A° 1845. ALKMAARSCEE IV0 51 C 0 I! R A N T. M a a n (I a g 22 December. B o e k 1) e s c h o u w i u nationale m l i t i k Deze Courant wordt eens in de week en wel élken Maandagvoor de Pi-ijs van 0 Cente uitgegeven. V De Prijs der Adverte^ticn \an 1 tot 5 re gels is één Gulden en voor élken regel meer 20 Centfen behalve 35 Centen zegelregt voor elke plaatsing. B PUBLICATIE URGEMEESTÈR eis WF.TIfOUDEBEN der Stad ALKMAAR, gezien de dispositie van den Heer Staatsraad, Gouverneur van Noord-Holland. de dato 3 December 1845 ais M. S. (Provii blad n°. 84) waarbij is bepaald: dat de werkzaamheden «Ier Nationale Militie, voor den jare 1840: binnen de Steden en Gemeenten dezer Provin cie, eeuen aanvang zullen nemen ihet den eersten Januarij aan staande Roepen ter voldoening aan art. 60 der wet van 8 Jannarij 1817, n°. 1, omtrent de inrigting der Nationale Militie, bij deze óp; alle Manspersonen, hunne wettige woonplaats, of domicilie binnen deze Stad én Jurisdictie hebbende, welke op den ls'en Januarij 1846, hun negentiende jaar zijn ingetreden; en mitsdien alle Jongelingen, ge- héren in het jaar 1827, teneinde zich ingevolge art. 59 der voorz wet, in het daartoe gereed gemaakte register tot de ligting voor de Na- tonale Militie te doen inschrijven. En ingevolge art. 6 van de wet van 27 April 1820, alle Mansper sonen, die hun verblijf binnen dit Rijk komen Ie vestigen, en als Ingezetenen moeten worden beschouwd ten einde zichvoor zoo verre zij nog in de jaren der Militie vallen, insgelijks tér inschrij ving aantegeven, in dat register, waartoe zij volgens hunnen ouder dom behooren. De inschrijving zal beginnen met Vrijdag den 2<len Januarij 1846, ën zal geheel en al moeten zijn afgeloopen den 20s'™ daaraanvol gende. Tot dezelve zal worden gevaceerd in een der vertrekken op het Raadhuis alhier, op Dingkdagen en Vrijdagen, zijnde deu 2 6 9 13, 16 en 20s<™ Januarij aanstaande, des namiddags van 5,'tot'des avonds 7 ure. En ten einde te voorkomen, dat iemand, in de termen der in schrijving vallende, zich door onwetenheid aan pligtverzuim schul dig make, hebben Burgemeester en Wethouderen noodig geoordeeld, de Ingezetenen te moeten herinneren aan de navolgende bij voor melde wet gemaakte bepalingen: Dat, welke aanspraak op Vrijstelling iemand zoude vermeenen Ie hebben, wegens gebreken of anderzins, dezelve des niettegenstaan de, gehouden is, zich te doen inschrijvengelijk mede daaronder begrepen zijn de gehuwden en afwezeiiden. Dat de OudersVoogden en Regenten, verpligt zijn, hunne Kin deren of Pupillen iu persoon of door iemand, daartoe door hen schriftelijk geraagtigd, te doen inschrijven, en daarin nalatig blij vende, zullen zij vervallen in de boete daarop gesteld en ingeval van volstrekt onvermogen met gevangenis worden gestraft onvermin derd, dat zoodanige Kinderen of Pupillen even als alle andere jon gelingen, welke zich aan de inschrijving hebben onttrokken, indien zij geene redenen van Vrijstelling kunnen bijbrengen, in eene bue- te en bij onvermogen, lol gevangenis worden verwezen. Dat de wettige woonplaats voor de inschrijving, wordt gehouden, I)e Coin missie tot ondetstenriing van niei gealimenteerde behoeftigen voorgenomen hebbende, met hare werkzaamheden cenen aanvang te maken, geeft hiervan langs dezen weg aan ben, die daarvan zonden vermeenen te kunnen genieten, kennis; alsmede, dat de Zittingen dier Commissie, tot bet ontvangen van zoodanige aanvragen, zullen plaats hebben, te beginnen mot Maandag den 22stel> dezertot nade re aankondiging toe, eiken MAANDAG, des namiddags tusschen 5 en 7 uren, ten Raadhuize dezer Stad. Wordende echter aan de zooda- '"gen die zich daarvoor niet gaarne openhaar zoude willen aanmel den dw dagelijksche gelegenheid opengesteld ten huize van elk Lid der Coinmissië. De Commissie meent, tot voorkoming van vrucbtelooze aanvragen, en daaruit te volgen teleurstellingen, een ieder opmerkzaam te moe ten maken, dat de haar opgedragen last zich alleen tot niet gecli- menteerden uitstrekt, en dal, naar