ALKMAARSCHE COURANT IN". 33. Vijfenzestigste J aargang. 1803. Zondag: 9 Augustus. tfXTiciccl (Bcbccltc. De Vestiging van het tegenwoordige Fransche Keizerrijk. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—. Brieven franco aan de Uitgevers. HERM'. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gezien art. 219 der gemeentewet. Brengen ter kennis van de belanghebbenden: Dat de gemeenterekening over de dienst 1862 op den 30 Julij i 1 aan den gemeenteraad is aangeboden, en gedurende 14 dagen na heden ter secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage zal liggen en bovendien in afschrifttegen betaling der onkosten, verkrijgbaar is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar. A. MACLAINE PONT. den 3 Aug. 1863. k>e Secretaris y SPANJAARDT. Het GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt voorde openbare tusschenschool een tweeden I1UI.S'Wit- DI KIVIJZi K, tegen f 360 per jaar. Sollicitatien franco intezenden vóór den 20 Augustus 1863. VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK MAAR, op Woensdag, den 12 Augustus 1863, des namiddags ten 1 ure. Namens den Voorzitter van den Raad, Be Secretaris SPANJAARDT. De onderstaande personen worden aangemaand zich in de eerstvolgende acht dagen aantemelden ter secretarie dezer n-emeentè (afd. Burserlijke Stand en Bevolking). TRIJNTJE KEESER. laatste woonplaats Medembhk; GERARD IIEINDERICH WOLKE, 1. w. Vlissingen MARTHA de VAAN, 1. w. Schagen; ALBERTHA BOL- MERS. 1. w. Zwolle; HENDRIK BRINKMAN, 1. w. Beemster; CATHARINA van R1JSELENBERG1. w. Hoorn AAGJE PRUIMBOOM 1. w. Hoorn NEELTJE SCHOEN 1. w. Veenhuizen MATTHEUS GERARDUS BURGERS. 1. w. Ubbergen. De KAMER van KOOPHANDEL en EABRIEKEN te Alkm..\ae. maakt bekend, dat van Maandag 10 tot Don derdag 13 Augustus e.k., van 's voormiddags '10 tot 's namid- (]ao-s 2 ure in haar gewoon lokaal op het Stadshuis ter lezing zullen liggen 1°. Èene opgave van den handel en de scheepvaart van Groot- Brittanje en Ierland gedurende de maand Januarij 1863. 2°. Een algemeen overzigt van den in- uit- en doorvoer in het Zwitsersche Bondgenootschap gedurende het jaar 1862. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn.. E. M. van de VELDE, Voorzitter. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. Het tegenwoordige Eransche Keizerrijk is een zoo opmer kelijk verschijnsel en heeft een zoo grooten invloed op den cang der zaken in de geheele min of meer beschaafde wereld, daValles wat over zijn oorsprong en wezen eenig nieuw licht verspreidt de meeste aandacht verdient. Iu dit opzigt alleen reeds is het werk van den Engelschmau Kinglake «De Krim- oorlog" hoosrst belangrijk. Een Nederlandsche vertaling zal van dit werk het licht zien. Het is ons een genoegen de aandacht op dit werk te vestigen, en wij vinden daartoe "een beter middel dan door hier en daar een bladzijde er van onder de oogen onzer lezers te brengen. Het is volgens Kinglake voor een juiste beschouwing der geschiedenis van onzen tijd noodzakelijknooit te vergeten van welken aard het Keizerrijk van Napoleon III isen daarom wijdt hij vele bladzijden van een werk over den Krim-oorlog aan het ontstaan van dit rijk. Na een beschouwing van het karakter, de bekwaamheden, de vroegere lotgevallen en daaronder vooral de vroegere aanslagen van Prins Lodewijk Napoleonstelt de schrijver hem aan ons voor als President der Eransche Republiek, omringd van de mannen die in staat waten met hem den stouten greep te wagon naar het voorwerp van al zijne droomen en verwachtingenvan al zijn hoop en