t mi. ALKMAARSCIIE C 0 U R A N V m - I i M a h n a g 22 Fcbruarij. Langdurig- Gcslrciige Winters. tl xSW** ^"'-TSfJÜÊ ■:;y^ j\To. O OVERZIGT DER SEDERT RUIM EENE EEUW PLAATS GEGREPEN HEBBENDE beze Courant wordt eens in de week en wel ellen Maandag, voor de Prijs van 6 Centen uitgegeven. J." ,*r De Trijs der Advertenticn van 1 tot 5 re gels is één Guldenen voor eiken regel meer 20 Centen, behalve 3o centen zegelregt voor elke plaatsing. V,1 I URGE MEE STER ra WETHOUDERS der Stad ALKMAAR, hebben het noodzakelijk geoordeeld, bij de voortdurende strenge koude, hunne Ingezetenen aan het behoorlijk deen vegen en schoon houden van doezel ver schoorsteenen met aandrang te moeten her innerenen hun, bij het verwarmen van derzelver woningen, de meestmogelijke voorzigtigheid aan te bevelenopdat deze stad moge bewaard blijven voor de zoo onberekenbare gevolgen, welke door het ontstaan van brand, op een tijdstip als het tegenwoordige, waar in het blusschen van dezelve zoo moeijoljk is, zoude kunnen wor den te weeg gebragt. Alkmaar, den 29st0" December 1840. Burgemeester en Wethouders voornoemd, F. C. W. DRÜIJVESTEIJ N. Ter Ordonnantie ran de zeiven De DIEU FONTEIN VERSCHUIR. NATIONALE MILITIE. LIGTING 1841. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der StauALKMAAR, verwittigen mits deze alle belanghebbende ingezetenen derzelve Stad ten Jurisdictie, dat de Alphabetische Naamlijst, van alle de Personen die aan de ligting der Nationale Militie van dit Jaar moeten deel nemen, ter visie van elk en een iegelijk zal liggen op het Raad huis dezer Stad, van Dingsdag den 16''en Februarij tot en met Maan- da" den l8ten Maart aanstaande, des morgens van tien tot des namid dags twee urede Zondag uitgezonderdten einde een ieder in staat zoude zijn, om, ingevaile hem op die Lijst eenige Personen of omstandigheden mogten voorkomen die op dezelve nog zouden be- hooren te worden aangeteekendof daarvan moeten worden wegge laten daarvan aan den lieer Militie - Commissaris kennis te geven met last aan de Lotelingen voor de ligting des loopenden jaarsom zich op Dingsdag den 2(l™ Maart aanstaande, des voormiddags ten tien ure te bevinden op het Raadhuis voornoemd, ten einde aldaar voor den dienst der Nationale Militie te loten, en redenen van Vrij stelling hebbende, die alsdan op te geven, alsmede om de bewijzen tot staving derzelve, bij de Wet gevorderd, uiterlijk binnen vijf iagen, na de loting, te bezorgen ter Secretarie dezer Stad, Alkmaar, den KW» Februarij 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd F. C. W. DRU1J VE STEIJN. Ter Ordonnantie van dezelven Br DIEU FONTEIN VERSCHUIR. BINNENLVNDSCHE BERIGTEN. In de Staats-Courant leest men a Naar men verneemt, hebben alle de godsdienstige gemeenten in Amsterdam zich te verheugen in de vrijzinnigheid van eenen israëlitischen stadgenoot, die, bij uitersten wil, aan de armen en weezen van alle gezindheden aandoenlijke blijken naliet van zijne algemeene menschenliefde. Deze waardige man is de bekende ju welier El kan Jacob Levie de Vries-, in de laatstvorige week hier ter stede, alwaar zijne familie gedurende ruim 150 jaren in paarlen en edelgesteenten eenen aanzienlijken handel dreef, in 79jarigen ouderdom overleden. Zonder door. uiterlijke praalvertooning eenig- zins de aandacht op zich te vestigen, volgde hij zijne werkzamen aard en schranderen koopmans-geestdie zijn alomme bekend huis nog aanmerkelijk in aanzien verhieven, en zijn aanzienlijk ouderlijk vermogen grootelijks vermeerderden. Ofschoon blijvende binnen den kring zijner dadelijke betrekking was de heer de Vries steeds vaar dig om vrienden en bekenden in eerlijke zaken en ondernemingen hij te staan met raad en daad; terwijl zijne beurs altijd, zonder aanzien van godsdienstige of staatkundige gevoelens ter ondersteu ning van hulpwaardige ongelukkigen geopend was. Zijne edele ge voelens blinken, onder anderen, daarin uit, dat hij onder het drie tal executeuren zijner laatste wilsbeschikking ook benoemd heeft twee bediendendie lange jaren op zijn kantoor zijn werkzaam ge weest; dbch meer bijzonder nog daarin, dat hij, zoo wij vernemen, omstreeks de helft van zijn vermogen tot liefdadige einden bestem mende, geeue enkele godsdienstige geziendheid hier ter stede heeft voorbij gezienmaar de armen en weezen van ieder hunner door meer of minder aanzienlijke legaten heeft bedacht. De nagedachte nis van dezen aehtenswaardigen man zal buiten twijfel door velen der beweldadigden in stilte gezegend worden, maar hetgeen wij deswege vernomen hebben ook openlijk te vermelden, is ons eene behoefte. Moge het edel voorbeeld, door hem gesteld, vruchtbaar zijn in navolging, en de achting, zijner gedachtenis bewezen, bij andere de zucht opwekken om gelijke achting' waardig te worden." MENGELINGEN. Ter gelegenheid van den gestrengen winter van 1829/1830deel den wij het volgende artikel mede (zie Handelsblad 27 Februarij 1830), hetwelk wij ook thans gelooven niet belangstelling te zullen wor- déh gélezon, eii het dus niet ongepast