A" 1842.
ALKIAARSCHE
N0 41.
COURANT.
M a a n d a g
14 Maart.
Deze Courant wordt eens in de week en wel
eiken Maandag, voor de Trijs van 6 Centen
uitgegeven.
De Prijs der Advertkntu:n van 1 tot 5 re-
gels is één Guldenen voor eiken regel meer
20 Centen, behalve 35 centen zegelregt voor
elke plaatsing.
PUBLICATIE.
He STAATSR AAD, GOUVERNEUR oer Provincie NOORD-BOLLAND,
Gelezen eene missive van den Heer Opper-Houtvestervan den 23sten
Februarij 11., n°. 20, 'betrekkelijk de sluiting der Visscherij.
Gelet op de deliberatien van Ileereu Gedeputeerde Staten, van
den 3den Maart 1842, n°. 3.
Brengt bij deze ter kennisse van alle belanghebbenden, dat aeh-
tervolgens de bepalingen, door den Heer Opper - Houtvester voor
noemd, met overleg van Heeren Gedeputeerde Staten vastgesteld,
ter conservatie van de Visscherijdezelve zal gesloten zijn van den
eersten April eerstkomende tot den vijftienden Mei daaraanvolgende,
met uitzondering van alle zulke Visscherijen, hel zij langs de stran
den, het zij in de rivieren of binnen-wateren, als bij vroegere niet
geabrogeerde plaeaten mogten zijn vrijgesteld, en speciaal van de
visscherij van Steur, Elft en andere Vroonviscli in de buiten-rivie
ren; alsmede van Aal en Paling in de rivieren en binnen-wateren,
terwijl ter vermijding van misbruikenten aanzien van laatstgemelde
visscherijen, voor zoo veel de vlieten, wateringen en sloten aangaat,
daartoe alléén van aalkorven en zoogenaamde mallefuiken gebruik
zal mogen worden gemaakt; wordende aan de belanghebbenden wij
ders herinnerd de bepalingen van Z. M. besluit van den 23st™ Mei
1824, (staatsblad n°. 34) waarbij het visschen met den hengel in
den gesloten vischtijd, m alle wateren, hoe ook genaamd, wordt
verboden.
De belanghebbenden wordenten overvloede, bij deze herinnerd
aan de bepalingen van art. 11, 12 en 14 van de wet van 11 Julij
1814, n°. 29, (staatsblad n°. 79) op het stuk der Jagt en Visscherij;
zijnde die artikelen van den navolgenden inhoud
Art. 11. De tijd der opening van de Jagt- en Vischtijd, zal,
voor iedere provincie afzonderlijk, jaarlijks door den Opper-Houtves
ter, met overleg van de provinciale staten, worden geregeld."
Art. 12. In den aldus bepaalden besloten tjjd der jagt en vis
scherij, zal geen Wild noch Visch, waarvan het jagen of vangen
alsdan verboden is, langer dan gedurende aeht dagen, na het slui
ten van den jagt- of vischtijd mogen vervoerd, noch langer dan
veertien dagen na die sluiting mogen verkocht wordeu, buiten bij
zondere voorkennis van onzen Opper-Houtvester."
Art. 14. °Al!e overtredingen, waarop geene bijzondere boete is
gesteld, zullen gestraft worden mèt eene boete van twintig gulden;
onverminderd de verbeuring van het Jagt-of Vischtuig, de honden,
mitsgaders het gevangen Wild of den gevangen Visch, zoo als zulks
bij art. 7 wordt gestatueerd gevonden."
En ten einde niemand eenigc onwetenheid hiervan zoude kunnen
voorwenden, zal deze alomtne worden gepubliceerdalwaar zulks in
deze provincie te doen gebruikelijk is.
Haarlemden 8sten Maart 1842.