streven Persigny Morny en Fleury. Na een blik op deze mannen toont hij ons hoe Fleury in Algiers een bruikbaren Minister van Oorlog vindt in St. Arnaud. van wien tot eiken maatregel zou te bekomen zijn wat het Eransche leger tot alles in staat stelt een order van den Minister van Oorlog. Daarbij komt een niet minder bruikbare Prefect van policie in den persoon van Maunas, en de schrijver gaat aldus voort: «Het was noodzakelijk maatregelen te nemen om de wer king der nationale garde te verlammenmaar deze magt stond onder bevel van den Generaal Perroteen man op wiens regtschapeuheid niets viel af te dingen. Het zou ach terdocht verwekkenindien men hem plotseling ontsloeg. Men nam het volgende hulpmiddel te baatde President stelde een zekeren Vieyra aan tot Hoofd van den staf der nationale garde. Het vroeger leven en de reputatie van dezen persoon waren van dien aard, dat Generaal Perrot zich blijkbaar beleedigd achtte en terstond zijne betrekking neder- legde. Dat was juist wat de broederen van het Elysée ver langden. Op Zondag den 30»™ werd Generaal Laicoestine toFbevelhebber benoemd. Hij was een man die gestreden had in de groote oorlogenmaar die nu niettegenstaande zijne grijze haren, niet te trotseh was om de hem aangewezen rol aan te nemen. Zijne taak wasniet de troepenwaar over hij het bevel op zich had genomen, aan te voeren, maar te verhinderendat zij handelden. Het was niet noodig Lamestine of Vieyra volkomen bekend te maken met de zamenzweringomdat zij slechts het bijeenkomen van de nationale garde moesten voorkomen door alle orders terug te houden en te verhinderen dat er alarm geslagen werd. «Natuurlijk was het leger het werktuig waarop voornamelijk de hoop der broederen van het Elysée gebouwd was; en het was bekend dat de herinnering aan vernederende botsingen in de straten van Parijs sinds 'lang de troepen had verbitterd te^en de bevolking der hoofdstad. Daarenboven was juist in°dezen tijd in de Wetgevende Vergadering een zaak behan deld die de troepen in nieuwen wrok deed ontsteken tegen het burgerlijke element in het algemeen, maar in het bijzon der tegen de Parijzenaars, tegen de volksvertegenwoordigers en tegen staatslieden en staatkundigen van allerlei rigting. Een gedeelte van de Kamers, voorziende dat het leger zou kunnen worden aangewend tegen de vrijheid van het Wetgevend Ligchaam, had verlangd, dat de Vergadering zich een bepaling in de Constitutie zou ten nutte maken welke haar niet alleen magtigde ter harer bescherming een gewa pende magt te hebbenmaar ook een door haar zelve be noemden bevelhebber aan het hoofd van die magt te stellen. Dit was een ontwerp, waardoor het leger zich beleedigd ge voelde. Sedert vele jaren was in Erankrijk de Minister van Oorlog altijd een militair geweesten eene order van hem (hoewel het inderdaad het besluit van een lid van het Bur gerlijk Bestuur was) werd gewoonlijk door het leger be schouwd als de verordening van een Generaaldie het op perbevel bad. •Een voorstel om dit stelsel te veranderen door aan de N'er- gaderiug regtstreeksch gezag te verleenen over een gedeelte van de landmagt, kon aan het leger gemakkelijk worden voorgesteld als een plan om de Fransche armee te onttrek ken aan het opzigt van zijne Generaals en het te brengen onder dat van mannen die door de soldaten «advokaten" ge noemd werden. Een zoodanige beschouwing van de zaak verbitterde dermate het gevoel der troependatindien de maatregel tot stand ware gekomenzij hoogst waarschijnlijk terstond zouden zijn opgestaan om door geweld-een veran dering