m Het ministerie van Binnenlandschc Zaken. 0UCVS 'CxXckcBcvtgtcw. Het GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt, op eene jaarwedde van f 30,—, voor het onderwijs in de vrouwelijke handwerken op de openbare armenschool, eene TWEEDE HELPSTER, Sollicitatien intezenden bij het gemeentebestuur, vóór den 7 Februarij 1864. Onderstaande personen worden verzocht, zich binnen de eerstvolgende acht dagen aantemelden ter Secretarie (afdee- GUURTJE HOF, 1. w. Olerleek; HENDRIK CLOECK, 1. w. Hoorn; ANTJE MOLENAAR, 1. w. Sinf Eancras; PIETER DEUGD, 1. w. Enkhuizen. Men roemt, en 1e regt, in onzen tijd veelzijdige ontwikkeling. Men stelt er prijs op, dat er met alleen goc.de handwerkslieden, goede kooplieden, goede landbouwers, goede geneesheerenregters, advokaten, professoren en wat dies meer zij worden gevormd, maar dat die allen ook buiten hun vak en hunne betrekking, behoorlijk ontwikkelde men- schen en burgers van den staat zijn opdat zij niet te kort schieten in hetgeen hunne hand te doen vinde als leden der groote menschenmaatschappijals burgers van den staat en van hunne gemeente. Niemand die zich mee; over deze rioting kan verheugen dan wij, ook al moge niemand liet bezwarende dezer eischen dieper gevoelen. Het is echter ons voornemen niet om beschouwingen te geven over veel zijdige, niet-veelzijdige of eenzijdige ontwikkeling. Het veelomvattende der eischen van onzen tijd kwam ons alleen in zijn volle kracht voor den geest, toen wij hier boven den naam schreven van het uitgebreidste onzer departementen van algemeen bestuur. Welk een reuzenministerieBehalve al de bemoeijiugen voortvloeiende uit het algemeen bmnen- landsch bestuur en de betrekkingen met provinciale en gemeente-wetgevingomvat dit departement de medische politie waterstaat en publieke werken onderwijskunsten en wetenschappenarmwezennijverheid en telegraplne. Wel is liet verklaarbaar dat reeds meermalen gevraagd werd, of het niet wensclielijk zon zijn dit ministerie te splitsen. Ook bij de behandeling der iaatsle begrooting werd door vele leden der Tweede Kamer de overtuiging uitgesproken, dat de werkkring van dit departement, vooral sedert den aanleg der staatsspoorwegeneen wijderen omvang beeft verkregen, dan voor den goeden loop der zaken wensclielijk is. Wederom werd de oprigting van een departement van Openbare Werken in bedenking gegeven. De bedenkingen, door vele andere leden daartegen ingebragtwaren onzes inziens vrij onbeduidend. Dat een technicus, een /rspeoialiteit" aan het hoofd van dit ministerie zou geplaatst moeten worden, kan immers geen bezwaar zijn, wanneer het slechts geeu eenzijdige specialiteit is, wanneer hij getoond heeft ook aandacht en belangstelling te hebben voor de wereld buiten zijn vak. Of zijn er voor de departementen van FinantiënOorlogMarineKoloniën ook niet meer of min (/specialiteiten" noodig Een technicusdie ook niets meer is dan een technicus, was zeker niet wensclielijk; maar er zonden toch voor een ministerie van Openbare Werken wel mannen kunnen gevonden worden met grondige kennis van de zaken die tot dit departement moesten gebragt wor den, en tevens volstrekt niet. blind voor de overige belangen en behoeften van onzen staat. De minister zelf is van de wensehelijklieid eener splitsing van zijn departement niet overtuigd, en wij achten het bij hem geen ijdele grootspraak, wanneer hij tegen het werk niet opziet, en verklaart zio'n opgewassen te gevoelen tegen de vele en veelsoortige bemoeijingen van zijn ministerie. Wij willen niets afdingen op de waarlijk naïve uitdrukking dis ministers in zijne Memorie van Beantwoording: /'Tegen de meening, dat liet den minister aan genoegzamen tijd voor wetgevenden arbeid ontbreekt, zou menten blijke dat die arbeid toch niet stil stond welligt het Staatsblad voor zooveel betreft wetgevende verordeningen, hetzij met de Staten-Generaal overlegd, hetzij andere maatregelen van be stuur der jongste 18 maanden kunnen aanhalen." Toch is daarmede de zaak niet uitgemaakt. Wat is er onder anderen van de bewering in het Voorloopig Verslag, dat sommige leden der Tweede Kamer in de verslagen der afgetreden Commissie voor den aanleg der Staatsspoorwegen het bewijs meenden te hebben gevonden, dat die aanleg krachtiger zou zijn doorgezet, indien gebrek aan tijd den minister niet het afdoen var, gedane voorstellen en zelfs liet beantwoorden van ontvangen brieven had belet De minister schijnt het niet van belang geacht te hebben deze bewering tegen te spreken.Als de minister aanmerkt, dat het voor den goeden gang van zaken niet zoo zeer aankomt op de uitgestrektheid zijner taak als wel op de keus van geschikte personen die hem bijstaan kunnen wij deze meening niet geheel doelen. Het is zeker van belang, dat de minister door geschikte per sonen wordt voorgelicht en bijgestaanmaar in veleen juist de belangrijkste zaken zal toch de minister zelf móeten beslissen. liet oordeel van deskundigen van bijstaande en voorlichtende personen loopt meermalen schromelijk uit een. Welk een onderzoek is er voor den minister noodig, om in zoodanig geval naar eigen overtuiging een beslissing te geven Vooral "van het tegenwoordig hoofd van het departement is het bekend dat "hij gaarne uit eigen oogen ziet; bij de beraadslagingen in de Tweede Kamer verklaarde de minister zelf, dat hij in vele gevallen adressen van raadsleden en particulieren ontvangt en te overwegen heeft, tegen besluiten van Gemeenteraden en Gedeputeerde Staten gerigtzelfs in «evallen van gemeente- en provinciale aangelegenheden komt de minister er openlijk voor uit, dat bij onderzoek deze raads leden en bijzondere personen de zaken soms beter bleken te beoordeelen dan de Gemeenteraden en Gedeputeerde Staten zeiven, dat de Gemeenteraden niet altijd acht gaven op het gemeente-belang maar zich door persoonlijke beweegrede- nen lieten leiden en dat de Gedeputeerde btaten dikwijls te toegevend waren, (1) Waar blijft nu da waarborg van den bijstand en de voorlichting van geschikte personen, als zelfs Gemeenteraden en Gedeputeerde Staten in hunne eigene zaken niet altijd te vertrouwen zijn Men heeft aan don Alinister van Binneniandsche Zaken wel eens te laste ge- [e°-d dat hij te weinig op officiëele voorlichting en te veel op" n'iet-offieiëel licht af ging. Wij hebben geen reden om met dit verwijt in te stemmen. Zeiven gevoelen wij diep liet onderscheid tusscheu officiëele waarheid en werkelijkheid. Wij prijzen het in den minister, dat hij de waarheid wil hooren, van welke zijde die ook moge komen, wij zijn ei van overtuigd, dat wie alleen op officiëele voorlichting afgaat, menigmaal gevaar loopt een dwaallicht te volgen; maar juist daarom voelen wij, vooral bij dezen minister, de kracht niet van zijn beroep op den bijstand van geschikte personen daarom schrikken wij terug voor de reuzentaak, die 's minis ters schouderen moet drukken bij al dat noodzakelijk eigen onderzoek het eigen oordeel dat hij zich verwerven en dé "ewi"tige eindbeslissingen die hij nemen moet. Onze (meening?dat het ministerie vap Binneniandsche Zaken, Szocjals het tegenwoordig is samengesteld een te veel om- TjA Bijblad van de Ncderl(ir-dscJ.fi Sla als-Courant 1863—1864 II bladz. 