r. a.
ALKMAARSCHE COURANT
Zesenzestigste J aargang.
Zondag
10 Januarij.
1SSH
n
P
0fficiccl (Qcbccltc.
l#iïingi*oïsilcB8 cia .lagtB'egi.
Voor Fabriekanten en Winkeliers in Malen en Gewigten.
liet minister ie tegenover de
vertegenwoordiging.
De beraadslagingen en stemmingen over de hoofdstuk
v *l'h
r A' T
'4 X
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentussehen 8 en 0 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, iranco per post4,
Brieven franco aan de Ditgevers
HEBM». COSTER ZOON.
■:«ïp.lyr
De Advertentiön kosten van 15 regels0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
VERPACHTING
VAN
Op Zaturdagden 16 Januarij 1864des middags ten
12 urezalVan wege Gedeputeerde Stalen der Provincie
Noord-Hollandin de woniug van den Opzigter van den
Waterstaat te Helderden Heer C. van dee STERK
worden overgegaan tot de publieke verpachting, bij opbod
en afslag van
lo. de duinenvalleijen en voorgrondengelegen tussehen
het zuideinde van de Heldersche zeewering en de noor
delijke grens van de gemeente Callantsoog, tot 31 De
cember 1869
2». het jagtregt in de duinen valleijenvoorgronden en op
het strand, van bezuiden de batterij Kaalhoofd op den
Helderschen zeedijk, tot de noordelijke grens der gemeente
Callantsoog, mede tot 31 December 1869.
De voorwaarden der verpachting zijn tegen betaling van
10 cents per exemplaar, verkrijgbaar aan de Provinciale
Griffie van Noord-Holland, bij den Ingenieur J. F. W. CON
RAD, te Alkmaar, en bij den Opzigter C. van der STERR,
te Helder.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR.
Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsbl. n°. 72).
Roepen, ter voldoening' aan art. 19 dier wet, bij deze op:
Alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januarij 1864
hun negentiende jaar zijn ingetreden (mitsdien alle mannelijke
geboornen van 1845), om zich, ingevolge art. 15 en 20 der
voorsz. wetin het daartoe gereed gemaakte register tot de
lotir.g voor de Nationale Militie te doen inschrijven.
De inschrijving begint op 1 Januarij 1864 en moet afge-
loopen zijn den 31 dier maand, behoudens de uitzondering
bjj art. 20 der opgemelde wet omschreven.
Tot de inschrijving zal worden overgegaan ineen der ver
trekken van het raadhuis alhierop alle Maandagen, Woens
dagen en Krijduqen in de maand Januarijtot en met den
30 dier maanddes avonds van 5 tot 7 ure.
De verpligting tot het doen der aangifte berust op den
militiepligtige zeivenbij ongesteldheid afwezigheid of ont
stentenis op zijn' vaderis deze overledenop de moeder
enzijn beide overledenop den voogd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noodig
geoordeeld tot regt verstand van het voorgaande de inge
zetenen opmerkzaam te maken, op de'navolgende by voorsz.
wet gemaakte bepalingen, als:
Poor ingezeten wordt gehouden
1». hij, wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of,
zijn beide overleden wiens voogd ingezeten is volgens
de wet van den 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44);
2°. hij diegeen ouders of voogd hebbendegedurende de
laatste 18 maanden voor 1°. "Januarij 1864 binnen Neder
land verblijf hield i
3». hij van wiens ouders de langstlevende ingezeten was
al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf houde.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling
behoorende tot een Staatwaar de Nederlander niet aan
de verpligte krijgsdienst is onderworpen, of, waar, ten
aanzien der dienstpligtigheid, het beginsel van weder-
keerigbeid is aangenomen.
De inschrijving geschiedt:
1». van een ongehuwde in de gemeentewaar de vader, of
is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden,
de voogd woont
2». van een gehuwde eu van een weduwnaar in de gemeente
waar hij woont
3». van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door
dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands
gevestigd is in de gemeente waar hij woont
4». van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder-
lander, die, ter zake van 's lands dienst, in een vreemd
land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd
het laatst in Nederland gewoond heeft.