De Staatsraad, Gouverneur voornoemd,
Van E W IJ C K.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS deb Stad ALKMAAR,
brengen mits deze ter kennisse van de Ingezetenen derzelver Stad
en J urisdictie
Dat, ten gevolge van het door nun Ed. Achtb. in derzelver Ver
gadering van den 29s,°n November 1841 vastgestelde en bij Konink
lijk besluit van den 28sten December 1841 N°. 84, goedgekeurde
Reglement op den inbreng van Panden in de Stads Bank van Leening
alhier, door HH. Commissarissen van de genoemde Bank, als daartoe
expresselijk gemagtigd zijn, benoemd en aangesteld totgeauthoriseerde
Jnbrengsters in de Stads Bank van Leening alhier, de Personen van
Aatje IVackiehuisvrouw van Jan van Reijen, wonende op de
Oude Vest, wijk A, N°. 94.
Anna Catharina Lommerthuisvronw van Simon Jutwonende op
het Luttik Oudorp, wijk C, N°. 380.
Maartje Botrangerhuisvrouw van Salomon Siemoerts, wonende
achter de Waag, wijk B, N". 215;
die na aan hare verpligting tot borgstelling te hebben voldaan,
behoorlijk zijn beëedigd, en met den Persten April aanstaande hare
voornoemde betrekking zullen aanvaarden en daarin bij nitsluiting
van alle ongekwalificeerde Personen, alléén bevoegd zullen zijnom
tegen afgifte van een voorlopig schriftelijk bewijs dat tegen een door
de Bank uil te geven pandbrief verwisseld zal worden, voorschotten
op panden te doen en dezelve voor andrre in de Bank intebrengen.
Burgemeester en Wethouders vertrouwen dat deze instelling, wel
ke in alle deelen naar de voorschriften van het Koninklijk besluit
van den ll<ten October 1826 N°. 132, is ontworpen, geheel aan
derzelver doel zal beantwoorden en door een ieder, welke nu en
dan verpligt is van de Bank gebruik te maken en zulks niet in
persoon verkiest te doen, gretig zal worden aangegrepen als het mid
del om zich bij bet voordeel van eene minkosthare onverwijlde en
roor geheimhouding gewaarborgde adsistentietevens te vrijwaren en
te hoeden voor zoo vele misleidingen, knevelarijen en afzetterijen
als de ondervinding geleerd beeft het gevolg eener algeheele vrij
heid van inbreng door ongekwalificeerde en daarom onverantwoor
delijke personen te zijn.
liun Ed. Achtb. bevelen daarom dan ook de genoemde Personen
in liare voornoemde betrekking aanmet kennisgeving dat zij van
HH. Commissarissen der Stads Bank van Leening de vollédigste ver
zekering hebben ontvangen dat op alle mogelijke wijzen voor het be
lang der bruikers is gezorgd.
Wordende ten slotte een iegelijk dié zich tot dus verre met het
inbrengen Van panden voor anderen zonder daartoe geauthoriseerd
té zijn, mogt hebben bezig gebonden, ten ernstigsten gewaarschuwd
zich voor het vervolg daarvan stiptelijk te onthouden als zullende
bij ontdekking tegen de overtreders naar den strengsten Ietter der
Wet worden geageerd.
Alkmaar, den 4den Maart 1842.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
F. C. W. DRU IJ VESTE UN.
Ter Ordonnantie van dezelven,
De DIEU FONTEIN VERSCHUIR.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad ALKMAAR;
bij herhaling gezien hebbende; dat Kooplieden en Negolianten van
allerhanden aard zich willekeurig met hunne koopwaren, gedurende
de wekelijksche marktdagen, zoowel op de openbare en tot andere
bepaalde einden bestemde markten, als langs de straten en grachten
dezer Stad plaatsen, en daardoor groot ongerief aan het vrije ver
keer op de marktenen tevens belangrijke hinderpalen aan de al
daar vaste ligplaats hebbende schepen en marktschuiten toebrengen;
Willende hierin zoo veel mogelijk voorzien,
Brengen mits deze ter kennisse van alle daarbij belanghebbenden,
dat, te rekenen van heden af, niemand, wie het ook zij, gedurende
de wekelijksche Marktdagen met eenige koopwaren zal mogen voor
staan, hetzij in kramen, stallen, tafels, of op den publieken weg,
anders dan op zoodanige plaatsen, als aan hen door de Markt
meesters, volgens de daarvan bestaande verordeningen, zullen worden
aangewezen, en waartoe zij zich, alvorens zich te plaatsen, aan des
zeiven met hunne aanvrage zullen behooren te wenden.
