ALKMAARSCHE COURANT
N0. 11.
V ierenzestigste aw gang.
1802.
Zondag
16 Maart.
V f R tre R DE R DILIGENCES E BI S T O O 11 O T E T.
(Officieel (?3cbccElc.
Politiek #ocvsigt.
Prffsvraas;.
Vv-M
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40. enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—.
Brieven franco aan de Uitgevers.
HE It M". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1—5 regels J 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, belialve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ure ingezonden berigten een dag
vroeger.
Diligence
J. v. d. Haagcn.
Naar Haarlem.
Diligence
C. v. d. Eaagen (in de Burg.) j
Diligence
S. N ij ma n.
Raderstoomboot
Zaanstroom.
Sehroefstoombooten
Zurmuhlen en C\
•s Morgens circa 5j ure.
•s Namiddags circa l£ ure
Naar Haarlem.
Naar Haarlem over Uitgeest,
Voormiddag 11 ure.
Naar Amsterd. 1 Naar N. Diep. Naar Amsterd.
'sMorgens5£ure.l 's Avonds 82 ure.
Schroefstoomboot;
Stad Alkmaar.
Naar Amsterd. 1 Naar N. Diep.
Voorm. /IIure. 'sNam.circ.12iu. 'sMorg. 10* ure.|'sNaimdd.3iure-
's Morgens ure. (Alleen
Beurtschepen naar Amstei^m:'
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de ingezetenen:
Dat de PATENTEN van het, derde kwartaalvan den
3 tot den 17 Maart 1862ter secretarie der gemeente kun
nen worden afgehaald.
Alkmaar. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
den 28 Feb. 1862. A. MACLAlNE PONT.
l)e Secretaris.
SPANJ AARDT.
Het G EMEENTEBESTUUR verlangt in de Stads
Apotheek, om dadelijk aldaar in functie te treden:
Een ongehuwd geëxamineerd APOTHEKAR,
geschikt en bekwaam om aan het hoofd der administratie te
staan op cenc jaarwedde van 700,—, benevens vrije wo
ning in de Apotheek.
De sollicitatie staat open tot den 15 Maart 1862, met
portvrije brieven en overlegging van bewijzen van bekwaam
heid en "oed gedrag, aan don Burgemeester der gemeente.
Burgemeester en Wethouders,
Alkmaar, A. MACLAlNE PONT.
den 28 February 1862. De Secretaris
SPANJAARD!.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
gezien art. 150 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad n". 72.)
Brengen ter openbare kennis:
Dat gedurende de maand Maart dezes jaars de gelegenheid
is opengesteld voor lotelingen van de nationale militiedie
nog niet zijn ingelijfd, om bij het gemeentebestuur aanvrage
te doen om bij de zee-militie te dienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het, noodig
geoordeeld om, tot toelichting; liet volgende medotedeelen, en
vermeld in de navolgende artikelen der opgenoemde wet, als:
Art. 152. De zee-militie wordt bestemd t.crt bemanning van
de verdedigingsvaartuigen voor de biuuenlaiidsche dieust en
langs de kusten,
Zij wordt niet naar de koloniën en bezittingen van liet
Rijk in andere werelddeelen gezondentenzij ingeval van
zeer buitengewone omstandigheden, eene nadere wet daartoe
magtiging verleene.
Art. 153. De manschappen der zee-militie worden tot eerste
oefening gedurende het gehe^le eerste jaar van hun diensttijd
in werkelijke dienst gehouden, tenzij Wij (de Koning) zulks
niet noodig achten.
Ingeval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden,
kan 3e zee-militie, hetzij geheel, hetzij ten deele, door Ons
(den Koning) buitengewoon worden bijeengeroepen.
Art. 154. Aan de manschappen der zee-militie, die verlangen,
na volbragten oefeningstijdin werkelijke dienst te blij ven
of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt
zulks vergund.
Art. 156. De manschappen der zee-militie, die zich met ver-
lofbevinden, mogenzich, zonder toestemming van den minister
van marine, niet langer dan gedurende vier weken buiten s lands
begeven.
Hun wordt in gewone tijden vergunning tot uitoefening
van de buitenlaudsche zeevaart eu vissclierij verleend.
Zonder die vergunning worden zij niet tot eene verbmdtems
tot uitoefening vau de buitenlandsche zeevaart toegelaten.
Art. 158. Elk bij de zee-militie ingelijfde, ontvangt vier
jaren 11a den dag zijner inlijving een bewijs van ontslag uit
de dienst.
Heeft hij echter in zijn diensttijd achtereen of opvolgend
gevangenisstraf gedurende zes maanden of langer oudergaan,
dan ontvangt, hij dat bewijs zooveel laterals zijne gevangen
houding heeft geduurd.
