ALKMAARSCHE COURANT
N°. 31-
ierenzestigste J (torgong.
1863.
Zondag
25 Mei.
©fiftciccl (Scbccltc.
kennisgeving.
SCHUTTERIJ.
Opheffing der Ministeriën van Eeredienst.
I'lA
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentussclien 8 en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—.
Brieven franco aan de Uitgever?.
HERM*. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels/ 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
HSU ltGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR
brengen bij deze de ingezetenen in herinnering dat bij art.
97 der verordering van politie op de straten, pleinen enz.
binnen deze gemeente van 20 Augustus 1856, No. 11 (gembl.
No. 51). is bepaald:
Het is verbodende straten binnen drie wekennadat zij
door het uitbreken van een of meer steenen, of binnen zes
wekennadat zij bij eene vernieuwing opengesteld zijnte
schrobben of het zand aftevegen, op eene boete van 1,—
inf rin_ Buraemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT
dm 17 Mei 1862. De Secretaris,
den U Mei iao SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS vanALKMAAR;
Gez'en Z M'besluitvan den 21 Maart 1828 (Staatsbl. N°.6),
houdende reglementaire bepalingen tot invoering der■Wet op
de Schutterijen van den 11 April 1827 (Staatsbl. N 17),
in verband gebragt met art. 67 8 en 9 van gezegde wet,
Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur
in de Provincie Noord-Hollanddd. 11 April 1828 N
(Provinciaalblad N°. 41), omtrent de executie der wet op de
S°Roepen bij deze op alle manspersonen, ingezetenen dezer
gemeente, welke op den eersten Januarij 1862 hun 2o!te jaar zijn
ingetreden, en alzoo diegenen, welke in den jare 185/ zijn
geborenalsmede de zoodanigen welke ofschoon in andere
gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving binnen
deze gemeente zijn komen wonen, en op den 1"™ Januarij 11.
hun 34"te jaar nog niet hebben voleindigd, en alzoo geboren
zijn in de jaren 1836 tot en met 1828 ingesloten; de vreem
delingen van denzelfden ouderdomdie sedert de laatste
inschrijving in de termen gevallen zijnomvolgens art. 2
der Wet van 11 April 1827, als ingezetenen te worden be
schouwd benevens de gepasporteerde militairenwelke zich
tot dus verre niet ter inschrijving voor de Schutterij hebben
gepresenteerdten einde zich in de daartoe gereed gemaakte
registers te doen inschrijven.
Zij maken tevens de ingezetenen bekend
Dat de inschrijving zal beginnen den 15Jen Mei aanstaande,
en geheel zal moeten zijn afgeloopen den eersten Junij daar
aanvolgende terwijl in een der vertrekken op het Raadhuis
alhier voor de inschrijving zal worden gevaceerd van den
15den M;ei 1862, op Dingsdag en Vrijdag van iedere week,
tot aan den eersten Junij aanstaande, des namiddags van 5
tot 7 ure.
En ten einde te voorkomendat iemand in de termen
der inschrijving vallende, zich door onwetendheid aan pligt-
verzukn schuldig makeheeft het Gemeentebestuur noodig
geoordeeld, een ieder bekend te maken met en te herinneren
aan de navolgende, bij de Wet van 11 April 1827 (Staatsbl
N°. 17), gemaakte bepalingen.
Dat een iegelijkzonder onderscheidof hij mogt ver-
meenen al of niet onder de bij de Wet vrijgestelden of uit
gestotenen te belmorenverpligt iszich voor de Schutterij
te doen inschrijven.
Dat zijdie in meer dan eene gemeente hun verblijf hou
den of den zetel van hun vermogen hebben gevestigdtot
de inschrijving verpligt zullen zijn binnen^ die gemeente
waar eene dienstdoende Schutterij aanwezig isen bij aluien
in die verschillende gemeenten, alleen dienstdoende, of alleen
rustende Schutterij bestaatzich te doen inschrijven in die
o-emeentp alwaar zij voor de personeele belasting zijn aan
geslagen en de ambtenaren in die gemeentealwaar zij
ambtshalve verpligt zijn hun verblijf te houden.
Dat zijdie van hun juisten ouderdom geen voldoend be
wijs kunnen gevennaar het oordeel van het Plaatselijk
bestuur zullen worden ingeschreven, onverminderd de bevoegd
heid van de ingeschrevenen, om van hun juisten ouderdom
nader te doen blijken.
