ALKMAARSCHE COURANT N°. 6. Zesenzestigste Jaargang 1864, Zondag 7 Februari]. (Dfficicc! (Qcbccïfc. De doodstraf. Politick ©oersigt. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar ƒ3,49, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4, Brieven franco aan de Uitgevers HERM>. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 13 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt. voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag vroeger. De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD te ALKMAAR. Gezien art. 7, 2e lid, der wet van 4 Julij 1850 (Staats blad No. 37). Rofpt, bij deze op al degenen, die elders in de rijks belastingen zijn aangeslagen en verlangen dat die aanslag worde vermeld op de kiezerslijsten dezer gemeente voor den Gemeenteraad, de Provinciale Staten en de Staten Generaalzich daartoe aantemelden ter secretarie dezer gemeente vóór den 15 Ee- bruarij e.k., voorzien van de aauslagbilletten van de grond- belasting over de dienst 1864, benevens van de belasting op het personeel en het patent over de dienst 1863f64. AlkmaarDe Voorzitter voornoemd, den 23 Jan. 1864. A. MACLAINE PONT. Aldegenen die eenige inlichtingen zouden kunnen geven omtrent het verblijf of het overlijden der onderstaande per sonen. geboren te Alkmaar, in den jare 1845, 'worden ver zocht daarvan mededeeling te doen ter secretarie dezer ge meente afdeeling Nationale Militie. TOBIAS JOHANNES LUTTEROT, 11 Jan.; ADRIA- NUS OOIJKAAS. 25 Eeb.; DIRK HENDRIK WEIL ER. 27 Eeb.; JAN MEIJER. 3 Maart; JOHANNES WARNE- KE 4 April; CORNELIS BERNARDUS ARCK16 April; EKEDltlK KEIJSPER. 6 Mei; MACHIEL OUDS HOORN, 13 Mei; CORNELIS STEKELBOS, 22 Mei; LOURENS HENDRICUS WEBER. 22 Mei; PI ET ER BALTUS, 11 Junij: GERARDUS JACOBUS DUNANT, 19 Oct.; ADRIANUS KLEIJMEER, 15 Dec.; KLAAS BOS, 26 Dec. De KAMER van KOOPHANDEL en E A BRIE KEN te Alkmaar maakt bekend, dat van Maandag 8 tot Don derdag 11 Eebruarij e.k., van 's voormiddags 10' tot 's na middags 2 urein haar gewoon lokaal op het stadhuis ter lezing zullen liggen 1°. Een overzigt van den handel en de scheepvaart van Ham burg in 1862. 2°. Eene tabellarische opgave van den handel van Lubeek in 1862. 3". Een statistiek van dan handel en de scheepvaart, van Groot.- Britlanje en Ierland gedurende de maand Julij 1863 en de daaraan voorafgegane maanden van hetzelfde jaar. 4». Een overzigt van de zee- en riviervaart van Hamburg in 1862. 1)0. Een verslag van het scheepvaartverkeer tusschen Hamburg cn Altona en andere aan de Elbe gelegen plaatsen. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn. E. M. van de VELDE, Voorzitter. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. n. Er zijn sommige dagdiertjesdieofschoon zij reeds se dert twee of drie jaren het ei verlaten, en dien tijd, ge deeltelijk als maskersgedeeltelijk als nimfen op den bo dem van het water of in het slijk hebben doorgebragt,na dat zij uit de pop zijn gekomen en zich als volkomen insect aan ons vertoonen. slechts een enkelen dag, ja soms slechts weinige uren leven. De dagblad-lectuur is aan deze insec ten al vrij gelijk, zeker niet altijd wat de langdurige voor bereidende ontwikkeling der denkbeelden van de schrijvers betreftvoor zij in den vorm van beoordeeliugen of be schouwingen in 't licht komen maar wel ten opzigt.e van het korte leven hunner artikelen zeiven. De courant ver schijnt, wordt ingezieu wij hadden bijna geschreven gelezen en verdwijnt. De vlugtige indrukkenmis schien door hare inzage bij dezen of genen ontvangenworden morgen door anderen verdrongenen zijn weldra geheel uit