Art. 159. Aan hem, die. na volbragten diensttijduit de
zee-militie is ontslagen en daarbij een bewijs van goed gedrag
heeft bekomenwordtwanneer hij binnen een jaar na ziju
ontslag eene vrijwillige verbindtenis bij de vaste zeemagt
aangaatvoor den graad waarin liij is aangenomeneene
premie toegekendde helft hooger dan die, voor de gewone
vrijwilligers bepaald.
Art. 160. De loteliug, die zijn diensttijd bij de zee-militie
heeft, volbragt en een behoorlijk paspoort heeft bekomenis
in tijd van vrede van de dienst bij de schutterijen vrijgesteld.
Alkmaar, Burgemeester en Wethouders voornoemd,
den 14 Mrt. 1862. A MACLAlNE PONT.
De Secretaris.
SPANJ AARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
noodigen mits deze alle ouders ol voogden wier kinderen of
pupillen op de openbare tusschenschool of op de armenschool
ouderwijs genieten, en die genegen mogten zijn, deze aan
het onderwijs in de gymnastiek, dat met 1°. Mei a.s. voor
die scholen zal geopend wordendeel te doen nemen uit
om zich daartoe te doen inschrijven.
Voor de kinderen van de armenschool van heden op tot
en met 1 April a.s.; Voor die der tusschenschool tusschen
I en 15 April dezes jaars bij den onderwijzer in de Gym
nastiek den Heer J. G. Burggraaff, wonende op het Luttik
Oudorpin liet lokaal der voormalige Infirmerie.;
De kosten voor het onderwijs der kinderen 111 de tusschen
school bedraagt voor ieder kind 25 cents per 3 maanden,
voor die in de armenschool wordt het onderwijs gratis verstrekt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAlNE PONT.
den 17 Maart 1862. De Secretaris,
SPANJ AARDT.
VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 19 Maart 1862, des middags
ten 12 ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris
SFANJAARDT
«Mevrouw! alles is verloren behalve de eer!" schreef
Frans I aan zijne moeder na zijn nederlaag en gevangenne
ming bij Pavia. Dat was zijn troost en een voldoende
troost. Zoo dacht men in Frankrijk ten tijde van den Bidder
zonder vrees of blaamzoo dacht men nog lang daarna
zoo denkt men immers nogFrankrijk tocli is liet eenige
land dat voor een beginsel oorlog voert althans de 1 ran-
sclien zeggen het en krijgsroem is zijn zonen dagelijksch
brood. (5, zij herinneren ons de schoonste tijden der oud
heid toen Cincinnatus van den ploeg naar de overwinning
en vau de overwinning naar den ploeg sneldetoen Curtus
Dentatus in het vooruitzigt op een heerlijk schoteltje rapen,
die hij zelf bezig was te bereiden, het goud der omkooplustige
Samniten versmaadde. Achilles wijst rijke geschenken en
sehoone minnaressen van de hand,
«Maar zonder eer leeft Held Achilles niet.
Ja maar, Achilles leefde niet in de negentiende eeuw enookmet
in Parijs. Eu in Parijs is het duur leven. Dat dacht die hoofd
officier ook, toen hij in China uit den buit, een schoon as
sortiment porceleinen waren verzamelde, netjes inpakte eu
naar het vaderland mêe bragt,. om ze daar te verkoopen en
alzoo een appeltje voor den dorst te hebben. Dit appeltje
smaakte echter niet als de beroemde perzik van van
Alphen -- naar meer. De minister van oorlog achtte do
krijgsmanseer beleedigd, deze joden-negotie onvereemgbaar
met do betrekking van officier in het Eransche legeren onze
handelaar in porceleinen warea werd als militair op 11011-
aetiviteit gesteld.
Desalniettemin blijft het een dure tijdvooral te Parijs.
Lauweren zijn schooue gewassenmaar niet eetbaar. Niet alle
veldheeren zijn als Achilles af keerig van rijke geschen
ken en sehoone minnaressen. De maarschalk de Montauban
had zich in China verdienstelijk gemaakten werd daarom
verheven tot graaf van Palikao een naam die voor de
Franschen moeijelijk genoeg zal wezen om uit te spreken. De
hoogst opgeschroefde eerzucht scheen niet meer te kunnen
vorderen. Wijd en zijd zou de Faam deu naam van den
roemruoht.igen graaf van Palikao verbreidenen de Faam heeft
duizend monden maar 't zijn koperen monden. Hoe sterk
de klank barer stem dus moge zijnhij moet onderdoen 111
liefelijkheid voor dien van het zilver. Daarom achtte de
Eransche Keizer het goed, den maarschalk de Montau'ian bij
zijn graventitel nog een bewijs van erkentelijkheid te geven
in den vorm eener jaarwedde van 50.000 francs. Het VV et-
gevend Ligohaam openbaarde echter reeds dadelijk weinig
'lust 0111 het daartoe strekkend wetsontwerp aan te nemen.
