ALKMAARSCHE COURANT
10.
Zesenzestigste Jaargang.
1804.
Zondag
6 Maart.
©fficiccï C6cbccltc.
fjoliticfc ©sjevsigt*
S2Hckelijf»0c!tc Berigten.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag
tusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—.
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM'. COSTElt ZOON.
&4£ i,\v
De Advertentiën kosten van 15 regels0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
Gezien art 1 2® lid der wet, op de Nationale Militie van
19 Augustus 1811 (Staatsblad N°. 72), houdende //De militie
wordt zooveel mogelijk uit vrijwilligers zamengest.eld.
Gelet op de artikeien 11. 12. 13 en 14 der opgenoemde
wet, alsmede op art. 9 van het Koninklijk besluit van 17
December 1861 (Staatsblad N°. 127), waarbij de wijze van
indiensttreding wordt geregeld.
.Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden de
navolgende bij opgenoemde wet gemaakte bepalingen, luidende
als volgt,j
Om vrijwilliger bij de militie te zijnmoet men ongehuwd
of kinderloos weduwnaar en ingezeten wezenvoorts iigcha-
melijk voor de dienst geschikt, ten minste 1,56 el lang, op
den 1 Januarij van het jaar der optreding als vrijwilliger het,
20= jaar ingetreden en liet 35= jaar nog met volbragt hebben
(mitsdien de geboornen van 1829—1844) tot op het tijdstip
der optreding aan zijne verpligtingen ten aanzien der militie
voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben geleid
Hij. die voor de militie is ingeschreven, wordt slechts als
vrijwilliger toegelaten voor de gemeentem welke hij inge
schreven is, tenzij hij geeue verpligtingen ten aanzien van de
militie te vervullen hebbe.
Ilij, die bij de zeemagt, bij het leger hier te lande, ot bij
het krijgsvolk in 's Rijks overzeesche bezittingen heeft, gediend,
wordt niet als vrijwilliger bij de militie toegelaten, tenzij hij
bij het verlaten van de dienstbehalve een bewijs van ontslag
van den bevelhebber, onder wien hij laatstelijk heeft gedien
een getuigschrift, hebbe ontvangen inhoudende dat hij zich
gedurende, zijn diensttijd goed iieeft, gedragen.
Hij kan. 'heeft hij dit ontvangen1, tot, dat, zijn veertigste
jaar volbragt is, als vrijwilliger hij de militie worden toegelaten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben de voor-
deelen"voor deze vrijwillige dienstneming bepaald op de som
van f 50, en noodigen de belanghebbenden uit, zich, ter he-
komin" van verdere inlichtingen, te vervoegen ter Secretarie
dezer gemeente op alle gewone werkdagen van des voormid
dags 9 tot des namiddags 2 ure, gedurende welken tijd de
aanbieding van vrijwilligers tevens kan geschieden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONI.
den 9 Febr. 1864. De Secretaris
SPANJAARDT.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR ver
wittigt de loteliugen der Nationale Militie dezer gemeente,
listing 1864:
Dat, de militieraad den 16 Maart e.k.des voormiddags
ten 11| ure ten raadhuize dezer gemeente de redenen van
vrijstelling zal onderzoeken, die de belanghebbenden ver-
meenen te kunnen doen geldenen dientengevolge de lote-
linven die wegens ligahaamsgebreken of gebrek in de gevor
derde lengte vrijstelling wensehen te erlangen alsdan voor
gemeld collegie moeten verschijnenbij gebreke waarvan zij
voor de dienst worden aangewezen.
Alkmaar Fe Burgemeester voornoemd
4 Maart 1864. A. MACLAINE PONT.
JAN DE ZEEUW, laatste woonplaats Heilo, wordt verzocht
om binnen acht dagen zich ter secretarie (afd. Bevolking),
aan te melden.
"VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 9 Maart 1864. des middags
ten 12 ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
Ue Secretaris
SPANJAARDT.
Ter terugbekoming is aan het commissariaat van politie te
Alkmaar voorhandenals een middenstuk van een gouden
halsslot en eene lap van groen kleurige stof.
