ALKMAARSCHE COURAN
16. Vierenzestigste Jaargang.
Zondag
20 April.
©flficiccl (öcbceltc.
Scheiding van Staat en Kerk.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, eukele Nop. 7 Cents, franco per post ƒ4,
Brieven franco aan de Uitgevers.
HERM'. COSTElt ZOON'.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
I)e COMMISSARIS des KONINGS in de Provincie
NOORD-HOLLAND
Herinnert alle autoriteiten en een ieder die daarbij belang
mogt hebben, aan de bepalingen der wet van den 8 Novem
ber 1815 (Staatsbl. N°. 51), en aan den inhoud van art. 29
der wet van den 5 October 1841 (Staatsbl. N°. 40), betref
fende de verevening van schuldvorderingen ten laste van het
Rijkmet aanmaning om zoodanige schuldvorderingen zoo
spoedig mogelijk, immers vóór den eersten Julij aanstaande
intedienen, aangezien aan die wetsbepalingen, zoo nu als in het
vervolgstiptelijk de hand zal worden gehouden.
Haarlem den üe Commissaris des Konings voornoemd
15 Feb. 1S62.ROËLL.
PROVINCIE NOORD-HOLLAND.
AANBESTEDING.
Aan het gebouw van het Provinciaal Bestuur van Noord-
Holland te Haarlem, zullen op Vonderdag, den 1 Mei 1862,
des namiddags ten half drie ure, bij enkele inschrijving, wor
den aanbesteed de volgende werken
1. Het planten van stroo en helm en het stellen van riet
schuttingen op de duinen van het eiland Texel en van
den vasten wal van Noord-Hollandin den zomer en het
najaar van 1862 en in het voorjaar van 1863, in drie
pcrceelen.
2. liet driejarig onderhoud vanl Mei 1862 totl Mei 1865,
van de havenwerken beoosten het Oude Schild op Texel.
Do bestekken zijntegen betaling van 10 Cts per exem
plaar,' te bekomen aan de Provinciale Griffie van Noord-
Holland te Haarlemaan het bureau vau buitenlandsche
paspoorten te Amsterdam; bij den Provincialen Opzigter van
den Waterstaat C. van der Sterraan den Helderen ter
Gemeente Secretarie van Texel.
Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen hij den Ingenieur
van den Waterstaat J. F. W. Conrad, te Alkmaar, en bij
genoemden Opzigter.
Van het sub 2 genoemde werk, zal aanwijzing in loco worden
gedaan op Zaturdag 26 April 1862, des morgens ten tien ure.
üe BURGEMEESTER vau ALKMAAR brengt ter
kennis van de belanghebbenden
Dat de blanco aanvragen, ter bekoming van JAGT- en
VISCHAKTEN voor het jaar 1862/63ter Secretarie der
gemeente verkrijgbaar zijn gesteld.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
den 29 Maart 1862. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden:
Dat de oorjenirstierniis in die gemeente den
23 April aanvangt en op dien dag tevens de loting voor
plaatsen zal gehouden worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 1 April 1862. De Secretaris,
SPANJAAllDT.
Te beginnen met den 23 April eerstkomende, zal de door
vaart door en de overgang over de ophaalbrug aan het Luttik
Ondorp bij de Appelsteeg, uithoofde van reparatien, tot nader
aankondiging gesloten zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 12 April 1862. üe Secretaris,
SPANJ AARDT.
De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD van ALK-
MA AR brengt ter kennis van de belanghebbenden:
Dat de lijsten der kiezers voor den Gemeenteraadde
Tweede Kamer der Staten Generaal en de Provinciale Staten
op heden door hem definitief zijn vastgesteld, op nieuw zijn
aangeplakt en van heden af, ter secretarie dezer gemeente,
voor een ieder ter lezing zijn nedergelegd.
Alkmaar. De Voorzitter voornoemd
den 4 April 1862. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen bij deze ter kennis van belanghebbenden dat
zoo lang de reparatie van de brug bij het Appelsteegje duurt,
het verboden is om des Vrijdags, van 's morgeus 10ure tot
na den afloop der Kaasmarkthet Fnidsen met rij- of
andere voertuigen en handkarren te passeren.