gesleten. Deze omstandigheid die ook voor den schrijver wel eens het voordeel kan hebben,,dat hij in eenigzins an deren vorm meer dan eens hetzelfde kan zeggenverpligt hem om zoo spoedig mogelijk de aandacht te vestigen op hetgeen de dagbladpers levert omtrent zaken die aan de orde van den dag zijn. Zij noopt ons heden om den gere- gelden gang onzer beschouwingen over de doodstraf af te breken en een oogenblik dat is voor ons een week stil te staan bij een artikel van de Tijd over hetzelfde onderwerp. De Tijd. Noord-Ho/landsche Courant, levert in haar nnm- mer van 4 Februarij 11., naar aanleiding van een woord van Dr. Laurillard voor de afschaffing der doodstraf, een artikel dat zich onderscheidt door volkomen onkunde omtrent onze tegenwoordige wetgeving en blijkbare onbekendheid met hetgeen mannen van uitstekende kennis en rijks ondervinding over dit onderwerp geschreven en als bewezen feiten aan het licht gebrast hebben. Waar een blad als de Tijd, dat wer kelijk bij velen groot gezag heeft, en steeds gewoon is op een toon van gezag te spreken en uitspraak Ie doen in de teederste kwest'iënmet zoo groote ligtziunigheid en zoo blijkbare onbekendheid met het behandelde onderwerp een zoo gewigtig stuk als de doodstraf behandeltis het pligt die ligtvaavdigheid en onkunde terstond aan het licht te stellen. De Tijd is van meening, dat onze tegenwoordige straf wetgeving reeds het toppunt van geoorloofde vrijgevigheid heeft bereikt. De toestand is zoo erg niet als sommigen wel voorgeven. Wij zijn al barmhartig genoeg. "De doodstraf zegt zij wordt in de hedendaagsehe maatschappij alleen toegepast voor bloedschuld, voor moord met voorbedachten rade," Om nu van andere landen niet te sprekenwordt bjj de strafwet van ons vaderland in twintig artikelen de doodstraf bedreigd tegen een nog groot.er aantal verschillende misdaden. Behalve de vele zoogenaamde politieke misda den waartegen de doodstraf bedreigd is, bestaat,"zij bij ge welddadigheden tegen amt.enaren en agenten wanneer deze binnen veertig dagen den dood ten gevolge hebben gehad, -nk al bestond er geen toeleg om te dooden. Zij is voor in schreven bij doodslagook al bestond niet het opzet om iemand te doodenmaar alleen om hem aan te vallen en te slaan of te kwetsen. Weet de Tijd bij voorbeeld niet, dat, voor weinige maauden vijf personen ter dood zijn ver oordeeld, op grond dat zij gezamelijk iemand hadden aan gevallen en mishandeld, die ten gevolge dier mishandeling was bezwekenofschoon niet het doel om te dooden maar alleen om te slaan bij de aanvallers bestondofschoon som migen hunner slechts een zeer gering aandeel aan de mis handeling hadden genomen, en de dood blijkt-aar door één noodlottigen trap was veroorzaakt? Tegen den toeleg op iemands leven door vergiftiging is de doodstraf bedreigd ook al is die toeleg mislukt cn blijft de bedreigde persoon ongedeerd. Die zonder eenige bevoegdheid een ander van zijne vrijheid berooft en gevangen houdtwordt in sommige gevallen met den dood gestraft, ook al heeft de aangehouden persoon niet het minste ligchamelijk of geldelijk nadeel geleden. Bij diefstal onder zeer verzwarende omstandigheden worden volgens onze wetten de schuldigen ter dood ver oordeeld, ook al heeft niemand eeuig letsel ontvangen, maar er alleen gedreigd is om van wapenen gebruik te maken. Brandstichting wordt met den dood gestraftook al is er niemand bij omgekomen, zoo het slechts te voorzien was, dat er eenig menschenleven bij in gevaar kon worden gebragt. Wat blijft er nu van de bewering, dat in de hedendaagsehe maatschappij de doodstraf alleen zou