1841. e 0 B II A IV T.E M a andag 18 Januari). i iTo 2® n- .'tev. 4 t - -. - kennisgeving. iff if Deze Courant wordt eens in de week en wel eiken Maandag, voor de Prijs ran G Centen Uitgegeven. 4 /'I De Prijs der AjbvERTEimëN van 1 tot 5 reJ gels is één Gulden, en voor eiken regel meer 20 Centenbehalve 35 centen zegelregt voo>' elke plaatsing. NATIONALE M P B L I C A r L I T I E. T I E. lURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ALKMAAR, gezien de dispositie van den lieer Staatsraad, Gouverneur ran Nonrd- IIolland, de dato 8 December 1840, n». Ts^fN. M.Provinciaal blad n». 134; waarbij is bepaald, dat de werkzaamheden der Nati onale Militie, voor den jare 1841, binnen de Steden en Gemeenten dezer PrbVincie eenen aanvang zullen nemen met den eersten Ja nuary aanstaande. Roepen ter voldoening aan art. GO der wet van 8 Januari] 1817, ii". 1, omtrent de inrigting der Nationale Militie, bij deze op, allé Mailspersonen, hunne wetttge woonplaats, of domicilie binnen deze Stad én Jurisdictie hebbende, welke op den lst«i Januarij 1841, hnn negentiende Jaar zijn ingetreden en mitsdien alle Jongelingen' geboren in het Jaar 1822, ten einde zich ingevolge art. 59 dér voorz! wet, in het daartoe gereed gemaakte register, tot de ligting voorde Nationale Militie te doen inschrijven. En ingevolge art. 6 van de wet van 27 April 1820, alle Mans personen die hun verblijf binnen dit Rijk komen te vestigen en als Ingezetenen moeten worden beschouwd, ten einde zich, voor zoo verre zij nog in de jaren der Militie vallen, insgelijks ter Inschrij ving aan te geven, in dat register, waartoe zij volgens hunnen ou derdom behooren. De inschrijving zal beginnen met Zaturdag den 2'1™ Januarij 1841 en zal geheel enal moeten zijn afgéloopen den 20st»n daaraanvolgende. Tot dezelve zal worden gevaceerd in een der vertrékken op het Raadhuis alhier, den 4, 7, 11, 14 en 18«ïen Januarij aanstaande, des nademiddags van 5 tot des avonds 7 ure. En ten einde voor te komen, dat iemand in de termen der inschrij ving vallende, zich door onWetenheid aan pligtverzuim schuldig make, hebben Burgemeester en Wethouders noodig geoordeeld, de Ingezetenen te moeten herinneren aan de navolgende bij voormelde wet gemaakte bepalingen Dat, welke aanspraak op Vrijstelling iemand zoude vermeenen te liebbenwegens gebreken of anderzinsdezelve des niettegenstaande gehouden is, zich te doen inschrijven, gelijk mede daaronder be grepen zijn de gehuwden en afwezenden. Dat de Ouders, Voogden en Régenten, vcrpligt zijn, hunne Kin deren of Pupillen in persoon, of door iemand daartoe door hun schriftelijk gemagtigd, tc doen inschrijven, en daarin nalatig blij vende, zullen zij vervallen in de boete daarop gesteld, en ingeval van volstrekt onvermogen met gevangenis worden gestraft, onver minderd, dat zoodanige Kinderen of Pupillen, even als alle andere Jongelingen, welke zich aan de inschrijving hebben onttrokken, indien zij geene redenen van Vrijstelling kunnen bijbrengen, in eene boete, en bij onvermogen, tot gevangenis worden verwezen. Dat de wettige woonplaats voorde inschrijving, Wordt gehouden, voor hun die ongehuwd zijn, de woonplaats der Ouders, en bij overlijden van beiden, die van den eerstbenoemden Voogd- voor de gehuwdende plaats, alwaar zij hun bestaan hebben; 'terwijl diegene, welke geene Ouders, Voogden of eigen bestaan hebben, moeten worden ingeschreven tér plaatse alwaar zij zich bevinden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, vermanen alle de In gezetencu van deze Stad en Jurisdictie van dien welke dit aan gaat; om zooveel mogelijk in eigen persoon, voorzien vaneen Doop- Extract en eene nota van de wijle en nummer der woonplaats doch bij volstrekt noodige afwezigheid door een hunner naastbe- staanden of Voogden, aan deze hunne verpligting getrouwelijk en naauwkeurig te voldoen, en daardoor voor te komen dat zij niet als onwilligen worden aangezien en gestraft, hetgeen zeker hunne eigene nalatigheid het gevolg zoude zijn. Aldus gearresteerd tor Kamer van Burgemeester en Wethouders der Stad Alkmaar, den l4d»n December 1840. Burgemeester en Wethouders voornoemd F. C. W. DIIUIJVESTEIJN. Ter Ordonnantie van dezelven, De DIEU FONTEIN VERSCUUIR. BURGEMEESTER ex WETHOUDERS dek Stad ALKMAAR, brengen bij deze ter kenuisse van de Ingezetenen derzelver Stad dat het Kohier der Grondbelasting: dienst 1800 Één en Veertig, op den 14'lcn dezer, door den Heer Staatsraad, Gouverneur van Noord-Holland is executoir verklaard, en op heden door II. E. A. aan den Heer Ontvanger der Directe belastingen binnen deze Stad ter invordering is overgegeven. Ieder Ingezeten, welke daarbij belang heeft, wordt alzoo ver maand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven ten einde alle geregtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zou den