A0' *841.
ALKMAARSCIIE
1V°
COURANT.
D.
Haan (1 a g
17 Mei.
Deze Courant wordt eens in de week en wel
eiken Maandag', voor de Prijs van 6 Centen
uitgegeven.
'E STAATSRAAD, GOUVERNEUR der Provincie NOORD-ROLLAND
Herinnert bij deze, een ieder die daarbij belang zoude mogen
liebbenaan de bepalingen der Wet van 8 November 1815 N°/3(5,
(Staatsblad N°. 51) volgens welke alle Schuldvorderingen, ten laste
van bet Rijk, over de dienst van 1840, moeten zijn ingediend,
rdór den eersten Ju/ij aanstaande.
Zullende alle zoodanige Schuldvorderingen, welke niet voor dien
tijd zijn ingediend, gehouden worden voor verjaard en vernietigd.
Haarlemden 13l'tn Mei 1841.
De Staatsraad, Gouverneur voornoemd,
{get.) Van E W IJ C K.
BURGEMEESTER en WETÏÏOUDERS der StauALKMAAR,
Gezien Z. M. besluit van den 21sten Maart 1828' (Staatsblad n°. 6)
houdende reglementaire bepalingen tot invoeriug der Wet op de
Schutterijen van den I l(,en April 1827, (Staatsblad n°. 17) in ver
band gebragt met art. 6, 7, 8 en 1) van gezegde Wet.
Gezien de dispositie van den lieer Staatsraad Gouverneur van
Xoord-Ilollandd.d. 11 April 1828 n°. -jjfj, (Provinciaalblad n°. 41)
omtrent de executie der Wet op de Schutterijen.
Roepen bij deze op alle Manspersoneningezetenen dezer Stad en
Jurisdictie, welke op den eersten Januarij 1841, hun 25s'e jaar zijn
ingetreden en alzoo diegenen, welke in den jare 181(5 zijn geboren,
alsmede de zoodanigen welke, ofschoon in andere gemeenten inge
schreven, sedert de laatste inschrijving binnen deze Stad zijn komen
wonen en op den lsten Januarij 11., hun 34sle jaar nog niet hebben
voleindigd, en alzoo geboren zijn in de jaren 1815 tot en met 1807
ingesloten, de vreemdelingen van denzelfden ouderdom, die sedert
de laatste inschrijving in de termen gevallen zijn, om volgens art.
2 der Wet van 11 April 1827, als ingezetenen te worden beschouwd,
benevens de gepasporteerde militairenwelke zich tot dusverre niet
ter inschrijving voor de Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde
zich in de daartoe gereedgemaakte registers te doen inschrijvente
vens te kennen gevende:
Dat de inschrijving zal beginnen den 15'l™ Mei aanstaande, en ge
heel zal moeten zijn afgeloopen den eersten Junij daaraanvolgende,
terwijl in een dér vertrekken op het Raadhuis alhier, voor de in
schrijving zal worden gevaceerd op Maandag en Donderdag van ie
dere week, der maand Mei aanstaande, (mee uitzondering van den
Hemelvaartdag) telken dage van 's namiddags 5 tot 7 ure.
En ten einde voor te komen, dat iemand, in de termen der in
schrijving vallende, zich door onwetenheid aan pligtverzuim schul
dig make, heeft het Gemeente bestuur noodig geoordeeld een ieder
bekend te maken meten te herinneren aan de navolgende bij de
Wet van 11 April 1827, (Staatsblad n°. 17) gemaakte bepalingen.
Dat een iegelijkzonder onderscheid of hij mogt vermeenen al of
niet onder de bij de Wet vrijgestelden of uitgeslotenen te behooren
verpligt is zich voor de Schutterij te doen inschrijven.