De snelle opeenvolging der gebeurtenissen wijzigt soms
plotseling en ongemerkt ons oordeelonze wensehen en
vreezen. Steeds den blik op de feiten van het tegenwoor
dige gerigt, vergeten wij terstond wat wij gisteren hoopten
of duchtten, en het kost ons eenige inspanning om het ons
weer goed te herinneren.
Op het oogenblik zien wij de Denen bij Düppel verschanst,
en vast besloten den krijg tegen de Oostenrijksch-Pruissische
overmagt zoo lang mogelijk voort te zetten. Wij zien bijna
geheel Sleeswijkblijkbaar in strijd met de wensehen der
bevolking van ten minste de Noordelijke helft des lands
door de Oostenrijkers en Pruissen ingenomen. Wij zien dit
feit doorgedreven door liet, hij de Pruissisclie vrijzinnige
partij zoo gehate ministerie von Bismarck, en toch door diezelfde
partij in hare blinde zinneloosheid bijna toegejuichtwij zien
schier geheel Duitschland door een redeloos Germanisme
gedreven, uitspatten tegen een nimmer te duchten nabuur,
met wien liet bij minnelijk vergelijk in vrede en vriendschap
kon leven, en medewerken tot de duistere plannen van den
Pruissischen minister, die nimmer strooken kunnen met de
wensehen en verwachtingen van het Duit-sche vaderland. Die
inzigten der Pruissische regering zijn duidelijk gebleken uit,
de diplomatieke stukken in het Engelsche Parlement over
gelegd. Op de aanmerking van Engeland dat men aan den
Deenschen Rijksraad eenig bevoegd om in deze zaak uit
spraak te doen den noodigen tijd moest laten om de Con
stitutie van 18 November, dien steen des aanstoots, voor
Sleeswijk in te trekkenen zich voor 's bands diende te
vreden te stellen met een verklaring des Koningsdat de
Constitutie ten aanzien van Sleeswijk giet ten uitvoer zou
gelegd wordenantwoordde toch de minister von Bismarck,
dat Sleeswijk vóór 1°. Januarij geheel vrij verklaard moest
zijn van de November-Coustitut;edat Koning Christiaan
daarom zijn ministers behoorde' te ontslaan en een staats
greep het geschiktste middel zou zijn om den verwarden
toestand te "vereffenen daar Duitschland nimmer met Dene
marken op een goeden voet kan verkeerenzoolang de de
mocratische instellingen in dat land niet zijn afgeschaft.
Wij zien Oosteurijk, in een onnatuurlijk bondgenootschap
met het ministèrie von Bismarckmet de ééne hand dezen
oorlog voeren tot bescherming van miskende volksregten
gelijk het beweerten te gelijker tijd met de andere hand
tot, demping van den volksgeest in Galicië den staat van
heleg invoeren, waardoor nu reeds het grootste gedeelte van de
Oostenrijksehe Monarchie Venetië. Hongarije en Galicië
aan het militaire en bureaucratische regeriugstelsel is onderwor
pen en aan het regelmatige oonstitutioneele stelsel ont trokken.
Wat zouden wij dan liever wensehen, dan dat de een-
dragti^e wil van Engeland en Frankrijk Denemarken be
hoedde, en des noods de Oostenrijksehe en Pruissisclie troepen
over den Eider terug dreef?