201. vattend departement isis versterkt in plaats van verzwakt, en wjj zouden ons scharen aan de zijde van hen die een splitsing voorstaan. Ook de persoonlijke overtuiging van den tegenwoordigen mi nister, dat hij ia staat is al de zorgen van dit departement te torschen, kan hier van geen invloed zijn. Wij gelooven, dat de gang der zaken nog beter, nog spoediger zou zijn dat de minister nog meer in staat zon wezen met kennis van zaken te oordeelenwanneer hij een deel van het werk aan een ander overgaf. En, al moge hij zelf zich krachtig genoeg gevoelen, schrikt hij er niet voor terug, d.t reuzen- departement na te laten aan hem die tot zijn opvolger ge roepen zal worden? Zou het niet beter zijndat, hij, die van allen het best in staat is den omvang en den aard der verschillende onderdeden van dit departement ouder onze tegenwoordige staatsinstellingen te kennen, zeil de hand sloeg aan doelmatige splitsing Omtrent de algemeene leiding van liet departement werd aangemerkt, dat, zich een toenemende geest van centra lisatie openbaarde. De minister merkte op, dat de eenheid van ons staatsbestuur centralisatie eischtén alleen een wkeerde centralisatie, een centralisatie buiten de wet, beiispelijk kon zijn. En dat is zeker waar. Men kan in meening verschillen omtrent de vraag, of een besluit strekt tot aanvulling of wel tot zuivere toepassing der wet, ot de minister te rêgt of ten ouregte eenige handeling ofverovüe- niu" in strijd acht met de aigeineene wet; en in deze zaken kan" de minister zijn gevoelen tegenover dat van anderen stellen, ofschoon liet naar onze meening het meest met de beginselen eener constitutioneele regering overeenkomtbij twijfel de beslissing der Wetgevende Magt m te roepen. De beide feiten door den lieer de Meester in de Tweede Kamer ter sprake gebragt komen ons echter voor, werkelijk te getuigen van een overdreven zucht tot inmenging in de gemeente-huishouding. Te bewerendat het brengen van kosten van ververschingen voor de leden der stembureaus op de gemeente-begrootingen in strijd zon zijn met liet alge meen belangis zeker te sterk en ongetwijfeld met m den geest der gemeentewet, die zelfs aan de raadsleden de be voegdheid geeft om ten hunnen behoeve presentiegeld voor het bijwonen der zittingen te bepalen. Een ministeneele cir culaire die de aandacht van Gedeputeerde Staten vestigt op deze zaak als een misbruik, maakt inbreuk op de zelfstan digheid der gemeentebesturen. Te weigerenbesluiten van Gedeputeerde Staten tot ver- lioomng der jaarwedden van burgemeesters secretarissen en ontvangers van verschillende gemeenten aan den Koning ter goedkeuring voor te dragen en alzoo een beslissingt zij goed- ot afkeuring, onmogelijk te maken, komt ons inconsti tutioneel voor. In elk geval was een gemotiveerde beslissing noodig. Wij gelooven daarenboven, dat er geen aanleiding voor den minister bestaat, om zich tegen de verhooging van de jaarwedden der toch niet rijk bezoldigde gemeente-ambte naren te verzetten. Dit kan gerust aan de Gemeentebesturen en de Gedeputeerde Staten worden overgelaten. Het verheugt ons. dat juist de heer de Meester, een voor stander van liet ministerie tegen dergelijke liandelincren zijne stem heeft verheven. Hij heeft zioli daardoor als een onaf hankelijk, echt liberaal Vertegenwoordiger doen kennen. Wij hopen dat zijne woorden ingang mogen vinden. hebt."Thiers schijnt overigens niet bang voorden storm; hij noemt het punt, 'dat nu bereikt is, niet de //Stormkaap," maar de //Kaap de Goede Hoop," die den weg tot de vrijheid verzekert; want Frankrijk wil weer vrij zijn; liet is het een maal o-eweest, en nu vraagt