Dat zij, die in meer dan iu eene Gemeente hun verblijf houden
of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrij
ving verpligt zullen zijn binnen die gemeente, waar eene dienst
doende Schutterij aanwezig is, en bij aldien in die verschillende ge
meenten, alleen dienstdoende of alleen rustende Schutterij bestaat,
zich te doen inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor de perso-
neele belasting zijn aangeslagenen de ambtenaren in die gemeen
te alwaar zij ambtshalve verpligt zijn hun verblijf te houden.
Dat degenen, welke van hunnen juisten ouderdom geen voldoend
bewijs gevennaar het oordeel van het Plaatselijk bestuur zullen wor
den ingeschreven onverminderd de bevoegdheid van de ingeschre
venen, om van hunnen juisten ouderdom nader te doen blijken.
Eu dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet vóór den
lsten Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk bestuur
zullen worden ingeschreven, en in eene geldboete verwezen, ter
wijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij zullen worden
ingelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde in
schrijving geene rede tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aan
zien bestond.
Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder ingezeten de
zer Stad en Jurisdictie, welke liet aangaat, om zich tijdig van een
geboorte Extract te voorzien, waardoor zich ieder van zijnen juis
ten ouderdom kan verzekeren en hetwelk bjj de inschrijving zal
moeten worden vertoond, alsmede om zich ter behoorlijker tijd tot
de inschrijving aan te melden, ten einde de straf, wegens ualatig-
lit'id vastgesteld, voor te komen.
Alkmaar, den 2Gstcn April 1841.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Van LEEUWEN,
Ter Ordonnantie van dezelven,
De DIEU FONTEIN VERSCIIUIR.
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
Met de jongste brievenmaal uit China cn Indie heeft men eenige
bijzonderheden vernomen wegens de Engelschendie zich in Chi-
uesclie gevangenschap bevinden. Die gevangenen bestaan vooreerst
De Prijs der Advertlnticn van 1 tot 5 re
gels is één Guldenen voor eiken regel meer
20 Centen, behalve 35 centen zegelregt voof
elke plaatsing.
gen I u
fuj manschap en passagiers van beiderlei kunne, van den Engel
schen koopvaarder Kite, die reeds een geruimen tijd geleden op da
kust van China is gestrand, en voorts uit eenige personen, welke da
Chinezen op het eiland Chusan of bij Macao hebben Weten op te lig-
ten. Van deze laatsten is de kapitein der artillerie Anstruther een
der voornaamste. Hij is opgeligt, terwijl hij bezig was, van slechts
een bediende vergezeld, eene verkenning op Chusan te doen. Men
heeft hem naar de aanzienlijke stad Ningpo, op het vaste land ver
voerd, en ofschoon hij, volgens de laatste berigtennog niet in vrij
heid was gesteld, heeft men hem vergund, om briefwisseling met
zijne landgenooten te houden. Uit een der alzoo van hem ontvan-
gene brieven wordt het volgende, niet geheel onbelangrijke uittrek
sel medegedeeld:
Nadat ik den 17den September te Ningpo was aangekomenwerd
ik dadelijk door de Mandarijnen over het aantal onzer schepen, on
zer soldaten en onze geheele gesteldheid op Chusan ondervraagd.
Dezelfde comprodore, dien de Chinezen eenige dagen na onze ont
scheping op Chusan hadden opgeligt, diende daarbij tot tolk. Men
gaf mij te etenen zond mij naar de gevangenisom daar de plaats
in te nemen van een der vier mandarijnen van Chusan, die, op
last des keizers, om hen voor hunne nederlaag te straffen, in den
kerker zijn geworpen. Ik werd gedwongen in eene kooi mij te la
ten opsluiten, waarvan ik eene teekening bewaard heb, die ik u to
eeniger tijd hoop te laten zien. Zij was een yard (een Engelsche el)
lang, even hoog en slechts twee voeten breed. In zulke kooijen
zijn de Chinezen altijd gewoon hunne gevangenen op te sluiten, en
ik had mij dus niet te beklagen, dat ik het lot onderging van al
len, in gelijke omstandigheden geplaatst. Men deed mij een ijzeren
ring om den hals en bond mijne handen vast aan een stok van
een voet lengte, die aan mijnen halsring was vastgehecht. Daaren
boven had men mijne voeten met ketenen, die niet minder dan 18
of 20 pond wogenbezwaard. Ik geloofdat die strenge wijze van
handelen mij vooral ook berokkend was door de buitensporig ver
grootte verbalenwelke mijne opligters van den door mij geboden
tegenstand hadden gedaanongetwijfeld met het doel om den moed
te doen gelden, dien zij hadden aan den dag gelegd bij het over
mannen van zulk een dapper krijgsheld. Vier lange weken moest
ik die ketenen aan de voeten torschen. Toen werd ik weder voor
den mandarijn gebragt. In den loop van het gesprek deed hij mij
eenige vragen over onze stoom booten; ik bood aan er eene af te
teekenenen missehien ben ik aan die omstandigheid het goede
middagmaal, dat hij mij liet voordienen en de beleefdheden, ja zelfs
vriendschapsblijken, die ik van hem ontving, verschuldigd.