Dit zou men beden wensehen uit vrees voor de zegepraal
van het militaire en autocratische gezag in Pruissen en Oos
tenrijk en voor de uitspattingen der dolle Duitsohe opgewon
denheid. Toch is het juist dit wat men vóór eenige weken het,
meeste vreesde. .Th' Mr. van Nispen tot Pannerden sclir ef
in een //voorwoord" van een brochure waarin onder den
titel //De Fransche staatkunde" de groote Europesche kwes-
tiën ook in betrekking tot Nederland worden behandeld
en die nog in dit jaar 1864 is versohenen, gewagende van
de moeijelijkhedenwaarmede de Fransche Keizer in zijn
binnenlandsche staatkunde heeft te worstelen: //De Keizer
voert gaarne krijg niet alleen omdat er de aandacht van
het binnenlandscli bestuur door afgeleid, maar ook omdat cr
gelegenheid door gegeven wordtom de gehechtheid van
het ïe°*er door bevordering en belooniug te bevestigen. Miar
hij verlangt zich niet aan eene nederlaag bloot te stellen
en moet daarom de kansen met veel zorg berekenen. Het
schijnt dat hij geen bondgenooten heeft kunnen vinden om
den strijd voor Polen t.e wagen. N:ar mijne innige en wel
gevestigde overtuiging doet het aan zijn troon zeer aanmerkelijke
schade. Minachtend heeft men gewezen op de magteloosheid
der Ju lij-dynastiedie voor Polen niet anders dau vrome
wensehen kon uiten. Louis Napoleon heeft niets meer gedaan.
Men gevoelt, dat heter toe moest bijdragen, om zijn prestige
in de oogen des volks te doen dalen. De K-izer dorst naar
eene gelegenheid om liet verloren gezag te herwinnen. Gretig
zal hij elke gelegenheid aangrijpen, die liet, geschil tusschen
Denemarken en Duitschland mogt bieden, om met goed
n-evolg tusschen beide te komen. Zoo geen bondgenoot,
schijnt de Brit, hier althans geen tegenstander te zullen
wezen. Het is te betreuren dat der Germanen zinnelooze
drift dezen twistappel heeft opgeworpen."
Is dit ook niet onze eigene beschouwing van eenige weken
geleden? Was toen ook onze vrees niet, dat het Deensch-
Duitsche geschil tot een algemeenen oorlog zou leiden en
Frankrijkin overeenstemming handelende met Engeland
gelegenheid zou vinden tot, een krijg aan den Kiju Wat
wij vreesden is niet geschied. Frankrijk toont zich in t
minst niet oorlogzuchtig" en schijnt ten eenen male ongenegen
om tusschen beide te komen. Moeten wij daarom al het
verledene vergeten vergetendat er ooit een leer der
natuurlijke grenzen is verkondigd, verget en dat cr een Keizer
Napoleon te Parijs op den troon zit. alleen omdat hij voor
het oofenblik niets van zich doet hooreu Dat ware al te
onvoorzigtigdat, ware een al te onbedacht prijsgeven van
de eenige sterkte tegen een overweldiger, het wantrouwen.
Kreeten van verontwaardiging rijzen er op tegen het zelf
zuchtige trouwelooze Albion dat tractaten onderteekent tot
waarbor" van Denemarkens grondgebieddat vermaant en
berisptwaarschuwt en bedreigt, doch niet kan besluiten
om van woorden tot daden over te gaan. Ook. wij betreuren
dien toestand; wij betreuren den overmoed van Duitschland,
het geweld van Pruissen en Oostenrijken het prijsgeven
van het kleine Denemarken door het geheele Europa der
negentiende eeuw; maar wij moeten toch vragen: is Engeland
van dit alles de schuld Kan Engeland wel anders handelen
Wij kunnen ons niet voorstellen, dat Engeland hier han
delend optrad, terwijl Frankrijk alles lijdelijk aanzag. Zoo
iets is ondenkbaar. Frankrijks eer gedoogt niet, een zoo
ofcwigt,io'e zaak aan Engeland alleen over te laten het zou
onmogelijk het zwaard in de schede kunnen laten rusten.
Engeland zou er zich dus op moeten voorbereiden om bet, in
dien strijd tegenover zich, of aan zijne zijde te zien. Het
kan geen oorlog willen met Oostenrijk. Pruissen en Frankrijk,
al had het geheel het overig Europa aan zijne zijde; die
oorlov zou een gruwel van verwoesting wezen. Het moet
tevens verhoeden, dat Frankrijk in oorlog komt tegen eenigen
Dnitschen staat, aan den Rijn. Daarom kunnen wij begrijpen,
dat het voorstellen doet tot conferentiën en onderhandelingen,
en Frankrijk tot die voorstellen tracht over te halen maar
wij kunnen ons niet voorstellen, dat, het aan Frankrijk zou
kunnen voorslaan om gezamelijk gewapenderhand tusschen
heide te komen. Frankrijks houding blijft raadselachtig en
geheimzinnig; voldoende reden voor Engeland om niet on
voorzigtig een algemeenen oorlog uit te lokken.