het de vrijheid met eerbied terug //maar°men moge wel toezienwant wordt het gevraagde niet verleend, dan kan de dag aanbreken waarop men tegen over eischen zal staan." De roem wordt niet meer voldoende geacht om het Fran- sclie volk te doen ieven. Er wordt op gewezen, dat de groote oorlogsondernemingen van de laatste tien jaren een bui tengewone uitgave van 3000 millioen hebben gevorderden die sommen zonder twijfel op voor Frankrijk meer voordeelige wijze konden zijn uitgegeven. Vrijheid bij de verkiezingen, vrijheid van drukpersvrijheid van vereeniging en vergadering wordt gevorderden inmiddels behalen in t wee der drie districten waar nieuwe verkiezingen moesten plaats hebben de candidaten der oppositie de overwinning. Zijn er winden en stormen losgebroken in Frankrijk, in üuitsehland is hun aantal legio. Eu meermalen is het ant woord op de vraaguit welken hoek de wind waait, onzeker. Verschillende lucht,stroomen rigten zich in meer of min sterke vaart naar het noorden, naar de boorden van den Eider; maar nog is het onzekerof zij niet onderling in botsing zullen komen en in een wervelwind ontaarden, die schromelijke verwarring zal veroorzaken. Oostenrijk en Pruissen hebben van Denemarken de intrekking der constitutie gevorderd, en Denemarken schijnt daaraan niet te willen voldoen. Is deze vordering een -ultimatumliet einde van alle ondeihan- deling, waarna niets anders overblijft dan'wapengeweld Volgens sommige berigten ja, volgens andere neen. Wat is het doel der heide "groote mogendheden? Den Duitscheu Bond bewaren voor verloochening van zijn beginseldat slechts.een verdedigenden, geen aanvallenden oorlog toelaat. Daarom willen zij zich houden aan het tractaat van 1852, ook van Denemarken de trouwe naleving daarvan eischen, en het des noods daartoe dwingen door de bezetting van Sleeswijk. Zoo spreekt de Oosteurijksche regering. Anderen wantrouwen de beide statenen zien in den maatregel slechts een middel om Sleeswijk en Holstein voor Denemarken te bewarende verheffing van den.Prins van Aucjuslenburg tegen te gaan, en de revolutionaire beweging in Duitschlanddie met den Sleeswijk-Holsteinschen kruistogt gepaard gaatte onder drukken. 32000 Pruissen en 20000 Oostenrijkers snellen per spoor naar den Eider. Hannover staat den togt over zijn grondgebied toe. Oostenrijk en Pruissen vragen aan den Bond verlof om door Holstein te trekken. Intusschen. verzoekt de Wurtembergsche Kamer met algemeene stemmen aan de regering, om ter'beveiliging der Hertogdommen en tot tegenwigt3der Oostenrijksch-Pruissiselie legermagt, het gelieele Bonds-contingent, op den voet van oorlog te brengenen bij de andere bondgcnoolschappelijkgezinde staten een zelfden maatregel uit, te lokken. In de Saksische Kamer is mede bereids°een voorstel tot een dergelijken stap gedaan. Engeland beweert het regt te hebben om zich met de zaak te bemoeijen nu liet uitroepen van den Prins van Augvstenburg tot Hertog van Sleeswijk-Hglstein onder begunstiging der Bonds-troepeu heeft plaats gehad, en stelt BeijerenSaksen en Wurtemberg aansprakelijk voor de aan dien Prins verleende oudersteuniug. Men beweert dat deze staten steun bij Frankrijk zoeken, en nog altijd is de groote vraag: zal de vrede behouden blijven, of'moet eindelijk de oorlog uitbarsten? In het laatste overzigt van het, vorige jaar vonden wij gelegenheid om op te merken, dat Keizer Napoleon meer en meer zijn vroeger met zooveel fierheid ingenomen eigenaar- j di^ standpunt verlaat. In plaats van zijn Brennus-zwaard in dekschaal te leggen bij de beslissing der Europesche vraag stukken predikt hij vredeontwapening