worden toegepast voor bloedschuld, voor rnoord met voorbedachten rade? Een bezwaar, dat gewoonlijk met zoo vele andere tegen de doodstraf gemaakt wordtis de feilbaarheid der regters. De doodstraf is onherstelbaar zegt men komt later de onschuld des veroordeelden aan het lichtmen kan den ter dood gebragte niet in het leven terug roepen. Er bestaat geen middel om het, gepleegde onregt zooveel mogelijk te herstellen waartoe bij andere straffen de gelegenheid open blijft. Waarlijk een'' allergewigtigste bedenking. En hoe maakt de Tijd zich daarvan af? //Zeker zegt zij het geval is. hoewel hoogst, onwaarschijnlijk, niet. onmogelijk dat een onschuldige door een dwaling der vierschaar zou worden ter dood gebragt,maar zoo gaat. zij verder voort zoo iets is //een uiterst zeldzame uitsondering waarvan, voorzoover wij weten, in de geschiedenis der regtspleging maar één voorbeeld bestaat." o Heilige onnozelheidVoor zoo ver w ij weten. Maar dit moest gij wetenhiervan zou u liet tegendeel gebleken zijn bij het miuste onderzoek. Maar gij onderzoekt niets, gij weet nietsen toch hebt gij den moed om de openbare meening te willen voorlichten in zulk een zaak! En als er nu maar een enkel voorbeeld bestond van den geregtelijken moord eens onschuldigenmogt dan zelfs dit enkele feitdat immers heden of morgen door een tweede kon gevolgd wordenop zoo ligtzinnige wijze behandeld worden? 't Is een uiterst zeldzame uitzondering, waarvan maar één voorbeeld bestaat. Welnueens is immers geens. Wie ziet op zoo'n kleinigheid Zoo overigens de straf maar goed werktanderen afschrikten vooral geen schuldige ongestraft blijft. Wat doet de dood van een enkelen on schuldige daartoe? Het is ons nut, dat één mensch voor het volk slerve. Welzeker, zoo dacht, Kajafas er ook over. De Romeinen zullen komen zeide hij en onze plaats en ons volk beide verdelgendaarom is het ons nut dat één mensch voor het, volk sterve, al is hij dan ook onschul dig opdat, niet geheel het volk omkome. Eu zoo zegt ook de Tijd, en menig zelfzuchtige lafhartige met haar: zoo wij de doodstraf afschaffen wordt het kwaad niet, genoeg gestraft, de booze mensch uiet genoeg afgeschrikt; de moor denaars zullen komenen ons en alle knappe menschen ombrengen; daarom is het ons nut, de doodstraf te behouden, al worde dan ook somtijds een enkele onschuldige geregtclijk vermoordopdat niet geheel het volk omkome. O Tijd, o christelijke, zeer christelijke, buitengewoon christelijke Tijd! wij meenden dat het beter wasdat duizend schuldigen ongestraft bleven, dan dat één onschuldige omkwam. En wat is er nu van die uiterst zeldzame uit zondering, zoo als de Tijd het noemt Miltermaier en deze getuige zal wel door niemand gewraakt worden zegt, dat «steeds menigvuldiger de gevallen voorkomenwaarin onschuldigen t.er dood veroor deeld worden en zelfs de doodstraf ondergaan zoodat, hunne onschuld eerst te laat aan het licht wordt gebragt." Hij ver wijst naar verschillende werken waarin talrijke voorbeelden worden opgesomd van veroordeelingen van onschuldigen, en noemt enkele met namen. 