D,
A". 1838.
ALKM A ARSCTÏE
COURANT.
N°. 13,
J
Van MAAND
sujêfcf
Den 26 MAART.
Deze Courant wordt geregeld eens in de week en we!
PUBLICATIE.
'E STAASRAAD GOUVERNEUR van NOORD-HOLLAND
Gelezen eene missive van den Heer Opper-hoiuvescer voor de noor
delijke provinciën, van den i2den Maart 1838, n°. ia, betrekkelijk
de sluiting der Visscherij.
Gelet op de deliberatien van Heeren Gedeputeerde Statenvan den
gsten Maart 1838 n°. 4.
Brengt bij deze ter kenisse van alle de daarbij belanghebbenden,
dat achtervolgens de bepalingen van den Heer Opper-hontvester meer
genoemd, met overleg van Heeren Gedeputeerde Staten vastgesteld, ter
conservatie van de Visscherij, dezelve zal gesloten zijn van den 15^°
April eerstkomende tot en met den ï"1-'" Junij daaraanvolgendemet
uitzondering van alle zulke Visscberijen, het zij langs de stranden,
het zij in de rivieren of binnen-wateren als bij vroeger niet geabro'
geerde placaten tnogten zijn vrijgestelden speciaal van de Visscherij
van Steur, Elft en andere Vroonvisch in de buiten-rivieren; alsmede
van Aal en Paling in de rivieren en binnen-wateren, terwijl ter ver
mijding van misbruiken ten aanzien van laatstgemelde Visscherijen
voor zoo veel de Vlieten j Wateringen en Sloten aangaat, daartoe al
leen van Aalkorvcn en zoogenaamde Mallefuiken gebruik zal mogen
P.CA'jV- v>
Art.
scherij, zal geen Wild noch Viscn waarvan het jngen oï" vangen als
dan verboden isla iger dan gedurende acht dagen na hec sluiten van
den Jagt of Vischtijd mogen rervoerd. noch langer dan veertien da
gen na die sluiting mogen verkocht worden, buiten bijzondere voor
kennis van onzen Opper-hOutvester.*'
Art. 14. „Alle overtredingen waarop geene bijzondere boete is ge
steld, zullen gestraft worden inec eetié boete van twintig gulden on
verminderd de verbeuring van hec |agt of Vischtuigde Honden,
mitsgaders het gevangen Wild of dett gevangen Visch zoo als zuiks
bij art. 7, Wordt gestatueerd gevonden."
E11 ten einde niemai d eenige onwecenheid hiérvan zoude kunnen
voorwendenzal deze alomme worden gepubliceerd en geaffigeerd
alwaar zulks in d ze provincie te doen gebruikelijk is.
Haarlemden it/ien Maart 1838.
De Staatsraad, Gouverneur voornoemd.
Van T U IJ L L.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ALKMAAR,
brengen bij deze ter kennisse van de in wzetenen derzelve Stad, dat
het Kohier der Weg-, Straat- en Bruggelden, dneust 1838, op den
8«te!» dezer door H. E. G. A. de Heeren Gedeputeerde Staten dezer
Provincie is executoir verklaard, en op heden door H, E. A. aan den
Heer Ontvanger der Stedelijke belastingen binnen deze Stad, ter in
vordering is overgegeven.
Ieder ingezetenwelke daarbij belang heeftwordt alzoo vermaand,
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geventen
einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid zouden voort
vloeijente ontgaan.
Alkmaar, den a3'tfn Maart 1838.
Burgemeester en Wethouders voorhoe',nd
Van L E )l U W N.
Ter Ordonnantie van Dezelven
De D1EU FONTEIN VERSCHUIR.
Maandag, voor de Prijs van 6 Centen uitgegeven.
gereefde bezaan nam die medemet gaffel en boomverbrijzelde de
loefzijde van de kampagne en vulde genoegztam de benedenhuctcn.