en congressen. De revolutionaire Keizer, de voorvechter van het beginsel der nationaliteitende Caesar, die zich zeiven de parvenu onder de vorsten noemde en met het oude stelsel verklaarde te hebben gebroken, is ver te zoeken. Hoort hem spreken, als hij den Kardinaals-hoed aan den heer de Bonnechose over handigt «Uwe Eminentie heeft gelijk gehad met te zeg gen dat de wereldlijke eereposten aie zwaarste lasten zijn die door de Voorzienigheid den mensehen worden opgelegd. In hare regtvaardigheid heeft zij gewild dat de Verpligtin- </en belangrijker werden, naarmate men hooger geplaatst werd' dit is de reden waarom ik mij zeiven dikwijls afvraag, of liet geluk niet met, even zoo veis rampen gepaard gaat als het ongeluk." Waar is die vrolijke moed gebleven die zeker scheen van den goeden uitslag zijns weikszeker van den bijval des volksen daarin zijn kracht zocht t Kl is geen schijn meer van over. Van het vertrouwen en de genegenheid van het Fransche volkvroeger zoo dikwerf voorgesteld als de onwankelbare zuilen zijner magtvernemen wij geen woord. De Keizer zoekt een anderen steun: «Onze steunons rigtsnoer zegt hij is het geloof, het gods dienstig en het staatkundig geloof; dat is: het vertrouwen op God en de bewustheid dat men een bepaalde taak heelt te volbrengen." Eu verder//Frankrijk wordt al te zigtbaar door God beschermd, dan dat Ilij zou veroorloven, dat het land op nieuw door den geest des kwaads werd beroerd. Is het niet alsof de Keizer bij zijn Koninklijken broeder te Berlijn in de leer is geweest? De geest des kwaads is de kreet om meerdere vrijheid die opgaat uit het Wetgevend Ligchaam, de stem, nog wel van de minderheid, maar toch van een niet meer te verachten minderheideen minderheid die steun vindt bij de natie. En tegen dien geest des kwaads beroept de Keizer zich op de bewustheid zijner zending op zijne overtuiging dat God de zegepraal van die verderfelijke rigting niet wil. Maar dit gelijkt als twee drnppelen water op liet Keizerschap bij de gratie Gods. De Keizer heelt zich dezelfde zalvende 'wijze van spreken eigen gemaakt die den Pruissischen Landsvader kenmerkt. Hij spreekt den nieuw benoemden Kardinaal toe als iemand //die van nabij heeft gezien, waarheen het loslaten van alle beginselen, van allen re"el en van alle geloof leidt en laat er op v olgen //Het kan dan ook niet anders, of gij zult, even als ik, u er over verwonderen, dat mannen, die nog zoo kort geladen te naauwer nood aan de schipbreuk zijn ontkomen, (de mannen der oppositie in het Wetgevend Ligchaam) thans weder de winden en de stormen beginnen te hulp te roepen. Eu ja, de wind steekt op in het Wetgevend Ligchaam en "roeit allengs aan tot een storm, t Is nu de tijd niet meer, dat de oppositie altijd op vijf stemmen met meer en niet minder, rekenen kon. Nog wordt wel elk amendement op het ontwerp-adres tot, beantwoording der Troonrede ver worpen, in een vergadering die voor verre weg het grootste deel is zamengesteld uit door de regering zelve aangewezen personen, maar de magt van den tege'nstand wast met elke stemmin". Het eerste amendement, wordt door 44, een tweede door 54? en een derde door 62 stemmen gesteund. De mi nister Routier roept den geest des Keizers op om den storm te bezweren, en herhaalt de woorden tot den Kardinaal de Bonnechose gesproken 't is te vergeefs. Nog had hij het ongeluk de goede stad Parijs een heethoofdige dolleman te noemen, die de regering des Keizers ten val wilde brengen, eu zich min voegzame uitdrukkingen over het verdreven vorstengeslacht Orleans te veroorloven waarop Thiers hem durfde antwoorden//Beleedig