in de Grondwet te brengen. De maatregel werd ver worpen; maar toorn wordt niet altijd bevredigd door het wegnemen van de oorzaaken de gevoeligheidreeds te wee" gebrast door de behandeling der vraagwas zoo' goed onderhouden geworden door de middelen tot dat doel gebe zigd, dat het garnizoen van Parijs nu het volk begon te be schouwen met een zeer bepaald gevoel van haat. •Men had zorg gedragen om in Parijs en in de nabuurschap die regimenten te brengendie het geschiktst waren om het oovmeA van het Elysée te bevorderenen het bevel te ge ven aan Generaals van wie men verwachten kon, dat zij geene zwarigheden zouden maken om te handelen. De troepen in en om Parijs stonden onder de bevelen van den Generaal Magnan. «Tijdens de landing van Lodewijk Napoleon op de kust bi Boulognehad Magnan het ongelukdat het oog van den Prins op hem vielals iemand dien hij geschikt oordeelde om eene steekpenning van f 48,000 aan te bieden. Hij had verder het ongeluk 'dat men ontdekte hoe hij bleef omgaan met den officier, die er geen gevaar inzag meteen dergelijk voorstel in tegenwoordigheid van een Eransch Generaal te komen. Magnan verborg zijne bereidwilligheid niet om verder te gaan en het schijntdat de broederen hem geheel in de zamenzwering wenschten in te wijden, maar zijn lofredenaar (waarschijnlijk het groot belang van zijne ontdekking niet inziende) deelt mededat de Generaal hoewel bereid om tegen Parijs en tegen de Vergadering te handelen, toch wei- eerde zijne veiligheid opliet spel te zetten door zich openlijk met de zamenzweerders te vereenigen. «Hij verzocht uit drukkelijk", zegt Granier de Cassaignac«dat men hem van niets kondschap zou doen tot op het oogenblik, dat de noodige schikkingen konden getroffen worden en men te paard kon stijgen." Met andere woordenhoewel bereid om gebruik te maken van de troepen, die onder zijn bevel stonden, om de Constitutie omvertewerpen en zulk eene slagting aan te rigten als voor het doel noodig was, weigerde hij iets te doen dan gedekt door een order van den Minister van Oorlog. In geval de onderneming misluktezou hij hebben kunnen zeggen«ik weigerde deel te nemen aan eenigeu aanslag. De pligt van een soldaat is gehoorzaamheid. Hier is de order die ik ontving van Generaal St. Arnaud. Ik heb slechts mijn bevelvoerenden officier gehoorzaamd." Den 27sten November evenwel was er ten huize van dezen Magnan een vergadering van twintig Generaalsdie onder zijne bevelen stonden, en wien hij te verstaan gaf, dat zij waarschijnlijk spoedig zouden worden opgeroepen om tegen Parijs en tegen de Constitutie te ageren. Zij beloofden ijverige en doorgaande gehoorzaamheid; en hoewel ieder van hen, van Magnan af, zich begeerde te versohuilen achter het bevel van zijn superieurschijnen zjj zich allen te hebben ver beeld dat hun besluit tot die soort behoorde.welke de menschen heldhaftig noemen want hun lofredenaar verhaalt met ophef, dat Maqnan en zijne twintig Generaals, toen zij dit verbond tegen de Parijsche bevolking aangingen, elkander omhelsden. (1) •Yan tijd tot tijd werden de gemeene soldaten onthaald op geschenken van spijzen en wijn, zoowel als op een over vloed van vleijende woordenen hunne verbittering tegen de burgers werd zoo levendig gehouden, dat manschappen, die in den Afrikaanschen oorlog hadden gediend, er tos ge- bragt werden om de Parijzenaars «Bedouïnen" te noemen. Da? woord reeds ademde moord. Het leger van Parijs was in de gewenschte stemming. De medewerking van den Ileer St. Georges, directeur van de Staatsdrukkerij, was voor de zamenzweerders