Al de passagiers waren dus genoodzaakt naar boven te vhigten en zich
te bergen in hetgeen van de kampagne overgebleven was, waar zij
zich ophielden tot dat zij van het wrak werden gehaald. Door den
hevigen storm was de spiegel geheel vernield, en derhalve, geheel
open liggende, werd het sehip alleen bewaard om niet geheel voi ta
looper. door het aanbrengen van oude zeilen enz., als een tijdelijk
hulpmiddelj tot dat wij het geluk zouden hebben een schip te ont
moeten, dat ons hulp zou kunnen verlecnen. Dit had, Godzijdank,
Zondag den 28sten plaatstoen des avonds ten vijf ure het Hollandsche
schip Phenomène, vau Batavia naar Rotterdamhet schip achterom liep,
ons praa.de en kapitein Hoedt, onzen benarden toestand ziende, be
loofde dat hij tot den ochtend bij ons zou blijven en ons allen assi
stentie, die in zijn vermogeu was, zou verleenen. De equipagie vaa
de Columbia verklaarde dadelijk dat zij voornemens was het schip ie
verlaten, en hoezeer kapitein Thornton zijn verlangen te kennen gaf
om aan boord te blijven, indien zijn volk hein uiide bijstaan, weiger
de het volstrekt zulks te doen. Maandag ochtend begaf zich kapitein
Thornton aan boord van de Phenomènemet oogmerk 011, zoo moge-
1,. 1. j - j 1 0 7 -- r'Uk> zoodanige hulp te bekomen ais waardoor hij in staat zijn zou hec
7b ,T A'. rc"u ea,n wlai'she'jbenden wijders herinnerd i schip in behouden haven te brengen, maar hiertoe waren geene mid-
irem-TUré' Lij'S Vai1 u' ,CScaatshlad n°. 34) delen voorhanden. Daarop verzocht hij kapitein Hoedt aan boord van
rpdnrpn vi phr'vf ^a!,r 'ÜC f"ssc nlec "en fenge'> 'n den.de Columbia te komen, ten einde over den toestand van dien bodem
g W rln if^ Klü" iluKate/en' 06 °°k 6fTd .wordt verboden. te oordeeienhetwelk deze deed, en zoodra hij den staat van hec
ami Pp'hpl.iiin a 1C r. tLn overv'ot,debij deze herinnerd ac terschip gezien en den wezenlijkeu toestand van den geheelen bo-
p r 0 - v n, j ar n\ 12 fn va" de wet van 11 Julij dem opgenomen had, verklaarde hij dat, bij de eerste windvlaag, of
^iir j;'2 1, a CS1"' n 79) iec Sfu^ cfer Jagc en Visscherijterugkeeren van hec ruwe weder, de Columbia noodwendig moesc
Zijnde d e artikelen van den navolgenden inhoud2mken nJemaod [e reddt,n zjjn ZQ^ daar er op dat 00genbl,k vijf
J r °Pen.lnS van de Jagt en Vischtijd zai, voor voet waier in hec ruim stond. Kapitein Thornton dit gevoelen van
afzonderlijkjaarlijks door den Opper-houtvestermet kapitein Hoedt gehoord hebbende, riep zijne officieren en volk achter
t, 1 r htaien worden geregeld. 0p en vroeg hen, of zij aan boord wilden blijven, zeggende dat, zoo
in den Aldus keo^ajdeoto^t o°Je,n ^er Ja&c en Vis-zij die wilden, hij zijn bes: zou doen om hec in eene haven te fc>ren-
gen. Het volk verklaarde eenstemmig, dat zij niet wilde blijven, en
ik geloof dat zij geiiik haddei:daar het schip zeker nooit eene ha
ven had kunnen bereiken. Ik vertrouw dit te mogen zeggen, omdac
ik, zelve eenige jaren in zeedienst geweest zijnde, volkomen bekend
was met den waren coescand van hec schip. Zoodra nu kapitein Hoede
besloot het schiD te veriaten, zeite hij zijne sloepen uit (niettegen
staande de zee toen zeer hol stond en het met sterke rukwinden woei),
en liet twee dames met een klein meisje, benevens al de zieken vaa
de Columbia aan boord van de Phenomène brengendie er behouden
aankwamen. Kapitein Hoedt bleef den ganschen dag bij ons en stelde ons,
zoo door zijne pogingen als die van zijne manschap, in staat, een
groot deel onzer bagaadje alsmede een aanzienlijk gedeelte vaji eene