1) Du Boisaymé verhaalt eenige gevallen die in deze eeuw in Eraukrijk zijn voorgevallen. In 1844 beschuldigde Nicolas Delalande zieh en zijn oom van gezamelijk een jong meisje te hebben omgebragt, van welk feit hij ailerlei bijzondere omstandigheden wist op Te geven. De onverwachte terugkomst van het vermeende slagtoffer verijdelde hier den toeleg. In 1842 worden Houillez en Hylse tot de galeijeu veroordeeld, wegens diefstal met ïnklirnming en braak in een kerkzij brengen aldaar een jaar door. en worden onschuldig verklaardterwijl de ware schuldige hunne plaats vervangt. Een postillon wordt ter dood veroordeeld Ier zake van een moord op een even te voren in een twist door hem bedreigden persoon met zijn mes door een ander gepleegd, die dit mes hem opzettelijk had ontstolen, om de ver- deuking van zich af te wenden en op den ongelukkigen postillon te doen vallen. In 1823 of 1824 wordt eene vrouw ter dood veroordeeld wegens vergiftiging van twee andere vrouwen. De ééne stierf bijna terstond de andere na een langdurig lijden. Op haar sterfbed belijdt deze laatste, dat zij het feit heeft gepleegden zelve ook eenig vergif had ingenomenom de verdenking van zich af te weren. Zij had echter wat te veel genomenen in plaats van een ligte on passelijkheid trof haar de dood. In 1816 werd te Grenoble een bij uitstek schoon jong meisje ter dood veroordeeld wegens vergiftiging van hare meestereszij wordt op het schavot gesleept onder het telkens herhaalde wanhopige geroep //ik ben onschuldig," en ter dood gebragt. Eeuigen tijd daarna 1) In zijn bekend werk Die Todesstrofe etc., ook in onze taal o verge brag t. belijdt een vrouw op haar sterfbed in de biechtdat zij do ongelukkige uit, vreeselijke jaloesie valschelijk had beschuldigd. Een jong meisje wordt, beschuldigd van kindermoord, en met haar de ontvanger van het arrondissement van Tulle, Vinsol, die door haar als medepligtige wordt aangeklaagd. Vinsot wordt tot, vijf jaren gevangenisstraf veroordeeld. Het meisje wordt ziek in de gevangenis, en voor haren dood verklaart zij. dat zij Vinsot uit. wraakzucht valschelijk heeft beschuldigd. 2) Eu als er nu zoo vele voorbeelden bestaanwaarbij de onschuld van den veroordeelde later is gebleken, dan kan men gerustelijk aannemen, dat er nog meerdere geval len zullen zijn voorgekomen waarin die onschuld niet aan het licht is gekomen. Als het vonnis geveld is houdt liet onderzoek op het feit raakt in vergetelheid, en niet altijd drijf het verontruste geweten den eigenlijken dader tot spade bekentenis. //Geheel uit de lucht gegrepen zegt de Tijd is evenwel, dat, waar de doodstraf werd afgeschaft, hetgelal der misdaden toch niet klom. Zoolang wij niet van den schrijver vernemen waar de doodstraf is afgeschaft, en hij ons niet met statistieke tabellen bewijst dat de ervaring inderdaad heeft geleerd wat hij daar zegt. trekken wij dit in twijfel."Die staten zijn in Europa van Toscane. S. Ma rino, Oldenburg, Nassan Anhalt - Dessau - Köthen, da Zwitsersche kantons Neufchatel en Freiburg, en van de Noord Amerikaausche Staten Rhode-Island Michigan en Wisconsin. De schrijver kan bij Mitiernaier in liet aange haalde weik op bladzijde 95 en volgg.de gunstige uitkomst lezen van de afschaffing der doodstraf voor sommige misda den of in 't geheel. Hij kan daar tevens de werken aan gehaald vinden waarin de statistieke opgaven te vinden zijn, en alzoo volop aan zijn verbazenden lust tot onderzoek en zeer prijselijke weetgierigheid voldoen. 2) Du Boisaymé, de la peine de mort, Marseille 1S63. Eindelijk is dan de oorlog uitcebroke". Kanon- en ge weerschoten weergalmen aan de Eider. Met,gevelde bajonet hebben beide legers zich reeds op elkander geworpen. Het getal dooden en gekwetsten wordt reeds bij honderden ge teld. Zoo tiert weer het monster, dat zich voedt met inen- schenlevensschatten verslindt en de welvaart verwoest. Wel is van de zijde der aanvallers met, groote lipt.vaardigheid naar de wapenen gegrepen. Het is begrijpelijk, dat Denemarken, de zelfstandigheid van Holstein en Lauenbnrg moetende erken nen en dat wel als leden van den Denemarken