Alkmaar, Burgemeester en Wethouders voornoemd,
den 19 April 1862. A MACLAINE PONT.
De Secretaris,
SPANJAAllDT.
Vervolg
Ovcrmagtige zelfstandigheid der kerk. dit was (gelijk in
een vorig "nummer dezer Courant werd uiteengezet) het ken
merk der betrekking tusschen kerk en staat in het Westelijk-
Christelijke Europa gedurende het duizendjarige middeneeuw-
sclie tijdvak. Niets doet de mugtige stelling der Christelijke
kerk in dien tijd meer uitkomendan de geschiedenis van
den strijd der Pausen tegen de wereldlijke Vorsten en der
vele wederwaardigheden welke het Pausdom vooral ook in
verband rnet dien strijdte verduren had. Eenige hoofdtrek
ken dier geschiedenis wil ik hier in herinnering brengen.
Sedert den tijd der Karolingische heerschappij en vooral
sedert Karei den Groote, die in het jaar 800 door den Paus
tot Romeinsch Keizer gekroond werd, was de kerkelijke
soevereiniteit der Pausen op hechtere grondslagen gevestigd.
Reeds in de helft der achtste eeuw had de groote Bonifacius
(of Win/riedde apostel der Duitschers aartsbisschop van
Mainzden eed van suprematie aan den Paus gedaan. Nog-
tans matigde Karei de Groote in navolging der Romeinsche
Keizers zich zeker oppergezag over de kerk aanals stond
hij boven Paus en Conciliën, en op het Concilie van Mainz
(813) deed hij zich «-den vromen bestuurder der heilige kerk
in Gods dien3t" noemen. Doch zijne opvolgers konden die
aanspraken niet volhouden. Toen de Duitsche Koningen zieh
de heerschappij over Italië en de Romeinsche keizerskroon
verwierven, trachtten ook zij aanvankelijk zeker oppergezag
over de Pausen uit te oefenen, maar ook hunne aanspraken
waren evenmin van duurzamen aard. Olto de Groote, die
(962) het eerst door den Paus tot Keizer gekroond werd
kende zieh het regt toe om aan de keuze der Pausen eerst
door zijne bevestiging kracht te verleenen; en deed zelfs
in het volgende jaar den Paus (Johannes X1IT), die hem
gekroond had, door eene synode afzetten en een ander in
zijne plaats benoemen. Doch de vrome Duitsche Keizer
Hendrik II (10021024) gaf dit regt weder op, en bewees
den Paus Behedtclus VIII bij zijne krooning in Rome (1014)
en later in Duitscliland (1020 te Bamberg) de eerbiedigste
hulde. No"' eens trad de Keizer Hendrik III krachtig te
gen liet, Pausdom op. en deed hij door het Concilie van
Sutri(1046) de drie Pausen, welke zich toen het Pausselijk
gezag betwistten, afzetten, een ander, Clemens 11, in hunne
plaats benoemen en tevens plegtig verkondigendat geene
keuze eens Pausen zonder de bevestiging des Duitscheu
Keizers van kracht zou zijn. Maar weldra moest Keizer
Hendrik IV voor den banvloek vau Paus Gregorius VII
Inikken en zich (1077) te Canossa voor hem verootmoedigen.