Alkmaar, den 5<!en Maart 1842.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
F. C. W. DRU IJ VESTE IJ N.
Ter Ordonnantie van dezelven
De DIEU FONTEIN VERSCHUIR.
BUITENLANDSCHE BERIGTEN.
Berlijn den 2lsten Februarij.
Vóór ongeveer een 20 jaren vestigden zich alhier twee broeders,
die, van kleine gestalte en tengeren ligchaamsbouwtevens er zoo
onnoozel uitzagen, dat men des te eerder geloofde hen spoedig op
zwart zaad te zullen zien, toen zij hunne winkel-affaire in eene der
slechtste wijken der stad hadden opgezet. Dit vooruitzigt werd ech
ter gelogenstraft; vrouw Fortuna zocht de beide broeders op, en nog
vóór een tiental jaren verstreken was, hadden zij een groot eigen
huis in het aanzienlijkste gedeelte der stad, en hunne affaire was de
voornaamste der stad. De beide broeders en dit is bij verreweg
het meest belangwekkende waren tweelingenen geleken op vol
maakt elkander, dat hunne eigene moeder moeite had om hen te on
derscheiden. Nu gebeurde het, dat de moeder dezer beide Dioscu-
ren een dienstmeisje huurde, zoo lief en schoon, dat de beide broe
ders op haar verliefd werden. Ieder hunner gaf haar zijne gevoe
lens up het ondubbelzinnigst te kennen, en had het genoegen, te
vernemendat het mooije meisje er niets tegen hadMevrouw
Hté Worden. Intusschen ontdekten de broeders elkander we-
derkeerig, en- ook aan hunne moeder, hunne gevoelensvoornemens
en wensehen, en vermits hieruit eene zeer fatale botsing ontstond,
namen zij genoegen in het voorstel hunner moeder, om bet meisje
zelve zich voor een hunner te laten verklaren. Het meisje echter,
deswege gevraagd betuigde niet in staat te zijn, een hunner beide
te kiezen, vermits het haar onmogelijk was tusschen hen eenig on
derscheid te vinden, en dat, indien ook al zij een of ander ligeha-
melijk onderscheidingsteeken aan hen ontdekken mogt, beide broe
ders echter in spraak, houding en manierenin denkwijze en ge
moedsaard derwijze Ran elkander gelijk warendat zij volstrekt voor
den eenen dezelfde gevoelens moest koesteren, als voor den ander.
Deze heusohe opregtheid harer bekentenis is even merkwaardig
maar ook even zoo waar, als de onderling wederzijdsche gelijkenis
der tweelingbroeders zelve. Het resultaat was nu het volgende:
Het fiksche meisje bleef in het huis, werd door de beide broeders
als eene geliefde met teederheid en hooge achting behandeld, ont
ving van beide minnaars geschenken enz.alle partijen echter (moe
der, broeders en geliefde) waren het daarover eens, dat eerst dan,
als één der broeders zoude overleden zijnde hem overlevende broe
der het meisje zoude tot echte-vrouw bekomen. Sedert hebben de
beide broeders ruiin vijftien jaren met elkander doorgeleefdzon
der dat ooit, ook zelfs het geringste, krakeel tusschen hen beide
was ontstaan. Nu ettelijke weken geledenis eindelijk een der
beide broeders, ik geloof in den ouderdom van 42 jaren, oveilo-