En dat eindelijk zijdie bevonden worden zich niet voor
den 1SKI1 Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatse
lijk bestuur zullen worden ingeschreven, en in eene geld
boete verwezenterwijl zij daarenboven zonder loting bij de
Schutterij zullen worden ingelijfdindien het zal blijken,
dat er tijdens de verzuimde inschrijving geene redenen tot
uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestouden.
Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder inge
zeten dezer Gemeentedien het aangaatom zich tijdig van
een geboorte extract te voorzienwaardoor zich een ieder-
van zijn juisten ouderdom kan verzekeren, en hetwelk bij de
inschrijving zal moeten worden vertoond alsmede om zich
ten behoorlijke tijde tot de inschrijving aantemelden, ten
einde de straf, wegens nalatigheid vastgesteld, te voorkomen.
Alkmaar Buraemeester en Wethouders voornoemd,
den 1 Mei 1862. A. MACLAINE PONT.
De Secretaris,
SPANJ AARDT.
De volgende personen worden verzocht zich zoo spoedig
mogelijk aantemelden ter Secretarie dezer gemeente
TRIJNTJE den DUNNEN, laatste woonplaats Rotterdam;
DIRK ADMIRAAL, 1. w. WarmenhuizenCOENRADUS
NICOLAAS BEUMER, 1. w. Groningen; PIETER LUCAS
van der PLOEG, 1. w. WestdongeradeelJOHANNES
ARNOLDUS RIDDER, l.w. Helder; JOHANNES SMAK,
1 w ArnhemWILHELMUS van der VELDEN1. w
Posterholt; ANTJE JACOBS de VRIES, Ï.W.Ameland.
Bij de benoeming van het tegenwoordig Ministerie werden
de beide vroegere Ministers van Eeredienst slechts met de
tijdelijke waarneming hunner Departementen belast, lhans
is dc opheffing dier beide Departementen gevolgd bij Kon. be
sluiten van 21 en 25 April 11. (Staatsblad n°. 42 en 43). Deze
reeds vroeger verwachte opheffing is alzoo (gelijk ik in deze
Courant van 23Eebr. 11. deed opmerken) gebleken tc zijn eene
inlijving in andere Departementen van algemeen bestuur.
in liet gemelde nummer dezer Courant opperde ik het
zeer voor de hand liggende denkbeeld dat het veel te uit
gebreide Ministerie van Binnenlaudsche Zaken in twee ot
drie Departementen mogt gesplitst worden ..waarvan een de
staatszorg voor de geestelijke volksbelangen onderwijsgods
dienst kunsten en wetenschappen des noods met armenzorg
verbonden, zou omvatten. Maar zoo iets is niet geschied,
schoon ook de noodzakelijkheid der splitsing van het Depar
tement van Binnenlandsehe Zaken hetwelk zóo vele en zoo
zeer uiteenloopende aangelegenheden onder ziine vleugelen
omspant, wel door niemand ontkend wordt. Waarom stelde
het tegenwoordig Ministerie de splitsing met aan Z.M. voor
Zag het op tegen de doorvoering dezer nieuwigheid Dit
is niet aannemelijkterwijl het de inlijving der Mimsterien
van Eeredienst tot stand bragt. Misschien wenschte deHeer
Thorbecke zijn vroeger Departement van Biunenlandsche Za
ken weder onverkleind te aanvaarden.
Doch wat hiervan zijde bovengenoemde Kon. besluiten,
welke de inlijving van het Ministerie van Hervormde Eere
dienst, in dal van Justitie, en van liet Ministerie van Roomsch
Katholijke Eeredienst in dat van Buitenlandse/ie Zaken j'®ror;
denen, zullen, geloof ik, velen hebben teleurgesteld. Werd
deze inlijving slechts als eene yoorloopige bedoeld Be
stonden er welligt op dit oogenblik onoverkomelijke zwarig
heden van politicken en van geheimen aard tegen eene meer
bevredigende en rationele regeling der zaak en wilde men
thans die regeling, in afwachting van een gunstiger tijdstip
tot hare doorvoering door een maatregel van overgang zoo
veel mogelijk voorbereiden Het is mogelijk. Zeker is bet-
dat de besluiten geheel en al den vorm eener detiuitive rege
ling aangenomen hebben, en dat de gekozen combinatie
geheel willekeurig is. Voor die van liet Ministerie van R.