Reeds in 1059 werd de keuze der Pausen bij decreet van
Paus Nicolaas II aan de Kardinalen opgedragen met schijn
bare eerbiediging slechts van 's Keizers regten. Sedert
1048 als Kardinaal Hildebranden sedert 1073 ris Paus Gre-
gorius VII, arbeidde deze Kerkvoogd aan het grootsche
plan om niet slechts het ingeslopen regt van eenige geeste
lijke ambten te vergeven aan de wereldlijke vorsten of hee-
rén geheel te ontnemen, maar ook de benoeming van alle
geestelijken, de beslissing van alle kerkelijke geschillen het
bestuur van alle kerkelijke aangelegenheden aan deu Paus te
onderwerpen, om aan hem in plaats van aan de Conciliën
de kerkelijke souvereiniteit op te dragen, en tevens om de
kerk als eene hoogere magl dan het wereldlijke gezagde
Pausen als boven Keizers en Koningen staande te doen er
kennen. De opvolgers van Gregorius VII vervolgden en
voleindigden zijn werk. De vorsten hadden thans nog slechts
voor gelijkheid van regt te kampendoch in weerwil van
hunnen tegenstand was althans in de dertiende eeuw het
hoogere gezag der kerk algemeen erkenden vond het vrij
algemeene toepassing. Zonderlingmaar voor dc magt der
kerk als zoodanig juist veelbeteekenendis het, dat tijdens
deu hoogst.eu bloeitijd van het Pauselijk gezagvan Gre
gorius VII tot het begin der veertiende eeuw. de Pausen
van hunne eigene onderdanen van de Romeinsche grooten
dikwijls allerlei geweld zelfs mishandelingen gevangenschap,
te verduren hadden. Merkwaardig zijn de woorden, waarmede
Paus Innocéntius III (1190) aan den Griekschen Keizer, die
zelf aan het hoofd der Grieksch-Christelijke godsdienst in zijn
rijk stond, het verschil ontvouwde tusschen zijn eigen standpunt
met dat des Griekschen Keizers. Volgens Paus Innocéntius III
heeft God op aarde twee waardigheden ingesteldhet gezag
des Pausen en de magt der Koningengelijk Hij ook in
den hemel twee lichten geplaatst heeftde zon die over
den dagen de maan die over den nacht heerschappij voert.
Tusschen Pausen en Koningen nu bestaat hetzelfde verschil
als tusschen zon en maan. (Hierin ligt opgeslotendat even
als de maan haar licht aan de zon ontleentzoo ook het
vorstelijk gezag slechts een aan dat des Pausen ontleenden
en dus veel zwakkeren glans verspreidt.) Het vorstelijk gezag
toch heeft slechts de tijdelijke en vleeschelijke (of stoffelijke),
het Pauselijk gezag de geestelijke dingen tot voorwerp. Men
kan dus ook zeggen dat het geestelijk zooveel boven het
wereldlijk gezag verheven is, als de ziel boven het ligehaam."
Men meene niet, dat dergelijke beschouwingen wel door de
Pausen werden voorgestaan, maar onder de Christelijke vol
ken geen ingang vonden. In een der groote middeleeuwsche
regtsboekenSchwabenspiegel genaamd wordt de leer uitge
drukt dat zoowel het wereldlijk als het geestelijk zwaard
door God aau den apostel Petrus en zijn opvolgers verleend
is, en dat het wereldlijk zwaard eerst door 's Pausen bemid
deling aan den Keizer ter hand wordt gesteld. Paus Boni
facius VIII gaf aan deze beginselen nog sterker uitdrukking
door te verklaren dat beide zwaarden gelijkelijk door God
aan de kerk verleend zijnhet geestelijk zwaard om door
de kerk, het wereldlijk zwaard om voor en in ondergeschikt
heid aan haaren naar 's Pausen behagen gevoerd te wor
den en dat alle menschelijke creaturen aan den Paus on
derworpen belmoren te zijn. Blijkbaar werd hiermede de
zelfstandigheid van het wereldlijk gezag in beginsel ontkend.