den aard daarvan, niet zullen wor den aangenomen personendie eenige hoegenaamde alimentatie van ar- meninstellingen, of Commissie van Spijs-uitdeeling, genieten, of die zich met bedelen ophouden. Eindelijk berigt de Commissie, dat zij, in den geest des Stedelij ken Bestuurs, zich voorgenomen heeft, om eerst te beproeven, in hoeverre zij met de baar uit Stads-kasse te verstrekkene gelden in hare behoefte, zonder buitengewoon bezwaar der Ingezetenen zal kun nen voorzien, en alzoo voor alsnog geene bijdragen van gelden van de Burgerij zal vragen; zich echter voorbehoudende, om, ingevalle haar zulks niet geheel doenlijk mngt zijn, een nader beroep op de weldadigheid der Ingezetenen te doen. Alkmaar, dett 19''eu December 1845. De Commissie voornoemd D. W. VAN LEEUWEN. L. J. WESTENDORP. B. ABBRING. P. BLNK HORST. F. M. AG111NA. J. SCHEEPERS. II. COSTER. J. VAN DER SLUIS VEER. J. SCHUT. P. SPANJAARDT. voor hen die ongehuicd zijn, de woonplaats der Ouders, en bij overlijden van beide, die van den eerstbenoemden Voogd voor J- -'nats, alwaar zij bun bestaan hebben; terwijl 3 Ouders, Voogd nf eigen bestaan hebben, moe- even ter plaatsè «tl waar zij zifch bevinden. de gehuwden de plaats diegene, welke geene tèn wirlen ingeschreven ler piaatse (p waar zij Burgemeester en Wethouderen voornoemd, vermanen alle In gezetenen van deze Stad en Jurisdictie, wélke dit aangaat, om zoo veel mogelijk in eigen persdon, Voorzien van een Extract uit het Ge boorte-registeren ëenèNotü van dé wijk en nummer der woonplaats, doch bij volstrekt noodige afwezigheid door een hunner naaslbestaanden of Voogden, aan deze hunne verpligting getrouwelijk en naauwkeu- rjg te voldoen, en daardoor voortekomen dal zij niet als (inwilligen worden aangezien en gestraft, hetgeen zeker van hunne eigene "na latigheid het gevolg zoude zijn. Aldus gearresteerd ter Kamer van burgemeester en Wethouderen der Stad Alkmaar, den 13ll,,n December 1845. Burgemeester en Wethouderen voornoemd F. C. W DRU IJ VESTE IJ N. Ter Ordonnantie ran dezelren De DIEU FONTEIN VERSCIIU1R. NATIONALE militie. PUBLICATIE. BURGEMEESTER en WETHOUDEREN der Stad ALKMAAR gezien art. 21 der Wet op de Nationale Militie van den 8st™ Jnniiarij 1817, n°. 1 waarbij is bepaald, dal zich jaarlijks vóór den 5'1™ Ja rtuarij aan het Plaatselijk Bestuur in geschriften moeten adresseren de bij de Nationale Militie voor ziéh zeiven dienende Manschappen, die iu den loop van het laatst verinopen jaar, betzij door overlijden van oenen Vader nf wel eener Moeder, weduwe zijnde, of door plaats gehad hebbende regterlijke separatie of echtscheiding der Ouders, of eindelijk door overlijden van eenen Broeder of Broeders, regt op vrijstelling, overeenkomstig de bepalingen bij art. 91 en 94 gemaakt, hebben verkiegenen hun ontslag diensvolgens zullen verlangen. En gezien (Ie Dispositie van den Heer Staatsraad, Gouverneur van de Provincie Noord-Holland, de dato 3 December 1845 n°. jTT!f, M.S. (Provinciaalblad n°. 84), waarbij aan voormeld 21 art. speciaal wordt herinnerd. Brengen ter kennis van de thans voor zich zeiven bij de Natio nale Militie dienende Manschappen, welke na hunne inlijving, ten gevolge van art. 21 der voormelde Wet, redenen van Vrijstelling hebben verkregen, en verlangen uit deu dienst ontslagen te worden, dat zij zich tot dat einde, vóór den Vijfden Januarij aanstaande, schriftelijk aan burgemeester en Wethouderen moeten adresseren, en daarbij overleggen do noodige bewijzen, ingerigt overeenkomstig de voorschriften bij art. 91 en 94 der bovengemelde Wet gestatueerd tot welke aanvrage om ontslag evenzeer de Manschappen*zeiven, als derzelver Ouders, A'oogdenCurators en Gemagligden bevoegd zijn. Gedaan te Alkmaar den 13(len December 1845. Burgemeester en II ethouderen voornoemd F. C. W. DRU1JVE STEIJN. Ter Ordonnantie van dezelven, De DIEU FONTEIN VERSC1IU1R. DE GBAAF VAN LETCESTEB IN NEDERLAND doof A. L G. Toüssaint, beschouwd in betrekking tot den tegenwoordigen tijd. Wij beleven een in vele opzigten merkwaardig