De maarschalk schreef daarop een brief aan den Keizci
waarin hij voor de schenking bedanktedoch de Keizer nam
die edelmoedigheid niet aan. In zijn antwoord toonde hij
zich nog edelmoediger door den bepaalden wil om ware ver
diensten te beloonenen sprak niet zeer vriendelijk over de
minder edelmoedige leden van het Wetgevend Ligchaam.
Dit bleef echter volhardende commissie tot onderzoek van
het wetsontwerp concludeerde met algemeene stemmen tot
Geliefde Vriend
Gij zult er zeker niet tegen hebben, dat ik u zoo noem,
hoewel ik mij voorslei dat'gij kwaad op mij zijt,, omdat ik
uw brief van October des vorigen jaars onbeantwoord liet.
Overigens kan het mij niet schelen dat gij kwaad zijt. want
wij wonen ver genoeg van elkander om geen last te hebben
van elkaers kwaadheid.
Intusschen moet gij toch niet meenendat ik m al dien
tijd »eeu zin gehad heb om u te schrijven. Integendeel.
Reeds in het vorige jaar ben ik een brief aan u begonnen
en onder ons een mooien brief. Hij was zamengesteld
mot het oog op de bestaande gewoonte, om de briefwisseling
van groote 'mannen na hun dood in het licht te geven.
Hij was echter bestemd voor St. Nieolaasen daar ik in
Januarij ontdekte, dat dit feest reeds gevierd washeb ik
den brief in de kagchel gegooid. Dit zal wel de hoofdoor
zaak zijn dat gij hem niet ontvangen heb.
Ander nieuws heb ik niet.
Mijn leven vliet kalm daarheen, als een emmer water in een
verstopt riool. Moor de afwisseling heb ik een kanarie ge
kregen in een blikken kooitje. Ook houd ik er bolgewassen
op nadie haast bloeien. Dit zet niet weinig fleurigheid
bij aan mijn bestaan. Als ik dan zoo achter die bolgewas
sen en dat kooitje ziten een lange pijp rook en de Boek
zaal voor de geleerde wereld leesdan gevoel ik mij zoo
regt kalm, en dan denk ik wel eens: «Mijn lieve deugd!
Wat is de mensch toch een verheven wezen! Hoe heerlijk
van aanleg! Hoe kolossaal van beslemming! Hoe be-
heerscht, hij niet als met één blik bet, gansche raderwerk der
natuur, hot dierenrijk (de kanarie), het plantenrijk (de bol-
gewassen), en bet, delfstoffelijk-rijk (de aarden pijp en het
blikken kooitje)!" Maar neen, de Boekzaal voorde geleerde
wereld lees'ik niet,. Integendeel: ik lees zeer ongeleerde
hoeken zooals de Pickwick en de Duizend en één Nacht.
Herinnert gij u nog weldat ik in slaap viel als gij uit
de Pickwick voorlaast Één van beidenik ben minder
slaperig geworden, of gij hebt mij toen zeer slaperig voor
gelezen. Want nu vind ik het een mooi boek.
Maar wat gaat het u aan, wat ik lees! Wilt gij dan lie
ver weten wat ik denk?
Ik zal het u zeggen kort en bondig. Ik schreel onlangs
aan onzen vriend van de Rotte.
Ik denk, dat het niet kwaad was, zoo gij en ik een.vrouw,
of liever twee vrouwen, hadden (elk ééne). Denkt gij er ook
zoo over? Welnu, trouw dan. Er is niets, dat 11 ver
hindert. Aangaande mij mijne omstandigheden vergun
nen mij niet, om mij zulk een, voor een ongehuwd heer
onmisbaar, voorwerp aan te schaffen. Dit is regt somber.
Maar gij vraagt, mij om iets voor eeu courant te schrijven.
Dit wilde ik gaarne 'doenmaar er bestaan twee groote be
zwaren.
Het eerste is dat ik te lui beu.
Ja, lui beu ik, te tui om te trouwen, om iets van belang
te lezen, om u brieven te schrijven, om geregeld om hajf
acht op te staanom krant-artikels te schrijven en daardoor
beroemd te worden.
Nu is de luiheid één der zeven hoofdzonden.
Daarom kunt gij wel nagaandat het er niet best met
mij uitziet.
Mijn tweede bezwaar is dal, ik niet weet wat ik zal schrijven.
Politiek hebt ge genoeg; ik zou haast zeggen te veeien
daarbij komt dat ik er geen verstand van heb. Voor theologie
zult ge u wel wachten. En nu stel ilc do volgende
PRIJSVRAAG.
Waar stelt het publiek nog meer belang in, ah het van
politiek en theologie verzadigd is?
Waunneer op deze prijsvraag een voldoend antwoord wordt
gegeven, kunt gij, ais ik van mijn luiheid genezen beu en
er geen nieuwe bezwaren voorkomen, misschien rekenen op
de medewerking van den ondergeteekende, die, na zijncarriere
te hebben gemistde eer heeft zich te noemen
0 Uw COLLEGA.