voortvloeijen, te ontgaan. Alkmaar, den 16<hn Januarij 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd F. C. W. D RUIJ VESTE IJ N. Ter Ordonnantie van dezelren De DIEU FONTEIN VERSCUUIR. van BURGEMEESTER ex WETHOUDERS der STAD ALKMAAR, heb ben het noodzakelijk geoordeeld, bij de voortdurende strenge koude, hunne Ingezetenen aan het behoorlijk doen vegen en schoonhouden van derzelver sehoorsteenen met aandrang te moeten herinneren, en hun, bij het verwarmen van derzelver woningen, dc meestmo- 1 gelijke voorzigtigheid aan te bevelenopdat deze Stad moge bewaard blijven voor de zoo onberekenbare gevolgen, welke door het out s'aan van brand, op een tijdstip als het tegenwoordige, waarin het hlussclien van dezelve zoo moeijelijk is, zoude kunnen worden te weeg gebragt. Alkmaar, den 293len December 1840. Burgemeester en Wethouders voornoemd, F. C. W. DRUIJVESTEIJN. Ter Ordonnantie, van deselven, De DIEU FONTEIN VERSCUUIR, BUITENLANDSCIIE BERIGTEN. T U R K IJ E. De Allgemeine Zcitung geeft thans bijzondere berigten uit Konstan- tinopel Van 13 December, waarin nopens de gesteldheid van hot leger van Ibrahim-Pacha het volgende voorkomt De berigten van het oorlogstooneel waarop men staat kan ma ken loopen tot en met 28 November. Drie dagen vroeger was Ibra him-Pacha met de rampzalige overblijfselen van zijn leger in Damas- kus aangekomen, en wilde den lsten December zijnen terugtogt van daar naar Gaza beginnen. Men kent met juistheid de dagen, waar op de vijandelijke bezettingen Urfa, Marasch, de steden Adana en Tarsus, Skanderun, Aintab, Antiochia, Aleppo, enz., verlieten, om zich met de hoofdkolonne te Baalbek te vereénigen. Van Baalbek loopt de weg langs de bellingen van Antilibanon, voorbij het be koorlijke vlek Zebdani, in vijftien uren naar Dnmaskus. Onder on ophoudelijke gevechten, van alle kanten vervolgd en bestookt door de gewapende bevolking, bereikte het vlugtende leger eindeljjk de vlakte, en sloeg hij de voorstad Salahich aan den zoom van het boseh zijn kamp op. Met inbegrip van de vroeger hij Baalbek ver- eenigde korpsen van Ibrahim-Osman en Soliman-Paehaalsmede van de gezamenlijke bovengenoemde bezettingen, telde de opperbevel hebber, óp den dag dat hij de bevelen om terug te trekken aan dezelve afstond, nog 34,000 man geregelde Egyptische troepen. Niet meer dan 18,000 man daarvan bereikte Damask us; de overigen had den het vijandelijk zwaard, desertie, vermoeijenis, koude, honger, gebrek en ellende van allerlei aard verteerd. Zonder geregeld ge- A-eeht zjjn binnen weinige dagen, door de dwaasheid van den aan voerder en het domme Egyptische stelsel van administratie, 16,000 man verloren. Geen soldaat van Ibrahim heeft een hemdnog min der een kapotjas of andere benoodigdheden. Een digt aansluitend buis van dun katoen met een dergelijke broek en gordel, is bet geheele equipement voor eenen winter-veld togt op de hoogten van den Libanon of voor het kamperen zonder tenten, terwijl de grijze sneeuwAvolken somber Van uit de woestein door de poorten van Coelesyrie komen aandrijven en de ijskoude October-wind de prach tige nooleboomen der vlakte van Ileliopolis ontbladert. Waar zijn dan toch de millioenen gebleven, die men aan het Syrische volk heeft afgeperst. In liet kamp bij Salaliieb zegt een schrijver nit Damaskus, is de helft der manscbappert ziek en de overigen, met uitzondering der Beduines en Albaniers, die oreral van roof leven, uitgemergeld als geraamten. Baalbek bad men verlatenzonder eenigen leeflbgt mede te nemen,'en in het in opstand zijnde land was niets te vin den; ook bezweken, gedurende den rusttijd te Damaskus, dageljjks 80 of 100 der ongelukkige slagtoffers van den even onbekwamen als barbaarschen veldheer. En als of dit nog niet genoeg ware tracht deze door harde behandeling van zijne uitgeputte manschap pen en door het onbarmhartig vermoorden van alle landbewoners die in zijne handen vallen, zonder onderscheid van geslacht of ou derdom, van sehuld of onschuld, zich wegens de schande zijner, nederlaag te wreken. Bij de onmogelijkheid om langs den kortsten weg over'den Her- mon de vlakte Esdralon te bereiken, verkiest men den omweg over den Hauran tot aan de groote woestijn, wendt zich dan regts door het Bijbelsehe Koningrijk Basanom aan het zuidelijk uiteinde van het meer van Genezareth in Judaea te komen. Dit is volkomen dezelfde weg, dien de Syrische veldoversten Lysias en Nikancr ge durende den oorlog met do Makknbeën volgden. Maar het is thans winter; het vlugtende leger heeft aan alles gebrek; Acre is geval len; Jaffa in de magt des vijands, de weg langs het strand versperd en hoe zal men dan met een ontmoedigd en uitgeput legerdooi de drommen eeuer vijandelijke bevolking henen, de telden van As- kalou bereiken.?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1841 | | pagina 1