Voor de Militie wordt met ingeschreven:
1». de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezetendie geen Nederlander is;
2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd vermanen al de
ingezetenen dezer gemeente wien dit mogt aaDgaan om
voorzien van een extract uit het geboorteregistervoor zooveel
zij elders zijn geboren, en eene nota van de wijk en het nummer
der woonplaats, zoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te
doen, en herinneren voorts aan do straf waarmede de nalatigen
ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd worden.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 7 Dec. 1863. De Secretaris
SPANJAARDT.
KENNISGEVING.
Het HOOPD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
breugt, teu gevolge van art. 1 der wet van 22 Mei 1845
Staatsblad N°. 22), bij deze ter kennis van de ingezetenen
der gemeente, dat het kohier voor de grondbelastingdienst
1864, op' den 2 Januarij 1864 door den Heer Commissaris
des Konings in de Provincie Noord-Holland executoir ver
klaard, op heden aan den Heer Ontvanger der directe belas
tingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten dic/daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven
ten einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid
zouden voortvioeijente ontgaan.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn.,
den 9 Jan. 1864, A. MACLAINE PONT.
BRANDWEEit.
BURGEMEESTERen WETHOUDERS van ALKMAAR:
Gelet op de bepalingen van het, Reglement op het beheer
en het behandelen der brandbluschmiddelen, gearresteerd bij
besluit van den Gemeenteraad, de dato 17 September 1851
(Gemeenteblad N". 53), en later gewijzigd bij besluit van den
zelfden Raad van den 28 Maart 1859 (Gemeentebl. N°. 34).
Roepen bij deze op
Alle manspersonen, tussehen den ouderdom van 20 eu 60
jaren, ingezetenen dezer gemeente zijnde, om zich in den loop
der maand Januarij 1864 voorde dienst van het brandioezen te
doen inschrijven, waartoe gevaceerd zal worden ter Secretarie
dezer gemeente, op Maandag, Dingsdag, Woensdag en Don
derdag van iedere week, van des voormiddags 10 tot 's na
middags 2 ure.
Burgemeester en Wethouders herinneren bij deze de be
langhebbenden dat ingevolge de bestaande voorschriften
1°. verzuim dier inschrijving in dienst stelling zonder loting
ten gevolge heeft
2". dat ieder, die vermeentredenen tot vrijstelling te hebben
gehouden is daarvan in de maand Januarij schriftelijke
opgave le doen aan den president brandmeester, terwijl
zonder zoodanige opgave, het er voor gehouden zal wor
den dat er geene redenen van vrijstelling bestaan.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 7 Dec. 1863. De Secretaris.
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
verzoeken mits dezen de belanghebbenden hunne CIO -
TRUiUËÜJËI of MOTA'S wegens leverantie in
1863 gedaan vóór of 31 Januarij e.k., intezenden aan den
gemeente-architect, opdat de afdoening der zaken geene
vertraging ondervinde.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 2 Jan. 1864. De Secretaris,
SPANJAARDT.
BURGEMEESTERen WETHOUDERS van ALKMAAR
noodigen bij deze ouders en voogden uit, die hunne kinderen
of pupillen met 1° Eebruarij op eene der openbare scholen
der gemeente weuschen geplaatst te zien, zich daartoe vóór
of op 15 dezer maand, aantemelden bij de hoofdonderwijzers
of de hoofdonderwijzeres van de school door hen verlangd
voorzien van de bewijzen van geboorté en koepokinenting
der kinderen. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 6 Jan. 1864. De Secretaris.
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDER3 van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbende ouders en voogden
Dat de aanvragen om onderwijs te ontvangen aan de open
bare armenschool alhierkunnen geschieden bij den hoofd
onderwijzer dier school, voor 1°. Eebruarij a.s.
Daartoe dienen te worden overgelegd de bewijzen zoo wel
van de geboorte als van de koepokiiiënting.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar. A. MACLAINE PONT.
den 8 Jan. 1864. De Secretaris.
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
In aanmerking nemendedat het tegenwoordig jaargetijde
een meerder en ruimer gebruik van brand- en lichtstoffen
vordertmaar ook daarom tevens eene grootere voorzorg
tegen gevaar van brand vereischt.
