A0-1844. ALKMAARSCÏÏE N" 17| C 0 F R A N T. M a a d a s 20 April. BUITENLANDSCnE BERIGTEN. Uil eencn brief van Paclang (op Sumatra's westkust) doelt de Le.ip- tiger Allg. Zeitung het onderstaande mede Deze Courant wordt eens in de week cn wel eiken Maandag, Voor de Prijs van S Centen uitgegeven. I)o Prijs der Adveh-tenticn van 1 tot 5 re gels is één Guldenen voer eiken regel meer 2 i Centen, behalve 35 oenten zegclregt voor elke plaatsing. ÜüRGEMEESTEll bn WETHOUDER EN deh Stad ALKMAAR in aanmerking nemende, dat de Eerste Mei dezes jaars, invallende op een Znturdagzulks, zoo ter zake van de Israëlitischen Sabbath, als van dc Markt, een groot ongerief in den gewonen verhuistijd te weeg zoude brengen; bepalen mits deze: dat do verhuisdag dit jaar zal zijn op den derden Mei eerstkomende. Alkmaar, den 20sten April 1541. Burgemeester en Wethouderen voornoemd F. C. W. DRUIJVESTEIJN. Ter Ordonnantie van dezehen Ife DIEU FONTEIN VERSCHUW. BURGEMEESTER** WETHOUDERS mn 'Stad ALKMAAR, Gezien Z. M. Besluit van den 21sten Maart 1828 (Staatsblad n°. 6) houdende reglementaire bepalingen tot invoering der Wet op de Schutterijen van den 1 ldcn April 1827, (Staatsblad n<>. 17) in ver band gebragt met art. 6, 7, 8 en 9 van gezegde Wet. Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur van Koord-Holland, d.d. 11 April 1828 n°. jlfiir, (Provinciaalblad n". 41) omtrent de executie der Wet op de Schutterijen. Roepen bij deze op alle Manspersonen, ingezetenen dezer Stad en Jurisdictie, welke op den eersten Januarij 1841, hun 25ste jaar zijn ingetreden en alzoo diegenen, welke in den jare 1816 zijn geboren, alsmede de zoodanigen welke, ofschddn in andere gemeenten inge schreven sedert de laatste inschrijving binnen deze Stad zijn komen wonen en op den Ist®11 Januarij 11., hun 34ste jaar nog niet hebben voleindigd, en alzoo geboren zijn in de jaren 1815 tot en met 1807 ingesloten, de vreemdelingen van denzelfden ouderdom, die sedert de laatste inschrijving in de termen gevallen zijn, om volgens art. 2 der Wet van 11 April 1827, als ingezetenen te worden beschouwd, benevens do gepasporteerde militairen, welke zich tot dusverre niet ter inschrijving voor de Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde zich in dé daartoe gereedgemaakte registers te doen inschrijven; te vens te kennen gevende: Dat de inschrijving zal beginnen den 15<len Mei aanstaande, en ge heel zal moeten zijn afgeloopen den eersten Junij daaraanvolgende, terwijl in een der vertrekken op het Raadhuis alhier, voor de in- fichrijring zal worden gevaceerd op Maandag en Donderdag van ie dere weekder maand Mei aanstaandemet uitzondering van den Hemelvaart dag) telken dage van 's namiddags 5 tot 7 ure. En ten einde voor te komen, dat iemand, in de termen der in schrijving vallenile, zich door onwetenheid aan pligtverzuim schul dig make, heeft bet Gemeente bestuur noodig geoordeeld een ieder bekend te maken met, en te herinneren aan de navolgende bij de Wét van 11 April 1827, (Staatsblad n°. 17) gemaakte bepalingen. Dat een iegelijkzonder onderscheid of hij mogt venneenen al of niet onder de bij de Wet vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren verpligt is zich voor de Schutterij te doen inschrijven. Dat zij, die in meer dan in eene Gemeente hun verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrij ving verpligt zullen zijn binnen die gemeente, waar eene dienst doende Schutterij aanwezig is, en bij aldien in die verschillende ge meenten, alleen dienstdoende of alleen rustende Schutterij bestaat, zich te doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor de perso- neele belasting zijn aangeslagenen de ambtenaren in die gemeen te alwaar zij ambtshalve verpligt zijn hun verblijf te houden. Dat degenen, welke van hunnen juisten ouderdom geen voldoend bewijs gevennaar liet oordeel van bet Plaatselijk bestuur zullen wor den 'ingeschrevenonverminderd de bevoegdheid van de ingeschre venén, om van hunnen juisten ouderdcfm nader te doen blijken. En dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet vóór den lstcn Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatsolijk bestuur zullen worden ingeschreven, en in eene geldboete verwezen, ter wijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij zullen worden Ingelijfdindien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde in- nohrijvin'g geene rede tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aan- ziéni beStortd. Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder ingezeten de- ter Stad en Jurisdictie, welke het aangaat, om zich tijdig van een geboorte Extract te voorzien, waardoor zich ieder van zijneh juis ten ouderdom kan verzekeren en hetwelk bij de inschrijving zal moeten worden vertoond, alsmede om zich ter behoorlijker tijd tot de infchrijvirig aan te melden, ten einde de straf, wegens nalatig heid vastgesteld, voor te komen. Alkmaar, den 209te? April 1841. Burgemeester en Wethouders voornoemd Van LEEUWEN, Ter Oidonnantio van deiselven De DIEU FONTEIN VERSCHUIR. i i m Terwijl de wegen in de binnenlanden door onze waakzame Dja- jang Sekars (gendarmen) van roovers en dieven zuiver worden ge houden, en de reiziger derhalve niet behoeft te vrcezen aangevallen of beroofd te zullen worden, jagen in sommige wouden en kreupel- bossghen de apen, met name de ourang-outangsden menschel» schrik aan. Dat deze beesten afzonderlijk reizende personen met steenen, kokosnoten, boomtakken enz. wierpen, waardoor zoodanige mensehen dikwijls werden gekwetst, daarover hebben reizigers, die uit dc Padangsche bergachtige streken kwamen, reeds herhaaldelijk geklaagd, maar dat apen hebben getracht een meisje weg te voe ren, gelijk zulks in de laatste dagen der vorige maand op den weg tusschen Bonjol en het fort Cochius heeft plaats gevondenhad men tot dusverre hier niet bijgewoond. De veertienjarige dochter van den kapitein der infanterie Schoch, begaf zich op 28 September, des morgens ten 5 ure, uit het fort Cochius, waar haar vader gar- nizoens-kommandant is, op weg naar de vier uren van daar ver wijderde stad Bonjol, en bediende zich voor deze reisgelegenheid van de hier gebruikt wordende tantu (eene soort van draagstoel, welke tot zitten en liggen is ingerigt en uit ligt baraboesriet en bladen is vervaardigd) welke werd gedragen door twee Javaansche koulies, die gemeenlijk zeer lafhartige manspersonen zijn. Nadat Mej. Schoch op deze wijze hét grootste gedeelte van hare reis had afgelegd en te midden van zwaar kreupelhout was gekomen, waar door de weg loopt, vertoonde zich eensklaps verscheiden ourang- outangs, die met groote stukken hout en steeuen uit hooge hoornen zoo geweldig op de draagbaar wierpen, dat dezelve aan stukken ge raakte en de daar binnen zich bevindende vrouw aan het hoofd go wond werd. De koulies, die gcene andere wapenen dan kleine messen bij zich voerden, konden de steenworpen der apen niet doen ophouden en zochten dus limine redding in de vlugt, waarop do ourangs-outangs met knuppels in de handen van de boomen afkwa men. Het getal der door het angstgeschrei van het meisje zaamge- lokte apen werd intusschen talrijker, en het meisje werd, ofschoon zich met een stuk bamboesriet tegen deze beesten moediglijk verde digende, zeer spoedig door dezelve ontwapend en door vijf of zes man nelijke ourang-outangs eerst in het kreupelhout en vervolgens in een apennest op ecnen boom gedragen. Hier gearriveerd boden do apen het ontvoerde meisje kokosnoten aan, lekten haar het bloed van het gezigt en drukten haar de armen Cn beenen zeer tederlijk. Voor het overige werd haar geen verder leed toegevoegd, dan dat de apen poogden haar hoger in den boom te brengen, hetgeen zij evenwel wist te beletten, doch eindelijk geraakten de apen ondeiM ling over den buit in twist. Inmiddels waren op het geschreeuw der koulies verscheidene mensehen toegesneld, die hot meisje op haar roepen weldra ontdekten en na ruim een uur in apengevan- gensehap te hebben doorgebragt, wederom in vrijheid stolden. Ten gevolge van deze ontvoering wordjt thans in de bergachtige land streken bijna dagelijks apenjagt gehouden. Dit is echter eene aller akeligste bezigheidwant de jammerlijke gezigUverdraaijingen, waar door dc aangeschoten apen hunne smart, angst, schrik en gepade- smeeking pogen te kennen te geven, terwijl zij met de eene hand zich aan boomtakken en met de andere hunne jongen vasthouden, verwekken menigmaal zelfs bij die jagers medelijdenwelke als sol daten veelvuldige gevechten op het oorlogsveld hebben bijgewoond. [Algem. Jlandelsbl,J Landau aan den laar, 15 April. Het helaas zeer aanzienlijke getal zware misdaden, waarvan ons goede Nederbeijeren in do laatste tijden der schouwplaats was, is onlangs vermeerderd geworden door eene daad, die tot de afschu welijkste behóórt, welke de mensch kan uitdenken. De polieie te Landau ontving voor weinige dagen berï'gt, dat een in de nabuur schap wononde landman zijne vrouw sints geruimen tijd gevangen hield cn wilde doodhongeren. Toen eene geregtelijke kommissie zich terstond naar de aangewezen woning begaf vond men inderdaad dc deur eener kamer met houten spijkers gesloten. Zoodra dezelve was opengebroken vertoonde zich yoor aller ontroerde oogen cena gedaantemeer naar eene geraamte dan een levend mensch gelij kende, welke door de buren als des landmans huisvrouw werd her kend. Tengevolge der lange gevangenschap en onthouding van spijs was zij reeds derwijze krachteloos geworden, dat zij niet overeind konde staan, noch spreken. De haar voorgezette spijs verslond zij met woede. Het is intusschen twijfelachtig of de ongelukkige niet het slagtoffer van de haar aangedane knnibaalsche behandeling zal worden! Dat de man oogenblikkelijk gevangen weid genomen be hoeft naauwelijks te worden gezegd. Het is eene treurige zaak zul ke schandelijkheden openbaar te maken, maar liet is de phgt van eenen geschiedschrijver om even naauwgezet edele als slechte daden der mensehen kenbaar te maken. LAlg. Jlandelsbl.] Gepasseerde Schepen door Alkmaar, langs het Groot Noord-Hol- landsoh Kanaal, van den 16 tol den 22 April 1841. Ned. bark. de Zeemeeuw, G. Kayser van Batavia naar Arnst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1841 | | pagina 1