kostbare vracht specie te redden. Kapitein Thornton bleef aan boord
van de Columbia en hield zich bézig met de specie af te schepen toe
dat hec donker was, toen bevond men dat het schip 6 voet water in
had, zoodat, hierbij de zware lading in aanmerking genomen, het on
vermijdelijk scheen dat hec schip spoedig zou te grond gaan. liet was
nu zaven ure en geheel donker geworden, toen kapitein Hoedt sein
deed dat de booten naar zijn schip terug zouden keerenwaaraan ge
hoorzaamd werden nu werden al de manschappen van de Columbia
aan boord van de Phenomène opgenomen. Kapitein Hoedt was dus achc
en twintig uren lang bij ons geblevenen ondanks bii van eene lange
seis kwam, met een zwaar geladen schip, en hij een gunstigen wind,
had voor het kanaalmet eene zeer kleine provisie zoet waterdat
op de edelste wijle met de passagiers en hec volk van de Columbia
gedeeld werd. Wat verder in hec gedrag van kapitein Hoedt zeer te
prijzen is, was dat, toen hij voor het eeisl ons schip ontdekte, hij
op een afstand van veertien mijlen was s maar ziende dat wij onder
klein zeil liepen, en oogenschijnliik weinig voortgang maakten, hij
aan zijne stuurman zeidedat schip moet in nood zijn, en ik, zal
het zien op te loopen hetwelk hij ook deed, zoo als ik verhaald
heb. Ik vind mij te meer genoopt om van deze omstandigheid te ge
wagen omdat zijn gedrag zoo zeer afsteekt met dat van een schip,
de naam onbekend dat des avonds vóór dat de Phenomène ons praaide
in het gezigt was, eu, niettegenstaande onze noodschoten en nood
seinen deed als óf het ons niet bemerkte, hoewel wij otos toen slechts
op een afstand van een kwart mijl. bevonden. Ik hcop dat de kapi
tein van dat schip, tot welke natie hij ook moge belioorcn zich noqit
m een toestand moge bevinden gelijk toen de 01 ze was.""
BINNENLANDSCHE B E R I G T E N.
In de Rotterdamsche courant, leest men.»
Te Plymouth is binnengekomen het te Rotterdam te huis behoo.
rende schip Phenomène, kapitein F. P. Hoedt, aan boord hebbende
de eqnipagie en passagiers die het uit de Columbia een schip dat van
Bombay kwam gered had.
Het volgend is een verhaal van deze voor den braven kapitein
Hoedt zoo vereerende daad, opgemaakt door den luitenant Stirling,
van het Koninklijk regement der Koningin, een der passagiers van de
Columbia
Des ochtends van den ai'ten January verloor het schoone schip
de Columbiakapitein Thornton, van Liverpool, op zijne reis van
Bombay naar Londen, in een schrikkelijke storm, ter hoogte vsn de
Wester eilandenhet roer, en weid derhal ee genoodzaakt om het
voor den wind re laten wegloopenhetwelk hec zoo goed mogelijk
acht dagen voihield, waarbij het «chip, aanmerkelijk over beide boe
gen gierende, geduchte stortzeeën overkreeg. Het volk werd gestadig
san de pompen gebonden, tot dat het geheel afgemat was. Eene zee
Voornamelijk, die des ochtends van Maandag den 22sten het schip van
achteren opliep, nam de loef-gallerii weg. benevens de versctiansiil.
$en en de op zijde hangende sloepen, sloeg in de op het baiausrif
STAND vau den Thermometer te ALKMAAR.
Volgens de Schaal van Fahrenheit,
/aturdag
Zondag
Maandag
Dingsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
17. Maart 1838 's morg. ten 8 ure 40°
91 91 99 99 9* 3<5a
'9- j> j» 37°
20, n n n n 4°
21 n 43°
23- »t r> n 3*5'
2 3- 37
en ia ure 44,<
n 45°»
>5 !J 4^°-
r> 45
5» r> 45°-
47"-
M 9t 41"*
Gepasseerde Schepen door Alkmaarlangs het Groot Noord-Hol»
landsch Kanaalvan den i tot den 15 Maart 1838.
Ned, fregat. Pollux,
P. Huidekoper van Batavia naar Amst,
J