Overwegende dat de dagelijksche ondervinding nog al te
dikwerf van een onbezonnen en ligtvaardig gebruik getuigt
Hebben gemeend, de ingezetenen hunner gemeente daarop
opmerkzaam te moeten maken en hen te moeten aansporen
om hunne schoorsteenen en tcagchelpijpen gedurig le doen nazien
en schoonmakenom geen vuur anders dan behoorlijk gedekt
over de straat te dragen en vooral tot eene voorzigtige plaat
sing van vuur en licht in hunne winkels of in zoodanige werk
plaatsen. waarin liqt brandbare stoffen worden bewaard, opdat
een ieder moge out.gaau de, strafbepalingen, daarop bij de
wet vastgestelden bovendien voor zoo veel zulks onder
zijn eigen bereik ligt, zich vrijware van de treurige gevolgen,
die uit nalatigheid of verzuim zouden kunnen voortvioeijen
en niemand zich te eeniger tijd zal hebben te wijten de
schromelijke ongelukkendie zijne onachtzaamheid of ligt-
zinnigheid anderen zoude kunnen berokkenen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
9 Januarij 1863. De Secretaris,
SPANJAARDT.
KOSTELOOZE HERIJK
van nieuwe ongebruikte bij hen in voorraad zijnde
Maten en Gewigten, in het gewone lokaal voor den ijk.
De bezorging der goederen kan geschieden op Maandag
den 18 Januarij 1864terwijl zij terug gehaald moeten worden
op Dingsdag, den 19 daaraanvolgendede beide dagen van
's voormiddags 10 tot 's namiddags 1 ure.
De Arrondissemenls-IJker,
SPANJAARDT.
De personen binnen deze gemeente woonachtig, die ver
langen geplaatst te worden op de lijst, voor de maritieme
soldijen, worden uitgeuoodigd zich vóór den 15 Januarij 1864
aan de gemeente-secretarie te vertooneu.
ken der Staats-begrooting doen de verhouding tussehen de
regering en de vertegenwoordiging het duidelijkst uitkomen.
Men neemt die gelegenheid te baat, om de beginselen, de
rigting, de politiek van het ministerie te bespreken; de re
geringsdaden van het laatste jaar en ook wei van vroegere
jaren worden beoordeeldovereenstemming of strijd tussehen
vroegere en latere daden tussehen daden en woorden tus
sehen de houding derzelfde personen als leden van het mi
nisterie en als leden der Kamer wordt aangetoonden ein
delijk bij de stemming een eindoordeel uitgesproken.
Zoo is de praktijk, die zich in de laatste jaren meer en
rneer bij onze Kamers heeft geopenbaard, en die men nu
wel bijna als gevestigd kan beschouwen. Is die praktijk
goed? Ziedaar een vraag die niet zoo gemakkelijk is te
beantwoorden. Zij wordt nOg altijd op zeer aannemelijke
grouden ontkennend beantwoord door J li'. Mr. J. de Bosch
Kemper(1) Vroeger waren er meer van die leer. De heeren
Thorbecke en Groen van Prinsterer keurden vroeger beide de
verwerping van een begrooting af, wanneer dit geschiedt
om redenen buiten de begrooting zelve gelegen wanneer de
Kamer daarmede een afkeurend oordeel wil uitspreken
over den minister, wiens keuze berust bij den Koning. Edoch
de natuur is sterker dan de leer. Het schijnt gemakkelijker,
als leeraar in het staatsregt of minister eeu dergelijke leer
te verkondigendan haar als lid der Kamer, als lid der
oppositie, in praktijk te brengen. Althans de heer Thorbecke
verklaarde als lid der Kamer, dat er gevallen konden be
staan waarin men genoopt werd tot zulke buitengewone
maatregelen over te gaan als een begrootings-verwerpiugdie
voor den minister beteekeutik wil met u niet te doen
hebben. En bij de behandeling der begrooting voor 1864
heeft ook de heer Groen niet geaarzeld, uit wantrouwen in
den minister tegen de bcgrooting te stemmen.
Wij willen hier de vraag omtrent het grondwettige, het gepaste
en doelmatige dezer begrootingsvenverpingen niet behandelen.
Bepaalden strijd met de Grondwet zien wij er niet in. Er schijnt
dan ook bij allen, die deze vraag behandelen ook bij
denbeer de Bosch Kemper eeu min of meer duister gevoel
te bestaan dat er omstandigheden, buitengewone om
standigheden kunnen bestaan die den maatregel wettigen.