tijdsgewricht. Ter wijl men op vele plaatsen en in velerlei opzigten eenen bekomme rende achteruitgang kan opmerken springt hier en daar de voor- uilgang van liet mensehelijk vernuft, de verheldering zijner zielsver mogens*, verbazend in bet oog. De toepassing der natuurkrachten vooral schijnt geen breidel meer te kennen; doch als men dat gade slaat en daartegen bepeinst en overdenkt, wat vermogen secten-geest en jesuitismiis nog in dezen tijd uitoefenen, wat zij tot stand bren gen en wat zij vernielen, en boe onder den druk der tijden, de ware verlichting kwijnt en meer achter- dan vooruitgaat, dan is liet een waar genot als men in den duisteren nacht eene ster ziet verrijzen en wolkeloos schitteren. In de laatste jaren is bijna overal in Europa de beoefening der ei genlijke Ietlerén, meer achter- dan voorwaarts gegaan mogen al en kele wetenschappelijke geschriften ten deze eene uitzondering ma ken; nergens was dit meer blijkbaar dan in de lektuur van den dag, de Gedigten en Bomans Wat de laatste betreft (om ons ditmaal al leen bij deze te bepalen) leverde Frankrijk een treurig bewijs; wer kelijk niets boteekenend, zoo niet bépaffd schadelijk waren over het algemeen hare Romans en Dagschriften tot op eens Sue dour zijne My stères de Paris, en zijn Jitif Errant bet ingeslapen lezende pu bliek uit deszelfs sluimering opwekte en niet slechts Frankrijk maar geheel Europa: met bewondering staren deed op de edele beginse len; die bij zoo vernuftig en indrukmakend wèet in te kleeden, &ij- ne beide romans staan daar als sterren van de eersfë grootte, te midden van honderden dwaallichten aan den franschen lellerhemel, en zullen onmiskenbaar duurzaam werken op de gevoelens zijher lijdgenooten. Ook in Nederland heerscht een akelig duister aan den TettCrhemel vroeger vloeide liet over van welluidende dichters, welke dien (non wistëri aan te slaan, die zoo welkom is aan liet volk, en in zulk een naauw verband slaat met deszelfs huisselijke' zeden thans ech ter heeft bet genoegzaam geene dichters van eenigen naam meer geene althans wier toonen weerklank vinden in de gemoederen der natie, men leest geen verzen meer, en ook weinig of geen ne- derduitsche romans, omdat zij werkelijk niets beteekenen, langdra dig', zonder leven en vuur geschreven schijnen, niet liet enkel doel, oiii eenige bladen druks Ie vullen. Het oordeel moge hard schijnen, het is niettemin waarzou zelfs, dat de laatste voortbrengselen van som mige in trek zijnde schrijvers, in stede van vooruitgang, eene laifi- zaligheid aan den dag leggen, die schijnt te bewijzen, dat Ook zij uitgeput zijn. Maar ook in Nederland schittert nu eene ster van de eerste grootte, die reeds menigmaal een heerlijk, zacht licht van zich deed afschijnen, maar nu op eens toont hoe wijd zij hare stralen versprei den kan, boe luistervol zij in staat is te schitteren. En dié ster is geen forsch tot studiën opgeleid man, maar is eene zwakke jonk- j vrouw, die zich zelve gevormd, zicli zelve geadeld heeff, is eene burgeres uit bet nederige en vergelen Alkmaar, is mejufvrouw Toussaint. Heeds menigmiden beeft zij Nederland onthaald op geurige, wel smakende vruchten; bijna telkens beeft men bij ieder nieuw verschijnen-» de geestvrucht, vooruitgang in letterkundige verdiensten nieeuen op- lemerken; en hoezeer sommige barer werken, die in ons land zoo zeldzame eer van herdrukken te beurt vielen, men beeft baar in g niet kunnen schatten in de waarde, die zij werkelijk bezit; eeist nu beeft zij getoond wat zij als schrijfster vermag, en hoé zij alle vrouwen in Nederland, ja in Europa, welke ooit de pen voerden, verre achter zich laat. Haar Graaf van Lycester in Nederland levert daarvan een onweersprekelijk bewijs Een groot talent e(i veel stu die was er noodig, om over Leycester en zijne lijdgenooten onpar- dig te schrijven, vooral in eene tijd als de tegenwoordige, waarin zoo meenig stelsel wordt verlevendigd dat, zoowel in het staatkunde-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1845 | | pagina 1