gewild, dat Zijne Majesteit niet geko men, dat de wapenschouwing zich niet tot voor mijne deur had uit gestrekt. Het was geene vreeswant de vrees en ik ziin twee met elkander onbekende personen maar liet bloed steeg mii naar 't gezigt en ik werd inwendig verteerd, bij hec denkbeeld aan de misdaad, die ik piegc-n zon. Ik bukte voor mijn venster, en zag den stoet. Ik had niets voor oogendan de verwijtendie Pepin en Morey mij zouden doen; ik steek liet kruid in brandeti tracht mij zoo goed te redden, als ik kan. Waarlijk, is dit niec zeer goed geweest...." Na nog eenmaal met den vinger te hebben aangewezen, dat de Ko ing en zijne zonen ongetwijfeldgévallen zouden zijn, indien hij de rigting van zijn werktuig niet veranderd had, eindigde Fieschi aldus: lie zeg dit alles, niet óm mij te regtvaardigenmaar omdat ik, zoo wel omtrent mij-zelven als omtrent mijne medepligcigende waarheid zeg gen wil. Er zijn slagtoffers noodig, en ik wil hec eerste zijn. Moe ten mijne medepligcigen liet schavot beklimmen, dan zal ik vra>- gende eerste te mogen zijn. Indien ik eene genade afbedeldart zal voor hen, niec voor mij zijn. Ik zeg dit, om te doen zien, dat gehechtheid tot mijn karakter behoort, Ja mijne heeren de Pairs, in mijn laatste uur zult gij de vruchten van mijnen aanslag zien. Zonder mij 2oude de Kozakken reeds aan de boorden van den Rhijn zijn. Zon der mij zou de regering misschien reeds niet meer bestaan. Ik spreek niet in mijn eigen belang, maar in.dat van mijn vaderland, hetwelk doof allen benijd wordt, en in dat van u, Mijne heeren de Pairs! Doet luc goede, en men zai niet ondankbaar jegens u zijn. Ik voor VA r

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1836 | | pagina 1