toch niet die gij beroofd W3.KK«*.V3.BK-ElOLtiTKINSIISS KWESTIE. Den 13 hebben 80 holsteinsche predikanten, op eene to Neurnunster gehouden vergadering, besloten de Bondsverg. te verzoeken de reglen van den pretendent te erkennen. Zij hebben ook eene deputatie aan dien Vorst gezonden. Eene deputatie uitKiel heeft deBondscommissarissen verzocht de zich in deensche dienst bevindeude Holsteiners van hun nen eed te ontslaan en in staat te stellen om huiswaarts te keereu. Daarop is geantwootd dat Denemarken zoodanigen maatregel zeker als eene'oorlogsverklaring zou aanmerken. De sieeswijksche en holsteinsche soldaten zijn in het deen sche leger zoodanig ingedeelddat ieder Duitscher door 4 Denen wordt in het oog gehouden. Het slees wijk-holsteinsche comité te Kiel heeft besloten aan de Bondscommissarissen voortestellenom het holstein- lauënburgsche Bondscontingent ten spoedigste weder in het leven te roepen. De herto" v. Glüksburg, oudste broeder van Koning Chris- liaanheeft3 geweigerd hem den eed te doen en is naar het buitenland vertrokken. Aan de Londensche beurs is den 12 eene 5 p. ets. deen sche leening van 1,200,000 opengesteld, tegen den prijs van 93 p. ct. j Men verzekert dat. 'de deensche president-minister aan de engelsche en russische buiteng. gezanten heeft verklaard dat Denemarken gaarne het aanbod eener beperkte confe rentie aanneemtmits de mogendheden zorgen dat geeu duitsch soldaat den Eider overtrekt, want dat Denemarken zulks als eene oorlogsverklaring zou beschouwen en den krijg met alle krachten zou doorzetten. Het fransche bewind heeft, aan de kleine duitsehe Staten doen weten dat de Keizer het britsche voorstel betreifende eene conferentie wil aannemen mits de Bondscommissarissen zich niet met het vraagstuk der erfopvolging inlaten en de Bondsverg. verklaart zich aan het besluit der conferentie te zullen onderwerpen. Den 8 heeft de engelsche gezant te Dresden in antwoord op het beweren van den minister v. Beust, dat de houding der Bondstroepen in Holstein het buitenland niet aangaat, liet tegendeel betoogd, op grond, dat onder hunne begun stig" de pretendent tot hertog van Sleeswijk is uitgeroe pen. "üe heer v. Beust heeft daarop den 10 aangemerktdat Engeland als het reden van beklag meent te hebbenzich tot°de Bondsvergadering moet wenden. De oosteni'ijksche minister v. Rechberg heeft de duitsehe re"erin"en ernstig vermaandde regten der Bondsverg. met nauwgezetheid te eerbiedigen moeten deze met betrekking tot de erfopvolging worden miskend, dan zouden de 2 groote duitsehe mogendheden zieii met de regeling van dit vraagstuk moeten belasten. 0 Den 14 heeft de Bondsverg. niettemin het Pruissiseh-Oos- tenriiksohe voorstelom Denemarken dringend te vermanen tot het onmiddelijk terugnemen der November-constitutie onder bedreiging van anders Sleeswijk te zullen bezetten, met 11 teven 5 st. (die van de voorstellers Keur-Hcssen Mecklenburg eu de 16». curie), verworpen. Oostenrijk en Pruissen verklaarden dadelijkdat zij zouden voortgaan te handelen naar eigen inzigten, en Sleeswijk bezetten niet als leden van den Bond maar als groote mogendheden De Sak sische gemagtigde protesteerde aanstonds tegen het trekken van de troepen der beide mogendheden door Holstein naar Sl'üeWoostenrijksolie regering heeft bovendien verkondigd, dat het overschrijden der sieeswijksche grenzen door de Bouds- troenen inbreuk zou maken op liet constitutioneel aangeno men verdedigend karakter van den Bond, waarom zij met Pruissen de betrekkingen van Sleeswijk tot Denemarken in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1864 | | pagina 2