vijandigen Duitsehen Bond, zoomogelijk de verdere verbrokkeling van het reeds zeer kleine rijk trachtte te verhoeden en Siees- wijk dat toch niet tot. den Bond behoort,, met het oveiige van het Deensohe grondgebied tot, één ondeelbaar rijk zocht te vereenigen, t.e meer omdat, Duitschlands hebzucht duide lijk de aanhechting van Sleeswijk beoogde, en onvermoeid bleef spreken en zingen van het Hertogdom Sleeswijk- tiolslein. Denemarken had zich in 1852 tegenover de overige staten, waarmede het Londensehe traciaal, werd gesloten, moeten verbinden om de regten der Duitsche inwoners van Sleeswijk te eerbiedigen. Daardoor ontslond voor die mo gendheden en daaronder ook voor Pruissen en Oostenrijk, liet regt om te beoordeelen in hoe verre Denemarken aan die verpligtingen voldeed. Er was weinig kansdat het ooit de goedkeuring dier Duitsche staten zou verwerven, tenzij het van Sleeswijk een afzonderlijken Duitsehen staat maakte, of het met Ilolstein vereenigde. De Duitsche Boud toch en het Duitsche volk hadden steeds het Loudensehe verdrag afgekeurd en min of meer luide verfoeid als een schandelijk verraad jegens Duitschland gepleegd. In 1849 begreep menwas immers de kans schoon geweest om de heide Hertogdommen aan Denemarken te ontnemen en bij Duitschland te voegen, en alzoo de droomen van een Duit sche vloot) en de daaraan verknocht te zeemogendheids-ide- alen te verwezenlijken. Pruissen en Oostenrijk hadden zich door de niet-Duitsche mogendheden laten terughouden van dit loffelijk plan, maar de'hoop bleef steeds levendig om bij de eerste de beste gelegenheid dit onregt te herstellen. Van zijne zijde schijnt Denemarken de regten der Duitsche be wonersvooral wat de taal en de inrigting van school en kerk aangaatminder ontzien te hebben dan het behoorde en verpligt, was te doen. Het is voor ons moeijelijk, een eigen oordeel over deze zaken te bekomen, daar hiertoe noo dig zou zijn naanwkeurige, bekendheid met den iinvendigen toestand van Sleeswijk, zijne inrigtingen en gebruiken, zijn vroeger en tegenwoordig binnenlandsch bestuur en voorgl ook met, de wijze waarop dit feitelijk wordt uitgeoefend. Wat wij daaromtrent vernemen, komt gewoonlijk van de Duitsche, en dus van een zeer verdachte en partijdige zijde. Belemmeringen in het vrije gebruik van de landtaal en wijzigingen in nationale inrigtingen worden zeer moeijelijk gedragen en regtvaardigen spoedig het verwijt van onder drukking 't zijn de kwetsbaarste punten van een volk. Ove rigens is dit verwijt van onderdrukking, door de Duitschers steeds aan de Denen gedaan zeker te sterk. Integendeel het Deensohe bestuur is liberaler dan het Duitsche, en meermalen kwamen zelfs in klagten van de Duitsche zijde aangeheven betuigingen van achting voor jegens de perso nen met het bewind in Sleeswijk belast. Er wordt dan ook wel beweerddat vooral ridderschapadel en landeige naars in Holstein en Sleeswijk het misnoegen tegen de De nen levendig houden en versterken, omdat een Duitsch feo daal bestuurzoo wat op een Pruissischen voet bij voorbeeld, met hunne belangen beter zon strooken dan de Deensohe meer liberale en democratische regeringsvormen. Tevens zou men niet uit het oog moeten verliezen de letterlijk onoverkomelijke moeijelijkbeden. waarmede de Deensche Re gering bij voorbeeld in de gemengde taaidistricten te worstelen had. "'t ïs toch duidelijk dal het onmogelijk is. het in zulke streken beide partijen naar den zin te maken en dat men gewoonlijk eindigt met, geen van beide te voldoen. Centralisatie

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1864 | | pagina 1