Bonifacius VIII bragt zijn stelsel in toepassing door Koning
Philips den Schoone van Frankrijk toen deze de regten der
kerk schenden en niet aan 's Pausen verbod gehoorzamen
wilde, in den ban te doen, hem van den kroon vervallen
te verklaren en zijne kroon den Duitsehen Keizer weg te
schenken. Doch de Eransche Koning bood heftigen weder
stand en deed zelfs den zesentachtigjarigen Paus in de
Italiaansche stad Anagniwaar hij zieh bevondovervallen
en ernstig mishandelengelijk hij waarschijnlijk den volgen
don Paus Benediclus XI deed vergeven. Diens opvolger
Clemens V vestigde zieh te Avignon in Frankrijk (1305),
waar de Pauselijke zetel 70 jaar bleef. Natuurlijk moest
dit voor het Pausselijk aauzien vooral tegonover de heersch-
zuchtige Eransche Koningen, nadeelig werken. Toen echter
in 1376 de zetel van het Pausdom weder naar Rome was
overgebragtwerd in 1378 een tweede Paus in Avignon
gekozen. Aldus ontstond eene groote kerkelijke scheuring
welke bijna 40 jaren duurde. Twee Pauseneen te Rome
en een te Avignontusschen welke de Katholijke Chris
tenheid verdeeld wasstonden tegen elkander over. Het
Concilie van Pisageroepen om aan de scheuring oen einde
te maker,, zette de beide toen regerende Pausen af, en be
noemde een ander in hunne plaats (1410). Doch de beide
afgezette Pausen weigerden de afzetting te erkennen. Aldus
waren er 3 Pauseu te gelijk. Daarop werd eeu nieuw Con
cilie te Kostnitz (Constance) belegdhetwelk den door het
Concilie te Pisa benoemden Paus weder afzetteen terwijl
die van Rome vrijwillig aftradde afzetting van den Paus
te Avignou herhaaldevervolgeus eeu nieuwen Paus Marti-
nus V benoemde (1417), en de ondergeschiktheid der Pau
sen aau de algemeene Conciliën verkondigde. - - In het voor
de Kerk en de Pausen rampspoedige meer dan honderdjarige
tijdvak, hetwelk op de ongewrokene aan Bonifacius VIIIaan
gedane geweldpleging volgde en zieh tot het Concilie van
Kostnitz uitstrektezou men verwachten dat aan de heer
schappij der kerk of althans aau die des Pausen een doode-
lijke slag moest toegebragt zijn. Intusschcn op zulk een
hechten grondslag rustte die heerschappij, dat zij zieh na
gemeld Concilie tot aan de Reformatie (begin der 16® eeuw)
wederten krachtigste kon doen gelden. Ook de Conciliën konden
hunne aanspraken op kerkelijke souvereiniteit niet volhouden.
Reeds het concilie van Basel (14311449)hetwelk ter
zake eener tot stand te brengen kerkhervorming een lan
gen strijd met Paus Eugenius IV voerde, dezen zelfs afzette
en een ander in zijne plaats benoemdedelfde ten laatste,
het onderspiten eindigde met uit een te gaanzonder een
hervorming tot stand gebragt, en na den opvolger van Eu
genius IV erkend te hebben.
Nog ééne opmerking alvorens van het middeneeuwsche
tijdvak afscheid te nemen. In dit tijdvak met name sedert
de schenking van den Frankisehen Koning Fepyn (754) en
sedert Karei den Grootewerden de Pausen tevens vorsten
over een (in omvang en grenzen zeer afwisselend) deel van
Midden-Italië. Aanvankelijk waren zij als zoodanig leenroerig
aau do Frankische Koningen en vervolgens aan de Duitsche
Keizers. Doch na de verheffing van hot kerkelijk gezag dei-
Pausen sedert Gregorius VII verviel ook het wereldlijk
oppergezag der Duitsche Keizers over den Romeinsch-Pau-
selijken staat langzamerhand geheel. Gedurende de midden
eeuwen werden nog vele audere bisschoppen wereldlijke
gebieders, schoon ook als leenmannen der Keizers of Konin
gen. bijv. de bisschoppen van Utrecht hier te lande, die van
Luik in Belgiëde aartsbisschoppen tevens Keurvorsten
van MainzKeulen en Trier in Duitschland. Men zou kun
nen rneenendat in al deze Priestervorsteudommen en
bovenal in den Pauselijkeu staat de afzondering (scheiding
in strengen zin) der kerkelijke en wereldlijke maatschappijen
heeft moeten ophouden. Dit is echter niet het geval geweest.
De Priesterrijken bleven verstrooide verschijnselen te midden
der uitgestrekte Christelijk-Europesche volkenfamillehij
welke de afscheiding der beide maatschappijen diepen wortel
had geschotenen de Priestervorsten kouden- als wereldlijke
gebieders geene meerdere magt verkrijgen dan in het midden
eeuwsche tijdvak in het algemeen door de KeizersKonin
gen, vorsten of heeren werd uitgeoefend. Hun wereldlijk
gezag loste zich dus ook niet op in hunne kerkelijke waar
digheid. Zij bleven, gelijk alle eeu wereldlijk ambt waarne
mende geestelijken, de vervulling van twee onderscheidene
rollen in zich vereenigen. MONTICOLA.
Wordt vervolgd.)