noodzakelijk. De Heer St. Georges werd omgekocht. Toen was alles gereed." •In de straten, welke de Staatsdrukkerij omringen, had men het bataillon der gendarmes verzameld. Toen Parijs iu slaap lag gedompeld, kwam het rustig te voorschijn, en schaarde zich rondom het gebouw der drukkerij. Yan dat oogenblik af tot dat zij hun werk hadden verrigtwerden de drukkers allen streng bewaakt, want men veroorloofde niemand weg te gaan.Men liet hen eerst eenigen tijd wachten. Eindelijk kwam Kolonel Beville van het Elysée met zijn paket handschriften. Deze papieren waren de pro clamaties welke voor den vroegen morgen noodig waren en de Heer St. Georgesde Directeur, beval ze voor de pers te zetten. Men zegtdat er iets was dat op tegen stand geleek maar gehoorzaamden de drukkers al niet ter stond ,3fen laatste gaven zij toe. Iedere letterzetter stond terwijl hij werktetusschen twee politio-agentenen daar het handschrift in verscheidene stukjes was gesneden, kon niemand den zin opmaken van hetgeen hij drukte. Bij deze proclamaties beweerde de President, dat de Vergadering een broeinest van kuiperijen wasverklaarde haar voor ontbon den, verklaarde zich voor het algemeen stemregt, stelde een nieuwe Constitutie voor, betuigde op nieuw, dat het zijn pligt was de Republiek te handhaven en stelde Parijs en de°twaalf omliggende departementen onder de krijgswet. In een der proclamaties beriep hij zich op het leger, en poogde deszelfs vijandige gezindheid tegen de burgers aantezetten door de herinnering aan de nederlagen welke de troepen hadden geleden in 1830 en 1848." De schrijver laat den President brieven schrijven tot ont slag en benoeming van Ministers, schetst de wijfcling der broederen van het Elysée terwijl de proclamaties gedrukt wordenhoe om drie "uren in den nacht Generaal Magnan eindelijk in het bezit is van een behoorlijk geteekende order van den Minister van Oorlog en te gelijker tijd Maupas zijne commissarissen van politie de noodige voorschriften geeft voor de vereisehte inhechtenisnemingen. Hij schetst onshoe om zes uren Parijs door troepen wordt bezet, hoe Erankrijks beroemdste Generaals en grootste staatkundigen van hun bed worden geligt, hoe de Morny door den telegraaf aan geheel Frankrijk de geestdrift meldt van de slapende hoofdstad over maatregelen die nog genomen moeten worden en alle dagbladen in beslag neemt. Hij verhaalt het uit een drijven der Afgevaardigden, die in den vroegen morgen naar hunne vergaderzaal snellenden stillen somberen rid van den President door Parijs, zijne afzondering, en vervolgt weer (Wij nemen hier cn daar slechts een brokstuk over) «Uit hunne vergaderzaal verdreven, vereenigden de Afge vaardigden zich in de mairie vau het tiende arrondissement. Daar besloten zij op voorstel van den beroemden Berryer dat de daad van Lodewijk Bonaparte een overtreding was van het Presidentschap; en zij noodigden de regters van het Ilooge Geregtshof uit om bijeen te komen en den President en zijne medepligtigen in staat van beschuldiging te stellen. Naauwelijks had men dit besluit genomen of er verscheen een bataillon jagers van Vincennrs op het binnenhof van de mairie dat den trap begon op te klimmen. Een van de Vice-Presidenten van de vergadering verliet de zaal en ver langde, dat de soldaten niet verder zouden gaan vergaderzaal vrij laten. De officier, tot wien hij zjeli rffnd^e/V-A^., gevoelde de hatelijkheid of het gevaar van de heffi op&MèrS (1) Granier de Cassaignac, vol. IV yi'"-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1863 | | pagina 1