Het is droevig te zien, hoe Denemarken wordt prijsgegeven
aan Dnitschen overmoed, aan de geheime plannen van Pruissen
en Oostenrijk maar liet is pligt zich de vraag te stellen
of wij niet moeten erkennen al is 't een -pijnlijke erken
tenis dat de tegenwoordige toestand van Europa en het
regtmatig mistrouwen van veler bedoelingen niet verbieden
hulp te verleenen.
Het kan bijna niet anders, of de tweespalt in Duitschland
moet steeds grooter worden. De naijver tusschen de beide
groote mogendheden en de Würzburger conferentie moet
wassen, ook door den afval van Hannover en Hessen-Darm-
stadtdie zich althans volgens sommige berigtenhij Oos
tenrijk en Pruissen hebben gevoegd ook door het voorstel
dier beide staten in de Bonds vergadering om de Bouds-
exeeutie in Holst,ein op hen over te dragenal is ook dit
voorstel met 10 tegen 6 stemmen verworpen. Deze beide,
feiten de geheele houding van Pruissen en Oostenrijk vooral
ook tegenover den Prins van Augustenburgdie niet op hunne
ondersteuning schijnt te kunnen rekenen, alle3 loopt, zamen
om het wantrouwen der opgewonden Germanen en der Würz-
burger conferentie te versterken. Welligt is die tweedragt
spoedig in staat om de magt van Duitschland of van Pruis
sen en Oostenrijk tegen Denemarken te vernietigenwelligt
rijst er in Duitschland zelf een geschil op, oneindig belang
rijker dan het Sleeswjjk-Holsteinsciie, waarhij de Dnitscliers zui
len gedwongen worden hun overmoed te beteugelen, en de oogen,
thans zoo vermetel als begeerig op de landen huiten hunne
grenzen geslagen met schaamte terug te wenden op hun
eigen ellendigen inwendigen toestand. Misschien zal dan liet
Sleeswijk-Holsteinsche vraagstuk van luttel belang worden
geacht en bij liet bedaren der hartstogten en de genezing
der verblinding gemakkelijk opgelost kunnen wórden. Mis
schien zal m»n dan nog eenmaal Engeland kunnen danken
omdat het zijn metalen monden het zwijgen bleef opleggen
en Europa voor nog grooter ellende dan de tegenwoordige
oorlog, hoe rampzalig ook, bewaarde. Misschien!
ÜLKEIMWUH-HOUTEIIN»CH IC ft WKSTI F..
Volgens eene depêche van den deenschen minister Quade
aan de deensclie vertegenwoordigers in het buitenland d.d.
12 Febr., is de ontruiming der Dannevirke om rédenen van
zuiver strategischen aard geschied.
De gen!, de Mcza is niettemin in zijn opperbevel vervangen
door den geul. Gerlach den bevelhebber der eerste divisie. Het
is hem wel weder aangebodenmaar hij maakte de aanvaar
ding afhankelijk van de aftreding van den minister van oorlog.
Ten aanzien der bezetting van Koldiug in Jutland, dat
door den bevelhebber in staat van verdediging is gebragt
meenen deskundigen, dat de maarschalk Wrungel zich van
dat, punt meester moest makenom zijn linkerflank tegen
een aanval der in Fredericia gelegerde Denen te beschermen;
amjeren oordeelen dat Holding bezet is als equivalent voor
het. tot, Sleeswijk hehooreude en nog niet vermeesterde eiland
Alsen, De pruissisclie regering eindelijk verklaart, dat
er geen bevel ter bezetting gegeven is, maar dat men, nu
de stad eenmaal bezet ishaar als maatregel van veiligheid
zal hehouden.