Bij een volgend verhoor voor denzelfden persoon vond ik daar
zeven gevangenen, die ten gevolge der schipbreuk van the Kite in
banden van de Chinezen waren geraakt. Met elk nieuw mondge
sprek werden de mandarijnen beleefder en vriendelijker. Zij gaven
mij eene kooi, die een weinig grooter was. Ongetwijfeld had ik
dit weder aan de teekeningen, die ik voor de mandarijnen maakte,
te danken. Zij vroegen mij een plan van de baai van Chusan, als
mede van de stad en de voorstad aldaar, waarop dan de ligging
onzer schepen en de plaatsing onzer tenten moesten worden aange
wezen. Vervolgens moest ik eene kaart van Londen, eene teekening
van de Westminster-Abdij, van de St. Pauls-kerk, van het kasteel
van Windsor en van dat van Buckingham vervaardigen. Een vol
genden dag moest ik eene kaart van Engeland leveren, waarop ik
de wegen en zelfs de openbare rijtuigen moest afteekenen, de laat
ste zoo naauwkeurig, dat zij grooter dan steden en graafschappen
waren. Bij een der verhooren vond ik den luitenant Douglas, den
neef van mijnen vriend en nabuur in het graafschap Fife. Hij was
in eene nog erger kooi dan de mijne opgesloten. Ook ontmoette ik
mistress Noble met haar kind, die mede met de Kite schipbreuk
had geleden, en in eene kooi, niet verre van de mijne in eene
cel geplaatst, was opgesloten. In één woord al onze Iotgenooten
ondervonden dezelfde soort van gevangenschap. Dikwijls deed men
ons voor de mandarijnen de zonderlingste vragen, zoo als bijv.t
Welke zijn de banden van bloedverwantschap, die tusschen mis.
Noble cu de Koningin van Engeland bestaan?
Eindelijk onderging het lot van sommigen onzermet name Dou
glas, Wilts en mij, eene aanmerkelijke verbetering. Men gaf ons
eene ruime kamer met een daaraan grensend grasperk tol wande
ling, alsmede goede bedden. Onze toestand werd over het geheel
zeer dragelijk. Wij ontvingen nu ook bij herhaling brieven van on
ze krijgsmakkers, iuet de ververschingendie zij de goedheid had
den ons te zenden. Van dat oogenblik af tot heden, den 2dcn Ja
nuarij hebben wij geene reden om ons te beklagen. Ik bezat alle
geree-'schappen oiu te teekenenhet ontbrak mij niet aan ledigen
tijd; en ik heb mij dus ernstig met het versieren van de muren
mijner gevangenis, met teekeningen, alle tot de edele wetenschap
der artillerie 'betrekkelijkbeziggehouden. Ik moest ook portret
ten van al de mandarijnen, van den admiraal, van kapitein Elliot,
van de Koningen, enz., maken. Wij zijn niet ziek geweest, en men
verzekert ons, dijt wij binnen tien dagen in vrijheid zullen wordeo
gesteld."