Katholijke Eeredienst met Buitenlandsehe Zaken bestond
geene andere aanleiding, clan dat de tegenwoordige Minister
van Buiten!. Zaken het eenige lt. Katholijke lid van het
Kabinet is. Om gelijke redpn heeft vroeger een Minister
van Justilie het Departement van R. Katholijke Eeredienst
waargenomen. Voor de combinatie van Hervormde Eere
dienst met Justitie was wel geene andere reden^, dan dat
terwijl de verceniging met Oorlog, Marino of Koloniën in
het gelieel niet scheen aan te gaan, Justitie aitliaus nog
aanmerkelijk beter dan Financiën of Biunenlandsche Zaken
eenige uitbreiding scheen te kunnen verdragen.
Welke ook de inzigten en plannen der Regering mogen
zijn, deze verdienste zal men aan de besluiten moeten
toekennendat zij een maatregel van overgang tot iets
beters daarstellen. Tot den vroegeren toestand zal men
niet weder terugkeeren. Met het, verledene is thans ge
broken. Maar evenmin zal dé toestanddoor de beslui
ten in het leven geroepenvan blijvenden aard kunnen zijn.
Zij zal misschien reeds na korten tijd tot eene meer conse
quente hervorming leiden, Inderdaad mag de nu verordende re
geling op zich zelve beschouwd beginselloos genoemd worden.
De gekozene combinatiën zijn geheel willekeurigook die
van R. Katholijke eeredienst met Buitenlandsehe Zaken.
Ofschoon ook het opperhoofd der R. Katholijke Kerk
een buitenlandsoh Vorst moge zijn, hij is zulks niet als
Kerkvoogd, üc betrekkingen, welke de Staat met hem als
Kerkvoogd onderhouden mag, zouden zeer ten ouregte (welke
vormen ook te dien aanzien gebruikelijk mogen zijn) als
diplomatieke aangelegenheden beschouwd worden. De nieuwe
regeling zal bovendien dit met zekerheid te voorzeggen ge
volg medebrengen, dat voortaan tot, Minister van Justitie
slechts een Protestanttot Minister van Buitenlandsehe Za
ken slechts een R. Katholijk zal benoemd worden. De keuze
van liet me.est geschikte hoofd voor een dier Departementen
zal dus door zijne godsdienstige belijdenis verhinderd kunnen
worden.1) Heeft men daarentegen één enkel Departement
voor alle Eerediensten te zamenals een deel der geestelijke
volksbelangendan zal ook voor dit Ministerie de geschikt
ste persoon, die zicli daartoe aanbiedt, onafhankelijk van
liet Kerkgenootschap, waartoe hij behoort, steeds kunnen
gekozen worden. Het grootste bezwaar tegen de nieuwe
regeling ligt echter in liet behouden van het hoofdgebrek in
liet oude stelsel.afzondering van liet Staatsbestuur ten aan
zien der Kerkgenootschappen in twee verschillende Departe
menten welker hoofden daardoor ieder het bijzondere orgaan
worden van een der beide groote Kerkgenootschappenbet
Hervormde of liet R. Katholijke. In liet reeds aangehaalde
nummer dezer Courant van 23 Febr. 1.1. heb ik getracht, aan
te wijzen, dat deze afzondering evenmin voor bet Staats
belang als voor de belangen der Kerkgenootschappen voor-
deelig is, en dat zij inzonderheid voor de kleine Kerkgenoot
schappen, welke als aanhangsels aan de beide groote zijn
toegevoegdeene onbillijke behandeling bevat. Uit liet
daar opgemerkte kan levens blijken, dat de nieuwe regeling
evenzeer als het oude stelsel zonder voorbeeld is bij andere
Zoo zou de herbenoeming van M*. Qodefroi tot Minister
van Justitie thans verhinderd worden, omdat hij Israëliet
is.— In het voorbijgaan zij hier nog gewezen op eene
moeijelijkheidwelke de vereeniging van Buit. Z. met
R. K. Eered. zal kunnen medebrengen. Wanneer het
wereldlijk gezag van den Paus eens (gelijk welligt spoe
dig geschieden kan) feitelijk ophield te bestaanzou de
Minister van Buit. Z., tevens Minister van R. K. Eered.