De Denen hebben zich op Femern en in de Femernsund
ten opzigte van Holstein van eene soortgelijke positie ver
zekerd als Alsen en de Alsund hun ten opzigte van Slees
wijk verschaft.
De R,ijksraad heeft nagenoeg eenparig besloten een adres
tot den Koning te rigten waarin Z. M. wordt aangespoord
om niet te gedoogen dat de monarchie verzwakt worde, door
het opgeven der vereeniging met Sleeswijkmaar den krijg,
tot behoud daarvan met allen nadruk vdort.tezet.ten.
Men wil dat de te Würzburg vertegenwoordigd geweest
ziinde statenop het voorstel van Oostenrijk en Pruissen
om ook in de militaire bezetting en het burgerlijk bestuur
van Holstein te voorzien geantwoord hebben met, een tegen
voorstel, om de Bondstroepea ook in Sleeswijk te doen age
ren en om de Bonds commissarissen in Holstein ook aan
de voorloopige regering van Sleeswijk te doen deelnemen.
Werkelijk heeft de Bondsvergadering den 3 Maart het, voor
stel der 2 mogendhedenom de Bouds-executie in Holstein
overtenemènmet 10 tegen 6 st. verworpen.
De Hannoversche Kamer heeft eene motie, om de regt-
matigheid det vorderingen van den erfprins v. Augustenburg
ten aanzien van Sleeswijk-Holstein door de vergadering te
doen erkennen, met alg. st. aangenomen. Slechts3 aanwe
zige ministers verklaarden zich cr tegen en een hur.ner
merkte aan, dat de Kamer door zoodanig besluit hare be
voegdheid te buiten ging.
Den 20 Febr. ontving die pretendent, in het stationsge
bouw te Kiel eene bezending van 1500 Sleeswijkers, welke
hem een huldigings-adres kwam aanbieden geteekend door
700 notabele personen, ieder door 400 ingezetenen zijner
woonplaats gekozen. De deputatie verklaarde hem als haar
eenigen Vorst te begroeten en ging. na bekomen antwoord,
onder den kreet van //leve hertog Frederik VILI!" uiteen.
2 Dagen later verleende de Keizer van Oostenrijk gehoor
aan eene deputatie van sleeswijksche notabelen en verzekerde
aan deze, dat de toestand der hertogdommen duurzaam ge
regeld zoude worden. Z. M. liet zich echter niet uit op
welke wijze, terwijl ook de Koning van Pruissen, bij de
aanbieding van een adres ten gunste van Sleeswijk en Hol
steindoor 66 evangelische geestelijken te Berlijn, zijne
ingenomenheid met de zaak der hertogdommen te kennen gaf,
maar geen woord repte van den prins v. Augustenburg. Hier
mede stemt, overeen de verklaring van de zijde der pruissische
regeringdat er ten aanzien der kwestie volkomen overeenstem
ming tusschen Pruissen en Oostenrijk bestaat. De Keizer heeft
bovendien aan den genl. v. ilanteuffel zijne instemming met
de pruissische staatkunde en zijne blijdschap over de herstelde
vriendschapsbetrekkingen tusschen de beide Hoven betuigd.
De overlegging van bescheiden aangaande de kwestie bij
het engelsche" Parlement heelt, weder eenig licht verspreid
over de" plannen van Pruissen. Op 10 Deo. namelijk verklaarde
de minister v. Bismarck aan lord Wodehoutelot afwending
van den krijg door hot, britsclie gouvernement naar Berlijn
gezonden, dat indien Koning Christiaan niet vóór 1». Jan.
de November-constitutie in Sleeswijk buiten werking stelde,
Duitschland zich door geen enkel tractaat gebonden zou re
kenen. De deensclie Vorst moest zich door een staatsgreep
van zijne ministers onjslaan, want Duitschland zou nimmer
met Denemarken op een goeden voet verkeerenzoo lang its