Het oordeel omtrent, het buitengewone der omstandigheden,
het noodzakelijke van den maatregel, zal in elk bijzonder
geval bij de voorstanders en de bestrijders van het ministerie
wel verschillend zijn. Is het voor een rustig toeschouwer
bij den parlementairen strijd reeds moeijelijkvoorliefde of
afkeer ten opzigte der verschillende politieke rigtiugeu buiten
invloed te houden op zijn oordeel omtrent de daden der
vertegenwoordigers dier rigtiugeuhoeveel te moeijelijker
moet het den strijder zeiven vallen, te midden van den kamp,
in den overmoed der overwinning of de verbittering der
nederlaag. Wij willen er dan ook niemand hard overvallen.
Het «dwangjuk der beginselen" is soms een vreeselijk zwaar
juk. In de practijk zal de theoreticus dikwijls ondervinden,
dat hij eenzijdig is geweest in zijne beschouwingen, bekrompen
in zijn stelsel. Het levenhet frissche, altijd nieuweveel
zijdige leven spot met onze theoriëuen er is geen partij
die niet nu en dan in de omstandigheden een vrijbrief ziet
een ultima ratio, om eens voor een enkele maal hare begin
selen op zijde te zettenzich boven de gewone regelen te
verheffen en hare kracht en hare vrijspraak tevens te zoeken in
het heil van den staat, de salus publica als hoogste wet.
Wanneer een minister aan de meerderheid der volksvertegen
woordiging geen vertrouwen inboezemt, dan moge met grond
beweerd worden-, dat een adres aan den Koningbehoorlijk
met redenen omkleed, een meer grondwettig, een doelmatiger
en duidelijker middel is om het gevoelen der vertegenwoor
diging ter' kennisse van de Kroon te brengen, in de praktijk
schijnt, men een verwerping der begrooting een nog doel
treffender en meer afdoepd middel te achten. Wij kunnen
er in berusten, daar toch een crediet-wet in den geregelden
gang der dagelijksche zaken kan voorzien, en willen alleen
doen uitkomen, dac het gebruik der begrootings-verwerpiug,
als blijk van wantrouwen in den minister, bij onze vertegen
woordiging wel als gevestigd kan worden beschouwd. Toch
mogen wij niet nalaten er op te wijzen, dat de ondervinding
reeds geleerd heeft, bij de verwerping der begrooting van
den minister van Koloniën in het vorige jaar. dat de betee-
keuisvan zoodanigen maatregel voor verschillende opvatting-
vatbaar is, eu de vraag blijft bestaan is het persoonlijk beleid
van den ministerof, wel het door hem aangenomen stelsel
afgekeurd
Zoo stond dan ook weder het tegenwoordige ministe
rie bij de behandeling der begrooting aan den ernstigen en
herhaalden aanval der oppositie blooten over het algemeen
is het zegevierend uit den strijd getreden. De aanvallen der
oppositie op het ministerie in zijn geheel, wel hevig, wel
telkens -~ tot vervelens toe herhaaldwaren innerlijk
zwak. De heer Groen was vreeselijk duister en verward
en vol inconsequenties. Hij beschuldigt als naar gewoonte
het ministerie van huldiging der democratische beginselen
en zelf is hij de man, die herhaaldelijk het volk inroept//dat
achter de kiezers staat"v op het verwijt der democratische
rigting volgt weer in éénen adem dat, van centralisatiegeest
en overdreven eenheidszinofschoon het verwijt van centra
lisatie eu dictatorschap van den minister van Binnenlandsche
Zaken toch weder het verwijt van gebrek aan homogenèileit.
aan eenheid van regeringsbeleid niet uitsluit. Er bestond
voor dien eisch van liontogeneiteit dan ook een bijzondere
reden. De heer Groen beklaagde zich meermalen over het
afwezio- blijven van den minister van Biunenlaudsehe Zaken,
het hoofd van het, Kabh e: Het was hem te doen, niet
om een minister, maar om zoo mogelijk het minis
terie te doen vallen. Daarom werd er den manwien
gewoonlijk wordt verweten dat hij zijne ambtgenooteu als
(1) Zie onder anderen //De riglingen en partyen in het
staatkundig leven," uitgegeven in 1857, en //Een woord
ter overweging over eenige onbeschreven politieke be
ginselen," verschenen in 1863.