achten ook hij dér tegeu- woordigen zoo buitengewoon gestrengen en langdurigen winter deze herinneringen te reproduceren. De tegenwoordige winter biedt ons eene allezins voegzame gele genheid aan, om ons de vroeger sedert een tijdvak van ruim 100 jaren plaats gehad hebbende gestrenge winter - saizoenen voor den geest te roepen. Na dien van 1794 en 1795, grievender memorie, welke wij gewisselijk, om dien niet te vergeten, niet behoeven te herdenkendie ons over de bevroren waterenmet ruiterij en voet volk-legers, grof geschut met legerwagens en caicons, de steeds zich vernieuwende drommen van zoo hongerige en dorstige als naakte en berooide, van eene, heiligschennend met den naam van: vrij heid" bestempelde drieste losbandigheid dronken broeders" aan voerde, van wier overkomst de tot in 1813, ons opgeladen wrange gifvrucht gevolgen na zich sleepte, die den vrijen Nederlanderen tot op het laatste nakroost, zoo niet het vuur der wraak, althans het diepste gevoel van verafschuwing der gruwelen van volksver deeldheid, het, onder Oranjes Je maintienaraieeuwig vast te hou den concordia res parvae crescunt" zullen in de ziel griftenna dien zoogenaamde Franschen" winter, is het laatst ons heugende der boven gedachte, gestrenge jaargetijden, dat van 1798 op 1799 wanneer wij de wel felle maar slechts kortstondige winters van 1811 op 1812 en van 1823 op 1824 in dit ons overzigt van, ook bijzon der om dorzelver langen duur, gestrengen winters niet in rekening bréngen. Tot dit overzigt meenden wij het volgende, dezer dagen in den OosLeurijksclie Beobachter voorkomende artikelvoegzaamst onzen geëerden lezeren te kunnen mededeelen. Welligt moge daardoor deze of geeue onzer deskundige landgeuooten genoopt worden om de over deze winters ook in ons land opgeteekende waarnemingen als nadere bijdrage ter aanvulling tot een meer volledig verslag, goedgunstigst ons te doen geworden De strenge koude in het jaar 1798 nam eerst omstreeks het ein de der maand December eenen aanvang, en eindigde met het begin der maand April. Op den 28sten December 1798 daalde de ther mometer van Reamner tot 18°3', hetwelk de laagste stand was, die sederst zestig jaren op het Weener observatorium alstoen was waar genomen geworden. (In het tegenwoordige jaar 1830 teckende de zelfde thermometer aldaar op 30 Januarij 17°). Te Augsburg had men in bovengezegd jaar (1798) 25°, te Abo 37°, te Tornea in Lap land 42°. De winter van 1788 op 1789 was door geheel Europa zeer koud. In Midden-Duitschlaud had de ijsbedekking der groole rivieren ver scheidene voeten dikte; de zee zette zich vast aan de noordelijke kusten van Frankrijk, en over de anders snel slroomende Rhone werd gereden met slee en paard. Te Parijs stond ten 12 ure des middags de thermometer op 10°; de laagste stand aldaar was 17°4'; te Weenen 17°; te Warschau 26°2', en te Bazel 30°. De winters van 1782 op 1783 en van 1783 op 1784 onder scheiden zich door derzelver langdurigheid en veelvuldig sneenwen ten welker gevolge in het laatstgenoemde jaar, die verwoestende overstroomingen ontstonden, welke velen onzer lezers zich nog le vendig herinneren zullen. De teermometer te Weenen 14°5' Parijs 20°, en den Elzas 24°. De sedert eene eeuw plaats gehad hebbende allergestrengste win ter was die vau 1739 op 1740. Omstreeks het einde van October volgde schier plotseling de vorst op eenen ongemeen heeten zomer. Reeds op 5 November 1739 waren genoegzaam al de rivieren van Duitschland vastgevroren. De Newa bij Petersburg was gedurende 162 dagen, (tot op 26 April 1740) digtgevrorenen gedurende meer dan 2 maanden reed men met zwaar beladen vrachtwagens over de Oostzee; in bet Zuidelijk Duitschland bevroren alle vijvers en water kommen tot op den bodem toe, en in Spanje lag zelfs het vlakke land met 10 voet lrooge sneeuw overdekt. Vele honderden reizi gers vroren op de groote landwegen dood, en eerst in het daarop volgende voorjaar werden hunne lijken onder de diepe sneeuw ge vonden. Paarden en runderen vroren op de stallen dood, bei ten en hazen lagen op de velde bevroren, en de door honger en koude afgemartelde vogelen lieten zich met de bloote hand vangen. Nog in het midden van April was de koude zeer fel in Engeland en m Duitschland. In dat jaar werd op de Newa het bekende ijs-paleis opgerigthetwelk 52 voet lengte, 16 voel breedte en 20 voet hoog te had', en welks koepelvormig dak insgelijks uit 5 voet dikke ijs klompen was opgebouwd. De winter van 1728 op 1729 was, uithoofde van deSzelfs langen duur en felle vorst, bijzonder merkwaardig. Dezelve duurde van 25 November 1728 tot op 1 Mei 1729, derhalve 157 dagen voort. Nog in het midden van Maart was de Oostzee geheel met ijs bedekt De Donau bij Weenen dooide tweemalen weder open en vroor voor dó derdemaal omstreeks het einde van Maart weder vast. De laatste ijso-angbij welken zich de schotsen omstreeks Weenen tol meer dan 15°ellén ophoogden, had verwoestende overs troomingeij van den Do.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1841 | | pagina 1