zijnde, omtrent de opheffing van het gezantschap bij
Z. II., of andere zich voordoende vragenop een zeer
onvrij standpunt staan.— Deze opmerking is van NEA-
NIAS.Ik voeg er nog bijdat indien de combinatie
reeds in liet, vorige jaar bestaan had, ditoBKryestaudpunt,
van den Minister van Buit. Z. reeds ten aanzien der er
kenning van Victor-Hmmamel als Koning van Italië zou
voorgekomen zijn.
volken. Men moet echter niet voorbijziendat thans de
Ministers van Eeredienst tevens Minister van Justitie of van
Buitenlandsehe Zaken en dus niet zoo uitsluitend de speci
ale organen en hoofden der beide groote Kerkgenootschappen
zullen zijn als vroeger. Daarentegen zal men kunnen vragen,
of de Eerediensten thans niet gevaar loopen om bij Justitie
en Buitenlandsehe Zaken als bijkomende aangelegenheden
behandeld te worden Zeker is het,dat de vereeniging van
ongelijksoortige takken van bestuur steeds voor elk derzelve
nadeelig is, doch vooral voor diegenen, welke wegens min
deren omvang of om andere redenen als de minst belangrijke
kunnen beschouwd worden.
Beschouwen wij de Kon. besluiten uit een financieel oog
punt, zoo blijkt het, dat zij terstond een jaarlijksche bezui
niging medebrengen van f 16,000, en uitzigt geven op nog
eenige meerdere bezuiniging. Bij het Departement van Her
vormde Eeredienst vond men in 1861 een Secretaris-Generaal,
een Hoofdcommies, 5 Commiesen en 4 Adjunctcommiesen
bij dat van R. Katholijke Eeredienst een Secretaris-Generaal,
een Referendaris, een Hoofdcommies, een Commies en 5 Ad
junctcommiesen. Nu wordt iu dc Kon. besluiten bepaald:
lu. dat de bureaux der opgeheven Departementen afzonder
lijk in stand zullen blijven, 2°. dat zij bij Justitie en Bui
tenlandsehe Zaken bijzondere afdeelingen zullen uitmaken
onder de bevelen van een hoofdambtenaar, onder den titel
van Administrateur voor de zaken der Eeredienst
3°. dat aan Z, M. door de Ministers van Justitie en Buiten
landsehe Zaken nadere voordragten zullen aangeboden wor
den nopens de organisatie van deze hunne nieuwe afdeelin
gen.Hieruit Iaat zich het volgende afleiden //de beide
Secretarissen-Generaal behouden hunne betrekking ouder de
nieuwe lieerschersaan welker "gebied hunne vroegere De
partementen worden geannexeerddooli out voor hen liet
kwetsende eener vermindering van rang weg te nemen, ter
wijl zij namelijk thans slechts hoofden van afdeelingen (chefs
de division) worden, verkrijgen zij den fitel van Administra
teur enz. Den titel van Secretaris-Generaal meende men hun
niet te kunnen laten, omdat ieder Departement slechts één
Secretaris- Generaal kan hebben. Met de Secretarissen-Ge
neraal van Justitie en Buitenlandsehe Zaken zullen echter
de Administrateurs van Eeredienst niets te maken hebben.
Zij zullen slechts onder den Minister staan en voor hunne
afdeeling de function van Secretaris-Generaal blijven uitoe
fenen. liet is slechts eene quaestie van vorm. Men ziet
dusdat de vervallen traetementen der Ministers van Eere
dienst ieder groot 8000.zuivere winst zullen opleve
ren. Het is verder waarschijnlijk te achtendat de aange
kondigde nadere organisatie tot bezuiniging door vermindering
van liet verdere personeel zal leiden. Dit personeel is aan
zienlijk genoeg. Ten aanzien van het materieel is geene
bezuiniging te wachten zoolang de afzonderlijke bureaux
gelijk liet plaa schijnt te zijn, in stand blijven. Blijkbaar
zou de bezuiniging door vereenvoudigingzoo ten aanzien
van materieel als van personeel, aanzienlijk grooter kunnen
zijn, wanneer de beide Ministeriën van Eeredienst in het
Departement voor de geestelijke volksbelangen (ondersteld
dat de splitsing van Biunenlandsche Zaken tot stand was
gekomen) werden ingelijfd. MONTICOLA.